Zondag 10 Februari 1901.
45ste Jaargang No. 3600.
TWEEDE BLAD.
MERCEDES.
FEUILLETON.
Anoniem.
TRANSVAAL.
COURANT.
Herinneringen uit mijn circusleven.
't Is al ettelijke jaren geleden sedert
ik met den circus-directeur Gwozdziec
Polen en Zuid-Rusland bereisde.
Gwozdziec was directeur van een klein
zwervend troepje, dat hij uit verschil
lende landen had bijeenverzameld en
voor zijn circus kou gebruiken. De
gage was niet groot, zelfs heel klein,
maar daarvoor leefden wij dan ook „in
den schoot der familie" en aten aaD de
tafel van de vrouw van den directeur,
een opzichtig gekleede dame, die zich
voortdurend schminkte en telkens
allerlei verhalen opdischte, even zoovele
herinneringen uit haar avontuurlijk
leven.
Zijn „stal" bestond uit vijf paarden en
een gedresseerden ezel, dien zijn broeder,
de clown, liet werken. Gwozdziec zelf
trad in de netjes gelijk geharkte arena
slechts op als „schoolrijder"hij liet een
oud, afgeleefd werkpaard, dat hij met den
weidschen naam Flamingo had gedoopt,
eiken avond eenige passen en bewegingen
maken en achtte daarmede zijne taak
afgedaan. Verder waren er nog eenige
beroemdheden op allerlei gebied.
Zoo trokken wij met ons armoedig
zoodje van stad tot stad, van dorp tot
dorp langs de stoffige, eindeffioze
wegen, onvermoeid, zonder ophouden,
geplaagd en geminacht
„De goochelaars komen... de Engel-
sche kunstenmakerszoo ontving
men ons onvriendelijk en onwillig.
Maakten wij een rit door de straten om
ons te presenteeren, in ons circuspakje
gekleed, omringd door de joelende,
opdringende jeugd, dan vloog wei
menig venster open en menig oog keek
den avontuurlijken troep na, maar het
waren geene vriendelijke, aanmoedigende
blikken. En de trompetten schetterden,
de trommen rofielden bij onzen omme
gang
De zaken gingen slecht, heel slecht
Onze directeur was zeer ontstemd en
vloekte; zware zorgen kwelden hem.
„Als dat zoo voortgaat, zal het ons
spoedig moeite kosten voeder voor de
beesten bij elkaar te krijgen. Dat ellendige
volk weet geen ware kunst op prijs te
stellenbromde hij, en dronk den
eenen borrel na den anderen om zijn
kwade luim te verzetten. „Kan men ze
meer bieden, dan ik doe Kunnen ze
aanmerking maken op mijn „stal"
Werkt niet mijn Flamingo in de hooge-
school als een Trakhener P Is de ezel
Rigolo niet de kranigste ezel ter wereld?"
„Zeker, directeur, maar ons ontbreekt,
niettegenstaande dat alles, ietseen
ster 1"
Een sterHij zette een komiek-ver
baasd gezicht. Ik kwelde hem maar niet
verder met dit denkbeeld, nu ik de
ROMAN
van
MARIE STAHL.
24.
Luitenant Lanz was in het volgende
oogenblik sporenrinkelend naast Margot
komen loopen. Hij had steeds nog het breede,
roode gezicht en de geaffecteerde toon
wanneer hij sprak. Margot vond hem noch
mooier, noch interessanter dan vroeger,
maar de vriendelijkheid waarmede zij hem
ontving, gold alleen de gelegenheid die ze
Ottfried en Ellen gaf om alleen te zijn.
Die gelegenheid werd door Ottfried
niet ongebruikt gelaten. Hij kwam zeer
langzaam met Ellen achteraan.
„Het was een zeer zware tijd, Ellen",
zeide hij, „al mijn hoop op de
toekomst was vervlogenDat was
vreeselijk! En nog is alles niet uit den weg.
Ik weet niet maar mijn vader en mijn
moeder willen zich van elkaar laten schei
den en ik vrees er zijn menschen,
die daar aanstoot aan nemen, aan derge
lijke verhoudingen, die
Ellen keek met een bangen blik tot hem
op. „Waarom wil je moeder zich laten
scheiden Is het het ongeluk
Zal ze in het ongeluk niet naast hem
staan
„Het ongeluk is het niet. Mijn moeder
is er de vrouw niet naar, haar man in het
ongeluk te verlaten. Neen, daarvoor zijn
keel andere redenen aan te wijzen, redenen
die ik je niet kan noemen. Mijn vader
heeft mijn moeder zooveel onrecht aangedaan,
en om ons en zichzelf van den ondergang
te redden, moet ze hem verlaten. Zij is
van alle schuld."
Ellen zag er weer gerustgesteld uit en
het geluk straalde haar uit de oogen.
