Zondag 19 Uoveraber 1899.
Boerenbloed.
4:3ste Jaargang ITo. 3470.
tweede i1lad.
Pennesteekjes van
M. A. G. Nus.
feuilleton.
'vsJSTta
Binnenlandsch Nieuws.
Als U de pen tol ste
ken dringt,zoo steek
't Vergaan van de wereld. Er Hebt mich.
MesrecL. Vrouwen met een broek aan.
Mevrouw de bedelares en mevrouw de ba
ronett Ltly en Roosje ...De dappe-
re ttngelsche telegrafisten. Extra
Tijding en een Engelsche kabel. De
onversaagde Lady Smith.MetWilhelm
over hel uitstapje naar Victoria.
Groot worden en klein worden.
Schooltuinen en schoolbakke-
rijen. Geen crediet tever-
leenen s. v. p.
Zouden er deze week veel menschen in
de benauwdheid hebben gezeten om den
feestelijk aangekondigden ondergang van
de wereld? 't Is zoo beslist verteld, alle
kranten hebben er vol van gestaan met
details erbij. IJverige verslaggevers heb
ben zich beangst afgemsgd, hoe ze 't best
eeu berichtje van 's werelds vergaan in
hun krant zouden hebben
Roosje ze wil 't niet weten, maar
ik sta er voor in Roosje heeft twee
dagen lang de knoopen van haar japon
geteld we vergaanwe vergaan niet, zoo
als ze vóór dezeb, als Gretchen in Faast,
aftelde „er liebt mich, er liebt mich nicht."
En zooals ze toen trouw „er liebt mich"
kreeg wat nooit uitgekomen is kreeg
ze nu „we vergaan.*
Dat stelde haar gerust, ofschoon ik er
een stil plezier in had, haar op allerlei
feiten te wijzen die beduiden moeten dat
liet met de wereld op haar eind loopt.
Bijvoorbeeld: de strijd der vrouwen om
gelijkheid met den man en om kiesrecht
(de zetter gelieve ditmaal geen kiesrecht
te zetten)de vrouwententoonstelling in
Den Haagde val van het amendement
Kuyper bij de omgevalLenwet de strijd
t gen een zóó voortreffelijke wet als die
van leerplicht; de mislukte vredesconfe
rentie; een socialistisch minister in Frank
rijk de Zuid-Afrikaansche)oorlog, enzoo-
voort.
Als de wereld nu niet vergaat, in deze
booze tijden, vergaat ze nooitheb ik
plagerig tegen Roosje gezegd, na deze
feiten te hebben vermeld, waarop Roosje
stillekens nog eens hare knoopen telde en
op „we vergaan* stuitte.
Geen noodzei ze dan.
De lezer ziet, dat Roosje niet bijgeloovig
is. En Nus is het evenmin. Hij heeft
kalmpjes uit zitten kijken naar de ver
wachte komeet, en toen die niet kwam, is
ie rustigjes naar zijn slaapkamer gegaan.
Maar vóór Nua in bed stapte, werd er
heftig ain de bel getrokken. Verschrikt
stormde hij de slaapkamer uit, naar beneden,
wair Roosje bibberend bij de theetafel stond.
Wat kan dat wezen? vroeg Nus.
Ben boodschap van meneer Berman
aan zijn onderdanen van Schagen, dat de
33.
