1 JANUARI. Marktvee. Anoniem. Vrede op Aarde. Zonder liefde. Jaargang FEUILLETON. Dinsdag 25 December 1900. J 44ste No. a587. Gemeente Schagen. Bekendmakingen. Keuring Algemeen Niens- CODROT. Aivcrtüntie- k Lailboiwhlat Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden AÜVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau: SCHAKAN, Laan, O 4. Uitgever P. TRAPMAN. MedewerkerJ. W 1 !V K E L. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Wij verzoeken onzen Lezers, die, volgens gewoonte, een aan Familie, Vrienden of Begunstigers in ons blad willen plaatsen, beleefdelijk daarvan tijdig opgave te willen doen. Deze Nieuwjaarsgroeten zullen wor den geplaatst in het nummer van ZONDAG 30 DECEMBER. DE UITGEVER. Burgemeester en Wethouders van SCHAGEN Gelet op eene aanschrijving van den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken, waarby wordt aangedron gen op een gestreng veterinair toezicht op de vee- markien, ter voorkoming van den uitvoer van vee, hetzij lijdende aan, hetzij verdacht van mond- en klauwzeer, naar het buitenland Gezien art. 19 lett, C der algerneene politie-veror dening voor die gemeente Brengen ter algerneene kennis lo. Het is, tot nadere aankondiging, verboden rund en wolvee ter markt aldaar aan te voeren, vóór dit door een der daarvoor aangewezen veeartsen is gekeurd eo daaromtrent is verklaard, dat het aan geene be smettelijke ziekte lijdende is, en ook niet verdacht is daaraan lijdende te zyn 2o. De keuring zal plaats hebbenaan het jluord", ter hoogte van het huis, bewoond door J. H de Wit; aan de „Loef," bij den ingang der H e e r e n s t r a a t, en in de 89nep", ter hoogte van het Stationskoffiehuis, bewoond door A. Visser Het vee, komende uit de richting van G r o o t e w a 1, zal niet langs „de Laan" mogen worden ingevoerd» maar vanaf den spooroverweg aldaar langs den nieuwen Stationsweg naar de laatstgenoemde keuringsplaats moeten worden gedreven. 3o. Voor de markt bestemd en reeds daags te voren aangevoerd vee, opgestald binnen de genoemde keuringspunten, zal die stallen niet mogen verlaten, dan na gekeurd en gezond en onverdacht te zijn bevonden. Vee van ingezetenen, gestald zijnde of geweid wordende binnen de voor de keuring aange wezen punten, «al, willen zij dit ter markt brengen, vóóraf op het naastbijgelegene dier ponten ter keuring moeten worden aangeboden. Overtreding van een der vorenstaande bepalingen is strafbaar met eene geldboete van ten hoog ste f25.of h ec h t en i 8 v a n ten hoogste 6 dagen. Schagen, 11 December 1900. Burgemeester en Wethouders voornoemd, P. BUIS Jz., 1 Burgem. De Secretaris, DENIJS NATIONALE MILITIE. i\scnhij VIP>'*>. (Art. 19 ier Wet.) 'J Burgemeester en Wethouders der Gemeente Schagen Brengen ter openbare kennis, dat de mannelijke ingezetèneo, geboren in het jaar 1882, zich ter i D» schrijving voor de Nationale Militie behooren aan ROMAN van MARIE STAHL. 11. Het was een wonderschoone Aprildag met de wazige, kleurenbleeke luchten der Noordduitsche lente. Er lag zooveel jubel in de lucht, in al het kiemen en groeien op velden en weiden, in al de duizend en duizenden stemmen der was sende lente, dat er geen le end wezen kon zjjn, dat er de volle bekoring'niet van zou hebben gevoeld. Het was dr. Balduin spoedig gelukt, zijn scholier weer op te vroolijken, nadat hij allerlei aanlokkende toekomstplannen met hem had besproken en zich zijn wenschen met betrekking tot zijn toekomstig beroep had laten vertellen. En in de vroolijkste stemming sloeg hij voor, zoodra zij de velden, bij Liebenberg behoorende, hadden bereikt, om recht aan recht uit op het heerenhuis toe te loopen, over allerlei hindernissen heen die zich op hun weg zouden voordoen. De hindernissen waren wel niet onover komelijk, maar er was toch menige