Zondag 19 Uoveraber 1899. Boerenbloed. 4:3ste Jaargang ITo. 3470. tweede i1lad. Pennesteekjes van M. A. G. Nus. feuilleton. 'vsJSTta Binnenlandsch Nieuws. Als U de pen tol ste ken dringt,zoo steek 't Vergaan van de wereld. Er Hebt mich. MesrecL. Vrouwen met een broek aan. Mevrouw de bedelares en mevrouw de ba ronett Ltly en Roosje ...De dappe- re ttngelsche telegrafisten. Extra Tijding en een Engelsche kabel. De onversaagde Lady Smith.MetWilhelm over hel uitstapje naar Victoria. Groot worden en klein worden. Schooltuinen en schoolbakke- rijen. Geen crediet tever- leenen s. v. p. Zouden er deze week veel menschen in de benauwdheid hebben gezeten om den feestelijk aangekondigden ondergang van de wereld? 't Is zoo beslist verteld, alle kranten hebben er vol van gestaan met details erbij. IJverige verslaggevers heb ben zich beangst afgemsgd, hoe ze 't best eeu berichtje van 's werelds vergaan in hun krant zouden hebben Roosje ze wil 't niet weten, maar ik sta er voor in Roosje heeft twee dagen lang de knoopen van haar japon geteld we vergaanwe vergaan niet, zoo als ze vóór dezeb, als Gretchen in Faast, aftelde „er liebt mich, er liebt mich nicht." En zooals ze toen trouw „er liebt mich" kreeg wat nooit uitgekomen is kreeg ze nu „we vergaan.* Dat stelde haar gerust, ofschoon ik er een stil plezier in had, haar op allerlei feiten te wijzen die beduiden moeten dat liet met de wereld op haar eind loopt. Bijvoorbeeld: de strijd der vrouwen om gelijkheid met den man en om kiesrecht (de zetter gelieve ditmaal geen kiesrecht te zetten)de vrouwententoonstelling in Den Haagde val van het amendement Kuyper bij de omgevalLenwet de strijd t gen een zóó voortreffelijke wet als die van leerplicht; de mislukte vredesconfe rentie; een socialistisch minister in Frank rijk de Zuid-Afrikaansche)oorlog, enzoo- voort. Als de wereld nu niet vergaat, in deze booze tijden, vergaat ze nooitheb ik plagerig tegen Roosje gezegd, na deze feiten te hebben vermeld, waarop Roosje stillekens nog eens hare knoopen telde en op „we vergaan* stuitte. Geen noodzei ze dan. De lezer ziet, dat Roosje niet bijgeloovig is. En Nus is het evenmin. Hij heeft kalmpjes uit zitten kijken naar de ver wachte komeet, en toen die niet kwam, is ie rustigjes naar zijn slaapkamer gegaan. Maar vóór Nua in bed stapte, werd er heftig ain de bel getrokken. Verschrikt stormde hij de slaapkamer uit, naar beneden, wair Roosje bibberend bij de theetafel stond. Wat kan dat wezen? vroeg Nus. Ben boodschap van meneer Berman aan zijn onderdanen van Schagen, dat de 33. Teil antwoordde niet dadelijk op die ont boezeming van zgn vriend Völker - zp step ten e n poosje nadenkend naast elkander voort; eindelijk seide Teil: ,H Is mogelyk, du; ge gelijk hebt, maar het ia een dwaas heid iels te begeeren, wat het dan ook moge '®De schilder staat verwonderd stil; dan zegt hg vroolijk; „Je wilt je toch niet hvend b 'gravèn, Teil P Luister eens, mgn jongen wie een boer wil zijn, een 6 te boor, ui lou'er trots en zucht naar onafhankelijkheid, die p.st niet bg het narrendom dat sicb geheel van elk gezellig verkeer afsluit Noom het geen dwaasheid, dat ik me afzonder! Bestaat er iets beters, dan niets voor t iohzelf te bcgeeren en zieh geheel ie geven aan «yn werkkring en sijn plicht P Dat «iin drommels mooie woorden Lieg" phrssen ja! Er «yn dingen, diemen, wannier men ze maar heeft loeren kennen, "oh niet meer ontzegt. Kent gghet versje Eu toch, hoeveol ge lyat, Altijd tooh is er troost In de hoerlgke, eeuwige liefde Je moet een vrouw ncmam «j d te boer wil sgn, msg nu» bl!,',E?'dat raadt gy mg, gij dio zeil een ver stokt vrjjgosel zyt P" Ik ben kunstenaarik deug voor het hnwelgk; mgn