E1 s j e.
Donderdig 30 Augustus 1900.
44ste Jaargang No. 3552.
Binnenlandsch Nieuws.
Aiurtntie- k Lailltmilal
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTDSN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
bureau: SCSAÖism, liaan, O 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
Medewerker.1. WIKKE L.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60,
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25; iedere regel meer 5 ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel.
Vergadering van den
Raad der gemeente ZHjpe, gehouden
op Maandag 27 Augustus 1900, des
morgens ten 10 ure.
Aanwezig alle leden.
Voorzitter de heer G. C. Hulst, burgem.
Na opening der vergadering volgde
lezing en goedkeuring der notulen.
Dadelijk werd aan de orde gesteld het
rapport der commissie tot onderzoek der
rekeningen over 1899. Een paar kleine
opmerkingen werden gemaakt, die even
wel geen aanleiding gaven tot bespreking,
en vervolgens werd met algemeone stem
men tot goedkeuring besloten.
De rekening van de gemeente sloot
in ontvangst op f 33398.17 5, uitgaaf
f 32138.78, met batig slot van f 1259.395;
die van het Armbestuur in ontvang op
f 10973.04, uitgaaf f 9S36.265, batig
slot f 1136.775, en die van bet Weeshuis
in ontvang op f9388.35, uitgaaf f9654.895,
met nadeelig saldo van f 266.545. De
commissie bestond uit de heeren Francis,
NieüWland en De Wit.
Het aangehouden verzoek der gemeente
Schagen, om den weg van den West-
frieschen Dijk naar Schagerbrug met
boomen te beplanten, volgde nu, en in
betrekking daarmede eerst het voorstel
van den heer Nobel, om in beginsel uit
te spreken, successievelijk alle wegen
in de gemeente, daarvoor geschikt, met
boomen te beplanten.
De heer Nobel wilde nog gaarne zijn
voorstel even toelichten, te meer, omdat
hij zijn voorstel nog aanmerkelijk wilde
wijzigen. Toen in de vorige verg., zei spr.,
bij de behandeling van deze kwestie door
mij steeds op den voorgrond werd ge
plaatst het algemeen beginsel, is er door
mij niet over de kosten gesproken. Dat
is niet gedaaD, omdat door mij niet aan
de kosten is gedacht, maar omdat er voor
de uitvoering van het besluit zulk een
massa jaren zullen noodig zijn, dat zulks
vanzelf wel terecht zal komen. Wordt
het beginsel uitgesproken, zooals dat door
mij wordt voorgesteld, dan hebben we
elk jaar bij de begrooting nog te beslis
sen, hoeveel er voor dien post zal worden
uitgetrokken, of dat f 100.off 1000.
bijv. zal zijn,dat is dus iets, dat zich
vanzelf wel zal vinden. Maar omdat er
toen zoo is gewezen op de groote kosten,
die de aanneming van dat beginsel na
zich zal sleepen, heb ik in den
loop dezer dagen nog eens over
de zaak nagedacht en ben ik tot
het besluit gekomen, mijn voorstel aan
merkelijk te beperken, nl. er mij toe
te bepalèn om het b; ginsel uit te spreken,
dat alleen de opgaande wegen, voor zoover
er voor geschikt, met boomen zullen
worden beplant. Zijn voorstel wijzigt
spr. aldus met het idéé, dat het
dan meer kans van slagen heelt
en te meer daar hij veronderstelt,
dat de raad, die in de toekomst achter
dezen bestaanden komt, wel op denzelf
den weg zal voortgaan.
De heer Mann kan zich met het idee
van den heer Nobel niet vereenigen.
Spr. ziet nu eigenlijk niet in, waarom
of alle wegen niet zouden worden ge
nomen; hij meent, dat op alle wegen
de hand aan den ploeg moet worden
geslagen, als de tijd daar is. Als men
alleen een deel meent dat profiteert,
zullen er zoovele burgers zijn,
die daarvan niet profiteeren. 't ban
ook geen bezwaar zijn, zegt spr., alle
wegen te nemen, daar toch bij iedere
begrooting wordt bepaald de boegroot
heid van het bedrag, dat voor de
beplanting der boomen zal worden
besteed. Spr. wil aan dit zijn voorstel,
evenwel nog iets verbinden. Er wordt
nu van het betalen der onkosten steeds
gesproken van de gemeente. In do
vorige verg, heeft spr. reeds gewezen op
den eigonaardigen toestand, dien men hier
heeft: de polder is de eigenaar van de
wegen, en de gemeente zal nu een
gedeelte van die wegen in beslag nemen
voor beplanting, dat is vreemd.
