i^^eiODeceniber 1399, 43ste Jaargang No. 347S. Polittó owaÉt ier teek. .y advertentien v, lnzendlng tot ingezonden stukken^één^d^v num^er gepla»tst EKRSTK BLAD. nationale militie. 8ste VOLKSTELLING. - Geen anti-papisme, maar anli-clericalisme. Buitenlandse!! Nieuws. ilseieei Wiens-, COURANT. Mmieaiie- k LaoAhoowklal. Zaurbd1™^rhlb6emal "r Woensdag- en s morgens 9 ure, worden Dit nummer twee bladen. Bureau: SCHA^ÜIR. Laan, 1> 4. UitgeverP. TRAPMAN. Medewerker.1. W ÏAJKEL. bestaat uit Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60, Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 5 ct. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Gemeente 8 c hagen. Bekendnakinyen. Aangifte van verhuizing en voor de Bevolkingsregisters. Burgemeester en Wethouders van Schagen brengen bij de ingezetenen dier in berinnering gemeente le. dat ingeval van verhuizing bin nen de gemeente binnen acht dagen nadat die heeft plaats gehad, daarvan door het hoofd van het gezin, voor zijn geheele gezin, dienst- en werkboden daaronder begre pen, aangifte moet worden gedaan ter gemeente-secretarie, en dat afzonderlijk levende personen die aangifte voor zich- zelven moeten doen. Het niet vol doen aan deze bepalin g,v e r v a t in art. 5 der Politieverorde ning voor deze gemeente, is strafbaar met eene geldboete van ten hoogste één gulden. 2e. dat, wat betreft de aangifte voor de bevolkingsregisters, art. 7 van het Kon. Besluit van 27 Juli 1887 (Staats blad no. 141) voorschrijtt, dat door het hoofd van het gezin, binnen een maand, ter secretarie kennis moet worden gege ven van ieder lid, dat in het gezin wordt opgenomen of daar uit gaat, inwonende dienst- of werkboden daar onder begrepen. Diezelfde kennis geving moet door afzonderlijk levenden worden gedaan, wanneer deze andere personen in hunne woning opnemen. Het verzuim van deze aan giften is strafbaar met hech tenis van ten hoogste veer tien dagen, of boete van ten hoogste honderd gulden. 3e. dat art. 8 van genoemd besluit bepaalt, dat een ieder, daartoe door het gemeentebestuur opgeroepen, verplicht is, op straffe als evenvermeld, tot het doen der opgaven die vereischt worden om de bevolkingsregisters in te vullen. 4e. dat zij, die omtrent het vorenstaande sub 1 en 2 bij de aanstaande volkstelling in verzuim mochten blij- ken te zijn, zich daardoor zullen blootstellen aan ver volging deswege. Schagen, 28 November 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BEKMAN. De Secretaris, DENIJS. Inschrijving- (Art 19 Wet0 iugezttenen. geboren in het nt"voor de" Nationale Militie behooren «an°te"meiden tfr Gemeente-Secretarie, tusschen den 18 v" r "d U>C 1 n9Chrij vi nKzt11 ng wordeB geIl0uden lederen werkdag, van <L voormiddags 9 nre tot des (Staatsblad no. 72), welke betrekking hebben op de S hTffKtjaar'waren ingetreden. Voor ingezeten wordt overleden, in hii wiens vader, or, 1» u"v. (Sta"»W«d 1--W* inge- 1850 2o. de hebbende, ge- eerete zinsnede _otien voogd geen ingezeten JTS itifefver'melde tgtij'voorafgannde, aehttie mits hij vreemdeling, 8o. hij van zcten was, al i» zij11 Nederlander niet^an'|den vetphcbten tetteginwl of waar ten aanzien uc van wederkecrigbetd 18 MBg de Gemeente waar de de moeder, of, zgn beiden Art. 16. De inschrijving g; lo. van een ongehuwde in vader, of, is deze overleden, overleden, de voogd woont; 2o, van een gehuwde en van een weduw moeder of voogd een vieemd Rijk verblijf houdende onder- van een vreemdeling, al is zijn voogd 2o. de in looze zoon ingezeten 3<a de zoon van den Nederlander, die ter zake van s lands dienst in 's Rijks overzeesche bezittin gen of koloniën woont. Art. 18, 1ste en 2de lid. Elk, die volgens art. 15 behoort te worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders aan te geven tusschen den lsten en den 31sten Januari. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beideu overleden, zijn voogd tot het doen van die aangifte verplieht Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19e jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste, ingezeten wordt, is verplicht zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven bij Burgemeester en Wethouders der Gemeente, waarde inschrijving, vol gens art 16, moet geschieden. Daarbij gelden de bepalingen der 2de zinsnede van art 18. Zijne inschrijviug geschiedt in het register van het jaar, waartoe hij volgens zijnen leeftijd behoort. Afgekondigd en aangeplakt voor de eerste maal te Schagen, den 2en December 1899, Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BERMAN. De Secretaris DENIJS. en Wethouders van Schagen herin neren de ingezetenen aan het bepaalde bij alinea 4 van art. 122 der algemeene Politie-verordening voor die gemeente, luidende als volgt „Onder privaten, geplaatst boven vaarten, slooten of wateringen, moet bij eene uitgestrektheid van min stens 1 MJ. een waterdiepte van minstens 0.5 JU aanwezig zijn Een onderzoek, of deze bepaling behoorlijk wordt nagekomen, zal worden ingesteld in de eerste dagen van de maand Maart des volgenden jaars. Nalatigheid is strafbaar met eene geldboete van ten hoogste f 25 of hechtenis van ten hoogste zes dagen. Schagen, 5 December 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Burgemeester en Wethouders van Schagen Gezien art. 97 der algemeene Politie-verordening voor die gemeente Bevelen den eigenaars, vruchtgebruikers of beheerders van binnen of aan de grens van de kom der gemeente gelegen slooten of wateren, die te doen uitbaggeren of te doen slooten op eene diepte van 0.80 M. en een bodembreedte van 0 90 Men zulks voor den len Maart 1900. Belanghebbenden worden herinnerd, dat nalatigheid ten deze strafbaar is met eene geldboete van ten hoogste f 25.of hechtenis van ten hoogste zes dagen. Onverminderd de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders tot het doen uitbaggeren of slooten ten koste van eigenaar, vruchtgebruiker of beheerder. Schagen, 5 December 1899. Burgemeester en Wethouders voornoemd, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. (Wet van 22 April 1879, Staatsblad no. 63 (Koninklijk besluit van 2 Mei 1899, Staatsblad no. 113.) Burgemeester en Wethouders van Schagen brengen ter algemeene kennis, dat dit jaar zal gehouden worden de 8ste algemeene tienjaarlijksche volkstelling. Deae heeft ten doel de aanwijzing van allen, die te middernacht tusschen 31 December 1899 en 1 Januari 1900 hunne werkelijke woonplaats binnen Nederland hebben. Deze allen worden aangewezen, onverschillig o! zij op genoemd tijdstip in hunne woDing al dan niet aanwezig zijn. Ook worden aangewezen zij, die, zonder werkelijke woonplaats binnen Nederland te hebben, op genoemd tijdstip aldaar aanwezig zijn. Omtrent deze allen moeten de opgaven verstrekt worden, die gevraagd worden op kaarten, die tusschen 26 üec 1899 en 1 Januari 1900 zullen worden rond- bezorgd' en dadelijk na Nieuwjaar zullen worden t6iUoof'of^voor ieder moet aan zijne woning worden ingevuld: eene blauwe kaart (voor een man ofjon- 2en) of eene witte kaart (voor een vrouw of meisje) Bovendien moet door of voor ieder aan de woning,waar t ij d e 1 ij k a an w e z i g is, ingevuld worden: eene hij aanwezigen man of oranje kaart (voortijdelijk jongen) of eene rose kaart (voor eene tijdelijk aanwezige vrouw of meisje). Het hoofd van ieder gezin of de bestuurder van iedere instelling, gebouw, gesticht of schip, waar de ïs."