diepe sloot over te springen, menig hek over te klau teren, ja, ze moesten zelfs over hooi- en stroo8chelven klauteren. Zij marcheerden maar steeds recht uit en lieten zich door niets afschrikken. De zaak werd erger, toen Tilly er b^j kwam en, geheel begees- te melden ter Gemeente-Secretarie, tusschen den Isten en den Sisten Januari 1901 Voor die inschrijving zal zitting worden gehouden iederen werkdag, van des voormiddags 9 ure tot des namiddags 4 ure. Verder wordt de aandacht gevestigd op onderstaande artikelen der wet van den 19den Angnstns 1861 (8taatsblad No 72), welke betrekking hebben op de inschrijving voor de Militie Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie inge schreven alle mannelijke ingezetenen, die op den lsten Januari van het jaar hun 19de jaar waren ingetreden. Voor ingezeten wordt gehouden 1. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zjjn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van den 28sten Juli 1850 (Stbl. No. 44); 2. hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedu rende de laatste, aan het in de eerste zinsnede van dit 8rtikel vermelde tijdstip voorafgaande, achttien maanden in Nederland verblijf hield 8. hij, van wiena ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rjjk verbljjf houdt. Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, behoorende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den verplichten krijgsdienst is onderworpen, ot waar ten aanzien der dienstplichtigheid het beginsel var. wederkeerigheid is aangenomen. Art 16. De inschrijving geschiedt? 1. van een ongehuwde in de gemeente waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd woont 2. van een gehuwde en van een weduwuaar in de gemeente, waar hij woont; 3. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten *8 lands gevestigd is, in de gemeente waar bij woont; 4. van den buiten 's lancls wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente, waar zjjn vader of rfoogd het laatst in Nede land gewoond heeft. Art. 17. Voor de Militie wordt niet iBgeschreven 1. de in eeD vreemd Rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander i9. 2. de in eeu vreemd Rijk verblijfhoudende ouder« looze zoon van een vreemdeling, al is zjjn voogd ingezeten. 3 de zoon van den Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen ot koloniën woont. Art. 18. lste en 2de lid Elk, die volgens art- 16 behoort te worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders aan te geven tnsschen den lsten en den 31sten Januari. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeier, of zijn beiden overleden, zijn voogd tot het doen van die aaugifte verplicht. Art. 20 Hij, die eerst na het intreden van zijn 19de jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste iDgezeten wordt, is verplicht, zich, zoodra dit plaats beeft, ter inschrijving aan te geven bij Burgemeester eu Wethouders der gemeen (e, waar de inschrijving, volgens \trf. 16, moet geschieden. Daarbij gelden de bepalingen der 2de zinsnede van artikel 18. Zijne inschrijving geschiedt in het register van het jaar, waartoe hij volgens zijnen leeftijd behoort. Afgekondigd en aangeplakt voo-- ue tweede maal te Schagen, jdeu 21 December 1900. Burgemeester en Wethouders voornoemd, P. BUIS Jz 1. B. De Secretaris, DENIJS. MekendmaUinir. Burgemeester en Wethouders van Schageugezien art. 97 der algeaieeue politie-verordening voor die gemeentebevelen den eigenaars, vruchtgebruikers, of beheerders van binnen of aan de grens van de kom der gemeente gelegen slooten of wateren, die te doen uitbaggeren, of te doen slooten, op een diepte van 0.80 M- en bodembreedte van 0.90 M., en zulks vóór den leu Maait 1901. Belanghebbenden worden beriDnerd, dat nalatigheid ten deze stralbaar is met eene