Daarbij kan zich een eigenaardige
kwestie later voordoen. Door de be
planting van de wegen kunnen daarvan
revenuen komen, die boomen kunnen
zoo worden, dat ze moeten worden
gehakt; wie moet dan de voordooien
daarvan genieten Er dient dan toch
met hot polderbestuur over dergelijke
punten een bespreking vooraf te gaaD,
Het idee van Spr. was, dat de polder
de beplanting voor zijne rekening zou
nemen, met jaarlijks een subsidie van de
gemeente. De polder kon dan ook een
bijdrage geven, en dan zou het werk met
meer kracht ter handkunnen worden geno-
men,en dan kwam men volgons Spr.ook op
veel zuiverder standpunt.
Yoorz. zegt, dat de polder wel niet
geneigd zal zijn, geldelijken steun te
geven, en dat, als de gemeente de boomen
plant, ze ook blijven het eigendom van
de gemeente en de revenuen later ook
FEUILLETON.
ROMAN
van
HANNA ASCHENBACH.
47.
Slechts over den grooten ijver,dien Hertha bij
haa r werk aan den dag legde, waagde me
vrouw Herwig een opmerking. „Je werkt
je ziek, kind, dat gaat menschenkrachten
te boven, wat jij van jezelf vergt." Toen
lachte Hertha vroolijk en haar slanke ge
stalte oprichtende, riep zij uit: „Kijk mij eens
aan moeder, heb ik geen kracht voor
twee En de moeder keek onderzoekend
in het blozende gelaat, in de stralende
oogen van haar oudste en ze moest zich
zelf bekennen, dat deze met iederen dag
mooier en bloeiender werd.
De doctor was door eenzelfde werkwoede
aangegrepen alsHertha.Iederen morgen droeg
de oude Jacob groote stapels acten naar
de kanselarij. Bijna nacht aan nacht, tot in
den morgenure, schemerde er licht in de
werkkamer van den doctor en de trouwe
bediende slpeg vanaf zijn bed zuchtend het
vriendelijke schijnsel gade, dat door de deur
van zijns meesters kamer op de gang viel.
Wat was dat nu voor een levenWer
ken werken Godlol, dat hij ten minste
tegen den avond een pauze maakte. Hoe
geregeld ging hij naar het „witte kas
teeltje". en waarachtig, hij bleet hoe langer
hoe langer weg. Ja, die heks, die Hertha
Maar dan werkte hij tot drie of vier uur
in den nacht, en vroeg in den morgen, om
negen uur, was het reeds weder zijn spreek
uur.
En wat gaven de menschen hem een
massa werk te doen. De luidjes stroomden
als 't ware zijn huis in. Het scheen, alsof
men met alle vragen, klachten en processen
had gewacht op den terugkeer van den
doctor. Voor Jacob was dat een buiten
kansje en menigmaal op een dag liep Jacob
znum zijn kastje, om eens naar zyn spaarpot
voor de gemeente zijn.
De heer De Moor is het ook niet met
den heer Mann eens, om bij don polder
om steun aan te kloppen. Het is, zegt
Spr., genoegzaam gebleken, dat de polder
geen steun verleenen wil, en dus is het
de beste manier hier in deze vergadering
uit te maken, of de gemeente boomen
zal planten, ja of neen. Spr. ziet ook niet
in, dat de polder voordeel zal hebben van
het beplanten zijner wegen. Het gewas
toch aan de wegen zal minder worden,
dus bij de jaarlijksche verpachting min- j
der opbrengen, en daarom oordeelt Spr.
beter, zooals gezegd, om hier uit te maken,
of tot beplanting zal worden besloten.