«ta'biwi. 1- «'Pi»" l'1"' 10- "»"S' hij de kaarten bezorgt, worde opgegeven hoeveel blauwe, witte, oranje en ruse kaarten er de woning noodig zijn. „oorschriften betreffende de elke Jkaart met de meest mogelijke belang Tot alle vragen op der Regeering nooóigen Burgemeester en "wethoudMs allen met aandrang^uiL^ oor nauw- Op verzoek :lKe Kaait mv/v nauwkeurigheid en volledigheid worden beantwoord. Re, sa m keurige en volledige invulling welslagen der 'olk.tellin^mede wataj. De Secretaris, DENIJS. Gemeente, waar hjj woont; 3o, van hem, dio geen vader, - i heeft, of door dezen is achtergelaten, of w buiten 's landa gevestigd is, in de Gemeen hV°?an den buiten 's lands wonenden zoonvan een Nederlander, die ter zake van s lands dieBh een vreemd land woont, in de Gemeente, w J vader of voogd het laatst in Nederland gewooni Art 17. Voor de militie wordt niet. ïngeschro Xo. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon *aa een ingezeten, die geen Nederlander is; Dr. O moeder die Papen Aa Tweed Op den,. I K nyper bij de Kuypcr m de Tweede Kamer. i^'ToeStStrTgl-net.^- giRgen over de Begrootina: in de Tweede Kamer als aan de orde gesteld wat hij „het constitutioneele vraagstuk" geliefde te noemen, en wel de vraag „of een Kabinet zijn oorsprong mocht verloochenen, en, mee uit anti-papisme opgeko&en, vlak omgekeerd handelen mocht (Zie de drie-ster in De Standaard van Maandag 4 December jl „Voor zoover," zeide hij, „in een kabinet dat optreedt, niet enkel de daad van de Kroon spreekt, maar die daad van de Kroon ook weder in verband staat met de actie die bij de stembus onder het volk heeft plaats gegrepen, ljjdt het geen twijfel of de stembus van 1897 is gekenmerkt geweest, en zelfs in bijzondere mate, door het optreden van een geheel eigenaardigen factor, een niet politieken, maar een zuivei* religieuzen het anti-papisme. Ik behoef nauwlijks de herinnering er aan nog eenigszins te verfrisschen. Men kent het Roode Spook: de „vijand voor de poorte", en weet, hoe ons goedgeloovig volk destijds geprofeteerd werd, dat er weder moordscha votten en brandstapels zouden verrijzen, dat de Jezuïeten weder de baas zouden worden in het land, om hun onzedelijke moraal tot heerschappij te voeren. In één woord, het papisme werd aan het goedgeloovig volk voorgespiegeld als een alle redelijke principiën aantastende, het vaderland bedreigende en verderf brengende macht. En tegen dat kwaad werden de kiezers te wapen geroepen. „Wanneer nu uit een actie, die in dat teeken van den dierenriem haar signatuur vond, de wisseling van kabinet is voortgekomen, dan vraagt men zich niet, dat dit Kabinet paisie van den haat" onwillekeurig af, of de houding van het nieuwe kabinet met dien oorsprong in overeenstemming was en bleef Nu wilde dr. Kuyper wel „in denzelfden toon *an de tegen de Room^hen had geageerd, maar hij had al een bewijs, dat het zijn constitutioneele taak goed opvatte, wat meer koelheid tegenover „onze Roomsch- gezinde landgenooten" gaarne gezien, zoo of het toonde; „wij moeten niet te veel hun in het gevlei komen". Op dit groote jachtterrein van Dr. Kuyper meende deze, dat dit Kabinet niet mocht gaan stroopen, wilde het zijn oorsprong niet verloochenen. Als bewijs voor dat „in het gevlei komen" wees de afgevaardigde van Sliedrecht op het benoemen van een „Roomschgezinde", den heer Michiels van Verduynen, tot voorzitter der algemeene commissie voor de Parijsche tentoonstelling, en tot hoofd van een der sectiën Dr. Schaepmanverder op den brief der Koningin aan den Paus, welk schrijven voor Dr, Kuyper, die volgens zijn verklaring