Donderdag 8 MAART 1900. 44ste Jaargang No. 3501. ^ongewonnen •zoo geronnen. Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON. HAGER Aliiitci Huns-, DRAAIT. Alitruilit- Lniliullii Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- ei. Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, wordai ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Htirettu; MJSiJiWilAi, Luuu, 4. Uitgever-P. 1 R A P M A N. Medewerker t .1. W 1\KE L, Prijs per jaar 3.Franco per post f 8.60. Afzonderlijke nummers 6 Cents. AD^ ERTENTIEN van I tot 6 regels f 0.26;iedere regel meer 6 cv Groote letters worden uaar plaatsruimte berekend Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. Een groote schare belang stellenden was Zondagavond in de zaal van den heer P. Haringhuizen te Nieuwe Nicdorp bijeen geko men, om te luisteren naar hetgeen de heer N.J.C.Schermerhorn zou zeggen over: „Godsdienst en Maatschappij." En het zal dien velen zeker een genot geweest zijn, om de rede aan te hooren keurige, bloemrijke taal, vol mooie beeld spraak, en een boeiende en bekoorlijke inhoud. Er heerscht misverstand, zei spreker, nadat hij het welkom had toegeroepen en de aanleiding tot deze vergadering had meegedeeld, tusschen mij en de gemeente, en een uiteenzetting van mijn beginselen, van mijne meening omtrent de taak, die de Godsdienst in de maat schappij heeft te vervullen, is wel het beste middel om dat misverstand op te klaren. Mocht hij iets zeggen, dat hard klonk, dan verzocht spreker toch te willen gelooven, dat hij het niet tegen personen, maar tegen beginselen had, tegen de beginselen, die in de tegenwoordige samenleving den boventoon voeren. Met het begin van Ibsen's drama „Brandt" ving spreker aan. In Brandt, met wien Ibsen eeü zoo ontzettend machtig karakter had geschilderd, zag hij de incarnatie van de hoogste religie de religie van den Christus zelf, in dat geheel zich geven aan God, het kenmerk van de echte religie. Bij hen, die zoo gelooven, moet God zich naar buiten openbaren. Hunne onwrikbare overtuiging, dat God in hen is, zal hun een bron zijn van steeds nieuwe kracht, noodig om den lijdensweg op te gaan. Men vraagt, en dikwijls spottend, naar de realiteit van God en vele Godsdienstigen, die daar geen antwoord op vermogen te geven, gaan zich terug trekken. Neenwij kunnen Hem niet tooneD, onzen God, waartoe zou het ons noodig zijn Immers, in de stilte onzer ziel hebben wij Hem verstaandaar vindt de mensch zijn God. Niemand beeft voor ons het Godsbestaan te beredeneeren,maar ook niemand is in stist ons die innerlijke Gods-voeling te ontnemen. Maar bij wien die Godsstem zich krachtig doet hooren, zal zij zich dan ook, het is niet anders mogelijk, duidelijk openbaren in de gemeenschap met God naar binnen en de godsdienstige loute ring naar buiten. 22. „Als een engel der wrake, dat kan ik me zoo voorstellen," riep Harmut uit, nadat de notaris 't had uitgeschreeuwd, dat het nu z ij n beurt werd. 't Was den majoor aan te zien, dat hij met het grootste pleizier toeluisterde. „O neen, ik was doodkalm," antwoordde de notaris, „maar vernietigend. Max heb ik geen woord verwaardigd, ik wendde mij tot den redacteur en zeide „Mijnheer, dat mensch daar, is mijn' neef, dat is hij voortaan niet meer. Om een kooper voor „dien historischen rommel" behoeft ge u niet moeilijk te maken, want ik maak morgen een nieuw testament en benoem mijn neef Ernst als eenigen en universeelen erfgenaam. En om mijn wijnkelder behoeft ge u ook niet druk te