FEUILLETON.
Donderdag 10 Januari 1901.
45ste Jaargang No. 3591.
Gemeente Schagen.
Bekendmakingen.
Binnenlandsch Nieuws.
RAGE
Alpmeei Niinis-,
RAAIT.
Alnrtiilfr Liilliivllil
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau: ICHAGEW, Laan, D 4.
Uitgever: P. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W I fv E L.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Zeemilitie.
Burgemeester en Wethouders van
Schagen brengen, naar aanleiding van
art. 150 der Militiewet, ter kennis van
de lotelingen dezer gemeente, dat, zij
die genegen zijn om bij de Zeemilitie
te dienen, zich daartoe moeten aanmel
den ter secretarie alhier, vóór den
1 Februari a. s.
Schagen, den 8 Januari 1901.
Burgem. en Wethouders voornoemd,
P. BUIS Jz., 1. B.
De Secretaris,
DENIJS.
Vergadering van den Raad der
gemeente
Zijp©,
op Dinsdag 8 Januari 1901, des morgens ten 10 ure.
Aanwezig alle leden.
Voorzitter de heer G. C. Hulst, bnrgemeeater.
Bij de opening der vergadering heet de Voorz, de
heeren welkom in het nieuwe jaar, en wijst verder
op de invoering van den leerplicht.
De notulen worden gelezeB en goedgekeurd.
Ingekomen van mejuffrouw Bakker-Karreman een
schrijven, waarin zij meedeelt te bedanken voor haar
benoeming als regentes van het Weeshui». De nieuw-
jaarscollecte had opgebracht f 504.40.
Van den gem.-opzichter den hr. J.Bos was eei verzoek
ingekomen om ontslag uit genoemde betrekking. Wordt
eervol verleend met dankbetuiging voor de bewezen
diensten. Er zal eene oproeping van sollicitanten
worden gedaan
Het aantal commissiën voor wering van schoolver
zuim (volgens de leerplichtwet) wordt bepaald op 5 en
voor't Zand wat meer leden dan op de andere dorpen.
Bij acclamatie worden daartoe benoemd de heeren
Greidanus, G. Nieuwlaud enJ. Raat voor Burgerbrug;
de heeren Wind, J. Schuijt en W. Blaauboer voor
St. Maartensbrug; de heeren De Vries, W. Bossen
en P. Francis voor Schagerbrug de heeren Melchior,
P. Hooij en J. J. v. d. Oord voor Oudesluis; de
heeren Katoen, Doedes, G. de Wit, A. Vogelzang
en dr. Blankstejjn voor 't Zand.
De leden dier commissies zullen genieten een ver
goeding van f5 de secretarissen f 5.daarboven.
Het huishoudelijk reglement voor die commissies
wordt daarna gelezen en goedgekeurd.
De rondvraag: De beer v. Beusekom deelt mede,
dat Broei e, de veldwachter te 't Zand heeDgaat,
doordat hij is benoemd tot Rijksveldwachter te
Eukhuizea.Die persoon, zegt de hr. v. B., heeft heel veel
voor 't Zand gedaan en daarvoor gaf d<j gemeente
hem steeds een gratificatie van f 50.per jaar. Het
jaar is nog niet geheel om, toch zon spr. gaarne
die f 50.ook nu zien toegestaan, omdat Broers
steeds zoo netjes heeft gehandeld.
Voorz. zegt, dat het ook hem erg spijt dat Broers
heengaatde toestand aan 't Zand is onder zijn
toezicht zeer verbeterd.
Algemeen is men vóór de gratificatie van f 50.
De heer De Moor zegt, dat door hem indertijd in
den Raad is gesproken over de nienwjaarseollecte, ea
dat hetzellde door hem is gedaan op een vergadering
Anoniem.
ROMAN
van
MARIE STAHL.
16.
„Wel neen, lieve Lydia," antwoordde
mevrouw von Schelling, „men tast geheel
in 't duister. Zooveel staat evenwel vast,
dat die brieven, jammer genoeg, atkomstig
moeten zijn van een lid van onze kringen,
daar hij zoo goed georiënteerd is en zelfs
op de hoogte is van gesprekken die we
onder elkaar houden. De brieven zijn alle
met de schrijfmachine geschreven en komen
uit Berlijndus is het zeer moeilijk
den schrijver te vinden."