hart ie te groot en heeft voor te velen ruimte. Maar gg, waa." achtig, je schynt me voor het huwelijk gekniptik ben overtuigd, dat je een uitstekend eohtgenoot soudt sgn. Overweeg dat eer g." Oo d", antwoordde Teil sohnrtseno en in lengen tgd speelt er voor de eerste maal wtder een glimlach om sijn Jippen. „ik wil komeet in aantocht is, raadde Roosje, Ik ging twijfelend n&ar de buitendeur. Het was de post geweest er lag een circu laire in de bus. Wat is 't duisterde Roosje, die rae stil gevolgd was en me bij de lantaren in de gang lezende vond. Is 't zóó? 't Is nog erger, Roosje, zei ik. Ver bleek geruatelij kDit is een besliste aan kondiging van het vergaan van de wereld. Dit is een circulaire van een vrouwen comité in Den Haag, waarbij mejuffrouw Roosje Nus wordt uitgenoodigd toe te treden tot de vereeniging, die alle vrouwen- me— vrouw wil noemen, inevronw de bede lares evengoed als mevrouw de barones 1 Wie getrouwd is mevrouwt 1 En verder wil deze vereenigiug de vrouwenkleeding verbeteren. Hoe vin-je 't, Roos Spot niet, zei Roosje ernstig. Maar m'n hemeltje kindlief, zei ik. Daar hebben al zooveel vrouwen de broek an, moet nu de broek de uniformkleediug voor de vrouw worden. Onze kleeding is onpractisch en leelijk, verklaarde Roosje. Is dan een broek met een gekleede jas en een hoogen hoed mooier Beter in elk geval dan al die rok ken zei Roosje. Maar voel je dan niet dat de mannen- kleeding de vrouw vernedert Zal zij niet voortaan de „afleggertjes" van den man te dragen hebben Of omgekeerd zei Roosje viuüig. Ook dat is mogelijk. Maar als de man nu waarachtig nog den ouwen boel van de vrouw aan zijn body te steken heeft, is het heclemaal mis. Daar verzet ik me tegen. Ik wil niet dat je toetreedt. En toch doe 'k 't misschien. Roos, ma&k me niet boos. Stel je niet aan de spotternij van Staalman bloot 1 Staalman I riep Roosje, woedend, praat me niet van hem. Men wete, dat deze geestig-smarkvolle man vertelde in zijn blad, dat Dr. Kuyper minister Lsly met permissie op het stilletje had gezet en dat Roosje er eens naar moest gaan kijken. Al is 't een beetje goor, ik heb er geducht om gelachen. Ik vond de idee wel moppig Roosje en mi nister Lely Maar Roos was woedend. Ik zal maar niet herhalen, wit zij naar den IIelder8chen kant uitriep. Als je over Staalman begint, ben ik voor geen reden vatbaar. Dan ga ik dade lijk in die vereeniging. Kom, kom, Roos, slaap er nog maar eens op. Welterusten mevrouw Wel te rusten meneer 1 Zóó, deftig, gingen we ter ruste, op den avocd van der aarde vergaan. „Wat is er nieuws van den oorlog P* De groote vraag van den dag. Eu daarop is maar één antwoord zoo lang de Engelschen htt telegraafkantoor in Kaapstad bezitten, overwinnen zij ge regeld de Boeren. Zoolang de kabel hun eigendom is, schieten de Boeren met hun kanonnen niet dan honden en ijzeren potten dood. 't Is ermee al» met mijn vriend Staal- maD. Zoolang hij zijn „Extra T ij d i n g* heeft en zijn kornuiten Jaap en Tijg, is hij een groot man en esn reuzig politicus. Extra Tijding en een Engelsche tele graafkabel zijq in deze degen zusje en broertje. Of de Engelschen klop hebben gehad 't z»l wel zoo weztn de telegraafkabel zwijgt er over en zingt met wanklinkende stem zegeliederen. Ik kan er zoo slecbt iets van gelooven. We zullen in Godsnaam wachten moeten met zekere berichten tot de Engelschen uit Kaapstad verdreven zijn. Dan hebben de Boeren den telegraafkabel en dan is er eenige waarheid te wrehten. Intusschen, Lady Smith moge ingenomen zijn, zij heeft het in elk geval eeD poosje uitgehouden. En dat tegen zooveel gretige BoereD, 't is waarachtig geen kleinigheid 1 Menige lady zou 't niet zoolang volhouden. Zoo'n