niet „Roomschgezind" is, veel hooger beteekenis had, dan het zitting geven in de vredesconferentie aan een gedelegeerde van den Paus. „Wij staan hier dus voor het feit," aldu9 eindigde Dr, Kuyper zijn beschouwing over dit onderwerp, „dat men bij de stembus van 1897, d. i bij de wieg van dit Kabinet, tot in het oneindige het wiegeliedje heeft gezongen van „O moeder, die papen en dat nu het Kabinet, na uit die wieg te zijn uitgeschopt, tot die zelfde papen, in den persoon des Pausen, komt met den noodkreetHelp ons, of de vrede der wereld loopt gevaar „Dat nu klopt niet In de taal van het kleurencompas zou ik zelfs moeten zeggen: Dat vloekt/ „Gesteld eens, dat die heeren er niet waren komen zitten, maar dat die „boemannen" die plaatsen inge nomen hadden, en dat ik mij eens geleend had om zulke dingen te bestaan, er zou één rauwe kreet van verontwaardiging door heel het land zijn gegaau Dan zou het geheeten hebben: hebben wij het niet geprofe teerd I Ons land is overgeleverd aan Rome. En wat gebeurde nu? Alleen de groep der ChristelijkHisto- rischen zijn trouw gebleven aan haar program. Maar de apostelen van het toenmalig antipapisme, waar zijn zij gebleven? Zij hielden zich muisstil 1" De tijdgenooten schrijven de geschiedeuis ieder op zijn manier en eerst moeten er een paar geslachten over de feiten zijn heengegaan, aleer deze, in een juist licht geplaatst, naar waarheid worden beschreven. Toch willen wij, hoewel men ons voor de voeten zal werpen, dat wij bevooroordeeld zij'o, tiachten, om een zooveel mogelijk juist denkbeeld te geve* van hetgeen de gemoederen der vrijzinnige democraten, d. i, van een zeer groot deel van het volk en speciaal van de nieuwe kiezers, ons door de kieswet Van Houten geschonken, in 1897, in beweging bracht. Toen op het einde van 1896 de partijen zich for meerden, kwam bij alle democratische fracties den wensch op, en werd het verlangen geuit, dat het nieuwe ministerie, uit de stembus te voorschijn geroepen, eindelijk eens met kracht de sociale wetgeving ter band zou nemen. Daarbij meende men niet te kunnen rekenen op veel steun uit het kamp der katholieken Er wa9 van die zijde steeds zoo sterk tegen hetgeen de katholieke organen staats—socialisme noemden, gestreden bij de behandeling der ongevallenwet hebben we dat woord meermalen mogen vernemen dat elke steun van beteekenis uit het kamp der katholieken ten minste twijfelachtig kon genoemd. De stoute leuze van Rome Semper eadem altijd dezelfde wees niet heen naar ingrijpende veranderingen, en het was „De Standaard" zelf, die zijn lezers waarschuwde, „dat het Nederlaudsche episcopaat zich verzet tegen alle ingrij pende hervormingen in ous staatsbestuur en dat, omdat het episcopaat alzoo oordeelt, de wagen van Staat ten onzent, jaar in, jaar uit, in het moeras moet blijven steken Dit nu wisten we, wist het grootste geleelte der Ncderlandsche natie, en dat naar de stem van dat episcopaat geluisterd werd, wisten we evenzeer. Toen het katholieke dagblad „De Tijd" zijn gouden jubilé vierde, ontving de redactie een brief van den Paus, waarin dit orgaan werd gelukgewenscht, omdat het steeds volbracht had de eerste eischen van deu plicht, die rust op de katholieken: „het gezag der bisschoppen ten zeerste te eerbiedigen, hun leiding trouw te volgen en zelfs naar hun wenscheu zich te voegen." En het waren deze bisschoppen, die, volgens d r. Kuyper, waar het ingrijpende, en dus ook sociale hervormingen betrof, er de schuld van waren, dat, jaar in, jaar uit, de wagen van Staat in het moeras was blijven steken. De democraten in Nederland wisten dus precies waar zij met het oog op de katholieken aan toe