geldboete van ten hoogste f26 of hechtenis van ten hoogste zes dagen, onvcriuiuderd de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders tot het doen uitbaggeren of slooten ten terd door dit vreemde idéé, den tocht wenschte mede te makeD. Zij was plotseling aan den horizont opgedoken, als een spin, een donker punt met lange beenen het terrein metend, gevolgd door eenige andere viervoetige punten, die bij het naderbijkomen even zoovele honden bleken te zijn. Tilly liet het zich niet ontnemen, ook alle atroohoopen meê over te klautereD, en dat gebeurde natuurlijk onder groot gelach en gejuich. Dr. Balduin moest Tilly tenslotte bij de armen bij een hoogen hooihoop optrekken en dan liet ze zich aan de andere zijde er afglijden, boven op Dr. Balduin, zoodat ze over elkander rolden en van lachen bijna niet meer op de been konden komen. Zij kroop op handen en voeten onder de hekken door, die haar te hoog waren om er overheen te komen en tenslotte moest de leeraar haar op zijn schouders door een sloot dragen. Aan den zoom van het park doken me vrouw von Kraschwitz en Margot op. Het geval werd zeer komisch, toen dezen zagen, dat het drietal met alle moeite over een hek klauterde, in plaats van door de poort te gaan, die een meter of tien verder was, en daarna over een sloot sprong, in plaats van verstandig een eindje om te loopen. Toen Margot hoorde, waarom dat alles zoo gebeurde, had ze er groote spjjt van, dat ze er niet bij was geweest, en om ook haar een pleziertje te doen, sloeg Dr.Balduin een wedloop voor naar huis. De beide meis jes kregen een voorsprong en het plezier was groot toen Tilly de overwinning be haalde. Dr. Balduin noemde haar van dat koste van eigenaar, rruchtgebrniker of beheerder. Schagen, 11 December 1900. Burgemeester en Wethouders voornoemd, P. BUI8 Jz1. B. De Secretaris, DENIJS. Hekeodmaking. Burgemeester en Wethouders van Schagen herin neren de ingezetenen aan het bepaalde hij al. 4 van art. 122 der algerneene politie-verordening voor die gemeente, luidende als volgt Onder privaten, geplaatst boven vaarten, slooten of wateringen, moet bjj eene uitgestrektheid van minstens 1 M'. eene waterdiepte van minstens 0.5 M. aan wezig ijjn. Een onderzoek, of deze bepaling behoorlijk wordt nagekomen, zal worden ingesteld in de eerste dagen van de maand Maart des volgenden jaars. Nalatigheid is strafbaar met eene geldboete van ten hoogste I 25.of hechtenis van ten hoogste 6 dagen Schagen, den I4den Dec. 1900. Burgemeester en Wethouders voornoemd, P. BUIS Jz., 1. B. De Secretaris DENIJS. Hebendmabing. Burgemeester en Wethouders van Schagen noodigen bij deie belanghebbenden, die over 1900 van de gemeente iets te vorderen hebben nit, hnnne rekenin gen vóór of op den len Februari a.s. ter plaat selijke Secretarie in te leve en. Schagen, 22 December 1900. Burgemeester en Wethouders voornoemd, P. BUIS Jz. I.B., De Secretaris, DENIJS. In Zuid-Alrika en in China woedt de af schuwelijke oorlog. De gronden zfin gedrenkt met het bloed der onschuldigen. Tot aan de tanden gewapend, staan de volkeren van Europa tegenover elkaar. Toch wordt over heal de wereld het „Vrede op Aarde" gezongen en gepredikt, Want het is een algemeen erkend gevoelen, een door niemand betwiste meening geworden, dat de broederschap der menschen de verbroedering der volken en een vreedzame ontwikkeling der maatschappij in haar gevolg moet medebrengen. Indien het evenwel kon gebeuren, dat iemand, staande buiten onze samenleving, eenvoudig als belangstellend en nauwkeurig waarnemend toeschouwer, maar zonder aan de actie deel te nemen, de menschenwereld kon gadeslaan,— zou hij dan inderdaad kunnen aannemen, dat lieden, wier huiselijk en open baar leven voor hem is blootgelegd, zich bewegen onder de leus van vrede en