lady hoort op de aanstaande vrou wen-tentoonstelling. Duitschland. Minister Borgesius schijnt daar oijster vóó\ Als hij leerplicht heeft, begint hij stellig aan schooltuinen. Maar ik zou hem willen vmgen,of sehoolbakkerijen en school-kleedermakerijen niet van meer be lang voor de arme jeugd zijo dan schooltuinen. Wat heeft een hongerig, slecbt gekleed kind in een tuin te doen. Nuttig O, maar 't zou zoo leerzaam wezen, arme kinderen te leeren,hoe brood gebakken wordt en jasjes genaaid worden. Even nuttig bijna als lezen en schrijven. Ze weten van die dingen soms heelemaal niets. Toe, m'n beste vriend Goeman, wees een goê man, zet die tuinen nog maar uit je hoofd en denk eerst eens om bak ken en kleeren er eens over nadenken, ofsohoon je niet best bent te vertrouwen; men weat nooit, of je het in ernst meent, of or den draak mede steekt.* Hg bleef staan en bood zgn vriend de hand tot afscheid „HLr maak ik rechtsom keert 't Ga je goed, Volker En kom spoe dig eans terug, maar zonder die anderen." „Dag, Teil 1 Je zul» het geheale gezelschap nog wel om de lafel vereenigd vinden." „Dat zal ik niet, want ik ga ze bepaald uit den weg." Teil nam afsoheid van den professor,verliet den straatweg en volgde een voetpad, dat met een kleinen omweg langs het meer naar Doben terugleidde. Toen hy aohter een bosschage struiken langs den oever voortstapte, hoorde h0 mensobeiyke stemmen vanaf den waterkant. Hü bleef staan en keek van aohter de strui ken naar bet meer. Dicht voor hem gleed een boot over het water mot Ellen von Brank, haar broeder en mijohear von Tollen; de beide heeren rustten juist uit van bet roe,f»j ook Ellen, die in den stuurstoel zat, bad den halfverborgen Teil ontdek» en dadelqk herkend en riep hem vroolgk toe„Kyh duarl de Justitieraad I Wat voer jy) daar oit P Zoekt ge kruiden in den manesohyn, o! zoekt ge soms dauwwormen om te gaan vissohon P* Daar Teil zich herkend ziet, treedt hy Ie voorschgn en neemt groetend den hoed a Ik zocht kruiden noeh wormen, mgn heer von Tollen, maar keek naar het ween „En wat verkondigt de hemel vraag T° Het lijkt me toe, dat we storm krijgen/ 1" ri i. b»g.«ti.g h..ad"° Ik heb naar Berlijn, naar keizer Wil helm geseind„Beste heer keizer, gaat u heusch naar Engeland Hoe rijmt zich dat nu met nw telegram van 1896, toen u Kruger gelnkwenschte met zijn over winning op Jameson P" De guede majesteit seinde me eigenhandig terug„Politiek, beste Nns, da's politiek. Maar ik neem m'n vrouw en m'n kindertjes meê, om de wereld te laten zien, dat het een eenvoudig bezoek aan grootmoeder is.* „Heel goed, majesteit", seinde ik terug, „maar moet u nu juist uw grootmoeder bezoeken, terwijl zij ruzie heeft met uw vrienden de Boeren „Ja, Nusje" was 't antwoord. „Ze heeft me tweemalen gevraagd, ik kon nu niet weigeren.* „Juist nu ging dat, Sire,* seinde ik toen weer. „U hsdt bijvoorbeeld kunnea zeggen dat U opoe in haar droefheid om al haar doodgeschoten onderdaantjes niet storen wilde." „Dat heb ik gedaan en toen heeft ze me geantwooid dat ze zoo'n Doitschen troost noodig had.* „Kunt U dan niet zeggen, dat de kei zerin zoo'n kiespijn had, of een prinsesje de mazeleD, of zoo iets?" „Neen, Nus, dat zijn burgermans-idóeën. Ik ben Keizer, ik weet beter. En dan Samos, Samoa „Ga niet, Sire, U stelt de heele wereld teleur.