„Ik heb zelf twee zulke brieven gekre
gen", zeide Lydia.
„God, wat leelijk 1 Wanneer Neen maar,
wat interesseert mij dat 1 Toe, vertel mij
toch eens, wat staat er in. Ge weet hoe
goed ik een geheim kan bewaren, laat ze
mij eens zien Ik brand van nieuwsgierig
heid om zulk een misselijk ding eens te zien.
Go weet, ik heb een scherpen blik wie
weet, wellicht ontdek ik een spoor dat tot
ontdekking van den dader kan leiden I"
„Ik heb de brieven verbrand", loog Lydia,
„en de inhoud is zoo gemeen, dat ik dat
onmogelijk kan oververtellen. Maar ik zou
er veel voor over hebben als de schryver
van die brieven bekend werd."
Nu was mevrouw von Schelling ernstig
boos. Zij ergerde zich vreeselijk over
Lydia's terughoudendheid.
Daar moest bepaald wat achter steken.
Zy overlaadde Lydia met verwijten over
hare groote domheid om dergelyke documen
ten te vernietigen,en zeide, dat zij het haar
standgenooten verschuldigd was zulke aan
vallen op de algemeene rust openlijk te
bestrijden. Zoo iets stil houden, was een
grof verzuim en maakte iemand byna tot
medeschuldige.
Dr. Balduin, die met Tilly uit het park
»&n heeren collectanten, waar spr. het voorstel deed
geen geld te geven, maar bons voor levensmidde
len, eetwaren, omdat hij meende, dat door sommige
bedeelden het geld niet werd besteed op die manier
als wel wenschelijk was. Maar toen brak er een
storm over spr. losmen was dat altjjd zoo
gewoon geweest, het was veel gemakkelijker geld te
geven dan een bon voor levensmiddelen, enz. 2 Jaar
geleden, gaat spr. voort, heb ik er in den Raad sp
gewezen, dat het geld met de nienwjaarseollecte meer
gegeven zon worden aan werkelijk behoeftigen, niet
aan diegenen die er géén behoefte aan hadden, maar
dat werd ook al heel ongunstig ontvangen, en zelfs
buiten den Raad heb ik er menige bittere pil om
moeten slikken. Niet dat ik mij dat aantrek, och
neen, maar ik gevoelde mij wel teleurgesteld dat
mjjne meening zoo weinig bijval vond. In de laatste
vergadering van collectanten is mij nu evenwel ge
bleken, dat mijn woorden niet vruchteloos zijn
gebleven, dat er nu zelfs eenige collectanten waren,
die voor eene uitdeeling van eetwaren waren die
het dus met mg geheel eens bleken te sgn, Uit dat
feit heb ik daa ook weer den moed gevonden mijn
grieven tegen de collecte met nieuwjaar ook weer
hier ter sprake te brengen, in de hoop dat ik ook
hier dat gunstig verschijnsel moge zien.
Die bedeeling gaat alle perken te buiten daar ko
men op die lijsten personen voor, die veel verdienen
en werkeljjk die nieuwjaarsgift niet noodig hebben,
en daarom zon ik den Raad wel willen voorstellen
daarin verandering te brengen. Ik weet wel, dat mij
zal worden tegemoetgevoerd 't is nog een heele tijd
voor het weer nieuwjaar is, maar als we dat laten
loopen, ben ik maar bang dat het 't volgende jaar
weer denzelfden weg zai opgaan.
Voorz. zegt dat hijzelf de lijsten heeft nagegaan
en dat er ook enkelen zijn geschrapt en oordeelt dat
als men personen weet die van 't geld een slecht ge
bruik maken, geeft die dan een bonde heeren col
lectanten weten, dat dat aan hen is overgelaten,
't Is gemakkelijker geld te verdeelen dan eetwaren.
Dan het punt dat vaste werklni niet van de bedee
ling zullen genieten, dat zal bepaald aanleiding geven
tot tegenwerking. Sommige boeren zeggen als onze
werklni er niet van krijgen, doen we niet mede we
laten ons er dan niet meer meê in.