„Geloof me," zeide ze, „ik behoor niet
f°t die soort menschen die aanstoot nemen
aan dergelijke verhoudingen."
zekerheid had, dat het in mijn brein
behoorlijk vastzat en hij, als hij er op
wilde ingaan, mij wel weer zou roepen.
Dat gebeurde reeds donzelfden avond.
Ik ontving een uitnoodiging om bij hem
in zijn woonwagen te komen. Een zeld
zame eerIk voldeed aan die uitnoo
diging en kwam in een heel klein ka
mertje. Op de tafel brandde een stompje
kaars en daarnaast stond een inktpot.
Uit een kastje haalde de directeur pen
en papier, bood mij eeu stoel aan en
begon
„Schrijf aan den ouden Jackley hij
reist op het oogenblik Bohemen door
en vraag hem, of bij mij zijn dochter
wil zenden, de schoone Mercedes. Ik wil
haar g>'aag een goede gage betalen,
schrijf maar tien zilveren roebels per
avond, en vrije stalling voor haar paard.
En als die geen volk weet te trekken,
verkoop ik den geheelen rommel en
trek mij in het particuliere leven terug."
De laatste woorden kwamen slechts aar
zelend over zijne lippen blijkbaar kost
ten zij hem moeite. Getroffen keek ik
hem aan, en waarlijk, mijn arme direc
teur weende zóó bitter, dat zijn tranen
mij als het ware in het hart brandden.
Dit vagabondeerende leven opgeven,
't was werkelijk een verschrikkelijke
gedachte voor hem, evenals het dat voor
ieder is die er eenmaal aan gewoon is
geraakt.
De brief werd verzonden. Maanden
verliepen, zonder dat wij er eenig ant
woord op ontvingen wij waren Mercedes
reeds vergeten.
Wie beschrijft dus onze verbazing, en
niet minder onze aangename verrassing,
toen op zekeren dag een heerlijk mooie
vrouw bij ons aankwam en met een
brief in de hand zich als Mercedes
Jackley voorstelde.
Dat was een ontvangstOnmiddellijk
werd zij in het „particulier vertrek" van
den directeur geroepen, en terwijl zij
met behulp van de directrice haar klee
ding wat in orde bracht en van haar reis
vertelde, verzorgde een nijdige Boheem-
sche knecht haar paard.
Ik had haar vroeger nog nooit zien
werkenmaar toen zij eenige uren later
eens liet zien wat zij kon, moesten wij
allen erkennen, dat de opmerking van
den directeur, dat zij den duivel in het
lijf had, waar scheen te wezen. Zij be
roerde met hare teenspitsen nauwelijks
den rug van het vurige dier en vloog er
als een vogel mee over barrières en hek
ken. En steeds doller, steeds razender
werd die jachtsteeds meer geleek zij
op een bacchante. En bovendien was
zij nog zoo jong en zoo mooi, een prach
tige Zigeunerin met vlammende, nacht
zwarte oogen, met een taille als die van
een wesp, lenige bewegingen als van een
panter.
Mercedes was de „ster" die wij noodig
hadden. Zij trokalle avonden was de
circus uitverkocht, tot hooger prijzen dan
wij ooit hadden kunnen maken zij was
„Ellen! lieve Ellen!" fluisterde Ottfried.
Zij liepen nog langzamer, zij hadden nu
de plantsoenen bereikt en bij een bocht
van het pad waren ze geheel alleen en ont
trokken aan het oog van de anderen.
Met een vlugge, hartstochtelijke beweging
sloot Ottfried Ellen in zijn armen en kuste
haar voor de eerste maal lang en innig op
den kleinen mond.
En al het verlangen, al de smart van de
laatste weken had de schuwheid van Ellen
verjaagd; zij was nu de liefhebbende vrouw
geworden en zonder preutschheid sloeg ze
de armen om den hals van haar geliefde,
om zijn kus met denzelfden hartstocht te
beantwoorden.
Dan liepen ze langzaam verder, gloeiend,
en bevend van innerlijke opgewondenheid.
„O, het is verschrikkelijk wat ik heb
geleden," vertelde Ellen. „Jou ongelukkig te
weten en niet te kunnen helpen, niet te
mogen helpen." En zij schudde voor Ott
fried haar gebeele hart uit, en bekende hoe
smartelijk ze door de onverschilligheid der
menschen was getroffen.
„Ach ja," zeide Ottfried, „men doet bit
tere ervaringen op alle zoogenaamde goede
vrienden trokken zich van ons terug. Zelfs
mijn vroegere directeur, Dr. Horn, die mij
vandaag ontmoette, ging den anderen kant
van de straat langs, om maar niet verplicht
te zjjn mij te moeten aanspreken. De
eenige die dezelfde is gebleven, als trouwen
vriend in den nood, is Dr. Balduin. En ook
onze dokter Springer heeft mama herhaal
delijk bezocht en haar moed ingesproken.