Teil antwoordde niet dadelijk op die ont
boezeming van zgn vriend Völker - zp step
ten e n poosje nadenkend naast elkander
voort; eindelijk seide Teil: ,H Is mogelyk,
du; ge gelijk hebt, maar het ia een dwaas
heid iels te begeeren, wat het dan ook moge
'®De schilder staat verwonderd stil; dan
zegt hg vroolijk; „Je wilt je toch niet hvend
b 'gravèn, Teil P Luister eens, mgn jongen
wie een boer wil zijn, een 6 te boor, ui
lou'er trots en zucht naar onafhankelijkheid,
die p.st niet bg het narrendom dat sicb
geheel van elk gezellig verkeer afsluit
Noom het geen dwaasheid, dat ik me
afzonder! Bestaat er iets beters, dan niets voor
t iohzelf te bcgeeren en zieh geheel ie geven
aan «yn werkkring en sijn plicht P
Dat «iin drommels mooie woorden
Lieg" phrssen ja! Er «yn dingen, diemen,
wannier men ze maar heeft loeren kennen,
"oh niet meer ontzegt. Kent gghet versje
Eu toch, hoeveol ge lyat,
Altijd tooh is er troost
In de hoerlgke, eeuwige liefde
Je moet een vrouw ncmam «j d
te boer wil sgn, msg nu»
bl!,',E?'dat raadt gy mg, gij dio zeil een ver
stokt vrjjgosel zyt P"
Ik ben kunstenaarik deug
voor het hnwelgk; mgn hart ie te groot en
heeft voor te velen ruimte. Maar gg, waa."
achtig, je schynt me voor het huwelijk
gekniptik ben overtuigd, dat je een
uitstekend eohtgenoot soudt sgn. Overweeg
dat eer g."
Oo d", antwoordde Teil sohnrtseno en in
lengen tgd speelt er voor de eerste maal
wtder een glimlach om sijn Jippen. „ik wil
komeet in aantocht is, raadde Roosje,
Ik ging twijfelend n&ar de buitendeur.
Het was de post geweest er lag een circu
laire in de bus.
Wat is 't duisterde Roosje, die rae
stil gevolgd was en me bij de lantaren in
de gang lezende vond. Is 't zóó?
't Is nog erger, Roosje, zei ik. Ver
bleek geruatelij kDit is een besliste aan
kondiging van het vergaan van de wereld.
Dit is een circulaire van een vrouwen
comité in Den Haag, waarbij mejuffrouw
Roosje Nus wordt uitgenoodigd toe te
treden tot de vereeniging, die alle vrouwen-
me— vrouw wil noemen, inevronw de bede
lares evengoed als mevrouw de barones 1
Wie getrouwd is mevrouwt 1 En verder
wil deze vereenigiug de vrouwenkleeding
verbeteren. Hoe vin-je 't, Roos
Spot niet, zei Roosje ernstig.
Maar m'n hemeltje kindlief, zei ik.
Daar hebben al zooveel vrouwen de broek
an, moet nu de broek de uniformkleediug
voor de vrouw worden.
Onze kleeding is onpractisch en leelijk,
verklaarde Roosje.
Is dan een broek met een gekleede
jas en een hoogen hoed mooier
Beter in elk geval dan al die rok
ken zei Roosje.
Maar voel je dan niet dat de mannen-
kleeding de vrouw vernedert Zal zij niet
voortaan de „afleggertjes" van den man
te dragen hebben
Of omgekeerd zei Roosje viuüig.
Ook dat is mogelijk. Maar als de
man nu waarachtig nog den ouwen boel van
de vrouw aan zijn body te steken heeft,
is het heclemaal mis. Daar verzet ik me
tegen. Ik wil niet dat je toetreedt.
En toch doe 'k 't misschien.
Roos, ma&k me niet boos. Stel je
niet aan de spotternij van Staalman bloot 1
Staalman I riep Roosje, woedend,
praat me niet van hem.
Men wete, dat deze geestig-smarkvolle
man vertelde in zijn blad, dat Dr. Kuyper
minister Lsly met permissie op het
stilletje had gezet en dat Roosje er eens
naar moest gaan kijken. Al is 't een beetje
goor, ik heb er geducht om gelachen. Ik
vond de idee wel moppig Roosje en mi
nister Lely Maar Roos was woedend.
Ik zal maar niet herhalen, wit zij naar
den IIelder8chen kant uitriep.
Als je over Staalman begint, ben ik
voor geen reden vatbaar. Dan ga ik dade
lijk in die vereeniging.