De heer De Moor is van oordeel, dat velen van
opinie zijn veranderd en dat men niet zal weigeren
meê te werken. Eu is dat tóch het geval, welnu,
laten die enkele boeren dan weigeren te helpen. Doordat
er zoovele vaste arbeiders zullen uitvallen die dan
geeu bedeeling zullen krijgen, zullen bepaald behoef
tigen er bij winnen.
Spr. wil ook Alle vaste werklui niet uitsluiten.
Menschen met groote gezinnen, al hebben ze vast
geld, kannen dat voordeeltje met nieuwjaar best ge
bruiken- Maar een flink werkman met een klein
gezin, als die nog niet zooveel verdient dat hij die
nieuwjaarsgift kan missen, als die nog behoefte heeft
aau die bedeeling, dan wordt het hoog tijd dat de
man meer verdient.
De Voorz. is het heeleuiaal met den heer De Moor
eens wat is de aanleiding geweest tot die nieuwjaars
collecte? al'een het bedelen aan de deur, en voor die
menschen zijn de lijsten gekomen. Een vast werkman
noch zyn kinderen zullen om een cent aan de deur
komen vragen, maar wel de werkelijk armen en hunne
kinderen, en daarvoor moesten dan ook de nieuwjaars
giften zijn
De heer De Wit wjjst er op, dat een los werkman, die
in den zomer veel verdient, in den winter soms armlastig
is, en van de collecte zou genieten, terwijl een fat
soenlijk vast werkman, die zuinig doet en niet zoo
royaal als de losse werkman, die zou niet genieten
kunnen dat oordeelt spr. onrechtvaardig
De heer De Moor zegt, niet te hebben beweerd, dat
vaste werklui geschrapt en losse bedeeld moeten worden.
De heer Schuijt gelooft, dat het niet in den geest
kwam, maakte aan dit gesprek een einde.
Hij had zijn paard laten voorbrengen en
nam nu van de dames afscheid.
Mevrouw von Kraschwitz had hem zoo
gaarne willen vragen nog een poosje te
blijven, maai ze durfde dat niet
in het bijzijn van haar bezoekster. Zij ge
voelde zich zoo ellendig toen hij
ging. Zij had hem nog zooveel te zeggen
ze had hem nog zoo noodig.
Welk een troost was zijn komst voor
haar geweest vandaag, en dat fatale bezoek
had alles bedorven.
Wanneer zou hij terugkomen Zij kon
hem moeilijk toch nog eens roepen
Toen hij afscheid van haar nam, zeide ze
snel„Ik geloof dat Ottfried Zondag thuis
komt."
Hij hield haar hand een oogenblik vast.
„Mag ik hem vergezellen
„Zeker, heel graag," was het opgewekte
antwoord.
Mevrouw von Schelling zette groote
oogen op.
Tilly, met haar getrouwe viervoeters
achter zich aan,vergezeldeDr.Balduiu tot aan
de tuinpoort en nam daar afscheid van hem,
als zou ze hem haar geheele leven niet
meer terugzien.
„De kleine Tilly is bepaald zeer excen
triek, "bemerkte mevr. von Schelling, „neen
maar, hoe mij dat amuseert, dat is hier
bij u een algemeene Balduin-liefdedat
moet ik myn man eens vertellen. Zeg,
houdt uw man ook zooveel van dien leeraar?"
De laatste vraag was als tot een doove
gericht, Lydia deed alsof ze die niet
hoorde. Even later kwamen Margot en Thea
uit het park.
„Ach, is Dr. Balduin reeds weg?" riep
Margot. „Wat jammer is dat I Zie je, Thea,
dat is jouw schuld dat we te laat komen."
„Maar Margot, je bent bepaald comisch
zeide Thea, het neusje optrekkend. „Men
kan de heeren toch niet als een hondje
naloopen
„Maar ik ben zoo bly als Dr. Balduin
hier is," was het kinderlijke antwoord,
„en dan wil ik ook van zijn gezelschap ge
nieten, Vindt gy hem dan niet een aardig
zou zijn om de vaste werklui te schrappen men zou zich
voor de gevolgen moeten wachten men zou geeu
collectanten meer kuunen Vrggen aan die moet men
de zaken kunnen toevertroawen.
