Alltlttl NlCIWS-, De tram Scbagen-AHonaar. Donderdag 6 September 1900. E1 s j e. 44ste Jaargang No. 3554. Gemeente Sc hagen. Bekendmakingen. Kennisgeving. Kennisgeving. brengen tor algemeens kennis, dat het op den 11 Sept. a. s. in het belang der openbare orde verboden is, in de kom der gemeente, vanaf de punten waar de daartoe betrekkelijke waar schuwingen ziju geplaatst, anders dan stapvoets te rijden. FEUILLETON. Binnenlandsch Nieuws. RAAIT Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden "ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. ^tiirean: SCHIWEI, Viaan, BI 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. WISK KL Prijs per jaar f 8.—. Franco per post f 8.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van I tot 5 regels f 0.26; iedere regel meer 6 i Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. De Burgemeester der gemeente Schagen Gezien de artt. 10 on 145 van de politie-verordening dier gemeente, verleent vei'g'ttidtiing' aan de tappers,om op Dinsdag 11 Sept. a.s. muziek te laten maken, danspartijen te doen plaats hebben en na bezetten tijd te tappen. Schagen, den 4 Sept, 1900. I)e. Burgemeester voornoemd, 8. BEKMAN. Buigemeester en Wethouders van Schagen Gelet op art. 46 van de politie—ver ordening dier gemeente, Overtreding wordt geBtraft met eene boete van ten hoogste f 25.of 6 dagen hechtenis, Schagen, don 4 Sept. 1900. Burgemeester en Wethouders voorn., S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Het is u bekend, geachte lezers, dat aan de gemeente- en polderbesturen van het Noorderkwartier een renteloos voorschot en deelneming in het aandeelen-kapi- taal voor de tram Schagen-Alkmaar is verzocht. In het adres wordt medegedeeld, dat de lijn op normale spoorwijdte zal worden aangelegd, opdat bi) het vervoer van vee, kool, tuinbouwproducten en andere goederen geene overlading zal behoeven plaats te hebben en deze dus rechtstreeks en met spoed naar de plaats hunner bestemming kunnen worden vervoerd. Het nut en het voordeel hiervan springen te zeer in het oog,dan dat ROMAN van HANNA ASCHENBACH. 49. Steeds was Hertha op dit punt niet eensge zind van gedachten geweest met de stemmen, die haar toefluisterdendat ze tot den doctor meer haai' toevlucht moest nemen, en moest aanvaarden wat de vriendschap haar zoo gul aanbood. Nu echter is het iets anders hij heeft haar lief, hy heeft het haar gezegd, en dat deze lietde niet is verdwenen, dat kan een kind zien zij heeft hem eveneens lief, zij weet het, dat hij sedert jaren de god van haar leven is geweest, zij weet. dat zij zijn vrouw zal worden, wanneer hij eens opnieuw den moed mocht hebben gevon den, haar dat nog eens te vragen. Het zijn allemaal nog uiterlijkheden die hen scheiden, in hun hart zijn ze één. Doctor", zegt ze met een rasch besluit en ze staat in hetzelfde oogenblik naast hem, „wanDeer het uur komt, waarop we het nestje van Elsje zullen bouwen, dan zal ik tot u zeggen„Ieder de helft I". een bijna onmerkbaar aarzelen „vriend, ge moogt de som verdubbelen, die ik voor haar met schilderen heb verdiend en",een guitig lachje speelt om haar lippen en spreekt uit haar schitterende oogen „wees hiervan verzekerd, ik zal al mijn best doen." Dr. Herbert kijkt haar een oogenblik verstomd aan. „Hertha, meisje", komt het eindelijk van zijne lippen, „gij wilt? God /.egene je voor dat besluit, ik weet wat liet je kost. Je hebt het genomen ter wille van mij, dat zal ik