Almuilfr k Ijllmilai
Kiezerslijst.
Zondag 11 Februari 1900.
44ste Jaargang Ho. 343 i.
Politiek mnïè\ Jer «eet.
EERSTE BLAD-
Gemeente Sc hagen.
Bekendmakingen.
Grondbelasting.
Buitenlandsch Nieuws.
Binnenlandsch Nieuws.
SCHAGER
alllllll niedws-
1
en
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag-
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
A.DVERTENTLRN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
iSureau: i€UA8*lMi Laan, l> 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W I k E L.
Prijs per jaar f 8.—. Franco per post f 8.6G.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADYERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25;iedere regel meer 6 ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer beslaat uil twee bladen.
De BURGEMEESTER der gemeente SCHAGEN
Gelet op de artikelen 11, 12 en 13 der Kieswet
(Wet van den 7den September 1896, Staatsblad
Na 154);
Noodigt de mannelijke inwoners dezer gemeente
uit, om, zoo zij in eene andere gemeente over het
volle laatstverloopen dienstjaar in eene der Rijks
directe belastingen zijn aangeslagen, wat de
grondbelasting betreft in eene andere gemeente
of in meer gemeenten te zamen, tot een bedrag van
ten minste één gulden, daarvan door overlegging
der, overeenkomstig hot bepaalde bij artikel la der
Kieswet, voor voldaan geteekende aanslagbiljetten
vóór den 15den Februari a s. te doen
blijken. Deze aanslagbiljetten wordeD na de vaststelling
der kiezerslijsten aan belanghebbenden teruggegeven.
Nog worden de mannelijke inwoners, die op grond
van het bepaalde bij het derde lid van artikel 2
der voormelde wet aanspraak meenen te kunnen
maken om geplaatst te worden op de kiezerslijst,
uitgenoodigd daarvan vóór den 15d e n Februari
a. s. aangifte te doen.
De bewijsstukken, bij zoodanige aangifte over te
leggen, waartoe moeten behooren het aanslagbiljet,
of een door den Ontvanger gewaarmerkt duplicaat
daarvau, eene opgaaf van het bedrag van het aandeel
in den aanslag en de noodige bescheiden ten bewijze
van het gemeenschappelijk bezit, worden na de
vaststelling der kiezerslijsten aan belanghebbenden
teruggegeven.
Tevens worden de mannelijke inwoners dezer
gemeente, die krachtens artikel lb derzelfde wet
aanspraak meenen te kunnen ^iken om geplaatst te
worden op de kiezerslijst, uitgenoodigd daarvan vóór
den 15den Februari a. 9. aangifte te doen
Wie tot deze aangifte bevoegd zijn, blijkt uit de
artikelen 1 en 2 der Kieswet, luidende
Artikel 1.
De leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
worden gekozen door de mannelijke ingezetenen des
Rijks, tevens Nederlanders, die den leeftijd van vijf
en twintig jaren hebben bereikt, voor zoover zij over
het laatstverloopen dienstjaar in eene of meer der Rijks
directe belastingen zijn aangeslagen, bet te dier zake
verschuldigde voor of op den lsten Maart voldaan
hebben, en
a. over het volle laatstverloopen dienstjaar zijn
aangeslagen in de grondbelasting voor een bedrag van
tenminste een gulden, in de vermogensbelasting, in de
belasting op bedrijfs* en andere inkomsten of naar
een of meer der vijf eerste groudslagen van de personeele
belasting, zooals die is geregeld bij de Wet van 16
April 1896 (Staatsblad No. 72)of
b. indien zij niet overeenkomstig het bepaalde
sub a zijn aangeslagen, voldoen aan eene der volgende
voorwaarden
lo. dat zij als hoofden van gezinnen of als alleen
wonende personen op den 3 lsten Januari sedert den
lsten Augustus van het vorige jaar hebben bewooud
krachtens huur, achtereenvolgens in dezelfde gemeente
niet meer dan twee huizen of gedeelten van huizen,
voor elk waarvau, met of zonder bijbehoorenden
grond of lokalen en bijgebouwen, niet ter bewoning
bestemd, de werkelgke huurprijs per weck berekend,
tenminste heeft bedragen de som, voor de gemeente
of het gedeelte der gemeente, waar het huis gelegen
is, vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel
of, krachtens eigendom, vruchtgebruik of huur,
eenzelfde vaartuig vau tenminste 24 kubieke Meter;
2o. dat zij op den 31sten Januari sedert,
den lsten Januari van het laatst-veGoo-
peu jaar bij dezelfde persoon, onderneming, open
bare of bijzondere instelling in dienstbetrekking of
als inwonende zoon in het bedrijf of beroep der ouders
werkzaam zijn en als zoodanig over dat jaar een
inkomen hebben genoten als voor de gemeente of het
gedeelte der gemeente, waar zij wonen, is vermeld in
de bij deze wet gevoegde tabel
of dat zij op den lsten Februari in het genot zijn
van een door eene openbare instelling verleend pensioen
van gelijk bedrag
met dien verstande dat voor hen, die in beide gevallen
verkeeren, zoo noodig, ter bereiking van het vereischte
bedrag,het inkomen en het pensioen worden samengeteld;
3o. dat zij op den lsten Februari sedert een jaar
den eigendom met recht vaü vrije beschikking hebben
van ten miDste f 100.(nominaal), ingeschreven in
de Grootboeken der Naiionale Schuld of van ten
minste f 50.ingelegd in de Rijkspostspaarbank
4o. dat zij hebben voldian aan de eischen van
bekwaamheid, door of krachtens de wet gesteld voor
de benoembaarheid tot eenig ambt, voor de vervulling
van eenige betrekking ot voor de uitoefening van
eenig bedrijf of beroep.
Art. 2.
Onder hen, die den leeftijd van vijf en twintig
jaren hebben bereikt, verstaat deze wet ben, die dien
leeftijd hebben bereikt vóór of op den 15den Mei.
De aanslag der vrouw in de Rijks directe belas
tingen geldt voor. haren man die van minderjarige
kindereu wegens goederen, waarvan hun vader het
vruchtgenot heeft, voor hunnen vader.
Aanslagen in de grondbelasting wegens onroerende
goederen eecer onverdeelde nalatenschap gelden ook
voor den mede-eigenaar, wiens naam niet bij den
aanslag in het kohier is vermeld, mits zijn aandeel in
dien aanslag ten minste één gulden bedraagt.
Door den aanslag in de grondbelastiDg. \u art. 1 ver
meld, worden de hoo:d»oai en de Rgksopcenten veistaan.
Aanslag in de vermogens- ot in de bedrijfsbelasting
geeft geeup aanspraak op kiesrecht, indien hij he°t
gevolg is van eene roet de waarheid strijdige aangifte
Bij de berekening van den werkelijken huurprijs
wordt uiaandhuur tot weekhunr herleid door deeiing
met vier, jaar huur door deeling met vijftig.
Bij de berekening van het inkomen, bedoeld in art.
lb, 2o., eerste lid, worden vrije woning of inwoning
en vrye kost en inwoning gerekend op het bedrag,
voor de gemeente of het gedeelte der gemeente, wair
zg genoten worden, vermeld in de bg deze wet
gevoegde tabel;enkel vrije kost op het bedrag, ver
meld in de laatste kolom, verminderd, met dat, vermeld
in de voorlaatste kolom dier tabel Overigens komt
alleen geld in aanmerking.
Indien het inkomen, bedoeld in art 1 b, 2o., als
vast week veertiendaagschmaand- of jaa'loon is
geDOten en dit loon wegens ziekte of vtrwooding
gedurende ten hoogste twee maanden niet of niet teu
i volle is outvaugen, wordt het geacht tot het normale
bedrag te zijn geuoten.