De heer De Moor zegt, dat er nu een schromelijk
misbruik gemaakt wordt van die lijsten; dat er nn
door collectanten maar personen worden opgezet wien
ze een extraatje gunnen.
De heer Schuijt gelooft, dat die bons voor
eetwaren ook groote bezwaren zonden ontmoeten
de collectanten doen dat zaakje gratis, dus men mag
ze niet te veel werk opleggen.
De beer De Moor gelooft dat bezwaar niet zoo
groot. Men geeft den winkeliers alles op en deze
zullen gaarne de boodschappen bezorgen waar ze
moeten zijn. Maar 't is hier weerde zaak is altjjd
zoo geweest en men ziet er tegen op het te veranderen.
Men licht Spr. in, dat het niet altijd zoo is geweest.
De heer De Moor gaat voort met te zeggen, dat
I collectant er 6 personen op zijn lijst had gezet
van wie er wel 4 geschrapt moesten worden.
De heer Francis zegt daarvoor wel een reden te
weten; dat heeft Spr. zelf vroeger ook bij de hand
gehadIk gaf er dan een deel op, maar er waren1
er bij die er niet onder hoorden, maar die plaatste
ik er maar op, dan kon ik de rest van mijn ljjstje
ruimer bedeelen en die stuk of wat kregen dan niemendal.
Voorz. noemt dat dan toch onbillijk ten opzichte
van het geheel; zoodoende kwamen die enkele over-
blijvenden in gunstiger positie
De heer De Moordat vind ik slecht, er maar
namen op te zetten van personen die niet bedeeld
worden, dat vind ik slecht
De Voorz. vindt het ook niet goed. Dat men den
eenen persoon meer geeft dan den ander, dat gaat,
maar er maar namen op te zetten en die menschen
als stroomannen te gebruiken, gaat wat ver.
De heer Nobel gaat voor een groot deel met den
heer De Moor mede. Hij wil evenwel eerst eens na
gaan hoe zijn die nieuwjaarslijsten in het leven ge
komen. Hij gelooft dat daarbij het hoofddoel is
geweest,het den burgers der gemeente gemakkelijker te
maken zich te verlossen van dat geloop aan de denren
op nieuwjaarsdag. Spr. meent, dat het niet is een
gewone armenbedeeling, maar dat het motief, dat hg
aangeeft, de stoot is geweest tot deze lijsten. Dit jaar
heeft zich het feit voorgedaan, dat een der hoogst
aangeslagenen geweigerd heeft op de nieuwjaarslijst
te teekeneD, omdat er geeu armoede was naar zijn
idee. Dat was verkeerd; 't is geen gewone armen
bedeeling; wel om het volk eens een voordeeltje te
geven. Spr. is het geheel met den heer De Moor
eens, dat de giften niet, altijd goed worden verdeeld,
maar hij wil het toch ook niet beschouwd zien als
een gewone armenbedeeling; ook in gezinnen die niet
armlastig zijn, is een voordeeltje met nieuwjaar een
welkome gave, al hebben ze het dan niet direct
noodig. Het bezwaar, door den heer De Moor ge
opperd, over die vaste arbeiders, is altijd reeds een
punt van strijd geweest, dat zal altijd wel een heele
kwestie blijven,en spr. gelooft ook wel, dat, die vroe
ger de centen ophaalden aan de huizen, dus de werkelijk -
armen,bij deze nieuwe regeling schade hebben, maar toch
zou spr. het zoo willen laten als het is.
De beer De Moor merkt op, dat hij zich heeft vergist
in den geest van den Raad; men is hier van het
zelfde gevoelen geblevenspr. is het evenwel niet
met de heeren eensde heer Nobel beweert immers
zelf, dat de werkelijk armen er schade van hebben
van deze regelingzooveel te meer een plicht om
dat te veranderen. Ik zal me evenwel bij de zaak
neêrleggen, want mijn optreden zal toch geen
resultaat opleveren. Maar spr. dringt er ten slotte
toch op aan, dat aan het kwaad als waaraan de heer
Francis zich heeft schuldig gemaakt, om personen op
de ly st te zetten die niet bedeeld werden, dat daar
toch een einde aan komt,eD ook hieraan, dat men zelfs
winkeliers op de nieuwjaarslijst zet.
mensch? Ik mag hem zoo graag!"
