1 JANUARI.
Marktvee.
Anoniem.
Vrede op Aarde.
Zonder liefde.
Jaargang
FEUILLETON.
Dinsdag 25 December 1900.
J
44ste
No. a587.
Gemeente Schagen.
Bekendmakingen.
Keuring
Algemeen Niens-
CODROT.
Aivcrtüntie- k Lailboiwhlat
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
AÜVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau: SCHAKAN, Laan, O 4.
Uitgever P. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W 1 !V K E L.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Wij verzoeken onzen Lezers, die,
volgens gewoonte, een
aan Familie, Vrienden of Begunstigers
in ons blad willen plaatsen, beleefdelijk
daarvan tijdig opgave te willen doen.
Deze Nieuwjaarsgroeten zullen wor
den geplaatst in het nummer van
ZONDAG 30 DECEMBER.
DE UITGEVER.
Burgemeester en Wethouders van SCHAGEN
Gelet op eene aanschrijving van den Heer Minister
van Binnenlandsche Zaken, waarby wordt aangedron
gen op een gestreng veterinair toezicht op de vee-
markien, ter voorkoming van den uitvoer van vee,
hetzij lijdende aan, hetzij verdacht van mond- en
klauwzeer, naar het buitenland
Gezien art. 19 lett, C der algerneene politie-veror
dening voor die gemeente
Brengen ter algerneene kennis
lo. Het is, tot nadere aankondiging, verboden rund
en wolvee ter markt aldaar aan te voeren, vóór dit
door een der daarvoor aangewezen veeartsen is gekeurd
eo daaromtrent is verklaard, dat het aan geene be
smettelijke ziekte lijdende is, en ook niet verdacht is
daaraan lijdende te zyn
2o. De keuring zal plaats hebbenaan het
jluord", ter hoogte van het huis, bewoond door
J. H de Wit; aan de „Loef," bij den ingang
der H e e r e n s t r a a t, en in de 89nep", ter
hoogte van het Stationskoffiehuis, bewoond door A.
Visser Het vee, komende uit de richting van
G r o o t e w a 1, zal niet langs „de Laan" mogen
worden ingevoerd» maar vanaf den spooroverweg aldaar
langs den nieuwen Stationsweg naar de laatstgenoemde
keuringsplaats moeten worden gedreven.
3o. Voor de markt bestemd en reeds daags te
voren aangevoerd vee, opgestald binnen de genoemde
keuringspunten, zal die stallen niet mogen verlaten,
dan na gekeurd en gezond en onverdacht te zijn
bevonden. Vee van ingezetenen, gestald zijnde of
geweid wordende binnen de voor de keuring aange
wezen punten, «al, willen zij dit ter markt brengen,
vóóraf op het naastbijgelegene dier ponten ter keuring
moeten worden aangeboden.
Overtreding van een der vorenstaande bepalingen
is strafbaar met eene geldboete van ten hoog
ste f25.of h ec h t en i 8 v a n ten hoogste
6 dagen.
Schagen, 11 December 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
P. BUIS Jz., 1 Burgem.
De Secretaris,
DENIJS
NATIONALE MILITIE.
i\scnhij VIP>'*>.
(Art. 19 ier Wet.) 'J
Burgemeester en Wethouders der Gemeente Schagen
Brengen ter openbare kennis, dat de mannelijke
ingezetèneo, geboren in het jaar 1882, zich ter i D»
schrijving voor de Nationale Militie behooren aan
ROMAN
van
MARIE STAHL.
11.
Het was een wonderschoone Aprildag
met de wazige, kleurenbleeke luchten
der Noordduitsche lente. Er lag zooveel
jubel in de lucht, in al het kiemen en
groeien op velden en weiden, in al de
duizend en duizenden stemmen der was
sende lente, dat er geen le end wezen kon
zjjn, dat er de volle bekoring'niet van zou
hebben gevoeld.
Het was dr. Balduin spoedig gelukt, zijn
scholier weer op te vroolijken, nadat hij
allerlei aanlokkende toekomstplannen met
hem had besproken en zich zijn wenschen
met betrekking tot zijn toekomstig beroep
had laten vertellen.
En in de vroolijkste stemming sloeg hij
voor, zoodra zij de velden, bij Liebenberg
behoorende, hadden bereikt, om recht aan
recht uit op het heerenhuis toe te
loopen, over allerlei hindernissen heen die
zich op hun weg zouden voordoen.