waren. Men stond recht tegenover hen. Geen anti papistische leiders waren er noodig om de natie op de hoogte te brengen. Bij de opening van het christelijk sociaal congres '91 te Amsterdam gehouden, besprak dr. Kuyper vraag: wat hem en zijn volgers als belyders - m J-..M nlnnJ mot Vlot AniT nn (jg in van''den8 Christus "te doen stónd, met het ooj: op sociale nooden van onzen tijd, de opkomende tegen de plutocratie, citeerde hij met groote voorliefde de volgende woorden van Da Costa Hier weelde ontwassen aan zich zelf, van buiten 1 [bloeiend En schitterend van jeugd, uiaar innerlijk verschroeiend, En sapbedervend als een kanker, en, of t waar „Der stauden evenwicht verbrekend daar „Gemor bij d' arbeid, die geen brood geeft jok [dier banden „Geworpen om den hals der vrijen, waar de wanden „Van hitte blaak'ren dag en nacht, en eeuw'ge rook „De steden zwart verwt, en de ziel verstikt en smoort." en hij was zoo overtuigd van de waarheid dezer woorden, dat, toen hij het congres met een gebeij sloot, hij tegenover den God zijner belijdenis van deze „jokdieren" getuigde.- „Heere, mijn God, ze kannen niet wachten, geen dag en geen nacht i" „Wij zijn iu mora gesteld," had hij toen zijn partijgenooten toegeroepen en het spreekt van zelf, dat van dat congres groote verwachtingen werden gekoesterd. De voorzitter van Patrimonium, de heer Kater, had o. a. in een jaarvergadering bij de ope ning verklaard: „ik ben voor vijf en negentig procent sociaal-democraat, maar op de overige vijt percent komt het aan", welke overdrachtelijke uitdrukking heenwees naar een streven om het goede dat de sociaal-dernocratie mocht bevatten, voor het grootste gedeelte over te nemen. De verwachtingen waren dus groot over hetgeen de „christelijke democraten", aangevoerd door hun eminenten leider, zonden doen, en er bestond zelfs oenige hoop, dat bij de verkiezingen, vooral met het oog op de sociale Iiervormingen, samenwerking met de andere partijen niet onmogelijk zou zijn. Ter begeleiding van een staatkundig program ver scheen den 20sten October 1896 een manifest aan ban „katholieke landgenooten," onderteekend door de toenmalige vijtentwintig katholieke Kamerleden, en daarin verklaren dezen, dat zij als katholieke mannen beleden en verdedigden, wat door den H Stoel over het wezen van den Stiat, over oorsprong en bevoegdheid van het gezag, over plichten van vorsten en volken werd geleerd. Zij verwierpen wat de Syllabus verwierp, zij aanvaardden wat de Encycliek Quanta Cura vau 8 December 1864 en Itninortale Dei van 1 November 1885 leerden. Deze vijf—en—twintig Kamerleden verklaarden verder, de voorschriften vau«den H, Stoel te houden „als de wet van hun leven" en zich te zulten richten „naar de bisschoppen, die de H. Geest gesteld heeft tot het bestieren van Gods Kerk Op de later gehouden Katholiekendagis bovengenoemd program, voorafgegaan door deze inleiding en toege licht door dr. Schaepman, het program geworden der Katholieke Staatspartij in Nederland. Eerst den 29sten April 1897 werd in de Bepu- tatenvergadering het program van actie der Anti- revolutionnairen vastgesteld Dit kwam ia vele punten op zonderlinge wijze overeen met het reeds sinds maanden in de dagbladen bespreken program der katholieken, dat zija oorsprong vond ia Eacycliek en Syllabus, wij willen alleen maar wijzen op de beschermende rechten en op de onderwijs-paragraaf en vrij cynisch erkende Dr. Kuyper dan ook in De Standaard, dat het program van actie aldus was opgesteld „om de katholieken in het gevlei te komen." Op den katholiekendag te Utrecht werd de samen werking bij de stembus met de anti - revolutionnairen luide verkondigd en