Thea lachte spottend. „Die is mij te oud I"
„Te oud vroeg Margot met groote
verwondering. „Hij is toch niet oud I"
„Nu, ik dank je. Smaken verschillen."
„O, hij is nog heel vroolijk met ons,"
verdedigde Margot haar vriend, „hij speelt
urenlang met ons. En toch moet men
respect voor hem hebben zooals voor geen
ander."
„Hij is immers gymnastiekleeraar
„Eigenlijk niet, hij heett maar tijdelijk
die lessen op zich genomen vertelde Ott
fried mij, omdat hij zooveel van sport houdt,
en zijn leerlingen vinden dat een genot."
„Ik heb ook wel eens met mijn gym
nastiekleeraar gedweept en later met mijn
Pranschen leeraar, maar dat was toen ik
nog op school liep en nog niets anders had
om mede te dwepen", zeide juffrouw Thea
zeer uit de hoogte.
Margot was er niets mede tevreden dat
haar ideaal zoo verkleind werd.
„Ik zal altijd met dr. Balduin dwepen,
meer dan mot iemand anders", riep ze
boos.
„Neen, mama, Margot en Tilly zyn be
paald nog te dommet haar is het geen
huishouden I" beklaagde Thea zich bij haar
moeder toen ze naar huis reden. Mevrouw
von Schelling knikte beteekenisvol.
„Ik vrees ,ik vrees ,dat er heel spoedig
wat zal gebeuren. Er ligt iets zwaars in
de lucht. Nu, ik heb mijn plicht gedaan
ik zal het maar kalm afwachten. In elk
geval is voorzichtigheid plicht."
HOOFDSTUK XVII.
Eenige dagen later kreeg de familie
von Kraschwitz eene uitnoodiging voor een
tuinfeest bij de Harkows op Wenkendorff.
Lydia gevoelde zich niet in staat daar
heen te gaan. Mevrouw von Schelling's
bezoek had haar zeer zenuwachtig ge
maakt en de gedachte dat ze, als ze naar
dat pretje ging, aan allerlei strikvragen
en booze opmerkingen bloot zou staan, deed
haar terugdeinzen voor dat feestje.
Zij kón onmogelijk vroolyk zyn en ze
begreep dat dit allen gasten van 't feest
De heer M&nn verklaart er voor te zijn, de nitdee-
ling te doen plaats hebben met bons voor levens
middelen enz.
Voorz. zegt toe, dat nog strenger op de lgsten
zal worden gelet, en de heer Nobel gelooft wel, dat
de opmerkingen van den heer De Moor vruchten
lallen dragen.
Daarna gaat de Raad in comité.
Annu Paulowna.
J.l. Zaterdagavond hield de afdeeling
van „Het Witte Kruis" eene vergade
ring, die door 18 leden bezocht werd.
Zij werd geopend en geleid door den
Vice-Voorzitter, den heer Jelles. Aan
de orde wasde begrootinguitgaven
en ontvangsten werden vastgesteld tot
een bedrag van f 392.Bij de uitgaven
wilde de heer K. Kaan den post ad
f 25.voor het toezicht bij de bad
plaats geschrapt zien, aangezien hij
meende dat zulks te weuschen overliet.
Na toelichting van de zijde des bestuurs
trok hij echter zijn voorstel dienaangaande
in. Overigens werden op de verschillende
posten geen bemerkingen gemaakt.
De Secretaris, de heer Oostra, deelde
mede, dat er in het verloopen jaar flink
gebruik isf gemaakt van de artikelen
uit het magazijn. Byna 100 stuks werden
in bruikleen gegeven, zoodat het magazijn
inderdaad goede diensten bewijst. Ver
volgens bracht hij den leden ter kennis,
dat voortaan vanwege het Hoofdbestuur
niet meer aan elk lid een verslag van
de algemeene vergaderingen zal
worden toegezonden, zijnde een bezuini
gingsmaatregel. Tenslotte zegt de heer
Oostra volgaarne bereid te zijn, lezingen
of voordrachten te houden, ot inlichtingen
te geven, betreffende die zaken, die met
„Het Witte Kruis" in verband staan,
zooals zulks ook wel elders geschiedt,
mits hij slechts bij tijds van een en
ander in kennis wordt gesteld. Dit bericht
wordt met blijken van instemming door
de vergadering ontvangen.