maken, dien zal Ernst in gezelschap van zijn vriend majoor Harmut wel leeg krijgen, dat zal ik hem bij testa ment opleggen. En breng nu dat mensch naar huis, want hij heeft te veel gedronken „Bravoriep de majoor. „Dat was nu nog eens Hink Het is werkelijk aardig, dat ge daarbij ook aan mij hebt gedacht en mij bij testament zulk een aangenamen plicht heeft opgelegd. Max zal wel nede rig om vergiffenis komen vragen, wanneer hij weer nuchter is geworden." „Dat zal hij wel latenTreiimaun richtte zich strijdlustig op. „Ik gooi hem de deur uitVandaag hel) ik mijn testa ment geschreven, om op alle mogelijkheden te zijn voorbereid, en in Heilsberg zal ik het notariëel laten passeeren. Er zal geen duivekater aan zijn te doenhij zal met zijn lange vingers zich niet moe tellen aan mijn geld. Daarvoor heb ik genoeg ver- En nemen wij dit eenmaal aan, dan zien wij, dat, wat thans voor Godsdienst doorgaat, den naam niet mag dragen. Het „weg met den Godsdienst" mag niet altijd hooghartig genegeerd worden, want zooveel ernstige mensehen, die hun heele leven aan de verbetering der maatschappij werken, bestrijden den Godsdienst. En dat is geen wonderzij zien in dien tot kerkelijkheid geworden Godsdienst een dam, die den stroom van den vooruitgang tegenhoudt. En verdwijnen moet en zal zeer zeker die schijn-Godsdienst, want in hart en nieren slecht is onze samenleving en toch is zij vol Godsdienst, getuige de ontelbare kerken, priesters, enz. Wordt God gediend door die duizen den neen heel hun leven is een vloek tegen hunne belijdenis; de Mammon wordt gediend, overal. Wel treffen wij ze gelukkig nog hier en daar aan, als een goed verzorgde geranium voor de ruiten in een vies, vuil slop, de zuiver Godsdienstigen, maar de Mammon heerscht wijd en zijdgeld ie de algemeene kreet. Offerden de heidenen hunne mede- menschen aan de goden, de Mammon eischt niet alleen de menscheu, hij moet er ook hunne zielen bij hebben. Bij drommen sterven ze weg de proletariërs, omdat hun onthouden wordt wat God gaf, niet voor enkelen, maar voor allen. Wendt slechts uw blik naar Zuid- Afrika en ge ziet er bij duizenden ver moorden terwille van de brandkasten van enkelen, die veilig thuis zittqn, schermende met de eer van hun land bewijs, dat de Mammon ook dezielen der menschen eischt. Demoralisatie, achteruilgang in zedelijk heid is het natuurlijk gevolg, niet alleen van de armoede, die wij in de achter buurten aantreffen, ook, zooals „Hilda van Suilenburg" dat te zien geeft, van de verlammende weelde, en daartusschen vindt men de menschen, wier hoogste levensdoel is vooruitkomen die altijd praktisch willen zijn, ra. a, w. bij wie het hemd nader is dan de rok. Wonderlijk heeft zich in den loop der tijden de Godsdienst altijd bij den maatschappelijken toestand aangepast. Eerstde Christus in allen eenvoud daarop de Christologie na toetreding van Constantijn een broederlijk samengaan van geestelijk en wereldlijk gezag in de Godsdienst-oorlogen, enz. Dit alles schetst spreker in den breede. Ook de protestanten deinsden terug voor de consequenties van hunne beginselen, getuige o. a. de vervolging van de Salzburger tuiniersbroedorsook bij de protestanten dogma's en stellingen. Do kerk werd draagster van den Godsdienst en dat kkn wel goed zijn, maar dan alleen, als men de kerk plaatst revolutionnair tegenover de verdere tegenwoordige samenleving. O als alle leden dat eens zouden begrijpendan zou de maatschappij zich spoedig moeten verandoren. De ware Godsdienst is