Kom, kom, Roos, slaap er nog maar
eens op. Welterusten mevrouw
Wel te rusten meneer 1
Zóó, deftig, gingen we ter ruste, op
den avocd van der aarde vergaan.
„Wat is er nieuws van den oorlog P*
De groote vraag van den dag.
Eu daarop is maar één antwoord zoo
lang de Engelschen htt telegraafkantoor
in Kaapstad bezitten, overwinnen zij ge
regeld de Boeren. Zoolang de kabel hun
eigendom is, schieten de Boeren met hun
kanonnen niet dan honden en ijzeren potten
dood.
't Is ermee al» met mijn vriend Staal-
maD. Zoolang hij zijn „Extra T ij d i n g*
heeft en zijn kornuiten Jaap en Tijg, is hij
een groot man en esn reuzig politicus.
Extra Tijding en een Engelsche tele
graafkabel zijq in deze degen zusje en
broertje.
Of de Engelschen klop hebben gehad
't z»l wel zoo weztn de telegraafkabel
zwijgt er over en zingt met wanklinkende
stem zegeliederen. Ik kan er zoo slecbt
iets van gelooven.
We zullen in Godsnaam wachten moeten
met zekere berichten tot de Engelschen
uit Kaapstad verdreven zijn. Dan hebben
de Boeren den telegraafkabel en dan is er
eenige waarheid te wrehten.
Intusschen, Lady Smith moge ingenomen
zijn, zij heeft het in elk geval eeD poosje
uitgehouden. En dat tegen zooveel gretige
BoereD, 't is waarachtig geen kleinigheid 1
Menige lady zou 't niet zoolang volhouden.
Zoo'n lady hoort op de aanstaande vrou
wen-tentoonstelling.
Duitschland. Minister Borgesius schijnt
daar oijster vóó\ Als hij leerplicht heeft,
begint hij stellig aan schooltuinen. Maar ik
zou hem willen vmgen,of sehoolbakkerijen en
school-kleedermakerijen niet van meer be
lang voor de arme jeugd zijo dan
schooltuinen. Wat heeft een hongerig, slecbt
gekleed kind in een tuin te doen. Nuttig
O, maar 't zou zoo leerzaam wezen, arme
kinderen te leeren,hoe brood gebakken wordt
en jasjes genaaid worden. Even nuttig
bijna als lezen en schrijven. Ze weten
van die dingen soms heelemaal niets.
Toe, m'n beste vriend Goeman, wees
een goê man, zet die tuinen nog maar
uit je hoofd en denk eerst eens om bak
ken en kleeren
er eens over nadenken, ofsohoon je niet best
bent te vertrouwen; men weat nooit, of je
het in ernst meent, of or den draak mede
steekt.*
Hg bleef staan en bood zgn vriend de
hand tot afscheid „HLr maak ik rechtsom
keert 't Ga je goed, Volker En kom spoe
dig eans terug, maar zonder die anderen."
„Dag, Teil 1 Je zul» het geheale gezelschap
nog wel om de lafel vereenigd vinden."
„Dat zal ik niet, want ik ga ze bepaald
uit den weg."
Teil nam afsoheid van den professor,verliet
den straatweg en volgde een voetpad, dat
met een kleinen omweg langs het meer
naar Doben terugleidde.
Toen hy aohter een bosschage struiken
langs den oever voortstapte, hoorde h0
mensobeiyke stemmen vanaf den waterkant.
Hü bleef staan en keek van aohter de strui
ken naar bet meer. Dicht voor hem gleed
een boot over het water mot Ellen von Brank,
haar broeder en mijohear von Tollen; de
beide heeren rustten juist uit van bet roe,f»j
ook Ellen, die in den stuurstoel zat, bad
den halfverborgen Teil ontdek» en dadelqk
herkend en riep hem vroolgk toe„Kyh
duarl de Justitieraad I Wat voer jy) daar
oit P Zoekt ge kruiden in den manesohyn, o!