Indien gedeelten eener Gemeente in de bij deze wet
gevoegde tabel afzonderlijk worden genoemd, wordt
de grens tusschen die gedeelten door Ons, Gedeputeerde
1 Staten gehoord, bepaald en wanneer verandering van
omstandigheden daartoe aanleiding geeft, gewijzigd.
Van deze besluiten wordt mededeeling gedaan in
de „Staatscourant'*, met bijvoeging van de adviezen
van Gedeputeerde Staten, voor zoover bij de besluiten
van die adviezen is afgeweken.
Volgens artikel 20 der Wet is voor hen, die
krachtens vroeger gedane aangifte op de loopende
kiezerslijst voorkomen hernieuwde aangifte
I o n n o o d i g,indien de plaatsing op die lijst berustte op
1. bewoning van een huis of gedeelte van een
huis of van een vaartuig, mits zij op 31 Januari
alsnog hetzelfde huis of een gedeelte van hetzelfde huis
of hetzelfde vaartuig bewonen
2. geuot van pensioeu
3 bezit van eene inschrijving in de Grootboeken
der Nationale Schuld of van een inleg in de Rijks
postspaarbank
4. aflegging van een exioien
Daarentegen is hernieuwde aangifte w 1 noodig!
voor hen, wier plaatsing op de lijst berustte op:
1. bewoning van een huis of gedeelte van eeu
huis of van een vaartuig, indien zij niet meer op
31 Januari hetzelfde huis of een gedeelte van hetzellde
huis of hetzelfde vaartuig bewonen; of
2. op geuot van inkomen in dienstbetrekking, of
als inwonende zoon, in het bedryf of beroep der
ouders werkzaam,hetzij met of zonder genot van pensioen.
Aan hen, die verkeeren in het laatste ouder No. 2
vermelde geval, wordt door den Burgemeester een
i aangifte-biljet ter invulling toegezonden.
In de tabel, bedoeld in de artikelen 1 en 2 der
Kieswet, is, voor zoover de Gemeente Schagen betreft
het volgende bepaald
Gemeente of
deel der
Gemeente
tn
■a*
3
3
ra
Be
lb,l°.
a a
3 03
a a
.2 o
3 JU
a
d o o 1 d
lb, 2°.
O
°"S
:s>.S s
H.3
i n A r t
2.
a
03
«-»
cn O
■S'S
O
03
:2\S
i k e 1
2.
Schagen.
fl.-
f3.—
f37.50
f200.—
De iormulieren tot het doen van aangifte zijn
kosteloos verkrijgbaar ter Secretarie der Gemeente.
De ingevulde formulieren kunnen kosteloos per
post aan don Burgemeester worden toegezonden, met
inachtneming van hv t volgende voorschrift:
dat de omslagen met aangiften en stukken moeten
dragen boven aan de voorzijde het opschrift „Vrij van
briefport, ingevolge art 50 der Kieswet" en in den
linkerbenedenhoek de vermelding vau den naam en
de woonplaats van den afzender, gewaarmerkt door
zijne handteekeuing.
Schagen, den 30 Januari 1900.
De Burgemeester voornoemd,
S BERMAN.
De Burgemeester vau Schagen, brengt naar aanlei
ding vau art 15 2e lid der wet vau 26 Mei 1870
(Stbl. No 82) ter kennis van belanghebbenden, dat
heden ter secretarie dezer gemeente gedurende 30
dagen ter inzage is nedergelegd eene opgave van uit
komsten van uieting en schatting bedoeld in de artt.
15, 23 en 43 der gemelde wet.
Schagen, 6 Februari 1900.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
„Onze betrekkingen met de mogendhe
den zijn van vriendschappelijken aard,"
zoo luidden de ministeriëele verklaringen
in het Engelsche huis van afgevaardig
den. De heer minister-president voegde
er echter niet by, met welke opofleringen
die zoogenaamde vriendschappelijke
betrekkingen zijn verkregen. Wat
Duitschland werd afgestaan, is bekend.