* Ik heb geen antwoord meer gekregen. Eu keizer Wilhelm bezoekt zgn groot moeder. We zullen afwachten. Maar het komt mij voor, dat geen honderd Samoa's, al de Engelsche bezittingen samen nog niet, het treurig feit kunnen goedmaken, dat de keizer door zijn bezoek aan de vyanden der Boeren zijn telegram van 1896 eenvoudig uitwischt. O, die politiek, die politiek Hoe maakt ze groote menschen inderdaad klein 1 En kleiue menschen schijnbaar groot, adres. (in te vullen door ieder naar zijn beste overtuiging). In de Staatscourant van 1 November las ik een verslagja over Schooltuinen in Men waarschuwt me, dat er in Edain een meneer rondloopt, die zich voor m'n broer uitgeeft. Nus heeft geen broer, Nus heeft maar één broer gehad, Nus is nu eenige zoon. Hij is mitsdien genoodzaakt dringend te waarschuwen, aan het Edam- sche individu geen crediet te verleenen, zullende door hem geen betaling geschieden. Ik heb geen ge-broer van noode. Ik heb een broertje dood aan leugen en flauwe imitatie en bedrog. Eu nu ben ik eenig kind. Vier—en-zestig jaar, gedoopt, gevac cineerd, kiezer en belastingbetalend. Met den bedrieger, die mija mooien naam misbruikt, zal ik me verder niet meer bemoeien dan door bemiddeling van een veldwachter als 't noodig is. M. A. G. NES. niet verbreken. Walter von Brank, die ai» Heidel berg is teruggekeerd en na in het vaderhuis woont als aanstaand ma joraatserfgenaara,zwijgt eveneens; maar als Tollen nog iets aan Teil wil vragen, zegt hij halfluid tegen hem, dat het tyd wordt naar hnis te gaan. De heeren in de boot groe'en de ritmees ter door een harteljjk woord en met vrien delijke handbeweging, Walter von Braok met een slordigen greep naar zijn matsdan laten ze de riemen weer in 't water en stuwen het lichte vaarlnig voort. Teil zet met verschillende gedoohten zgn weg naar hnis voort, hg ziet dat de boot even verder laodt en de beido beeren de mooie Ellen helpen aitstappeu. Waarom heeft Ellen betn alleen toegeknikt P Waarom hem geen vriendelijk woord tot begroeting gpgand O, bij weet het heel goed waarom bij is in het Nieuwe Paleis soo onbeleefd en grof tegen haar geweest. Maar had zg hem dat dan nie' moeten vergeven P Ea hoe stijf e° bijna beleedigend is de broeder van Ellen weer togen hem geweest. Zou die hoog moedige jonker soms in bom den bewonderaar van zgn zaaier zien P Ha, ha, hahet zon e n mooi keudwaterbad voor dien snaak zyn, als hij bemerkte, dat de bianwoogige freule een boer zonder adelbrieven de band zon willen reikenMaar wat sgn da' na voor dolle en dwaze gedachten P Dg beeft immers alle broggen, die hem met Giesdorf verbonden, afgebrokenbet water, dat tnssehen hem en Ellen stroomt, is te diep en over diepe wa teren komeD, zooals da ballade zegt, zelfs geen koningskinderen tot elkaar. Zuobteud draait Teil bet meer den rog toe en gaat op hnis af, waar intusseben de rest der gasten zgn vertrokken. HOOFDSTUK XIX. „Het hart zon je breken, wanneer men bedenkt, dat de kroonprins er zgn leven voor heeft opgeofferd, door uit het zonnige Zuiden nsar ons moordend klimaat te komen om den scepter van sgn vader over te nemon." Teil zeide dit tot dominó Sammler, die ui» Breditz overgekomen was, om den kluize naar von Doben, zooala hg Teil lachend Te ALKMAAR zal het vol gende marktgeld geheven wordan met 1 Januari a. s.voor een koe, vaars, stier, os, pink, hokkeling, kalf, paard, veulen, ezel of vet varken f 0.10een schaap of mager varken f 0.05 een volwassen geit, bok, nuchter kalf, lam of big f 0.026 ean jonge geit of bok f 0.01. Alle runderen, paarden en veulens, vier dagen voor de groote markten of op den marktdag zelven ingevoerd, worden geacht voor de markt bestemd en alzoo aan de belasting onderworpen te zijn, tenzij de bedoelde dieren dadelijk na den invoer weder worden uitgevoerd. A mat, A Cappella Koor. Naar aanleiding van een bericht, dat dezer dagen iu de Aruh. Ct. voorkwam, schrijft de heer Messchaert o. m. het volgende in dat blad Ik ben zoo vrij te verklaren, dat ik als directeur van bet „Amst. A Cap. Koor" bedankt heb, omdat het, na rykelijke