al moge er dan ook geen schriftelijk accaord zijn getroffen, die samenwerking, in den beginne geloochend, is later erkend. Was het nu een wonder, dat de democraten in Nederland, toen zij Dr. Knyper zageu samengaan met de mannen, die er groot op giogen zich te zulleu richten naar de bisschoppen, als één man opstonden, waar de leider der anti-revolutionnairen zelf had verklaard, dat het Nederlandsch episcopaat zich ve;- zet tegen alle ingrijpendo hei vormingen in ons staatsbestuur, en dat, omdat het episcopaat alzoo oordeelt, de wagen van Staat ten onzent jaar, in jaar uit, in het moeras moet blijven steken?" De leider der christelijke democraten in innig verbond met de aanhangers van een kerk, op welker gerei het seraper eadem staat geschreven, de leider der christelijke democraten, die voor zijn God getuigde „Heere mijn God, zij knnaen niet wachten geen dag en geen nacht", eendrachtig samengaande met hen, die verwerpen wat do zooveel gerucht makende Syllabus verwerpt I Toen klonk niet de lenzeanti-p a p is m e, maar anti- clericalisme, omdat in het monsterverbond werd gezieo een streven om te komen tot clericale over- heersching, 't zij Rome, 't zij Dordt d.ze ons zon scheuken, omdat men verzekerd was, dat men, indien dat verbond de overwinning behaalde,„niet zou komen tot die ingrijpende hervormingen", waartegen volgens Dr. Kuyper het Nederlaudsche episcopaat zich verzette. Dr. Kuyper had in het oog der natie zijn demo cratische afkomst verloochend, zijn woorden niet door zgn werken bevestigd, en wanneer toen de strijd hoog opvlamde, die eindigde met een nederlaag der clericalec, dan is dit de schuld geweest van den leider der christelijke democraten, die, om tot het gezag te komen, den „ouden erfvijand" mei vreugde als bondgenoot begroette. Dat hij zich nu, na da nederlaag door hem geleden, zoekt te wreken op het ministerie,is menschelijk. Dat hij, jaloersch als hij is, niet wil, dat er door dit kabinet maar één oogje wordt gegeven aan zijn laatste liefde, is te begrijpen. Het „in 't gevlei komen" moet men aan hem alleen ov.rlaten bespottelijk is het echter, dat hij als bewijs voor dat oogjes geven de beooeming van twee verdienstelijke katholieken „Roomsch gezinden" zegt dr. Kuyper 'aanhaalt en deo brie! van de Koningin aan den Paus, die een vrij onschuldig karakter heelt. Waarom noemt hij de belofte van den minister Borgesius bij de leerjdichtwet aan de bijzondere scholen gedaan dat de subsidie verhoogd zal worden, ook geen „in 't gevlei komen" Bij de wieg van dit kabinet is niet door de democraten het wiegeliedje gezongeu„O moeder, die Papen!" maar wel „O moeder, die Kuyper!" omdat de verontwaardiging groot was doir geheel het land, waar de leider der christelijke democraten, hunkereode Daar eeu ministersportefeuilie, hongerig naar het gezag, zijn domocratisch eerstgeboorterecht voor een schotel episcopale linzen verkocht. Do Zuid-Afrikaansche oorlog en alles wat daarmede in verband staat, blijft schering en inslag van de Europeesche politiek. De jongste rede van den heer Cham- berlain te Leicester heeft er niet weinig toe bijgedragen, om .de onrust en hila riteit te vermeerderen. De scherpe woor den, bij die gelegenheid aan het adres van Frankrijk gericht, hebben den Gal- lischen buurman in 't bijzonder geprik keld. Aan de hand van des ministers verleden, wordt hem in de organen van allerlei richtiugen duchtig de les gelezen. Het is vooral „Petit Journal", het natio nalistische blad, dat door honderddui zenden gelezeo wordt, hetwelk het poli tiek verleden van den heer Chamberlain aan de kaak stelt. In 1870, zegt het boulevard-blad, was de thans ultra-royalistische