De Samoa-archipel heeft het koloniaal
bezit van Duitschland met zooveel eilan
den vermeerderd.Een tweeden dwarskijker
wist men op eene andere manier den
mond te snoeren.
Het is bekend; dat de Vereen. Staten
politiek, financiëel en commerciëel de
alleenheerschappij in het door Columbus
ontdekte werelddeel wenschen te voeren.
Behalve de aan Europeesche mogendheden
toebehoorende bezittingen, wenscht het
ook het Panama-kanaal onder zijn
controle te hebben. Tot dusver leverde
eene overeenkomst met Engeland nog
altijd een struikelblok op dien weg op.
Het oppertoezicht op een kanaal dat
een verbindingsweg moet worden tusschen
twee oceanen, waardoor de vaart in vele
gevallen met 15.000 a 20.000 mijlen ver
kort zal worden en waardoor feitelijk een
ovorwegende invloed op het handelsgebied
zou worden verkregen, was voor de
Monroe-leer van groote beteekenis. Op
4 Juni 1850 werd tusschen de Vereenigde
Staten en Engeland een verdrag gesloten,
waarvan het voornaamste artikel aldus
luidt
De regeering der Vereenigde Staten
en die van Groot—Brittannië verklaren
hiermede* dat geen van beiden ooit een
uitsluitend bestuur of toezicht op zich
zal nemen op het te graven Panama
kanaal. Zij komen overeen, dat geen van
heiden ooit versterkingen zal opwerpen
of bezet houden, die het kanaal bestrijken,
noch eenig gezag zullen uitoefenen over
Nicaragua, Costa-Ric de Mosquito-kust,
of eenig deel van Midden-Amerika.
Beide rijken verklaren tevens, geen
gebruik te zullen maken van eenig pro
tectoraat of bondgenootschap, om zulke
versterkingen op te werpen of bezet te
houden, of gezag uit te oefenen over eenig
deel van Hidden-Amerika. Dit verdrag
is bekend onder den naam van het Clay-
ton-Buller-tractaat. Dit voor het Ameri-
kaansche overwicht hinderlijke tractaat
is thans vervallen. Engeland heefc zijne
aanspraken prijs gegeven, zonder daarvoor
eenige vergoeding terug te ontvangen.
Dit bewijs van welwillendheid is zeker
éénig in de Engelsche staatkunde. Als
we echter de keerzijde van de medaille
beschouwen, dan zullen we tusschen
zooveel opofferende inschikkelijkheid, het
zich nooit verloochende Britsche egoïsme
ontwaren. Daar bestaat in de Vereenigde
Staten eene aangroeiende beweging, die
Mc. Kinley tot tusschenkomst in den
Zuid-Afrikaanschen oorlog wel moet nood
zaken. Het is deze strooming, die Engeland
vreest Daarom moeten de goede betrek
kingen behouden en versterkt worden en
komt men de Amerikaansche politiek en
hare wenschen tegemoet door afstand te
doen van de rechten op het Panama
kanaal.
't Zijn niet alleen Duitschland en
Amerika, die uit Engeland's benarden
toestand munt pogen te slaan.
In Egypte heeft men de Engelsche
bezetting tot heden met verkropte spijt
gedragen. Sedert eenige jaren heeft zich
in de Nijl-delta eene jong-Egyptische
partij gevormd, die onder de bekwame
leiding van Mustafa Ilamel-bey als eind
doel de onafhankelijkheid van Egypte in
haar program heeft geschreven. Tot deze
partij behooren vele in het Egyptische
leger dienende officieren. Nu Engeland
langzamerhand aan Egypte het grootste
deel der bezetting heelt onttrokken, om
dienst te doen in Zuid-Afrika, komt het
Egyptische leger met enkele eischen voor
den dag. In Soedan wordt door de
Egyptische regimenten bezwaar gemaakt,
dat in dit veroverde gebied slechts een
Engelsche gouverneur benoemd is. Het
Soedaneesche gebied is, volgens de Egyp
tische officieren, door de Egyptische troe
pen voor Egypte veroverd. Daarom ver
langen zij voor den Khedive aandeel in
het bestuur over de veroverde provincies.