De hindernissen waren wel niet onover
komelijk, maar er was toch menige diepe sloot
over te springen, menig hek over te klau
teren, ja, ze moesten zelfs over hooi- en
stroo8chelven klauteren. Zij marcheerden
maar steeds recht uit en lieten zich door
niets afschrikken. De zaak werd erger,
toen Tilly er b^j kwam en, geheel begees-
te melden ter Gemeente-Secretarie, tusschen den Isten
en den Sisten Januari 1901
Voor die inschrijving zal zitting worden gehouden
iederen werkdag, van des voormiddags 9 ure tot des
namiddags 4 ure.
Verder wordt de aandacht gevestigd op onderstaande
artikelen der wet van den 19den Angnstns 1861
(8taatsblad No 72), welke betrekking hebben op de
inschrijving voor de Militie
Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie inge
schreven alle mannelijke ingezetenen, die op den lsten
Januari van het jaar hun 19de jaar waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden
1. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens
moeder, of, zjjn beiden overleden, wiens voogd ingezeten
is volgens de wet van den 28sten Juli 1850 (Stbl.
No. 44);
2. hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedu
rende de laatste, aan het in de eerste zinsnede van
dit 8rtikel vermelde tijdstip voorafgaande, achttien
maanden in Nederland verblijf hield
8. hij, van wiena ouders de langstlevende ingezeten
was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen
het Rjjk verbljjf houdt.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling,
behoorende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet
aan den verplichten krijgsdienst is onderworpen, ot
waar ten aanzien der dienstplichtigheid het beginsel
var. wederkeerigheid is aangenomen.
Art 16. De inschrijving geschiedt?
1. van een ongehuwde in de gemeente waar de
vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden
overleden, de voogd woont
2. van een gehuwde en van een weduwuaar in de
gemeente, waar hij woont;
3. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft,
of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten
*8 lands gevestigd is, in de gemeente waar bij woont;
4. van den buiten 's lancls wonenden zoon van een
Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in een
vreemd land woont, in de gemeente, waar zjjn vader
of rfoogd het laatst in Nede land gewoond heeft.
Art. 17. Voor de Militie wordt niet iBgeschreven
1. de in eeD vreemd Rijk achtergebleven zoon van
een ingezeten, die geen Nederlander i9.
2. de in eeu vreemd Rijk verblijfhoudende ouder«
looze zoon van een vreemdeling, al is zjjn voogd
ingezeten.
3 de zoon van den Nederlander, die ter zake
van 's lands dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen
ot koloniën woont.
Art. 18. lste en 2de lid Elk, die volgens art-
16 behoort te worden ingeschreven, is verplicht zich
daartoe bij Burgemeester en Wethouders aan te
geven tnsschen den lsten en den 31sten Januari.
Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn
vader, of, is deze overleden, zijne moeier, of zijn
beiden overleden, zijn voogd tot het doen van die
aaugifte verplicht.
Art. 20 Hij, die eerst na het intreden van zijn
19de jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste
iDgezeten wordt, is verplicht, zich, zoodra dit plaats
beeft, ter inschrijving aan te geven bij Burgemeester
eu Wethouders der gemeen (e, waar de inschrijving,
volgens \trf. 16, moet geschieden.
Daarbij gelden de bepalingen der 2de zinsnede
van artikel 18.
Zijne inschrijving geschiedt in het register van
het jaar, waartoe hij volgens zijnen leeftijd behoort.
Afgekondigd en aangeplakt voo-- ue tweede maal
te Schagen, jdeu 21 December 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
P. BUIS Jz 1. B.
De Secretaris,
DENIJS.
MekendmaUinir.
Burgemeester en Wethouders van Schageugezien
art. 97 der algeaieeue politie-verordening voor die
gemeentebevelen den eigenaars, vruchtgebruikers, of
beheerders van binnen of aan de grens van de kom
der gemeente gelegen slooten of wateren, die te doen
uitbaggeren, of te doen slooten, op een diepte van 0.80
M- en bodembreedte van 0.90 M., en zulks vóór den
leu Maait 1901.
Belanghebbenden worden beriDnerd, dat nalatigheid
ten deze stralbaar is met eene geldboete van ten
hoogste f26 of hechtenis van ten hoogste zes dagen,
onvcriuiuderd de bevoegdheid van Burgemeester en
Wethouders tot het doen uitbaggeren of slooten ten
terd door dit vreemde idéé, den tocht
wenschte mede te makeD. Zij was plotseling
aan den horizont opgedoken, als een spin,
een donker punt met lange beenen het
terrein metend, gevolgd door eenige
andere viervoetige punten, die bij het
naderbijkomen even zoovele honden bleken
te zijn.