voorbereiding (ik geloof 30 repetitiën) en na voldoenden proeftijd (meer dan 17 con certen) niet aan de eischen heeft kunnen beantwoorden, die ik mijzelf gesteld heb, en die onze kunst het recht heeft te ver wachten. Pogingen om een der hoofdgebreken te verbeteren, waren vruchteloos. De verhouding tusschen mij en de leden van het koor is tot de laatste seconde voortreffelijk geweest en eerst toen ik be dankt had en niet meer in hun midden was, schijnt de stemming „minder roos kleurig* geworden te zijo. Vóór dat ik bedankte, waren de leden zelf van meening, dat er zeer veel haperde. De verslageu in de couranten hadden, be houdens enkele uitzouderiugen, heel wat aanmerkingen te maken eu thaus, nu ik weiger om naar het buitenland te trekken met een koor, dat oiet aan zijn eigen eischen en niet aan de mijne en dus zeker ook wel niet aau de eischen van de eerste kuustinrichtingen vat» het buitenland kan voldoen, thans noemt men dat „phrasen* zonder te zeggen wat dan w e 1 de reden is. De Gemeenteraad van ENKHUIZEN heeft besloten zich tot de Regeering te wenden met het verzoek, aan de gemeente, ten behoeve van den bouw eener nieuwe Hoogere Burgerschool, gedu- uende 22 jaar een verhoogd subsidie te verleenen van f 2000 per jaar ter tegemoet koming in de kosten van rente eu aflossing welke geraamd zijn op f 2500 de gemeente zal dan de overblijvende f 500 voor hare rekening nemen. Naar men mededeelt za' binnenkort door een onzer spoorweg maatschappijen de proef genomen wordeu met een nieuw systeem van koppeling der spoorwegwagens, dat bestemd is om onge lukken, die thans meermalen bij het kop pelen en ontkoppelen gebeuren,te voorkomen. Een misdaad? Woensdagmorgen is bij laag water in de Oude Haven te Rotterdam gevonden het lijk van een onbekend man en, daar naast liggende, dat van een onbekende vrouw met gekloofd hoofdde eene helft van het hoofd was geheel afwezig. Omtrent het onweer van Zaterdagavond zoo schrijft men aan de „N. Groninger Ct." valt nog het een en ander te zeggen, dat ongetwijfeld in hooge mate de aandacht der weerkundigen zal trekken. Nadat het reeds den geheelen middag zoo af en toe, o.a. boven EELDE, IDE, TINARLOO, PEIZE, RODEN enz., had gedonderd, kwam tegen den avond als eensklaps de bui, vergezeld van een hevigen wind, met geweld opzetten. In den dampkring heerschte naar alle rich tingen een sterke electrische spanning, want zonder ophouden schoten de bliksemflitsen door de lucht en gaven een tooverachtig effect tusschen de takken der ontbladerde boomen. Eensklaps werd hier en daar een eigenaardig riekende witte damp waarge nomen van groote uitgestrektheid. In hoe verre deze damp verstikkende eigenschap gen had, valt moeilijk te zeggen maar een feit is het, dat in de velden van Tinarloo, Roden, Peize, de Leek en hoogstwaarschijn lijk nog in andere aangrenzende streken, een aantal wilds ganzen, eenden en kieviten dood op het land zijn gevonden, o. a. in Peize als 't ware op een hoopje van zes stuks. Aan te nemen, dat deze vogels door het hemelvuur zijn getroffen, nu ze over eene zoo groote uitgestrektheid werden aangetroffen, gaat niet wel aan maar wat dan ook de oorzaak mag zijn, het feit is hoogst merkwaardig en verdient ongetwij- nosmde, tot een wandeling over te halen. „O, ge weet niet, hoe lief ik den kroon prins heb," ging Teil voort, „ge weet niet, wat ik in hem bezit, wat ik in hem vrees te verliezen. Hij is de ster, waartoe ik vol hoop in het donker van mgn leven opzie, en deze ster is aan 't verbleeken Toen ik hem de laatste maal mocht ontmoeten, het wad in Berlijn Onder de Linden, ik had juist mgn afscheidsbezoeken afgelegd en was van plan den volgenden dag naar Doben te gaan toen