Verder verlangen de officieren, dat ze
in soldij met de Engelsche officieren ge
lijk gesteld zullen worden.
Volgens berichten uit Sint Petersburg
heeft de Russische regeering plan, Egypte
als pion in haar schaakspel te gebruiken.
Sedert de laatste twee jaren begint de
Russische invloed in Bulgarije te tanen.
Vorst en volk hebben tevergeefs beproefd,
om door Rusland's tusschenkomst het
Vorstendom tot een onafhankelijk
koninkrijk te verheffen. Het is Rusland
echter veel waard, om over het vrije
bezit van den weg, die naar Konstanti-
nopel voert, steeds te kunnen beschikken.
Daarom moet de stemming te Sofia
verbeterd worden. De verheffing van
Bulgarije tot een koninkrijk zou daarom
spoedig verwacht kunnen worden. Men
zal dan echter stuiten op het verzet van
Turkije.
Dit zal dan niet alleen zijne suzerei-
niteitsrechten verliezen, maar tevens zal
het de jaarlijksche schatting van Bulgarije
verliezen. Vooral dit laatste weegt bij
den Sultan zeer zwaar.
Nu zouden Rusland en Frankrijk wel
genegen zijn, om als vergoeding den
Sultan weder in het bezit zijner rechten
op Egypte te stellen. Daarom zou van
die zijde het Egyptische vraagstuk aan
de orde gesteld worden.
De Fransche pers is reeds begonnen
met het goed recht van den Sultan op
Egypte te bepleiten.
Zeer logisch is de redeneeriüg van de
„Liberté" omtrent het recht en de waarde
der Engelsche bezetting. Engeland, zoo
zegt dit blad, beweert een leger in
Egypte te moeten onderhouden in het
belang der bescherming van de Europoeërs
in Egypte. Nu is dit leger langzamerhand
tot 2400 geslonken, zoodat het veel te
weinig is, om dio taak te kunnen ver
vullen. Dit moet öf twijfel wekken
aan de noodzakelijkheid der Engelsche
bezetting, of ongerustheid over het lot
der in Egypte wonende vreemdelingen.
In beide gevallen is een toestand
ontstaan, die onhoudbaar is.De moeilijk
heden, een noodzakelijk gevolg van
Engeland's tegenspoeden in Natal en
Kaapland, beginnen van verschillende
zijden op te zetten. Perzië, een hoofd
station op den weg naar Indië, geraakt
geheel onder Russischen invloed. Perzië
heeft eene leening uitgeschreven, waarvan
de rentebetaling door Rusland wordt
gegarandeerd.
Rusland krijgt daarvoor het recht,om de
Perzische douane-rechten te heffen. Deze
inmengingen in de binnenlandsche aan
gelegenheden wordt algemeen als de
voorbode der bezetting van Teheran be
schouwd. In Engeland gelijkt men zien
de blind voor deze feiten, liet volk en
de regeering hebben slechts oogen voor
de Toegela en de Oranje-rivier, het
parlement volgt de regeering door dik
en dun, zonder op te merken wat in
Azië en Noord-Afrika gebeurt.
Na een tamelijk onvruchtbaar debat
heeft de liberaal lord Edmund Fitzmaurice
eene motie voorgesteld, waarin het beleid
en de houding der regeering in de Zuid-
Afrikaansche kwestie werden afgekeurd.
Met 352 tegen 152 stemmen werd deze
motie verworpen. Daar in het tweede deel
der motie tot voortzetting van den oorlog
werd aangedrongen, onthielden de Ieren
(82) zich van stemming.