Tilly liet het zich niet ontnemen, ook alle
atroohoopen meê over te klautereD, en dat
gebeurde natuurlijk onder groot gelach en
gejuich.
Dr. Balduin moest Tilly tenslotte bij de
armen bij een hoogen hooihoop optrekken en
dan liet ze zich aan de andere zijde er
afglijden, boven op Dr. Balduin, zoodat
ze over elkander rolden en van lachen bijna
niet meer op de been konden komen.
Zij kroop op handen en voeten onder de
hekken door, die haar te hoog waren om er
overheen te komen en tenslotte moest de
leeraar haar op zijn schouders door een sloot
dragen.
Aan den zoom van het park doken me
vrouw von Kraschwitz en Margot op. Het
geval werd zeer komisch, toen dezen zagen,
dat het drietal met alle moeite over een
hek klauterde, in plaats van door de poort
te gaan, die een meter of tien verder was,
en daarna over een sloot sprong, in plaats
van verstandig een eindje om te loopen.
Toen Margot hoorde, waarom dat alles
zoo gebeurde, had ze er groote spjjt van,
dat ze er niet bij was geweest, en om ook
haar een pleziertje te doen, sloeg Dr.Balduin
een wedloop voor naar huis. De beide meis
jes kregen een voorsprong en het plezier
was groot toen Tilly de overwinning be
haalde. Dr. Balduin noemde haar van dat
koste van eigenaar, rruchtgebrniker of beheerder.
Schagen, 11 December 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
P. BUI8 Jz1. B.
De Secretaris,
DENIJS.
Hekeodmaking.
Burgemeester en Wethouders van Schagen herin
neren de ingezetenen aan het bepaalde hij al. 4 van
art. 122 der algerneene politie-verordening voor die
gemeente, luidende als volgt
Onder privaten, geplaatst boven vaarten, slooten of
wateringen, moet bjj eene uitgestrektheid van minstens
1 M'. eene waterdiepte van minstens 0.5 M. aan
wezig ijjn.
Een onderzoek, of deze bepaling behoorlijk wordt
nagekomen, zal worden ingesteld in de eerste dagen
van de maand Maart des volgenden jaars.
Nalatigheid is strafbaar met eene geldboete van ten
hoogste I 25.of hechtenis van ten hoogste 6 dagen
Schagen, den I4den Dec. 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
P. BUIS Jz., 1. B.
De Secretaris
DENIJS.
Hebendmabing.
Burgemeester en Wethouders van Schagen noodigen
bij deie belanghebbenden, die over 1900 van de
gemeente iets te vorderen hebben nit, hnnne rekenin
gen vóór of op den len Februari a.s. ter plaat
selijke Secretarie in te leve en.
Schagen, 22 December 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
P. BUIS Jz. I.B.,
De Secretaris,
DENIJS.
In Zuid-Alrika en in China woedt de af
schuwelijke oorlog. De gronden zfin gedrenkt
met het bloed der onschuldigen. Tot aan de
tanden gewapend, staan de volkeren van
Europa tegenover elkaar. Toch wordt over
heal de wereld het „Vrede op Aarde" gezongen
en gepredikt, Want het is een algemeen
erkend gevoelen, een door niemand betwiste
meening geworden, dat de broederschap der
menschen de verbroedering der volken en
een vreedzame ontwikkeling der maatschappij
in haar gevolg moet medebrengen.
Indien het evenwel kon gebeuren, dat
iemand, staande buiten onze samenleving,
eenvoudig als belangstellend en nauwkeurig
waarnemend toeschouwer, maar zonder aan
de actie deel te nemen, de menschenwereld
kon gadeslaan,— zou hij dan inderdaad kunnen
aannemen, dat lieden, wier huiselijk en open
baar leven voor hem is blootgelegd, zich
bewegen onder de leus van vrede en welbe
hagen Zou hem overtuigend blijken, dat de
stoffelijke zegepraal van het Christendom
vergezeld is gegaan van de finale overwinning
van het zedelijk beginsel, hetwelk het verte
genwoordigt en waaraan we bij elke Kerst
viering onze hulde brengen?