De omvraag niets opleverende, sluit
de Voorz. de vergadering,
Heet* Hugowaard.
Op 1 Januari 1900 telde de gemeente
1452 m. en 1327 vrsamen 2779 inw.
Overleden zyn 26 m. en 27 vr., ver
trokken 112 m. en 107 vr. Daarentegen
werden 46 m. en 41 vr. geboren en
vestigden zich 121 m. en 112 vr., zoodat
de bevolking op 31 Dec. 1900 bedroeg
1481 m. en 1346 vr., samen 2827 inw
In 1900 zijn 21 huwelijken gesloten,
te weten 18 tusschen jm. en jd., 1
tusschen jm. en wed., 1 tusschen wedr.
moest opvallen.
En daar Lydia het onder de gegeven om
standigheden voor een grove onbeleefdheid
hield, kennissen te nooden en feestjes te
vieren,eischte zij van haar man,die intussohen
teruggekeerd was, dat hij zou bedanken voor
alle avondjes en zich volkomen zou terug
trekken van alle gezellig verkeer.
Mijnheer von Kraschwitz was ook d&Arin
van een andere meening. Hij maakte haar
het verwijt, dat ze al heel onverstandig
was. Het was eisch, de wereld zoo lang
mogelijk zand in de oogen te strooien. Het
had hem al een massa last bezorgd, dat zij
zoo de marmot had gespeeld en steeds maar
was thuis gebleven. Maar het was zeker een
nieuwe gril vau haar om zich de rol van
lijderes op te leggen, om zoodoende zeker
het medelijden van anderen op te wekken
en zich met den heiligenschijn van martelares
te omgeven,maar waarmede zfj zich inder
daad belachelijk maakte. Zij bedroog zich
evenwel geweldig wanneer ze zich inbeeld
de,met deze manier van spaarzaamheid nuttig
te kunnen zijn. In tegendeel,haar plicht was
het, zorgeloos en vroolijk te schijnen, om de
menschen zoodoende te doen gelooven dat
alles nog rozengeur en maneschijn was.
Maar daartoe behoorde wat zelfoverwinning
en dat mocht hij toch van haar niet verwach
ten. Dat was steeds zoo geweest,zij verstond
het maar al te voortreffelijk haar egoïsme
met den mantel van hooge deugd en zelf
verloochening te omhangen.
En dan verklaarde hy, dat hy zioh sterk
genoeg gevoelde om de uitnoodiging der
Harkows aan te nemen. Men was dat ook aan
Margot verschuldigd, en hij begreep niet
hoe zij haar plicht als moeder zoo kon ver-
waarloozen, zij die hèm steeds het verwijt
naar het hoofd wierp van een slecht vader
voor zijne kinderen te zijn. Nu zag men
eens duidelijk wie van hen beiden de kin
deren inderdaad liefhad en zioh opofferingen
voor hen wilde getroosten. Zij zou Margot
geheel aan haar luimen opofferen
en het arme kind levend begravenhet
meisje had er toch recht op,eindelijk eens
uit de kinderkamer verlost te worden.
Lydia antwoordde op dit alles niets, of-
en jd. en 1 tusschen wedr. en wed.
Levenloos aangegeven 3 m. en 4 vr.
Hoewel de vorst op ge
voelige wijze is ingetreden en de ijt-sba.-
nen van Schagen naar Hol-
horn in het begin in zeer goeden
toestand verkeerden, hebben de watermo
lens in de omstreken zeer veel bedorven.
Is het overtollige water verwijderd, dan
zullen de verschillende ijsclubs handen
vol werk hebben om de communicatie
te herstellen. En verbinding moet er
zyn om den waren liefhebbers het volle
ijsvermaak te verschaffen. Uitsluitend
baantje-rijden voldoet slechts weinigen.
Vergadering der IJsclub
te IrCoIliorn, op Zaterdag 5 Januari.