nooit vergeten." En met de stormachtige begeestering van een jongeling drukt de doctor Hertha'e hand Han zijn lippen. Een oogenblik sluit hij de °j)gen. om de tranen te onderdrukken, die zi|n blik verduisteren, maar Hertha bemerkt 21jn beweging wal en een roerend weeke, dit hier door mij nog nader zou behoeven te worden verdedigd. Evenwel wordt de aanleg hierdoor kostbaarder en stelt hij ook hoogero eischen aan het rollend materieel. Een en ander heeft, de begrooting doen rijzen tot f 1.050.000, waarvan echter een bedrag van f 150.000 mag worden afgetrokken, indien de Hollandsche Spoorweg-Maatschappij de lijn in exploitatie neemt, omdat deze zich in dat geval bereid verklaart voor het rollend materi el te zorgen. Een bedrag van f 900.000 moet dus bijeengebracht worden, voor een derde door het Rijk, voor een derde door de Provincie, en voor een derde door de belanghebbende gemeente- en polder besturen. Nu zou men zoo denken dat één derde van de belanghebbende gemeente- en polderbesturen, daar maak ik mij niet bang voor, maar dat één derde van Rijk en ProvincieMis, lezer. Het Rijk en dc Provincie, of liever onze Ministers, Kamer- en Staten-leden zijn zóózeer doordrongen van het groote belang van snel en goedkoop vervoer, dat zij in den regel bijna voetstoots het gevraagde een derde verleenen, indien maar de belanghebbende ge meenten en polders willen toonen, dat ook zij voor hun eigen belang wat over hebben.-En waarom zouden onze gemeen te- en polderbesturen dat nu niet willen toouen Als ik h(;t eens ronduit zeggen mag, omdat ze het voordeel niet direct kunnen g r ij p e n, omdat het niet tastbaar is. In den regel neemt men de waar, die men koopt en waar voor men zijn geld betaalt, direct mee naar huis, en dat gaat bij de tram zoo niet.Hetgeld wordt gegeven,de tram komt, en op allerlei wijzen en langs verschillende wegen komen de voordeelen tot ons. Op de gemeente- en polderrekeningen ziet men die voordeelen echter n i e t. En dat vinden onze besturen zoo vervelend. Wanneer een bestuur b.v. deelneemt voor f 20,000, dan kan dat geld op annuïteit van 50 jaren (rente betalen en tevens aflossen) geleend wor den tegen betaling van f 922.— 'sjaars. In 50 jaar is dan de gemeente of polder eigenaar van die f 20.000geworden. Gedurende 50 jaren moet dat bestuur dan echter ook f 922.op den uitgaven kant der rekening zetten. En ken het nu daartegenover op den inkomsten-kant ook maar i 922.zetten, dan was er niets te doen. Doch dit is het geval niet. Op zijn minst komt er echter toch nog een inkomst te staan van f 300.omdat de eene helft van de f 20.000 zal bestaan uit aandeelenkapitaal en de andere helft nit renteloos voorschot,en de floll. Spoorw. Maatschappij 3°/0 rente van het a a n- deelen-kapitaal wil garandeeren. Gedurende 50 jaren zal men zich dus eene uitgave van c.a, f 600.moeten getroosten, terwijl men daarna tot in eeuwigheid f 300.rente blijft ontvan gen van een kapitaal, dat men in die 50 jaren heeft opgelegd. Is dat nu een offer, dat niet kan worden gebracht ten bate van ons en van onze nakomelin gen P En brengen we dat offer niet gaarne, ook al heeft men er p e r s o o n- 1 ij k geen belang bij, indien we maar kunnen voorzien, dat de algemeene wel vaart van onze streek en van onze plaats er belangrjjk bij zal winnen P En dit lijdt bij mij geen twijfel. In een streek als de onze hangt de g e h e e 1 e wel vaart samen met de welvaart van den landbouwenden stand. En