welbe hagen Zou hem overtuigend blijken, dat de stoffelijke zegepraal van het Christendom vergezeld is gegaan van de finale overwinning van het zedelijk beginsel, hetwelk het verte genwoordigt en waaraan we bij elke Kerst viering onze hulde brengen? Och, anderen behoeven het ons piet te zeggenwe weten het zelf maar al te goed, lioe dunnetjes de broederschap er nog op zit, en evenmin diep is doorgedrongen, door de harde huid van de zelfzucht heen. En vooral weten we dat goed ten opzichte van anderenwat ons zelf betreft, dat zou nog wel gaan, wij zouden er geen bezwaar tegen hebben, de menschen liefderijk te bejegenen en vrede met hen te houden, als ze maar wilden en dan ook een beetje anders waren. Wy kannen het toch wezenlijk niet helpen, dat de achttien eeu wen, gedurende welke de opwekkingen tot aanbidding, tot vrede, tot welbehagen de wereld door hebben geklonken, nog zoo betrekkelijk weinig vrucht hebben achtergelaten, althans niet zooveel, dat de ergerlijkste misstanden niet zjjn verdwenen, de laagste en dierlijkste hartstochten niet hebben opgehouden hun noodlottige werking te doen gevoelen, de snoodste hebzucht nog altjjd de wetten van eer, ja deal lerprimitiefste begrippen van eerlijkheid op zijde kan schui ven. Het is niet bepaald onze schuld, dat nog zoo vaak het bezit van macht, de vragen van recht onnoodig maakt, dewijl op die vragen toch het antwoord achterwege blijft. Ons persoonlijk kan men het niet toerekenen, dat de menschen elkander haten om verschil len van denkwijze, elkander willen verdringen om redenen van zelfbehoud, elkander zelfs het vrije genot van de lucht en den zonneschijn zoeken te betwisten. Niettemin verheugen die allen zich, of verbeelden zich blijdschap te vinden, in de Kerstgedachte. Ja, het zjjn wonderlijke menschen de anderen I Indien het mogelijk ware, door één groote opoffering, de grootste die zich denken laat, op eenmaal en voorgoed alle onrechtvaar digheden van de oppervlakte te doen ver dwijnen, weg te vagen, gelijk de nevelen verdreven worden door den adem van den noordenwind, honderden, ja duizenden, overal verspreid, zouden aanstonds gereed zijn dit offer te brengen. De zekerheid van een zoo groot resultaat zou het zelfs gemakkelijk maken. Maar het is niet op deze wijze, dat de groote hervormingen in de zedelijke wereld tot stand komen. Er is vooral noodig de hoogst bescheiden, tot beperkten kring slechts reikenden arbeid van ieder en in de eerste plaats van hem, die dezen eisch uitspreekt. Niet „de anderen" zjjn het, die het doen moetenzoolang wjj in deze dwaling verkeeren, zijn we nog niet op den goeden weg. Yrede en WelbehagenWel zeker, gij hebt den vrede lief, verfoeit natuurlijk den oorlog tusschen de volken als iers barbaarsch, volkomen tegen den geest des Christendoms. Het kost hoegenaamd geen moeite dit zonder eenig voorbehoud te erkennen. Ook de volken en de staatslieden doen het, evenwel niet zoo volstrekt onvoorwaardelijk Over belangen zou men het misschien eens kunnen worden, als het beginsel der scheids rechterlijke uitspraak in geschillen tusschen volken een prachtige vooruitgang, de grootste wellicht, dien de geschiedenis van het laatste tijdperk der 19de eeuw op haar register zal hebben in te schrjjven krachtiger zal hebben doorgewerktmaar dan is er ook nog de eer der volken, die aange rand kan worden, en daarover kan geen arbitragehof, geen vredescongres een oordeel uitspreken i De eer, zoo kwetsbaar, zoo licht te vlekken, en die slechts, als dat gebeuren mocht, door bloed kan worden hersteld of schoon gewasschen l Niet waar, dat is immers de gebruikelijke redeneering? Stel daartegenover de over tuiging, dat de eer noch van een persoon, noch van een groep nadeel kan ljjden door de daden van anderen, wel door eigen handelingen, dan