niet een preek aanhooren en een goed geleerd gebed opzeggen zooals Jetus zegtniet „Heere Heereroepen, maar „des Vaders wil doen". Er moet heerschen die groote liefde, die alleen luistert naar de rede en zich niet buigt aaar de door menschen opgelegde wetten. Nadat een half uur gepiuseerd was, vervolgde spreker zijn rede met een kenschetsende teekening van wat tegen woordig Godsdienst heet, uit (en overge nomen door) het orgaan „De Vrede". Spreker kwam dan tot de conclusie, dat op de vraag hoe heeft de waarachtig Godsdienstige mensch zich tegenover de maatschappij te gedragen moest worden geantwoord: revolutionnair niets zal hem bevredigen, dan de totale ver nietiging dezer maatschappijniet met wapenen en geweld, maar door zijner liefde macht. Hij zal niet rusten voor het mammonisme is uitgeroeid. Alleen den weg, dien men op moest gaan om tot dat einde te komen,wenech- te spreker nog nader te behandelen. Sommigen zagen in de politiek den weg tor verbetering, maar met hen kon spreker niet meegaan. Integendeel, hij verafschuwde elke politiek, omdat zij in haar wezen niet deugt. Immers.door wet ten te stellen, werpt men zich op als heerscher over anderen, en zoo min als hij het recht van anderen om over hem te heerschen, erkent, zoo min wil hij als Godsdienstig mensch over anderen gezag oefenen. Voorbeelden worden genoemd om aan te toonen, dat men in 't heden laakt, wat men in 't verleden prijst. De eenige oplossing isde menschen moeten individuëel te goed worden om te regeeren en te fier om zich te laten re- geeren daarheen moet het geleid worden. Het zal een moeilijke weg zijn daar heen, maar als gaat leven in de ziel der menschen een hunkeren naar God, dan zal geen geweld in staat zijn hen te keeren. Wij moeten wijzen op de Godslaste ring van het hedenherinneren aan het „wees heilig, want ik uw God ben heilig". Dan ook zal breken elke tegenstand. stand van de wet." Hij vouwde het testament "te zamen en borg het op. Plotseling werd zijn stemming verdrietig. „En ik heb dien jongen zoo lief gehad!" zeide hij weemoedig. „Van kinds been af heb ik hem verwend, opgevoed, met de grootste verwachtingen van zijn talent. Ik heb steeds een open beurs voor hem ge had en nu loont hij dat zoo 1" Een paar tranen rolden hem langs de wangen, maar de majoor legde hem troostend de hand op den schouder. „Laat dien dommen jongen loopen," zeide de majoor. „Goed, dat ge hem nu kent in zijn gansche misselijkheid. Eigenlijk was het familie-genie toch reeds verwisseld, nu is het op Ernst overgegaan en die brengt zijn oom tot eer. Gij waart gister het mid delpunt op de tribune van de journalisten. Wat niet bij Ernst kon komen, dat drong op u at." Hij had het rechte troostmiddel te baat genomen Treumann's oogen straalden bij de herinnering aan den dog van gister. Ja, ja, ze hebben mij allen gefeliciteerd 1" riep hij. „De vertegenwoordiger van de j „Times" heeft mij de hand geschud en gezegd„Mijnheer Treumann. ge zult een maal een zeer beroemden neef hebben. Hij is een genie van den eersten rangIk onttrok mij bescheiden aan dien lof en ant- woorde „O, dat is bij ons zoo'n familie- gave." Het was de 'schoonste dag mijns levens 1" „Ja. dat ligt in de familie antwoordde de majoor lachend. „Maar nw gaat ge meê naar mijn Wilma en onze kleine wildzang Elisabeth. Kom nu, oom Treumann: ge moet mij nu maar toestaan, dat ik u zoo noem, want ik ben immers mede-erfgenaam van den wijnkelder Daarop greep hij den I ouden heer onder den arm en deze scheen met