De heer Nobel wil zich in zooverre wel
neerleggen bij het idéé van den heer Mann,
om in beginsel te besluiten, alle wegen te I
beplanten. Hij heeft zich beperkt tot de
opgaande wegen, omdat hij meêTl'dèV dat
i zijn plan daa meer kans van slagen zou
hebben, en immers, de raad na dezen j
j zou het werk wel voortzetten, j
Spr. meent, dat het niet noodig is, het
polderbestuur om geldelijken steun te
vragen, de geest van dat bestuur over
dit punt is al genoegzaam bekend.
De hoer Mann meent, dat het officieus
bekend kan zijn, officiéél is het polder-
j bestuur nooit gevraagd. Schagen heeft
wel gevraagd, maar geen finantiéelen
steun aangeboden, zooals de gemeente nu
zou kunnen doen Daardoor krijgt de zaak
een heel ander karakter, en spr. twijfelt
niet, als de polder gewezen wordt op het
feit, dat de voordeden, aan de beplan
ting verbonden, ook voor hem zijn,
de polder dan op het voorstel gaarne
zal ingaan.
Met betrekking tot de vcorJcelen wijst
voorz. op het gezegde vau den heer
De Moor, waarmede hij het geheel en al
eens is.
De heer Mann beweert, dat die kwestie
nog maar niet zoo dadelijk is uitgemaak';
dat zoo iets geheel afhangt van den aard
van de beplanting der wegen. Men behoeft
zich niet alleen te bepalen tot opgaande
boomen. Vele wegen in de Zijpe leenen
zich bij uitstek goed tot het beplanten met
hakhout, en de opbrengst daarvan, na
verloop van tijd, zal, dunkt spr., veel
hooger zijn, dan die van het grasgewas
nu.
De heer De Moor zegt, dat, voor en
aleer over deze kwestie gestemd wordt,
hij toch eerst wel een vraag zou willen
doen. Hij had gedacht, dat er een
rapport over deze zaak zou zijn
uitgebracht, waarin een overzicht zou
zijn gegeven van de kosten, die aan de
beplanting zouden verbonden zijn.
De kosten kunnen, naar spr.'s oordeel,
van zeer grooten invloed zijn op het te
nemen besluit.
De Voorz. licht toe, dat het de be
doeling is, elk jaar bij de begrooting te
zien, hoeveel er feitelijk gemist kan
worden voor de beplanting. Is er 1100,
dan dit; f 1000, dan dat; is er niets,
dan wordt er niet geplant, zoodat
het dus de gemeente nooit te hoog kan
loopen.
De heer Mann drukt nu ook zijn
de aangewezen beplanting zijn.
De heer Schuijt vindt hakhout voor
de wegen nog nadeeliger dan opgaande
boomen. De wegen blijven dan veel
natter.
De heer Mann meent, dat het veel
kan schelen hoe de weg wordt beplant,
aan een of twee kanten.
De heer Schuijt neemt maar een voor
beeld aan zijn eigen boschdaar kost
de weg veel grint en veel werk.
De heer Mann zegt, dat de droge tijd
voor do open wegen zooveel nadeeliger is;
dan hebben die zooveel meer te lijden
te kijken, waar menig geldstuk in gebor
gen werd.
Prinsesje moest op haar verjaardag de grootste
kamerpalmen van de bloemententoonstelling
present hebben, dat had Jacob zich nu eens
in het hoofd gezet. Zij zou wel mopperen
op hem over zooveel verkwisting, maar
een goed denkbeeld van den prijs dezer
palmen had zij gelukkig niet. Een
paar goudstukken waren er ook bij in zijn
spaarpotdie waren van die trotsche dame,
die steeds in een equipage kwam. Er stond
wel een grafelijk wapen op het portier van
het rijtuig,dat had Jacob duidelijk gezien,
toen hij haar parapluie had nagedragen,
die zij had vergeten, maar een gravin was
het toch bepaald niet, dat had hij dadelijk
gemerkt, en toen hij tegen zijn mijnheer
zoo iets had gemompeld van theater-prinses,
toen had deze lachend geantwoord „Bravo,
oude, je hebt een goeden blik. Een prima
donna is het, Signorina Esperanza, van de
opera." Maar wat ze van hem wilde, dat
had de doctor niet tegen hem gezegd. Lieve
hemel,of de oude dat niet begreep, bij al die
lieve blikken, die coquette lachjes,en die
groote fooien.