Och, anderen behoeven het ons piet te
zeggenwe weten het zelf maar al te goed,
lioe dunnetjes de broederschap er nog op
zit, en evenmin diep is doorgedrongen, door
de harde huid van de zelfzucht heen. En
vooral weten we dat goed ten opzichte van
anderenwat ons zelf betreft, dat zou nog
wel gaan, wij zouden er geen bezwaar tegen
hebben, de menschen liefderijk te bejegenen
en vrede met hen te houden, als ze maar
wilden en dan ook een beetje anders waren.
Wy kannen het toch wezenlijk niet helpen,
dat de achttien eeu wen, gedurende welke de
opwekkingen tot aanbidding, tot vrede, tot
welbehagen de wereld door hebben geklonken,
nog zoo betrekkelijk weinig vrucht hebben
achtergelaten, althans niet zooveel, dat de
ergerlijkste misstanden niet zjjn verdwenen,
de laagste en dierlijkste hartstochten niet
hebben opgehouden hun noodlottige werking
te doen gevoelen, de snoodste hebzucht nog
altjjd de wetten van eer, ja deal lerprimitiefste
begrippen van eerlijkheid op zijde kan schui
ven. Het is niet bepaald onze schuld, dat
nog zoo vaak het bezit van macht, de vragen
van recht onnoodig maakt, dewijl op die
vragen toch het antwoord achterwege blijft.
Ons persoonlijk kan men het niet toerekenen,
dat de menschen elkander haten om verschil
len van denkwijze, elkander willen verdringen
om redenen van zelfbehoud, elkander zelfs
het vrije genot van de lucht en den zonneschijn
zoeken te betwisten.
Niettemin verheugen die allen zich, of
verbeelden zich blijdschap te vinden, in de
Kerstgedachte. Ja, het zjjn wonderlijke
menschen de anderen I
Indien het mogelijk ware, door één groote
opoffering, de grootste die zich denken laat,
op eenmaal en voorgoed alle onrechtvaar
digheden van de oppervlakte te doen ver
dwijnen, weg te vagen, gelijk de nevelen
verdreven worden door den adem van den
noordenwind, honderden, ja duizenden,
overal verspreid, zouden aanstonds gereed
zijn dit offer te brengen. De zekerheid van
een zoo groot resultaat zou het zelfs
gemakkelijk maken.
Maar het is niet op deze wijze, dat de
groote hervormingen in de zedelijke wereld
tot stand komen. Er is vooral noodig de
hoogst bescheiden, tot beperkten kring slechts
reikenden arbeid van ieder en in de eerste
plaats van hem, die dezen eisch uitspreekt.
Niet „de anderen" zjjn het, die het doen
moetenzoolang wjj in deze dwaling
verkeeren, zijn we nog niet op den goeden
weg.
Yrede en WelbehagenWel zeker, gij
hebt den vrede lief, verfoeit natuurlijk den
oorlog tusschen de volken als iers barbaarsch,
volkomen tegen den geest des Christendoms.
Het kost hoegenaamd geen moeite dit zonder
eenig voorbehoud te erkennen. Ook de volken
en de staatslieden doen het, evenwel
niet zoo volstrekt onvoorwaardelijk Over
belangen zou men het misschien eens
kunnen worden, als het beginsel der scheids
rechterlijke uitspraak in geschillen tusschen
volken een prachtige vooruitgang, de
grootste wellicht, dien de geschiedenis van
het laatste tijdperk der 19de eeuw op haar
register zal hebben in te schrjjven
krachtiger zal hebben doorgewerktmaar
dan is er ook nog de eer der volken, die aange
rand kan worden, en daarover kan geen
arbitragehof, geen vredescongres een oordeel
uitspreken i De eer, zoo kwetsbaar, zoo
licht te vlekken, en die slechts, als dat
gebeuren mocht, door bloed kan worden
hersteld of schoon gewasschen l
Niet waar, dat is immers de gebruikelijke
redeneering? Stel daartegenover de over
tuiging, dat de eer noch van een persoon,
noch van een groep nadeel kan ljjden door
de daden van anderen, wel door eigen
handelingen, dan zijt gij onbevoegd om
in deze te beslissen. Gij gevoelt niet fijn
genoeg.
En zoo is het in allerlei dingen. Ieder wil
vrede, haakt naar rustig samenwonen,
verlangt b|j eiken strijd naar het einde.