zijt gij onbevoegd om in deze te beslissen. Gij gevoelt niet fijn genoeg. En zoo is het in allerlei dingen. Ieder wil vrede, haakt naar rustig samenwonen, verlangt b|j eiken strijd naar het einde. Maar altijd is er iets dat de verwezenlijking, dier begeerte belet, dat ons dwingt het conflict voort te zetten, het koste wat het wil, tot het einde toe. Omdat het zoo is, blijft de vrede nog verre, bestaat de broederschap nog voor een deel slechts in naam, en is de lielde, die heel de menschheid moest doorgloeien, meer gelijk aan een flauw vlammetje, dat de temperatuur maar weinig verhoogt, me' kleine opflikkeringen van grooter helder heid. Dat is, als we eens krachtig worden aangepakt door een buitengewoon droevig schouwspel van menschelijke ellende, of er op bijzonder welsprekende, soms handige wijze een beroep gedaan wordt op de offervaardigheid. Laten we toestemmen, het is iets. De Kerstgeest heeft niet tevergeefs zoo langen tijd z\jn invloed doen werken op de elkander opvolgende geslachten en een algerneene verteedering der harten is bjj al de treurige dingen die tegenwoordig te zien zijn, niet te miskennen. Maar wanneer we, hetgeen gedaan is verseljjken gaan met hetgeen nog gedaan moet worden, dan hebben we vooral behoefte aan een levendige hoop en aan een krachtig geloof om den moed erin te houden. Dan vooral klinkt ons het Eere zij God Vrede op aardel In de menschen wel behagen als een wekstem om het „Steeds hooger" te blijven nastreven. oogenblik af aan niet anders dan Tilly de springer. De zusters hingen vanaf dat oogenblik met dezelfde begeestering aan hem als Ottfried. Zij namen hem geheel in beslag. Hij moest Tilly's konijnenhok en honden hok bekijken en Margot's ponny bewonde ren. Zij brachten hem naar haar eigen kamertjes en lieten hem haar boeken, foto grafieën allerlei en andere kleine schatten zien die ze bezaten. Margot die heel aardig teekenen kon, bracht haar schetsboek, om dr. Balduin's oordeel eens te hooren, en was zeer geluk kig toen hij haar prees. Hij gaf haar goeden raad en beloofde tochtjes in den omtrek met haar te maken en samen naar de na tuur te teekenen, waarover zij buiten zichzelf van vreugde was. Mevrouw von Kraschwitz moest eindelijk met geweld den gast voor zich in beslag nemen om er niet geheel over te schieten.Zij was erg in haar nopjes, dat de kinderen zoo veel van den nieuwen vriend hielden, want dat versterkte bij haar den gunstigen dunk, dien hij bij zijn eerste bezoek bjj haar had gevestigd en deed haar een onbegrensd vertrouwen in hem stellen. Zij had iets heel gewichtigs met hem te bespreken en daarom verzocht ze hem haar een uurtje naar haar salon te volgen. Toen Dr. Balduin tegenover haar zat in een gemakkelijken stoel in het mooie ver trek, dat vandaag met lentebloemen ver sierd was, zag hij duidelijk, hoezeer ze de laatste dagen had geleden. Die uitdruk king van groot verdriet in haar trekken trof hem diep, en levendiger dan ooit gevoelde hjj den wensch in zjjn binnenste, o—(o)—O Van den toren van de Sebaldus-kerk sloeg het zeven uur. De lucht was droef en regenzwaar. Van de meeste huizen waren op dit avonduur de luiken nog wijd open en lieten het flikkerende kaarslicht van de kerstboomen naar buiten door, en overal hoorde men de heldere stemmen van liederen-zingende kinderen. In den antiquiteitenwinkel tegenover de kerk waren de ramen donker en droevig. Een kleine lamp verlichtte zeer matig den grooten winkel, waar op verschillende tafels allerlei voorwer pen stonden uitgestald. Vlak bij de lamp stond een nog jonge vrouw. Het lamplicht viel op het roodblonde haar en op een grijs, zeer eenvoudig kleed, dat een mooi gevormd lichaam omsloot. De vrouw hield het hoofd diep gebogen over-een oud boek in een lederen band, welks koperen sloten