Zij houden dezen oorlog voor een
onrechtvaardigen, een der meest wreede
en schandelijke oorlogen, die in de
geschiedenis gevoerd zijn, vandaar, dat
die partij eischt, dat de oorlog wordt
gestaakt en vredesonderhandelingen wor
den aangeknoopt.
Van Iersche zijde moest de regecring
vele bittere opmerkingen hooren. De ge-
heele wereld, zeide Redmond, is aan de
kleineZuid-AfrikaanscheRepublieken dank
schuldig, omdat zij in eene ontaarde eeuw
getoond hebben, dat er nog andere din
gen zijn, die menschen op prijs stellen
en waarvoor zij bereid zijn hun leven
op te offeren, dan goud. Healy zeide
Vroeger hadden de Boeren slechts twee
feestdagen Dingaansdag en Majoebadag,
maar thans heeft Engeland hun Bullers-
dag,Gatacre-dag enSymons dag gegeven.
Wat er zal gebeuren als de Engelschen
overwinnen, heeft Chamborlain vrij dui
delijk gezegd
„Dan zal de regeering, voor zoover
het aan haar ligt, zorgen, dat er geen
tweede Majoeba wezen zal. Dan zal,
wanneer wij er toe in staat zijn, net
Boerenvolk niet worden toegestaan, op
nieuw in het hart van Zuid-Afrika een
citadel op te richten, vanwaar rassenhaat
en vijandschap zullen uitgaan. Dan zal
hun de gelegenheid niet meer gegeven
worden, om de oppermacht van Engeland
te bedreigen."
De Iersche afgevaardigde Dillon sprak
naar aanleiding van Chamberlain's toe
komst-politiek „Omdat deze volken
klein in aantal zijn, meent de regeering
het te kunnen vertrappen. Maar groot
en machtig als het Rijk is het is
niet in staat de Boeren te berooven van
hun vrijheid. Gij kunt hen vertrappen
door het zenden van tallooze leger
benden naar Zuid-Afrika maar in dezen
strijd zal het geweten der menschheid
tegen u en mèt hen zijn. En zelfs, als
het u gelukt, hen te onderwerpen, dan
zullen zij telkens weder opstaan. Want
al wordt Transvaal thans veroverd, het
einde zal zijn, dat Engeland geheel Zuid-
Afrika verliest."
Wij gunnen den heer Dillon van harte
een profetischen blik.
Vergadering van den
Raad der gemeente
WIMiEL,
gehouden op Dinsdag 6 Febr. jl., des
voorm. 10 uur.
Tegenwoordig alle leden.
De Voorzitter opent de vergadering,
heet de heeren welkom en zegt, dat van
het verhandelde in de voorgaande ver
gadering geeue voorlezing kan geschieden,
daar de Secretaris, de heer Lammer-
schaag, wegens ongesteldheid verhinderd
is geworden, zijne gehouden aanteeke-
ningen in notulen om te werken.
Met algemeene deelneming wordt naar
den toestand van den beer Lammerschaag
gevraagd, en hoewel deze door den
Voorzitter niet direct gunstig wordt
genoemd, is deze toch merkelijk heter
dan het geweest is. Voorzitter spreekt
de wensch uit, dat de heer Lammerschaag
steeds in beterschap moge toenemen en
weldra weer in bun midden kan ver
schijnen, welke wensch ten volle door
de leden wordt beaamd.
Naar aanleiding van de door den
heet Breebaart gestelde vraag, of er niet
een adres van de ald. Winkel van
„Volksonderwijs" is ingekomen, deelt
voorzitter mede, dat dit adres reeds in
de vorige vergadering is behandeld en
daarop door den raad gunstig is beschikt,
n.l. om een geneeskundige als adviseur
aan de commissie van schooltoezicht
toe te voegen.
Thans leidt voorzitter ter bespreking
in het als punt 1 op het convocatiebil-
jet geplaatste voorstel omtrent een voor
rekening der gemeente te stichten houten
wachthuisje bij de tramhalte in de kom
der gemeente en zoo mogelijk verbete
ring te verkrijgen der abris te Lutjewin
kel en in de Weere.