sprak hy mg uit eigen beweging aan.. „Ik moet u nog mijn compliment maken," seide hg, ray de haud gevend, „dat ge door nw helderen blik en uitstekend optreden mgn vriend van Brank een deel van sgn vermogen hebt teruggegeven." „Dit hebben da politie en hot gerecht gedaan, Hoogheid," antwoordde ik. „Verklein nu niet je eigen verdiensten",1 viel hg mg vriendelgk in de rede, „gg zyt degene geweest, die den sleutel tot al da geheimen hebt gevonden zonder nw scherp-1 zinnigheid zouden de anderen nooit het spoor gevonden hebben. Ik heb tot mgn groot leedwezen vernomen, dat een der misdadigers uw stiefbroer was. Wat moet ge bij date ontdekking hebben geledendo ellen dige hoelt zich Vigwillig van kant gemaakt. Hg heeft toch nog te veel eergevoel gehad, om met dien smaad belast langer voort to levendat zal toch nog een troost voor je zyn. Ik hoop, dat je optreden spoedig tof promotie aanleiding msg geven en dat go daarin een drijfveer moogt zien om steeds voort te gaan zcoals ge tot dusverre hebt ge daan, en dan vindt ge in de beoefening van nw plicht troost voor het onaangename, dat het leven ook aan a brengt." ,,Zoo sprak hg ag toe en het deed me zoo goed, soo oneindig goed, dat hg mgn ware gevoelens zoo naar weerde wist te schatten. „Ik denk u, Hoogheid, voor nw goede gevoelens voor mg, maar op bevordering reken ik niet meer, daar ik mg uit den staatsdienst heb teruggetrokken; ik ga boer wordeu." Hg sloeg verwonderd de beide handen in elkaar, boog het boveniyf wat achterover en zag mg ernstig aan„Zgt ge een man van geld P Wilt ge een riddergoed koopen P* ^Ik wil, sooals ijo gezegd heb een boer worden." „En waarom wilt ge den staatsdienst verlaten f" „Omdat, om dat ik aarzelde een oogenblik, doch spoedig daarop ging ik voort: „omdat ik voor beambte niet meer deng, omdat mijn bloedverwantschap met een misdadiger en zelfmoordenaar, al is het niet in de oogen van mgn meerderen, dan toch in de oogen der maatseheppg, mg met een smet beiast, die door geen enkel reinigingsbad kan wordea afgewaseohen." De kroonprins sohadde levendig bet hoofd en bad een diepen rimpel tusschen de oogen. „Ge stelt uw eer en goeden naam toch niet afhankelyk van de daden van anderen P Ik eeg o, mijnheer, dat ge geen reden hebt,don staatsdienst fe verlaten, denk daar nog eens o ver na Doe geen overhaaste daden „Ik heb er ernstig over nagedacht en den beslissenden stap reeds ge daan ik neb reeds mgn afsoheid gekre gen." „Dat doet me leed", riep bg spgtig nit. „Da staat kan znlke ambtenaren als gg niet missen;men zal daarbuiten echter een goed burger ryker worden nn ge den staatsdienst hebt verlateD, verheugt bet me toeb, dat ge tenminste het meest vrije beroep hebt ge kozen, dat er bestaat; ge moot de eerlyke gevoelens, die er onder onse boeren heer- schan, helpen hoog honden.? „Voor det laatste woord, dominó, ben ik hom ook zoo dankbaar geweest. Hg erken de den adel en hoogheid ook van het nede rigste beroep, op hem was stand nooh rang van invloed. En nu zal die man roede soo spoadig geroepen worden, om deze aarde te verlaten." „Men mag eioh door zgn smart niet laten overmannen," seide de dominó. „Ik deel nw vereering voor onzen prins, maar ik weet mg in het onvermgdelijke te sobikken." Daar men langzamerhand Breditz gena- I derd wss, nam Teil van den dominó afscheid en wandelde alleen huiswaarts, nog naden kende over bet gevoerde gesprek. Da hoefslag van oen galoppesrend paard stoorde Teil in aijn overpeinzingen. Hg keek op en bemerkte Walter von Brank, die bom op een vurig paard tegemoet reed. De jonge mgnheer, die blykbaar naar Berlijn was ge dweest, had zieh zeker het paard aan het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 5