„Meld me dadelijk aan, vriend," had ze
gister tegen hem gezegd, terwijl ze hem
een goudstuk in de hand had drukte.
„Heb je niet een andere kamer voor me
Ik kan niet wachten."Het geld had Jacob in
den zak gestopt natuurlijk, en haar in den
kleinen, rooden salon gelaten,maar wachten
moest zij, natuurlijk.
Het oude, rimpelige gelaat van den be
diende wordt vroolijk, ais hij aan het voor
gevallene denkt. Eindelijk was de doctor
naar beneden gekomen. Het onderhoud had
drie minuten geduurd, toen was de deur
opengerukt en de trotsche dame was naar
buiten geruischt, gevolgd door den doctor.
Op diens gelaat was evenwel niets te lezen
geweest en na een beleefde buiging was
hij in de kamer teruggegaan. De mooie
dame moest alleen tot de buitendeur
gaan, dat was zeer onbeleefd van zijn heer
geweest, maar de mooie vreemdelinge
scheen daarover niet heel booste ziju.Zij keek
tenminste nog even verliefd, toen ky haar
den rug toekeerde, nadat hij om zoo te
zeggen haar fatsoenlijk buiten de deur had
gezet.
Jacob lacht welgevallig- „Wij hebben
een beteren smaak, zwarte heks," mompelt
hij glimlachend. „Iets lichts, blonds, fijns,
dat is onze smaak. Of wij er vanavond nog
zullen heengaan? Nu, natuurlijk, oude gek'',
beantwoordt hij zichzelf de vraag. „Wat
kan ons het officiëele diner schelen, al
namen er ook tien burgemeesters aan deel,
in plaats van één, die ons zoo dringend
heeft uitgenoodigd? Wij laten hem aan zijn
lot over en gaan daarheen, waar ons hart
is. Anders doen we niet. Liever in het ge
heel niet slapen, dan dat geluk mis te loopen.
't Is een onsolied leven, dat we nu leiden,
trots de grootste soliditeit, want dat beetje
slaap datkleine beetjeslaapOf we het
lang zullen kunnen uithouden, is een andere
vraag. De reis heeft niets geholpen
bewaar me, we zijn nu hopeloos verloren.
Wat zal dat alles geven?"
De oude schudde het hoofd en poetste
met zijn zakdoek den koperen aschbak, dien
hij in de hand hield. „En zij, de heks
Wanneer ik maar uit haar kon wijs wor
den. Daar leeft ze eerst jarenlang naast hem
voort, kalm, koud, als een ijsberg, stuurt
hem een half jaar op reis, opdat zijn liefde
zal kunnen atkoelen, en nu hij er weer is,
maakt ze de liefste gezichtjes en bloost keer
op keer. Daaruit wordt de duivel niet wijs.
Ja, vrouwen blijven vrouwen 1 En toch, mijn
prinsesje had ik voor een uitzondering ge
houden Neen, coquet is ze niet. Maar,
hoe is 't, houdt ze nu van hem Ze had
het hem dan gemakkelijker kunnen maken,
maar het zou ten slotte toch heerlijk zijn.
Goeden morgen,doctor, zoo vroeg reeds P"
„Dag Jacobvroeg Het is kwart voor
negen, en ik moet nog ontbijten." „Alles
is klaarik bedoelde maar, dat u zoo wei
nig slaapt." De doctor lacht vriendelijk, het
treft hem steeds, wanneer hij bemerkt, hoe
trouw bezorgd deze man over hem is. Hij
neemt die vertrouwelijke zorgen ook steeds
vriendelijk op, want nog nooit verloor de
oude Jacob uit het oog het respect, dat hij
voor zijn meester moest hebben. „Maak je
leedweten uit over het ontbreken van dan de beplante wegen; hoe kunnen de
een begrooting van de kosten. In de open wegen in den drogen tijd in de
vorige vergadering was daarop toch ook Zijpe niet uitloopen.
reeds gewezen en hij had gedacht, dat De heer Schuijt vraagt, hoe lang het
B. en W. in deze vergadering met droog, en hoe lang het nat is.
cijfers zouden zijn gekomen. Nu er een De heer De Moor zegt, dat hij zich
besluit zal worden genomen, zijn we na de inlichting van den voorz. er
even ver als de vorige maal en ont- mede kan vereenigen, dat geene begroo-
breken alle gegevens over de kosten. ting van kosten wordt opgemaakt; spr.