Maar altijd is er iets dat de verwezenlijking,
dier begeerte belet, dat ons dwingt het
conflict voort te zetten, het koste wat het
wil, tot het einde toe.
Omdat het zoo is, blijft de vrede nog
verre, bestaat de broederschap nog voor een
deel slechts in naam, en is de lielde, die
heel de menschheid moest doorgloeien, meer
gelijk aan een flauw vlammetje, dat de
temperatuur maar weinig verhoogt, me'
kleine opflikkeringen van grooter helder
heid. Dat is, als we eens krachtig worden
aangepakt door een buitengewoon droevig
schouwspel van menschelijke ellende, of er
op bijzonder welsprekende, soms handige
wijze een beroep gedaan wordt op de
offervaardigheid.
Laten we toestemmen, het is iets. De
Kerstgeest heeft niet tevergeefs zoo langen
tijd z\jn invloed doen werken op de elkander
opvolgende geslachten en een algerneene
verteedering der harten is bjj al de treurige
dingen die tegenwoordig te zien zijn, niet
te miskennen.
Maar wanneer we, hetgeen gedaan is
verseljjken gaan met hetgeen nog gedaan
moet worden, dan hebben we vooral
behoefte aan een levendige hoop en aan een
krachtig geloof om den moed erin te houden.
Dan vooral klinkt ons het Eere zij God
Vrede op aardel In de menschen wel
behagen als een wekstem om het „Steeds
hooger" te blijven nastreven.
oogenblik af aan niet anders dan Tilly de
springer.
De zusters hingen vanaf dat oogenblik
met dezelfde begeestering aan hem als
Ottfried. Zij namen hem geheel in beslag.
Hij moest Tilly's konijnenhok en honden
hok bekijken en Margot's ponny bewonde
ren. Zij brachten hem naar haar eigen
kamertjes en lieten hem haar boeken, foto
grafieën allerlei en andere kleine schatten
zien die ze bezaten.
Margot die heel aardig teekenen kon,
bracht haar schetsboek, om dr. Balduin's
oordeel eens te hooren, en was zeer geluk
kig toen hij haar prees. Hij gaf haar goeden
raad en beloofde tochtjes in den omtrek
met haar te maken en samen naar de na
tuur te teekenen, waarover zij buiten
zichzelf van vreugde was.
Mevrouw von Kraschwitz moest eindelijk
met geweld den gast voor zich in beslag
nemen om er niet geheel over te schieten.Zij
was erg in haar nopjes, dat de kinderen zoo
veel van den nieuwen vriend hielden,
want dat versterkte bij haar den gunstigen
dunk, dien hij bij zijn eerste bezoek bjj haar
had gevestigd en deed haar een onbegrensd
vertrouwen in hem stellen.
Zij had iets heel gewichtigs met hem
te bespreken en daarom verzocht ze hem
haar een uurtje naar haar salon te volgen.
Toen Dr. Balduin tegenover haar zat in
een gemakkelijken stoel in het mooie ver
trek, dat vandaag met lentebloemen ver
sierd was, zag hij duidelijk, hoezeer ze de
laatste dagen had geleden. Die uitdruk
king van groot verdriet in haar trekken
trof hem diep, en levendiger dan ooit
gevoelde hjj den wensch in zjjn binnenste,
o—(o)—O
Van den toren van de Sebaldus-kerk
sloeg het zeven uur. De lucht was droef
en regenzwaar. Van de meeste huizen
waren op dit avonduur de luiken
nog wijd open en lieten het flikkerende
kaarslicht van de kerstboomen naar
buiten door, en overal hoorde men de
heldere stemmen van liederen-zingende
kinderen.
In den antiquiteitenwinkel tegenover
de kerk waren de ramen donker en
droevig. Een kleine lamp verlichtte
zeer matig den grooten winkel, waar
op verschillende tafels allerlei voorwer
pen stonden uitgestald. Vlak bij de
lamp stond een nog jonge vrouw. Het
lamplicht viel op het roodblonde haar
en op een grijs, zeer eenvoudig kleed,
dat een mooi gevormd lichaam omsloot.
De vrouw hield het hoofd diep gebogen
over-een oud boek in een lederen band,
welks koperen sloten en krammen ze
ijverig poetste en wreef.