en krammen ze ijverig poetste en wreef. Als eigenares van de zaak was dat feitelijk geen werk voor haar, maar haar bedienden hadden vrij-af, omdat het Kerstmis was. Eer er een stuk den win kel uitging, moest ze het eerst nakijken, dat had haar man gedaan en dat deed zij ook, al die jaren na zijn dood. Zij deed het niet gaarne, want de heele handel stuitte Jiaar eigenlijk tegen de borst. Maar ze had de zaak aangehouden, omdat men het haar had aangeraden en ze verder geen middelen had om in haar onderhoud te» voorzien, en ook was er niets anders wat haar wat te doen en te denken zou hebben gegeven. Aanstonds zou de onbekende kooper van het boek komen toen ze vanmiddag eenige inkoopen was wezen doen, was het gekocht geworden, maar hij wilde eerst de sloten en de krammen wat opgeknapt hebben. om voor haar een krachtig vriend te kun nen zijn. „Ik vrees, mevrouw, dat ge u wat al te veel zorgen maakt," zeide hij zeer hartelijk. „Ge hebt zulke heerlijke kinderen, met zoo'n aanleg, dat ge de toekomst heel ge rust kunt tegemoet zien. Wanneer mij niet alles bedriegt, geloof ik, dat ge nog zeer veel vreugde van hen zult beleven." „Ach, gij kunt het u wel voorstellen, dat ik me steeds zoo angstig maak voor het geluk van mijn kinderen antwoordde de vrij vrouwe met een angstig gebaar. „Ik vrees, dat mjjn man niet het goede oordeel heeft over hun besthij heeft geen rekening gehouden met de eischen van den tijd. Hij blijft maar bij zijn mee ning, dat Ottfried in de rechten moet studeeren en dat tegen den jongen zijn neiging in." „Ik heb eens rijpelijk over de zaak nage dacht, en ook met Ottfried zelf over het geval gesproken", antwoordde de leeraar. „Sta me toe, dat ik het u eens uit elkander zet, wat ik voor raadzaam houd. In uw plaats zou ik Ottfried nu zjjn jaar soldaat laten dienen. Hij moet zich nu aanmelden en zal zeker aangenomen worden. Het zal voor uw man een kleinigheid zijn, hem bjj diens vroeger regiment in Staffenhagen ge plaatst te krijgen.^In dat geval zal ik hem nog langer onder mijn invloed houden en hij blijft dicht bij u. Gij behoeft dan ten minste in lang nog niet van hem te schei den". De oogen van mevrouw von Kraschwitz schitterden bij dit voorstel. „Ik heb verscheidene gronden voor dit voorstel aan te voeren, die mjj nogal heel gewichtig toelijken. Ottfried heeft zich natuurlijk zeer ingespannen met zijn studie, en het werk dat hij nu als soldaat zal moeten doen, zal hem de noodige afleiding geven en zeker heilzaam werken. En zooals u wel zult hebben bemerkt, mevrouw, is hij niet in staat om het hoofd te bieden aan onaangename dingen, en daarom zou ik er zeer bang voor zijn, hem geheel van u te scheiden.Wanneer hij nu zijn militairen plicht doet, kan hij later onafgebroken zich aan zijn studie wijden en dat is ook een groot voordeel." „En hoe denkt Ottfried erover Is hij met dit plan tevreden vroeg de vrijvrouwe. „Volkomen. Hij zelf wenscht dringend voorloopig in uwe nabijheid te blijven. En dat is op geen andere manier te bereiken." „Ja, ik kan mijn zoon onmogelijk mis sen," zeide de barones nu zonder terug houding. „Ik wil tot u als tot een vriend spreken, ik merk uit uw raad, dat gij het goed met mij meent. Ik dank u het doet mij onbeschrijflijk goed ik ben een dergelijke zorg niet meer gewoon." De stem ontzegde haar verderen dienst, zij streed met een heftige opgewonden heid en ontroering. „Mevrouw," zeide Dr. Balduin bewogen, „gij maakt me gelukkig wanneer ge mjj onder uwe vrienden wilt tellen. „Ach, ik heb in 't geheel geen vrienden, niet tenmiuste wat onder dat woord moet worden verstaan ik sta geheel alleen - maar het was voor mjj een hemelsch geschenk wanneer ik u zou mogen vertrouwen als mii- zelf." WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1900 | | pagina 1