wanneer het nu in het belang van den landbouw is, dat hij zijne producten snel en goedkoop kan verzenden, dan moet een tram ten goede komen aan dienzelfden landbouw, waarvan ik daareven zei, dat hij de g e h e e 1 e welvaart beheerscht. Zou het bovendien ook nog niet wat waard zijn, dat men zich persoonlijk zoo snel en goedkoop kan verplaatsen P Time is m o n e y (tijd is geld), zegt men in Enge land, en gelooft maar, dat ze déar ver stand van geld hebben. Doch laat ik over die belangen en voordeelen maar niet meer uitweiden, ik kan ze toch niet onder cijfers brengenhet staat echter bij mij vast, en ik ben er innig van overtuigd dat een tram bevorderlijk is aan de algemeene welvaart, dat ze opwekkend en inspireerend werkt op den mensch, die er gebruik van kan maken, en dat ze de streek, waardoor ze loopt, in alle opzichten opbeurt. Tot de gemeenten, waardoor de tram SchagenAlkmaar zal loopen, behoort ook voor oen deel onze gemeente Schagen. Als eindpunt,èn als marktplaats neemt die gemeente echter een bijzonder standpunt in, van waaruit de zaak natuurljjk ook moet worden beschouwd. Al moet van de algemeene welvaart rondom Schagen noodwendig iets ten goede komen aan Schagen, om die reden alleen zou eene jaarlijksche uitgave van f 600. gedurende 50 jaar misschien nog niet voldoende te verdedigen zijn. Ik weet wel, dat er hier in Schagen velen zijn, die profeteeren, dat de tram Alkmaar rijk en Schagen arm zal maken, maar waarop ze die profetie baseeren, is mij niet recht duidelijk. Van de gemeenten beneden de Zjjpe (Schoorldam, Schoorl, Koedijk en Bergen) heeft 3chagen tegen woordig zoo goed als geene voordeelen. Daarbij kan dus niet verloren worden. De quaestie loopt dan in hoofdzaak over de gemeenten Zijpe, St. Maarten en Petten. Nu weet ik bij ondervinding, dat vele inwoners van Zijpe tegenwoordig hunne boodschappen doen en laten halen in Alkmaar, omdat op d i e plaats dagelijks minstens twee schuiten en een stoomboot varen. Voor vijf centen heeft men dan zijn boodschap te Alkmaar thuis. En te Schagen P Men moet er persoonlijk heen, wat t ij d en geld kost, omdat er op die plaats geen enkelege- regelde dienst bestaat. Zou dan door de tram, die een geregelden dienst van de bovenste plank daarstelt, de lui nog minder boodschappen te Schagen gaan doen dan thans P Geloove wie het kan, ik niet. Zijpe en Petten worden veel inniger met Schagen verbonden dan nu het geval is en dat moet aan Schagen ten goede komen. En nu nog de markt-quaestie. Het is bekend, dat Purmerend en Schagen bovenaan staan in de rij der veemarkten. Daarom was er indertijd iets voor te zeggen, dat de tram Schagen- Wognum een nadeeligen invloed zou kunnen hebben op onze veemarkt, omdat door die tram het vee wel eens te veel naar Hoorn en Purmerend zou kunnen worden gebracht. Wat heeft de ondervinding echter geleerd Dat onze veemarkt na en door de tram niet weinig in belangrijkheid is toegenomen, zoodat we veilig mogen aannemen, dat de tram Schagen-Wognum voor Schagen een zegen is. Mogen we, met dit voorbeeld voor oogen, dan thans weer zeggen we geven niets, want we v r e e z e n eenig nadeel Neen, dat mogen we niet. In de eerste plaats, omdat we verplicht zijn aan algemeene belangen onzen steun te verleenen, zelfs al vreezen we, zij 't dan op niet te bewijzen gronden, eenig nadeel voor ons zeivenin de tweede plaats, omdat we, bij weigering, het tot-stand-komen der tram in groot gevaar brengen, en in