zoekt ge soms dauwwormen om te gaan
vissohon P*
Daar Teil zich herkend ziet, treedt hy Ie
voorschgn en neemt groetend den hoed a
Ik zocht kruiden noeh wormen, mgn
heer von Tollen, maar keek naar het ween
„En wat verkondigt de hemel vraag
T° Het lijkt me toe, dat we storm krijgen/
1" ri i. b»g.«ti.g h..ad"°
Ik heb naar Berlijn, naar keizer Wil
helm geseind„Beste heer keizer, gaat
u heusch naar Engeland Hoe rijmt zich
dat nu met nw telegram van 1896, toen
u Kruger gelnkwenschte met zijn over
winning op Jameson P" De guede majesteit
seinde me eigenhandig terug„Politiek,
beste Nns, da's politiek. Maar ik neem
m'n vrouw en m'n kindertjes meê, om de
wereld te laten zien, dat het een eenvoudig
bezoek aan grootmoeder is.*
„Heel goed, majesteit", seinde ik terug,
„maar moet u nu juist uw grootmoeder
bezoeken, terwijl zij ruzie heeft met uw
vrienden de Boeren
„Ja, Nusje" was 't antwoord. „Ze heeft
me tweemalen gevraagd, ik kon nu niet
weigeren.*
„Juist nu ging dat, Sire,* seinde ik
toen weer. „U hsdt bijvoorbeeld kunnea
zeggen dat U opoe in haar droefheid om
al haar doodgeschoten onderdaantjes niet
storen wilde."
„Dat heb ik gedaan en toen heeft ze
me geantwooid dat ze zoo'n Doitschen
troost noodig had.*
„Kunt U dan niet zeggen, dat de kei
zerin zoo'n kiespijn had, of een prinsesje
de mazeleD, of zoo iets?"
„Neen, Nus, dat zijn burgermans-idóeën.
Ik ben Keizer, ik weet beter. En dan
Samos, Samoa
„Ga niet, Sire, U stelt de heele wereld
teleur.*
Ik heb geen antwoord meer gekregen.
Eu keizer Wilhelm bezoekt zgn groot
moeder. We zullen afwachten. Maar het
komt mij voor, dat geen honderd Samoa's,
al de Engelsche bezittingen samen nog
niet, het treurig feit kunnen goedmaken,
dat de keizer door zijn bezoek aan de
vyanden der Boeren zijn telegram van
1896 eenvoudig uitwischt.
O, die politiek, die politiek Hoe maakt
ze groote menschen inderdaad klein 1
En kleiue menschen schijnbaar groot, adres.
(in te vullen door ieder naar zijn beste
overtuiging).
In de Staatscourant van 1 November
las ik een verslagja over Schooltuinen in
Men waarschuwt me, dat er in Edain
een meneer rondloopt, die zich voor m'n
broer uitgeeft. Nus heeft geen broer, Nus
heeft maar één broer gehad, Nus is nu
eenige zoon. Hij is mitsdien genoodzaakt
dringend te waarschuwen, aan het Edam-
sche individu geen crediet te verleenen,
zullende door hem geen betaling geschieden.
Ik heb geen ge-broer van noode. Ik
heb een broertje dood aan leugen en flauwe
imitatie en bedrog. Eu nu ben ik eenig
kind. Vier—en-zestig jaar, gedoopt, gevac
cineerd, kiezer en belastingbetalend.
Met den bedrieger, die mija mooien naam
misbruikt, zal ik me verder niet meer
bemoeien dan door bemiddeling van een
veldwachter als 't noodig is.
M. A. G. NES.
niet verbreken.
Walter von Brank, die ai» Heidel berg is
teruggekeerd en na in het vaderhuis woont als
aanstaand ma joraatserfgenaara,zwijgt eveneens;
maar als Tollen nog iets aan Teil wil vragen,
zegt hij halfluid tegen hem, dat het tyd
wordt naar hnis te gaan.
De heeren in de boot groe'en de ritmees
ter door een harteljjk woord en met vrien
delijke handbeweging, Walter von Braok met
een slordigen greep naar zijn matsdan laten
ze de riemen weer in 't water en stuwen het
lichte vaarlnig voort.