het oomschap al zeer in zijn schik. Hij had met dat andere mensch afge rekend. die nu niet meer zijn neef was en dien hij in alle vormen had onterfd. In zijn Werkkamer zat de bankier Marlow met een zeer donker en zorgvol gelaat. De dag van gister had zyn bangste vrees nog verre overtroffen. Dat had hij toch niet verwachtDie formeele vrijspraak van Ronald's tegenstander was de vernietiging van hemzelf. Ja, Raimar dankte zijn vrijspraak aan zijn gloeiende verdediging, waardoor hij de rechters als in een spiegel het gebeurde deed aanschouwen. Ook had hij het noodige meêgedeeld van de manier, waarop in hooge geldkringen zaken worden gedaan. Ook daar had men jarenlang het verkeerde van het optreden van Ronald geweten en gekend, maar men had het geduld, omdat men er geld door verdiend had. Op den naam van den huize Marlow was goddank geen smet gevallen. De bankier had dadelijk, toen Raimar's geschrift was verschenen,het gevaar ontdekt en zijn maatregelen genomen. Hij kon er zich op beroepen, dat hij dadelijk zich had teruggetrokken, toen hem het minder nette der onderneming duidelijk was geworden. Maar zijn kind, zijn doch ter, wat moest bet daarmede Tot op dit oogenhlik was het geheim der verloving bewaard gebleven, maar wan neer het nu tot een breuk kwam en Ronald zioh wreekte met de openlijke verklaring, dat Edith Marlow zijn verloofde was ge weest en dat men hem nü, nu hij dreigde ten onder te gaan,dadelijk in den streek liet Dat zou meer dan pijnlijk zijn tegenover de kennissen en vrienden, en Marlow stelde, zeer veel prijs op het oordeel dier menschen. Het ergste was. dat Edith zich zelve verzette: dat ze met groote beslistheid verklaarde, dat zij zichzelve voor gebonden hield; dat slechts Felix haar kon vrijgeven. Haar vader kende het karakter van Ronald te goed, om te weten dat deze zulk een grootmoedigheid niet zou betrachten, maar in staat zou zijn tot alle andere stappen, die hem het behoud van Edith zouden verzekeren. Een groote angst welde plotseling in Marlow op, want hier gevoelde hij zich in de eerste paats vader; daarvoor week alles terug. Hij wilde zijn dochter terug hebben, wilde haar vrij maken van het geweld van den man, aan wien hij haar zelf had overgele verd. Éénmaal had hy zich laten verleiden Hoewel niet voldaan over zijn eigen werk, hoopte spreker aan het einde zijner rede, dat hij zijn hoorders iets had doen gevoelen van de heerlijke taak, die God ons heeft opgelegd. En was de weg zwaar, de wetenschap, dat bij Golgotha de hof van Gethsémané was, zou kracht geven om blijmoedig door te gaan. De reder ij kerskamer „Eensgezindheid" te LJur-gerbrMigr gaf j, 1. Zondag eene openbare uitvoering in het locaal van den heer Bood aldaar. Het programma voor dezen avond be stond uit„Betje de Naaister," oorspron kelijk volksstuk in 4 bedrijven, door C. P. T. Bigot, en „De Buren", dramatische klucht in 1 bedrijf, door Jusius van Maurik Jr. De uitvoering was, zooals wij dit van „Eonsgeziadheid" gewoon zijn, goed te noemen. De stukken zijn beide in de rederijkers- en tooneelwereld zulke goede bekenden, dat wij ons gerust kunnen ont houden van het geven van een verslag over den inhoud. Omtrent de opvatting in de verschil lende rollen zal men ons mede van een beoordeeling verschooneneerstens hebben wij te doen met een liefhebbe rijgezelschap, dus geen beroepstooneel- listen, en in de tweede plaats is het voor een verslaggever, zelf leek in de tooneelwereld, min of meer gevaarlijk, een gedesideerde meeniug te