de derde plaats, omdat er voor onze gemeente, als eind punt,nog belangrijke directe voordeelen aan de tram zijn verbonden, die de gemeenten, waar de tram slechts door loopt, moeten missen. Ik bedoel de voordeelen van het personeel. Door het personeej byna moederlijk teedere uitdrukking ligt er in de grijze sterren, en zij opent den mond als wilde ze een beslissend woord zeggen,doch in het volgende moment drukt ze de lippen weer op elkaar, blozendzij kan hem haar liefde niet bekennen. De doctor laat haar hand los. „Je bent, bij God, een wonderbaarlijk schepsel", zegt bij onwillekeurig; eerst de verwonderde oogen van bet meisje brengen hem tot zichzelf terug. „Vergeef me die uitdrukking maar aan uw woord zal ik u houden." Hertha doet alle moeite om op een ander thema te komen, want de toestand wordt haar ondragelijk, en ze begint daarom over Koert, wiens vacantie nu spoedig uit zal zijn. Ja juist, vacantie, daar valt den doctor ook den brief in, dien hij straks heeft gekregen en dien bij ongeopend in den zak heeft gestoken. Een onwillekeurige gedachte volgend, haalt hij hem te voorschijn. „Van mijn neet," zegt hy langzaam, de oogen op het meisje gevestigd houdend. „Zoo klinkt het vriendelijk terug. „Hoe gaat het hem Studeert hij vlijtig Dr. Herbert haalt verlicht adem. Alhoe wel hij nooit geloofd heeft, dat Hertha zijn neef beminde, moet hij zichzelf toch beken nen, dat zoo iets in het geheel niet onmo gelijk zou zijn geweest en dit bij een meisje als Hertha best verborgen had kunnen blijven. Maar dat onverschillige gezicht, dat niet in 't minst van kleur veranderde bij het vernemen van den naam van den jon gen man, die vriendelijke stem, dat sprak te duidelijk, zoover ging niet de macht van den mensch over zijn zinnen. Hertha raadt de gedachten van den doctor en moet onwillekeurig glimlachen. Hoe dwaas was ze toch geweest, hoe phantastisch, zij, de steeds zoo verstandige Hertha. Ondertusschen heeft dr. Herbert den brief geopend. „Gij staat mij immers wel toe, dat ik hem even doorlees Ik hoorde in zop-langen tijd niets van hem." „O, ga uw gang," klinkt het vroolijk terug, „ik stel zelf ook veel belang in den schrijver." De doctor leest, terwijl Hertha op een j tabouret gaat zitten. Ze steunt den arm op een dicht bij haar staand tafeltje en houdt de hand voor de oogen, maar daaronder- door slaat ze onophoudelijk den lezenden man gade. Een opgewekt waas ligt er over zijn trek ken. Hertha slaat het hart luid, in trotsche vreugde. Deze man heeft haar lief! Het wordt haar warm om het hart, een won derlijk zoet gevoel maakt zich van haar meester en drijft haar aan, zich aan zijn borst te werpen. Zij springt op en wijkt onwillekeurig een paar schreden terug. Met haar vasten wil dwingt ze haar kloppend hart tot rust. „Ik ben reeds klaar, Hertha, ik zie, dat je ongeduldig wordt." Het meisje wendt zich tot hem en een droomerig lachje speelt daarbij om haar mond. „Ja, ongeduldig, die is het rechte woord. Maar," gaat ze nadenkend voort, „dat is een ondeugd en die moet ik bestrijden." De doctor lacht. „Och, Hertha, ge hebt dus nog steeds iets in u zelf te laken, waar anderen, mijn neef bijvoorbeeld, in u slechts het meest volkomen wezen zien." Elsje's stem klinkt van uit den tuin: „Hertha! Doctor! De tafel is gedekt, kom dus beneden." „Dadelijkantwoordt Hertha. „Doctor," vervolgt ze, „we soupee- ren in den tuin. Het is zulk een mooie avond." Zij is toch een weinig in de war men