Teil zet met verschillende gedoohten
zgn weg naar hnis voort, hg ziet dat de
boot even verder laodt en de beido beeren
de mooie Ellen helpen aitstappeu. Waarom
heeft Ellen betn alleen toegeknikt P Waarom
hem geen vriendelijk woord tot begroeting
gpgand O, bij weet het heel goed waarom
bij is in het Nieuwe Paleis soo onbeleefd en
grof tegen haar geweest. Maar had zg hem dat
dan nie' moeten vergeven P Ea hoe stijf e°
bijna beleedigend is de broeder van Ellen
weer togen hem geweest. Zou die hoog
moedige jonker soms in bom den bewonderaar
van zgn zaaier zien P Ha, ha, hahet zon
e n mooi keudwaterbad voor dien snaak zyn,
als hij bemerkte, dat de bianwoogige freule
een boer zonder adelbrieven de band zon willen
reikenMaar wat sgn da' na voor dolle en
dwaze gedachten P Dg beeft immers alle
broggen, die hem met Giesdorf verbonden,
afgebrokenbet water, dat tnssehen hem
en Ellen stroomt, is te diep en over diepe wa
teren komeD, zooals da ballade zegt, zelfs
geen koningskinderen tot elkaar. Zuobteud
draait Teil bet meer den rog toe en gaat
op hnis af, waar intusseben de rest der
gasten zgn vertrokken.
HOOFDSTUK XIX.
„Het hart zon je breken, wanneer men
bedenkt, dat de kroonprins er zgn leven
voor heeft opgeofferd, door uit het zonnige
Zuiden nsar ons moordend klimaat te komen
om den scepter van sgn vader over te nemon."
Teil zeide dit tot dominó Sammler, die
ui» Breditz overgekomen was, om den kluize
naar von Doben, zooala hg Teil lachend
Te ALKMAAR zal het vol
gende marktgeld geheven wordan met 1
Januari a. s.voor een koe, vaars, stier,
os, pink, hokkeling, kalf, paard, veulen,
ezel of vet varken f 0.10een schaap of
mager varken f 0.05 een volwassen geit,
bok, nuchter kalf, lam of big f 0.026
ean jonge geit of bok f 0.01.
Alle runderen, paarden en veulens, vier
dagen voor de groote markten of op den
marktdag zelven ingevoerd, worden geacht
voor de markt bestemd en alzoo aan de
belasting onderworpen te zijn, tenzij de
bedoelde dieren dadelijk na den invoer
weder worden uitgevoerd.
A mat, A Cappella Koor.
Naar aanleiding van een bericht, dat
dezer dagen iu de Aruh. Ct. voorkwam,
schrijft de heer Messchaert o. m. het
volgende in dat blad
Ik ben zoo vrij te verklaren, dat ik als
directeur van bet „Amst. A Cap. Koor"
bedankt heb, omdat het, na rykelijke
voorbereiding (ik geloof 30 repetitiën) en
na voldoenden proeftijd (meer dan 17 con
certen) niet aan de eischen heeft kunnen
beantwoorden, die ik mijzelf gesteld heb,
en die onze kunst het recht heeft te ver
wachten.
Pogingen om een der hoofdgebreken te
verbeteren, waren vruchteloos.
De verhouding tusschen mij en de leden
van het koor is tot de laatste seconde
voortreffelijk geweest en eerst toen ik be
dankt had en niet meer in hun midden
was, schijnt de stemming „minder roos
kleurig* geworden te zijo.
Vóór dat ik bedankte, waren de leden
zelf van meening, dat er zeer veel haperde.
De verslageu in de couranten hadden, be
houdens enkele uitzouderiugen, heel wat
aanmerkingen te maken eu thaus, nu ik
weiger om naar het buitenland te trekken
met een koor, dat oiet aan zijn eigen
eischen en niet aan de mijne en dus zeker
ook wel niet aau de eischen van de eerste
kuustinrichtingen vat» het buitenland kan
voldoen, thans noemt men dat „phrasen*
zonder te zeggen wat dan w e 1 de reden is.