Uit het verslag van den Penningmees
ter bleek, dat er 50 leden waren en
ruim t 227 in kas. De heeren Droog
en J. Bood IJz. traden als bestuursleden
af. De eerste werd herkozen en de
laatste, die niet herkiesbaar was, ver
vangen door den heer J. Helder.
De heeren Koomen en Louw treden
in 't volgend jaar af en zijn niet her
kiesbaar.
Besloten werd, dat ook dit jaar ieder
lid voor elk zijner minderjarige huisge-
nooten een kaart kan afhalen bij den heer
A. Droog, welke kaart vrijen toegang tot
de banen der club verleent. Van n i e t-
leden zal op die banen 5 cent geheven
worden en gedurende wedstrijden 10 ets.
Verder werden de noodige maatregelen
getroffen om de banen in zoo goed mo
gelijken staat te krijgen en te houden.
Zoo noodig, zal men trachten een
ijsschaaf in werking te brengen.
Eindelijk werd besloten, op Woensdag
den 9en (heden) een ringrijderjj te houden
om prijzen van 7, 4, 3, 2 en 1 Gld. en ijs
en weer dienende, op Zondag den 13en
Januari een hardrijderij op de korte baan
160 Meter om prijzen van 18,
10, 6, 4 en 2 Gld. De in leggelden
werden bepaald op 50 ets. per paar voor
't ringrijden en 50 ets. per persoon voor
't hardrijden. Hieronder is het verplichte
baangeld begrepen. Aangifte bij den
heer A. Droog. Loten om half éen.
Aanvang 1 uur. Hierna werd deze
eerste bijeenkomst gesloten.
IJ s in FRIESLAND! Op Maan
dag en Dinsdag a. s. zijn meer dan 60
hardrijderijen uitgeschreven.
Het gezamenlijk bedrag der geldprijzen
gaat ver over f 2000.
schoon ze er genoeg op kon afdingen.
Die zelfoverwinning van haar man, om
gastvrijheid bij anderen te genieten, welke
hij niet meer op dezelfde wijze kon terug
geven, die imponeerde haar weinig. En ze
wist heel goed, dat het vooruitzicht van
het heerlijke souper en de brillante keuken
der Harkows hem plotseling aan zijn
vaderplichten had herinnerd. Hij kon
niet zonder verstrooiing leven en de lang
gekoesterde vrees, dat hij, wanneer hij op
de tegenwoordige manier zijn neigingen
niet meer kon bevredigen, zijne eer zou
vergeten, werd haar meer en meer een
verschrikkelijke zekerheid.
Zij bleef evenwel bij haar besluit en be
dankte onder het voorwendsel van minder
wel te zyn,voor de uitnoodiging.Mijnheer von
Kraschwitz reed alleen met Margot naar
Wenkendorff, die zich, onkundig natuurlijk
van de reden van de weigering harer moe
der, over het uitje zeer verheugde.
Bij de Harkows kwam zoowat alles wat
tot de hooge kringen behoordeniet alleen
de landadel, maar ook ambtenaars- en offi-
ciersfamiliën uit de stad en wat daar ver
der tot de uitgelezen kringen behoorde.
Het groote, gastvrye Wenkendorff, waar
een zeer beminnelijk en voorkomend echtpaar
woonde, had zijn deuren zeer wyd open
gezet. In de salons was een levendig,
bont gewoel van elegante toiletten,
zwarte rokken en schitterende uniformen,
en ook op de veranda en in het park be
wogen zich een groot aantal gasten.
De jongelui zochten spoedig de vrije
natuur op en amuseerden zich met gezel
schapsspelen op de uitgestrekte grasperken.
Margot had tot haar groote vreugde
Ottfried aangetroffen, die zich voor de
eerste maal in uniform in een gezelschap
vertoonde. Zij was buitengewoon trotsch
op haar broer. En even bly was zij dat
Ellen Kober, haar beste vriendin, er was.
Een|klein weinig was Margot ook Ottfried's
vertrouwde in zake zijn hartewenschen, die
zij met den heiligen ernst en begees
tering behandelde als dat jongen meisjes
eigen is.
WORDT VERVOLGD,