bemerkt dat nu aan haar stem, als ze aarzelend vraagt: „Is dan uw neef nog niet verstandig geworden Dat klinkt een weinig ongenadig en past in het geheel niet bij de manier van spreken die de jonge dame er anders op nahoudt. De doctoi kan natuurlijk niet weten, dat het verwijt, dat er meê bedoeld is, meer een verwijt is tegen zichzelf en dat ze met deze eenigszins harde uitdrukking wil aangeven, hoe het met haar hart is gesteld. Dat laatste hoort de doctor alleen in zooverre, dat hij begrijpt, dat zij zijn neef niet liefheeft, en daarom antwoordt hy vroolyk: „Er schijnt knns op te bestaan, dat gebeurt wat gij zoo vriendelijk aangeeft met de uitdrukking; verstandig worden. Hy heeft er zelf even wel geen denkbeeld van. Want bij schrijft nog van zjjn slanke, gouden fee, van de tram Scha gen-Wognum wordt alhier aan hoofdelijker. omslag betaald c.a. f 45.en aan gemeente—opcenten op de personeele belasting c.a. f 15. terwijl de gezamenlijke inkomens, die toch voor verreweg het grootste deel in Schagen worden verteerd, bedragen de zeker niet onbelangrijke som van ruim f 8000.zou dat ook van beteekenis zijn Nog op één voordeel wil ik wijzen, en dan neem ik afscheid. Door welke buitenlui wordt in hoofd zaak aan Schagen's publieke vermakelijk heden deelgenomen t Door de landbouwers. Waarom Omdat ze paard en rijtuig tot hunne beschikking hebben. En zouden de burgers van buiten dan van geene vermakelijkheden houden O, ja wel, als ge maar zorgt, dat ze er gemakkelijk en goedkoop van kunnen profiteeren en dat kunt ge door het tot stand komen van de tram te bevorderen. Ten slotte nog ditWanneer de ge vraagde sommen aan het tram-comité door sommige polders of gemeenten geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, dan heeft dat niet tot gevolg, dat er een enkel wagentje minder rijdt of niet zoo ver, neen, dan heeft dat tot gevolg, dat er door te weinig belangstelling van de belanghebbende besturen, van de ge- lieele tram niets komt. Men overwege daarom lang en met ernst, voor dat men zijn vernietigende stem uitbrengt. II. Peisser. Vergadering van den Raad der Gem. Zijpe, op Dinsdag 4 Septb. 1900, voorm. 10 uur. Afwezig de heer Mann, metkennisgeving van verhinderd te zijn. Na opening door Voorz., den heer Hulst, leest de Secretaris, de heer Bossen, de notulen der vorige vergadering, welke zonder opmerking worden goedgekeurd. Aanbieding der Begrooting voor 1901 volgt. Voorz. vraagt, ol de Raad een commissie wenscht te benoemen om de begrooting te onderzoeken, of dat men ze wil behandelen, zooals steeds, in ver gadering, waarin dan elk lid zijn oordeel kan uitspreken. De Raad wenscht het laatste, zoodat in de volgende vergadering de begrooting behandeld zal worden. Opdat de heeren er iets van zullen afweten, deelt Voorz. mede, dat op de begrooting een nieuwe post is gebraoht, zijn grijsoogige godin, enz. Maar zoo ter loops praat hy over de dochter van een professor, noemt haar een lief, goed kind, dat hij van den winter op de ijsbaan be schermd heeft en dat erg lief voor hem is geweest. Jammer, dat myn hart reddeloos verloren is schryft hy ik geloof, dat de mooie Eva mij anders niet zou afwijzen. Maar je weet, oom. ik heb een godin lief en aanbid haar. Evaatje is een heerlijk meisje, opzien kan men niet tot haar. maar wanneer ik een groot leed had, geloof ik, dat ze mij zou troosten,al leen reeds door haar kinderlyk lachen. Nu, wat denkt ge er van, Hertha, zou het gelukken?" vraagt