De Gemeenteraad van
ENKHUIZEN heeft besloten zich tot de
Regeering te wenden met het verzoek, aan
de gemeente, ten behoeve van den bouw
eener nieuwe Hoogere Burgerschool, gedu-
uende 22 jaar een verhoogd subsidie te
verleenen van f 2000 per jaar ter tegemoet
koming in de kosten van rente eu aflossing
welke geraamd zijn op f 2500 de gemeente
zal dan de overblijvende f 500 voor hare
rekening nemen.
Naar men mededeelt za'
binnenkort door een onzer spoorweg
maatschappijen de proef genomen wordeu
met een nieuw systeem van koppeling der
spoorwegwagens, dat bestemd is om onge
lukken, die thans meermalen bij het kop
pelen en ontkoppelen gebeuren,te voorkomen.
Een misdaad?
Woensdagmorgen is bij laag water in
de Oude Haven te Rotterdam gevonden
het lijk van een onbekend man en, daar
naast liggende, dat van een onbekende
vrouw met gekloofd hoofdde eene helft
van het hoofd was geheel afwezig.
Omtrent het onweer van
Zaterdagavond zoo schrijft men aan de
„N. Groninger Ct." valt nog het een
en ander te zeggen, dat ongetwijfeld in
hooge mate de aandacht der weerkundigen
zal trekken. Nadat het reeds den geheelen
middag zoo af en toe, o.a. boven EELDE,
IDE, TINARLOO, PEIZE, RODEN
enz., had gedonderd, kwam tegen den
avond als eensklaps de bui, vergezeld van
een hevigen wind, met geweld opzetten.
In den dampkring heerschte naar alle rich
tingen een sterke electrische spanning, want
zonder ophouden schoten de bliksemflitsen
door de lucht en gaven een tooverachtig
effect tusschen de takken der ontbladerde
boomen. Eensklaps werd hier en daar een
eigenaardig riekende witte damp waarge
nomen van groote uitgestrektheid. In hoe
verre deze damp verstikkende eigenschap
gen had, valt moeilijk te zeggen maar een
feit is het, dat in de velden van Tinarloo,
Roden, Peize, de Leek en hoogstwaarschijn
lijk nog in andere aangrenzende streken,
een aantal wilds ganzen, eenden en kieviten
dood op het land zijn gevonden, o. a. in
Peize als 't ware op een hoopje van zes
stuks. Aan te nemen, dat deze vogels door
het hemelvuur zijn getroffen, nu ze over
eene zoo groote uitgestrektheid werden
aangetroffen, gaat niet wel aan maar wat
dan ook de oorzaak mag zijn, het feit is
hoogst merkwaardig en verdient ongetwij-
nosmde, tot een wandeling over te halen.
„O, ge weet niet, hoe lief ik den kroon
prins heb," ging Teil voort, „ge weet niet,
wat ik in hem bezit, wat ik in hem vrees
te verliezen. Hij is de ster, waartoe ik vol
hoop in het donker van mgn leven opzie, en
deze ster is aan 't verbleeken Toen ik hem
de laatste maal mocht ontmoeten, het wad
in Berlijn Onder de Linden, ik had juist
mgn afscheidsbezoeken afgelegd en was van
plan den volgenden dag naar Doben te gaan
toen sprak hy mg uit eigen beweging aan..
„Ik moet u nog mijn compliment maken," seide
hg, ray de haud gevend, „dat ge door nw
helderen blik en uitstekend optreden mgn
vriend van Brank een deel van sgn vermogen
hebt teruggegeven." „Dit hebben da politie
en hot gerecht gedaan, Hoogheid," antwoordde
ik. „Verklein nu niet je eigen verdiensten",1
viel hg mg vriendelgk in de rede, „gg zyt
degene geweest, die den sleutel tot al da
geheimen hebt gevonden zonder nw scherp-1
zinnigheid zouden de anderen nooit het spoor
gevonden hebben. Ik heb tot mgn groot
leedwezen vernomen, dat een der misdadigers
uw stiefbroer was. Wat moet ge bij
date ontdekking hebben geledendo ellen
dige hoelt zich Vigwillig van kant gemaakt.