Voorz. en de heer Nobel zeggen, dat oordeelt dat nu ook onnoodig.
de kosten bier niets toe of af kunnen De heer Mann wil, nu de andere
doen; dat het ten tweede een zeer heeren het niet noodig blijken te achten,
globale berekening zou worden, en, zooals er niet aan vasthouden, dat een begrooting
gezegd, hier wil men opgaande boomen, wordt opgemaakt, maar bevredigd is hij
ddér hakhout, dus feitelijk is niet te bere- evenwel niet.
kenen, hoe hoog de kosten zullen loopen. Het voorstel van den heer Mann, om
De heeren Schuijt en Francis zeggen,in beginsel te besluiten, alle wegen te
dat bij een dergelijke berekening ook beplanten, die daarvoor geschikt zijn, en
het jaarlijksch onderhoud niet mag te vragen of de polder dit werk wil
worden vergeten. De jaarlijksche oükos- ondernemen met een jaarlijksche subsidie
ten zullen nog van belang zijn en zij v n de gemeente, wordt verworpen met 6
betwijfelen, of de opbrengst van het hout, tegen 5 stemmen.
dat toch na jaren eerst het geval zal Tegen stemden de heeren v. Beusekom,
zijn, zoo groot zal zijn, dat die de onkosten Nieuwland, De Wit, Jimmink, Francis
zal kunnen dekken. en Schujjtvóór do heerenBakker,
De heer v. Beusekom haalt als voor- Mann, De Moor, Nobel en Hulst,
beeld de boomen aan het Zand aao;
aan
daar is men blijde, als iemand ze wil
hakken tot vergoeding vau het afvallende
hout, en die boomen staan reeds jaren. 1
De heer Nieuwland heeft een kijkje
genomen op den Lagedijkerweg en de
beplanting daar, zegt Spr., heeft den weg
lcelijker gemaakt, en dat heeft hem er
voordoen terugschrikken zijn steun te verg. wordt zoodoende gesloten,
geven aan het voorstel tot beplanting
der wegen in do Zijpe, waar men steeds
zal te tobben hebben met de zeewinden.
De heer Schuijt zegt, dat er op den
Lagedijkerweg nu reeds boomen dood gaan.
De heer Mann zegt, dat we geen voor
Het request van Schagen, om den
Schagerbrugger weg fe beplanten, wordt
met algem. stemmen verworpen. De kosten
daarvan zouden ongeveer f300.be
dragen, voor een dubbele rij boomen.
De volgende vergadering wordt bepaald
op 4 Sept. a.s.
De rondvraag levert niets op en de
Vergadering van den Raad
der gemeente Hnvitïcjca.r«pel,den
25 Augustus 1900. Tegenwoordig alle
leden.
1. De Voorzitter opent de vergadering,
beeld behoeven te nemen aan den Lage- waarna de notulen der vorige vergadering
dijkcrweg; er zijn punten genoeg, die in worden gelezen, goedgekeurd en geteekend.
onze ge meente beplaut zijn, en met groot 2. Door den Voorzitter wordt mede
succes. Het hangt er maar van af, welke gedeeld, dat bij beschikking van H. H.
soort beplanting men neemt, en op vele Ged. Staten dezer provincie dato 15 dezer
punten zal hakhout voor onze gemeente no. 40, goedkeuring is verleend aan het
niet bezorgd, oudje, ik heb een tijd lang
niets gedaan en krachten genoeg verzameld
en bovendien, zoo druk als nü is het niet
eeuwig."