Als eigenares van de zaak was dat
feitelijk geen werk voor haar, maar
haar bedienden hadden vrij-af, omdat het
Kerstmis was. Eer er een stuk den win
kel uitging, moest ze het eerst
nakijken, dat had haar man gedaan en
dat deed zij ook, al die jaren na zijn
dood. Zij deed het niet gaarne, want
de heele handel stuitte Jiaar eigenlijk
tegen de borst. Maar ze had de zaak
aangehouden, omdat men het haar had
aangeraden en ze verder geen middelen
had om in haar onderhoud te» voorzien,
en ook was er niets anders wat haar
wat te doen en te denken zou hebben
gegeven.
Aanstonds zou de onbekende kooper
van het boek komen toen ze vanmiddag
eenige inkoopen was wezen doen, was het
gekocht geworden, maar hij wilde eerst
de sloten en de krammen wat opgeknapt
hebben.
om voor haar een krachtig vriend te kun
nen zijn.
„Ik vrees, mevrouw, dat ge u wat al te
veel zorgen maakt," zeide hij zeer hartelijk.
„Ge hebt zulke heerlijke kinderen, met
zoo'n aanleg, dat ge de toekomst heel ge
rust kunt tegemoet zien. Wanneer mij niet
alles bedriegt, geloof ik, dat ge nog zeer
veel vreugde van hen zult beleven."
„Ach, gij kunt het u wel voorstellen,
dat ik me steeds zoo angstig maak voor
het geluk van mijn kinderen antwoordde
de vrij vrouwe met een angstig gebaar.
„Ik vrees, dat mjjn man niet het goede
oordeel heeft over hun besthij heeft
geen rekening gehouden met de eischen
van den tijd. Hij blijft maar bij zijn mee
ning, dat Ottfried in de rechten moet
studeeren en dat tegen den jongen zijn
neiging in."
„Ik heb eens rijpelijk over de zaak nage
dacht, en ook met Ottfried zelf over het
geval gesproken", antwoordde de leeraar.
„Sta me toe, dat ik het u eens uit elkander
zet, wat ik voor raadzaam houd. In uw
plaats zou ik Ottfried nu zjjn jaar soldaat
laten dienen. Hij moet zich nu aanmelden
en zal zeker aangenomen worden. Het zal
voor uw man een kleinigheid zijn, hem bjj
diens vroeger regiment in Staffenhagen ge
plaatst te krijgen.^In dat geval zal ik hem
nog langer onder mijn invloed houden en
hij blijft dicht bij u. Gij behoeft dan ten
minste in lang nog niet van hem te schei
den".
De oogen van mevrouw von Kraschwitz
schitterden bij dit voorstel.
„Ik heb verscheidene gronden voor dit
voorstel aan te voeren, die mjj nogal heel
gewichtig toelijken. Ottfried heeft zich
natuurlijk zeer ingespannen met zijn studie,
en het werk dat hij nu als soldaat zal
moeten doen, zal hem de noodige afleiding
geven en zeker heilzaam werken. En zooals
u wel zult hebben bemerkt, mevrouw, is
hij niet in staat om het hoofd te bieden
aan onaangename dingen, en daarom zou
ik er zeer bang voor zijn, hem geheel van
u te scheiden.Wanneer hij nu zijn militairen
plicht doet, kan hij later onafgebroken zich
aan zijn studie wijden en dat is ook een
groot voordeel."
„En hoe denkt Ottfried erover Is hij
met dit plan tevreden vroeg de vrijvrouwe.
„Volkomen. Hij zelf wenscht dringend
voorloopig in uwe nabijheid te blijven. En
dat is op geen andere manier te bereiken."
„Ja, ik kan mijn zoon onmogelijk mis
sen," zeide de barones nu zonder terug
houding. „Ik wil tot u als tot een vriend
spreken, ik merk uit uw raad, dat gij het
goed met mij meent. Ik dank u het doet
mij onbeschrijflijk goed ik ben een
dergelijke zorg niet meer gewoon."
De stem ontzegde haar verderen dienst,
zij streed met een heftige opgewonden
heid en ontroering.
„Mevrouw," zeide Dr. Balduin bewogen,
„gij maakt me gelukkig wanneer ge mjj
onder uwe vrienden wilt tellen.
„Ach, ik heb in 't geheel geen vrienden,
niet tenmiuste wat onder dat woord moet
worden verstaan ik sta geheel alleen -
maar het was voor mjj een hemelsch geschenk
wanneer ik u zou mogen vertrouwen als mii-
zelf."
WORDT VERVOLGD.