Voorzitter zegt, van verschillende zijden
klachten te hebben gehoord, dat de abris
bij de tramhalten niet, of althans in
geringe mate, aan het beoogde doel
beantwoorden, n.l. om de menschen, die
met de tram hun reis moeten vervolgen,
eenigermate tegen weer en wind te
beschutten, zoolang op de tram gewacht
moet worden.
Daar de meeste menschen op tijd, zoo
niet vóór tijd, ten einde te-laat-zjju te
voorkomen, bij de halte zijn, en de tram
niet altijd even precies op tijd is, zoo wordt
men weieens tot wachten genoodzaakt.
Voorzitter gelooft die klachten niet
ongegrond, daar ook z. i. de abris zeer
ondoelmatig zijn ingericht, omdat men in
letterlijken zin bijna geheel aan de open
lucht is blootgesteld en het wachten bij
eenigszins ongunstig weder diensvolgens
ondoenlijk is te achten, vooral voor
zwakke en oude menschen hij heeft dan
ook gemeend, dit voorstel te moeten doen,
denkende, dat er vooralsnog geen uit
zicht bestaat, dat het trambestuur zich
daarmede zal belasten.
De heer Breebaart zegt, dat er voor
genoemd doel nog geen geld beschikbaar
is. Hij deelt echter mede, dat het bestuur
de levering van 50.000 steenen heeft
aanbesteed, ter bestrating der tram-em
placementen te Nieuwe Niedorp, Winkel
en Lutjewinkel.
Bovendien, zegt de heer Breebaart, is
het nog te bezwaarlijk voor het tram-
bestuur, tot het bouwen van een wacht
huisje over te gaan, vermits bijna alle
halten langs de lijn in hetzelfde geval
verkeeren.
De heer Sloos informeert, of het tram-
best-, als het later geld heeft, bet wacht
huisje van de gemeente over moet nemen.
De hoer Breebaart zegt, dat het bestuur,
wanneer het naderhand de noodige mid
delen heeft, dat gebouwtje wel kan
overnemen, doch daartoe niet verplicht is.
Voorzitter geeft als zijne meeniug te
kennen, dat men er wel eenigen tijd
dienst van zal hebben gehad, vooraleer
het zoover is dat de tram het kan over
nemen, en brengt vervolgens ter tafelde
gemaakte teekening voor het huisje waarna
bespreking volgt over hoogte, breedte en
lengtemaat, benevens over de te gebrui
ken houtdeeleu. Uit een en ander blijkt,
dat het de bedoeling is, het gebouwtje in
twee ruimten te verdeelen en dat 't eene
vertrek, groot 3 bij 4, bestemd zal zijn
voor de passagiers, en het andere groot
5 bij 4 M., dienst moet doen als goede
renloods.
De heer Timmerman vraagt, of, nu
men toch aan het bouwen wil, het mis
schien niet beter kon zijn, om inééns op
wat flinker schaal te gaan bouwen,n.l. zoo,
dat het gebouwtje zoowel's nachts als des
daags door menschen kon worden bewoond,
j daar 't hem niet wenschelijk toeschijnt,
een zoodanig gebouwtje als is voorgesteld
onbeheerd te laten blijven.
De heer Breebaart zegt, in beginsel
zeer wel met het denkbeeld van den heer
Timmerman te kunnen meegaan, doch
acht, zeker met het oog op de meerdere
kosten, het beter te beginnen zooals
door den voorzitter is aangegeven.
Hierop releveert voorz hoewel bet
plan bestaat, om het gebouwtje over de
sloot naar den kant van den heer Zeile-
maker te plaatsen, is de mogelijkheid
niet uitgesloten dat'tlater naar den anderen
kant moet worden overgebracht, wat bij
bouwingopgrooter schaal m eilijk zou kun
nen worden bewerkstelligd en hierop meent