minister M in zijn nieren republikein. In eene redevoering te Birmingham zeide hij toen Er zijn in Engeland lieden, die bang zijn zelfs het woord republiek uit te spre ken. Dat zijn lieden, die de overtuiging hebben, dat de meest ideale regeerings- vorm de constitutioneele monarchie is. Als echte kwakzalvers recommandeeren zij dit middel aan alle naties. Wat mij betreft, ik vind niet zoo'n onoverkomelijk bezwaar in het denkbeeld, dat een Republiek iu Engeland kan wor den gesticht. Ik ben overtuigd, dat dit toch vroeger of later moet komen. Het lijkt wel, dat, wat het republi- keinsche parlementslid bij woorden heeft laten blij ven, de conservatief-unitariatische minister inet daden wil trachten goed te maken. Want geen republikein heeft ooit de Engelsche monarchie zooveel kwaad gedaan als deze minister in wei nige maanden haar heeft berokkend. In bulderende taal heeft hij nu eens Frankrijk gedreigd, dan weer Rusland diep belee- digd. Van Rusland sprekende,durfde hij te zeggen, dat men een langen lepel moest hebben, als men bij den duivel ging dineeren. In 1885 getuigde hij van Frankrijk „Ik hecht het hoogste gewicht aan eene alliantie met Frankrijk. De vriend schap, die bestaat tusschen Frankrijk en ons land, is langzaam bevestigd in eene geheele generatie. Zij heeft ongelooflijk veel goeds gedaan aan de beschaving en heeft den vrede in Europa verzekerd. Ik ben overtuigd, dat eene wederzjdsche vriendschap da beste waarborgen ople vert voor het geluk der beide volken." Hoe geheel en al anders treedt thans diezelfde staatsman op. De Gaulois zegt Chamberlain wil oorlog. Daar moet onze re geering rekening mede houden.Wj hebben alle reden om te gelooven, dat enkele pas genomen maatregelen, die niet veel be sproken werden omdat zij niet begrepen werden, hiermee verband houden. Doch als wj niet voornemens zjh tot de wapens toevlucht te nemen, laat ons daa ten minste alles vermjlen, wat in de kaart zou kunnen spelen van hen, die slechts een voorwendsel zoeken om ons aan te vallen. Laat ons voor oogen houden, dat wj eene groote natie zjn en in onze taal en in onze houding de waardigheid bewaren, die een groote natie eigen moet zijn.De Aurore"gaat heel wat ver der. Ook dit blad spreekt, dat de leidende minister van Engeland oorlog wil en daarom acht dit blad hem onvermjdel jk en aanstaande. Onder deze omstandigheden wil het den vjaud niet toelaten, zijn eigen tjd te kiezen. Ernstige politieke mannen stellen mede de vraag, of Enge land eeD oorlog met Frankrjk zoekt, en komen tot het antwoord, dat dit zeer wel mogeljk kan zjn. 't Is niet zoozeer, omdat Engeland thans eene grievende beleediging heeft te wreken, ook niet omdat er in Azië of Afrika een ernstige grensquaestie aan de orde is, nog minder omdat fioanciëele, economische of handelsbelangen een strjd noodzakeljk maken; 't is enkel in't geval, wanneer de zaken in Zuid-Afrika geheel en al misloopen, dat een groote oorlog in 't belaug der prestige noodzakeljk is. Een oorlog tusschen Engeland en Frank rjk zal noodzakeljkerw jze een zee-oorlog zjn en in zulk een strjd bestaat er groote kans, dat de Engelschen de over hand behouden. Het ondermjnde gezag bj Muzelman, Brahmaan eD Boedhist zou met zulk een overwinning genoeg steun ontvangen,om woelingen en opstan den in de bezittingen te voorkomen. Wel treedt Rusland steeds als een drei gend spook op den voorgrond, doch het drievoudig verbond zal dien dienst moeten doen, om den Russischen boer op een afstand te houden. Als reserve houdt Engeland er dan nog Vereen. St. en Japan op na. Het is om deze redenen, meenen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1899 | | pagina 1