de doctor vroolyk. „O ja," lacht het meisje en zij richt het hoofd hoog-opde laatste hindernis is vervallen. Dr. Herbert en Hertha stappen het kleine tuintje in en met een vroolijk „eindelijk?" worden ze begroet. Elsje neemt de honneurs waar en zegt, dat er verbazend moet wor den gegeten,daar anders de keukenmeid boos wordt. „Waar is Koert „Hier, oom!" klinkt het vroolijk en in het volgende oogen blik wordt de jongen zichtbaar,met den stroo- hoed achter op het hoofd, de oogen dan send van vreugde,en in de hand een grooten tak met wilde rozen. Hertha springt met een uitroep van vreugde op. „Och, Koert, hoe heerlijk, hoe eenig lief van je." Zij slaat haar arm om den hals van haar broer en kust hem teeder. De jongen kijkt haar lachend aan. „Zie je, zusje, jou wensch is mij een bevel." Elsje is intusschen in huis geloopen en komt met een vaas met water terug, die Hertha met een dankbaar lachje in ont vangst neemt, en den tak zorgvuldig daarin stekend, zegt ze vroolijk „Ziezoo, nu mogen jelui er allen naar kijken en morgen zal ik ze uitschilderen." -- „Ons prinsesje had er vanmorgen zoo'n spijt van, dat de wilde rozen al uitgebloeid waren," vertelt Elsje aan den doctor,„en toen deed de jongen geen mond open," valt mevrouw Herwig in, „ik verwonderde mij er reeds over, dat hij zoo stil bleef, maar hy houdt zoo van verrassingen." Teeder ziet de moeder haar jongen aan, die zich met een honger als een wolf, vol gens eigen verklaring, aan tafel heeft gezet. De oogen van den doctor nemen dezelfde richting en ook uit zijn oog spreekt trots met den fermen vent, die niet minder leven dig en opgewonden is als anderen van zijn leeftijd, maar wiens jeugdige opgewonden heid niet in kwade streken zich lucht geeft, maar in daden, die, hoeWel dikwijls niet zon der gevaar, steeds in liefde haar oorsprong hebben. Onwillekeurig wendt het oog van den doctor zich naar de moeder. Een goede, brave vrouw, naast een man, die wist wat hij wilde, een goede moeder, de beste die men zich zou kunnen wenschen, vroom, bescheiden, huishoudend, opofferend, spaar zaam, maar geen goede opvoedster, neen En dan gaat zijn blik tot haar, die naast hem zit, het fijne hoofd naar den broeder gewend, de groote oogen medelijdend ge richt op zijne door de doornen zoo gewonde i handen, terwijl de jongen tot haar opziet, schal ksch, overmoedig en toch vol innige, j warme vereering. Dat gevoel is het, dat hem l bewaart voor de gevaren van zijne jaren. Ot zij zich van haar invloed bewust is? Misschien.Zij is, om zoo te zeggen by instinct een edele natuur; wat anderen zich met moeite verwerven, is bij haar iets heel eenvoudigs, iets van zelf sprekends, de natuurlijke uiting van haar reine inborst. Nu bukt ze zich een weinig en drukt de hand van haar broer tegen haar wang. De doctor praat met Elsje en mevrouw Her wig, maar hij weet nauwelijks wat hij zegt. Heimelijk kijkt hij steeds naar broer en zuster. Hoe teeder vlijt de jongen zich tegen zijn zuster aan. En nu laat Hertha de hand van haar broer zinken, terwijl ze er ter sluiks een kus op heeft gedrukt. Koert wordt bloedrood. Hij ziet er uit, alsof hy van plan is zijn zuster formeel om den hals te vliegen, maar deze knikt hem ge ruststellend toe en dan mengt ze zich in het algemeeue gesprek. „Moeder, u hebt naar mijn idee, volkomen gelijk, de doctor en Elsje zijn idealisten." WORDT VERVOLGD

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1900 | | pagina 1