Hg heeft toch nog te veel eergevoel gehad,
om met dien smaad belast langer voort to
levendat zal toch nog een troost voor je
zyn. Ik hoop, dat je optreden spoedig tof
promotie aanleiding msg geven en dat go
daarin een drijfveer moogt zien om steeds
voort te gaan zcoals ge tot dusverre hebt ge
daan, en dan vindt ge in de beoefening van nw
plicht troost voor het onaangename, dat
het leven ook aan a brengt."
,,Zoo sprak hg ag toe en het deed me
zoo goed, soo oneindig goed, dat hg mgn
ware gevoelens zoo naar weerde wist te
schatten. „Ik denk u, Hoogheid, voor nw
goede gevoelens voor mg, maar op bevordering
reken ik niet meer, daar ik mg uit den
staatsdienst heb teruggetrokken; ik ga boer
wordeu." Hg sloeg verwonderd de beide
handen in elkaar, boog het boveniyf wat
achterover en zag mg ernstig aan„Zgt ge
een man van geld P Wilt ge een riddergoed
koopen P* ^Ik wil, sooals ijo gezegd heb
een boer worden." „En waarom wilt ge
den staatsdienst verlaten f" „Omdat, om
dat ik aarzelde een oogenblik, doch
spoedig daarop ging ik voort: „omdat ik
voor beambte niet meer deng, omdat mijn
bloedverwantschap met een misdadiger en
zelfmoordenaar, al is het niet in de oogen
van mgn meerderen, dan toch in de oogen
der maatseheppg, mg met een smet beiast,
die door geen enkel reinigingsbad kan wordea
afgewaseohen." De kroonprins sohadde levendig
bet hoofd en bad een diepen rimpel tusschen
de oogen. „Ge stelt uw eer en goeden naam
toch niet afhankelyk van de daden van
anderen P Ik eeg o, mijnheer, dat ge geen
reden hebt,don staatsdienst fe verlaten, denk
daar nog eens o ver na Doe geen overhaaste
daden „Ik heb er ernstig over
nagedacht en den beslissenden stap reeds ge
daan ik neb reeds mgn afsoheid gekre
gen." „Dat doet me leed", riep bg spgtig
nit. „Da staat kan znlke ambtenaren als gg
niet missen;men zal daarbuiten echter een goed
burger ryker worden nn ge den staatsdienst
hebt verlateD, verheugt bet me toeb, dat ge
tenminste het meest vrije beroep hebt ge
kozen, dat er bestaat; ge moot de eerlyke
gevoelens, die er onder onse boeren heer-
schan, helpen hoog honden.?
„Voor det laatste woord, dominó, ben ik
hom ook zoo dankbaar geweest. Hg erken
de den adel en hoogheid ook van het nede
rigste beroep, op hem was stand nooh
rang van invloed. En nu zal die man
roede soo spoadig geroepen worden, om deze
aarde te verlaten."
„Men mag eioh door zgn smart niet laten
overmannen," seide de dominó. „Ik deel
nw vereering voor onzen prins, maar ik
weet mg in het onvermgdelijke te sobikken."
Daar men langzamerhand Breditz gena-
I derd wss, nam Teil van den dominó afscheid
en wandelde alleen huiswaarts, nog naden
kende over bet gevoerde gesprek.
Da hoefslag van oen galoppesrend paard
stoorde Teil in aijn overpeinzingen. Hg keek
op en bemerkte Walter von Brank, die bom
op een vurig paard tegemoet reed. De jonge
mgnheer, die blykbaar naar Berlijn was ge
dweest, had zieh zeker het paard aan het