Mijnheer en dienaar hebben zich onder
dit praatje naar het eetkamertje begeven,
waar de ontbijttafel staat aangerecht. Jacob
brengt de thee en bedient zijn meester; dan
brengt hij hem zijn brieven en wil de
kamer verlaten, maar de doctor roept hem
terug„Wanneer ga je naar het „witte
kasteeltje" vraagt hij. „Na tafel, wan
neer u het goedvindt, doctor." „Heeft
juffrouw Hertha je dan niet vroeger noo
dig vraagt zijn meester. „Neen, doctor,
ik ga altijd haar werk 's middags weg
brengen." „Goed." „Ik wilde u ook
nog zeggen", aarzelt de oude, „dat juffrouw
Hertha als een dolle werkt. Dikwijls een
dozijn kleinigheden op één dag, en daarbij
heeft ze nog groote bestellingen."
Het gelaat van den doctor wordt ernstig.
Eenige minuten heerscht er stilzwijgen, dan
zegt hij, en in zijn stem klinkt een wee
moedige toon„Ik kan het niet verande
ren. Zij zou toch niet naar mij luisteren, en
waarom zou ik met haar kibbelen
De laatste woedden spreekt hij meer tot
zichzelf en kykt daarbij onafgebroken door
het venster. Maar Jacob's scherpe oogen
bemerken toch, dat een blos zijn hals en wan
gen heeft gekleurd en dat zijn breede
borst een diepen zucht loost En dan klinkt
het aarzelend van de lippen van den doctor
„Vindt je niet Jacob, dat juffrouw Hertha
er toch frisch en bloeiend uitziet, in 't geheel
niet afgewerkt „Ja, dat is waar doctor
Zij is als een ontluikende roos, zij wordt
alle dagen mooier", flapt de oude er uit.
Geen antwoord. Wat zou de doctor ook
antwoorden hij denkt er evenzoo ever.
In het volgende oogenblik is de bediende
de kamer uit.
De doctor haalt verlicht adem. Ja, mooi
is ze, mooier dan ooit, met het zachte,
warme licht in de oogen, met dien wisse
lenden blos op de wangen en die zonnige
opgewektheid.Zij was zeer veranderd in het
halve jaar, dat hij op reis was geweest,
dat was niet te loochenen. Wat echter, «f
liever, wie had de ijskorst, die het meisje
steeds had omgeven, doen smelten Een
waar wonder was geschied door wien
door wien Een groot leed gevoelt de
doctor. Waar had hij hem te zoeken,
j wien het gelukt was, zijn wonder heiligen
beeld in een jubelend menscheDkind om te
tooveren Ach, hij heeft haar zoo lief, vuriger
dan ooit, dat weet hij nu maar al te goed.
Hij wist het ook, dat het boven zijn
krachten zou gaan, wanneer dat ge
beurde, wat hij komen zag: wanneer zijn
trotsche ster zich tot een ander zou neigen,
wanneer zijn geliefd, verafgood meisje een
ander zou volgen als diens liethebbende vrouw.
Een koude siddering loopt hem langs den
rug; en dan begint zijn hart haastiger en
gejaagder te kloppen.—Dan zou het nacht
worden in hem, en rondom hem. Wellicht
dat hij weder de wereld zou invluchten en
ditmaal voor eeuwig zeeën en landen tus-
sehen zich en haar stellen; tusschen zich en
naar, die toch de ziel van zijn ziel was.
Maar waarom dat? Kon hij niet blijven als
vriend des huizeszijn hongerend hart
voeden met de zusterlijke gaven, die ze
hem zou schenker.? Dan kon zijn dorstend
oog zich aan haar schoonheid laven,
dan zou hij haai- geluk kunnen aanschou
wen. „Nooit, dat verdraag ik niet
Luid- klinken deze woorden door de
kamer en de sidderende man rukt het
venster open, want het wordt hem te be
nauwd. „O, Hertha, Hertha, ik moet je
verliezen, 't moet
Buiten wordt gebeld. De doctor hoort
het niet. Hij kijkt naar het drukke straat
gewoel beueden hem en ziet niets dan
haastige, gejaagde menschen. Lachen en
schertsen klinkt naar boven; wat hebben
ze daar beneden ook eenig denkbeeld van
den storm, die in zijn borst woedt. Menige
hoed wordt afgehaald, menige blik
vliegt naar omhoog, naar den star voor
zich uitziendou man, die op geen enkelen
groet let, noch opmerkt de verwondering,
die het niet beantwoorden tot gevolg heeft.
WORDT VERVOLGD.