verkondigen. De zaal was maar matig goed bezet, wat to betreuren is voor allen, die ver zuimd hebben te komen, omdat zij de gelegenheid gemist hebben, een avond allerprettigst door te breDgen, getuige het hartelijk applaus,dat den uitvoerenden teD deel viel. Trachtten in den vooravond enkele onbeschaafde, of onbeschaamde, jonge lieden door luidruchtigheid de goede stemming te bederven, het mocht der po litie door flink optreden gelukken, hun streven te verijdelen en de goede orde te bewaren. M e j. J. Greidanus van Hiii'Éïei'brimr heeft te Utrecht met het gewenschte succes examen in Nut tige Handwerken afgelegd. In het begin van Januari jl. hebben eenige ingezetenen van de Wijk Murgerbrug o.-z./van de Groote Sloot zich tot het Hoofdbestuur der Posterijen gewend met het verzoek, hun brieven enz. vanaf de Burgerbrug te ontvangen, en niet van St.-Maarten, daar dit gedurig een vertraging van 24 uur —a.Ti IJ in iHait Bi de oude grondstellingen van zijn huis on trouw te worden, hij had ook de hand uitgestrekt naar klatergoud dat wreekte zich nu op zijn eigen kind. Edith was dien middag bij haar terug komst van het bezoek aan Wilma zoo ver stoord en opgewonden geweest, dat zy haar vader zelfs niet te woord had willen staan, maar slechts van hem geëischt had, dat hij haar met Ronald alleen zou laten, wanneer hij dien avond kwam. Dat onderhoud mocht hij onder geen enkel beding storen. Tegenstribbelend,had Marlow ten slotte toegegeven. God weet, wat tusschen die beiden nu werd afgehandeld. Edith bevond zich alleen in haar kamer: de duisternis was reeds lang gevallen, maar in het groote, rijk en behaaglijk gemeubileerde vertrek was een verblindend licht. Het electrische licht, dat uit de glazen ballon nen straalde, werd anders door rose kappen gedemptnu waren die verwijderd. Scherp straalde daarom het licht uit, en elk hoekje van de kamer was als bij dag, iedere trek van het meisje, dat in trotsche hohding bij den schoorsteen stond, was zichtbaar. Het „vreeselijke uur" was daar Ronald was gisteren reeds weggebleven, eerst hedenmorgen had hij eenige regelen gezonden, om te melden dat hij van avond zou komen. Nu trad hij binnem de deur werd achter hem toegehaald en "zij beiden waren alleen. Edith ging hem oogenschijnlijk kalm tegemoet, maar toen hij zich als gewoonlijk neerboog, om haar op de gewone manier in zijn armen te sluiten, kromp zij toch even in elkaar, en dat ontging hem niet. Hij mat haar met een snellen, fonkelenden blik en dan raakten zijn lippen slechts haar voorhoofd aan, vervolgens richtte hij zich weer op. „Hadt ge mij gister verwacht vroeg hij. ..Mijn stemming was begrijpelijkerwijs niet de beste. Ik deugde heel slecht voor gezelschap, derhalve ben ik maar niet ge komen." „Om mij bezig te houden en met me te babbelen, daarvoor heb ik uook niet ver ten gevolge had. Tevens vroegen zij om een tweede bestelling. In de vorige week werd hun daarop geantwoord, dat aan hun verzoek niet kon worden voldaan, doch dat maatregelen zouden worden genomen, dat hun brieven enz. niet meer naar Burgerbrug zouden worden doorgezonden, maar hun direct van St.-Maarten zouden worden besteld. Een tweede bestelling kon hun niet worden toegestaan; daarvoor waren daarbij te weinig belangen betrokken, om dat te rechtvaardigen. Z a a k-H o g e r h u i s. De conclusie, waarbij advocaat-generaal mr. Patijn requireeit, dat de Hooge Raad het verzoek tot revisie van de zaak-Hogerhuis zal afwijzen, is gegrond op de stukken van het door jhr. mr. Laman Trip ingestelde onderzoek en berust op de volgende overwegingen Overwegende, dat uit dit onderzoek is gebleken, dat het lantaarntje in don nacht der inbraak, waarvoor verzoekers zijn veroordeeld, moet zijn geweest in het bezit van Wiebren Hogerhuis en dat daarentegen de opgaven van die twee eenige personen, die verklaren het vroeger in het bezit van Paulus van Dijk te hebben gezien, vergezeld zijn van bijzonderheden, waarvan de onjuistheid is gebleken dat, nog geheel daargelaten de vraag in hoever al de personen, die omtrent de zoogenaamde buitengerechtelijke bekentenissen verklaringen hebben afgelegd, geloofwaardig zijn, in ieder geval de omstandigheden, waaronder en de wijze waarop die uitlatingen zijn gedaan, niet van dien aard zijn, dat zj doen twijfelen aan de waarheid en de juistheid van de verklaringen der personen, die zich in den nacht der inbraak iu en bj de woning van G. Haitsma hebben bevonden; dat ook de bewering, dat Allard Dijkstra aan J. Middelkoop te Leeuwarden zou hebben verklaard vóórdat de inbraak werd gepleegd te hebben geweten, dat ze zou worden gepleegd, bljkens het onderzoek „onaan- nemeljk" is voorgekomen Overwegende, dat mitsdien de aanvrage tot herziening van het ten laste van verzoekers gewezen arrest niet voldoende gerechtvaardigd is, enz. Men meldt uit OUDDORP, dd. 8 Maart De vreeseljke ziekte, die verleden jaar zoovele slachtoffers in den Oostdijk onder Ouddorp maakte, schijnt daar weer uitgebroken te zijn. Twee gevallen wacht," antwoordde Edith zacht. „Wellicht om me te troosten Ik behoor nu eenmaal niet tot die menschen, die troost noodig hebben, ik ben gewoon dat alleen met mijzelf uit te maken." Hij stond tier voor haar en sprak óp zijn gewonen, meesterachtigen toon slechts de volle bleekheid van zijn gelaat en het zenuw achtig trekken daarin, verrieden, hoe de nederlaag van gister hem had getroffen. Edith was op den schoorsteen toegetreden waar een paar lage stoeltjes stonden, haar gewone plaats bjj de bezoeken van Ronald. Zij ging ook nu daar zittenhij volgde haai- voorbeeld. „Ik wees ook nu nog, u met ieder woord i te kwetsen," antwoordde zij. „Ik was gister ook in de rechtzaal, dus behoeven wij eigen lijk elkaar niet te zeggen, hoe de uitspraak ons beiden heeft getroffen.-' „Ons beidenherhaalde hij. „Rekent gij u werkelijk nog tot mij Uw vader doet dat niet meer." „Gij komtdus van papa? "vroeg Edith haastig. „Neen, ik ben direct bij u gekomen, maar het was reeds lang geen geheim meer voor mij, dat hij dringend eeneverande ring in onze verhouding wenschte. Ik neem hem dat niet zoo heel erg kwalijk, want wij beiden hebben ons steeds op zakelijk standpunt geplaatst. Zijn tegenzin heeft daarom weinig invloed op mij. Ik heb met u te doen, Edith, met u alléén Zijn oogen rustten met koortsachtige onrust op haar trekken, maar er verliepen eenige minuten eer Edith antwoordde. De beslissende vraag drong zich op haar lippen en toch werd zij niet uitgesproken. Het wilde, stormachtige kloppen van haar hart snoerde haar bijna de keel dicht. „Ik laat mij door geen uiterlijken praal of grootheid beheerschen, dat weet ge,Felix," antwoordde zij eindelijk. „En juist daarom eisch ik openhartigheid van je. Mijn vader houdt je positie voor onhoudbaar, hij meent, dat sedert gister „Het begin van het eind daar is," riep hij met bitteren hoon. „Dat ge looven ze allemaal, men denkt zoo heel spoe dig met mij klaar te zijn 1" WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1900 | | pagina 1