Dat zijn twee voortreffelijke menschen, maar
Dr. Balduin is de beste."
Op dat oogenblik zagen ze, hoe Margot,
die in een gesprek met Lanz verdiept
scheen, plotseling bleef staan en dezen met
een koele buiging den rug toedraaide. Zij
kwam haastig op Ellen en Ottfried toe,
terwijl Lanz haar verbluft nakeek en dan,
rechtsomkeert makend, zijn weg ging
zonder te groeten.
,Wat is er gebeurd vroegen Ellen en
Ottfried tegelijk.
„O," zeide Margot opgewonden en ver
ward, „ik weet niet wat hem in 't hoofd
in de stad het onderwerp van alle ge"
sprekken. De mannelijke bezoekers wa
ren verrukt over hare schoonheidzij
overstelpten haar met briefjes en bou-
quetten, met gloeiende liefdesverklaringen
en enibousiastische ontboezemingen in
verzen allen wilden zich koesteren
in den gloed dezer zon, dezer vrouw,
tegelijk een engelin en een duivelin in
hare schoonheid. En zij lachte om alles,
nam elk huldebewijs aan als iets dat
vanzelf sprak en wilde van niemand iets
weten.
Zij wist er ook niets van, dat er dage
lijks een mensch in hare nabjjheid ver
keerde, die met onbedwingbaren harts
tocht naar hare liefde verlangde, die
haar ik stilte aanbad en zich met de
trouw van een hond aan haar zou hebben
gehecht, als zij op zijn genegenheid acht
had geslagen, maar zij vermoedde niets,
deed ten minste alsof zij niets ver
moedde. En daaronder leed de arme
kerel de broeder van den directeur
als aan eene bloedende wonde. De
vroeger zoo overmoedige clown was een
stil, ernstig mensch geworden, nadenkend,
bijna menschenschuw, en verbitterd naar
het scheen tegen iedereen. Want hij
werd, behalve dat hij vreesde dat zijn
liefde hopeloos zou wezen, bovendien nog
door hevige jaloezie gekweld, die even
wel volkomen ongegrond was.
Eindelijk besloot hij te trachten zich
zekerheid te verschaffen, 't Was in de
pauze. Mercedes kwam uit de manége
gereden, waar zij eeDige malen achtereen
de hulde van het publiek in ontvangst had
moeten nemen, het publiek was nog
aan het brullen en schreeuwen. Wij allen
gingen reeds de manége binnen en aan
het werkalleen de clown bleef nog
achter. Hij stak reeds in zijn bespotte
lijk costuum en zijn geschminkt gezicht
zag er nu juist niet uit om op te verlie
ven. Nauwelijks zag hij de „ster" aan
komen, of hij sDelde op haar toe en hielp
haar van het paard.
„Wat zijt ge mooi!" bracht hij half
fluisterend uit, terwijl hij, beschaamd
over zijn vrijmoedigheid, voor zich op
den grond keek.
Zij zag hem met een spottend lachje
aan en sloeg achteloos met haar karwats
door de lucht.
„Laat mij los, hansworstriep zij
eindelijk, „en val mij niet langer met je
gekheden lastig, maar ga aan je werk!"
„Mercedesfluisterde hij, terwijl de
hartstocht hem bijna het spreken belette
en hij haar trachtte mee te trekken,
„Mercedes, ik heb je lief, waanzinnig
lief
„Laat mij los, of
Buiten zich zei ven van woede en
hartstocht, niet meer wetend wat hij deed,
rukte hij het schoone meisje naar zich
toe en kuste haar op de gloeiende wangen.
Op hetzelfde oogenblik evenwel suisde
de karwats door de lucht en kwam met
een tellen slag op het wit geschminkte
gezicht van den clown neer, waar zij een
komt. Men behoeft toch niet dadelijk een
ieder te trouwen met wien men op straat
spreekt
„Heeft hij je dan gevraagd?" vroeg
Ottfried.
„Ja, en toen ik niet naar hem wilde
luisteren, werd hij zeer indringend en later
onbeschoft. Hij maakte mij in zekeren zin
verwijten, dat ik hem had aangemoedigd.
Waarom behandelde ik hem zoo voorko
mend als ik niets van hem wilde weten?
Hij liet zich niet bij den neus nemen. Dat
was mij te veel, ik ging en liet hem
staan."
Ottfried fronste het voorhoofd.
„Dat was goed. Hij is een aanmatigend,
arrogant mensch."
„O, ge kunt niet gelooven hoe aanmati
gend hij was! Hij gaf mij te verstaan,
dat het onder onze tegenwoordige treurige
omstandigheden een ongehoord geluk voor
ons was, dat hij mij zijn hand aanbood. Eigen
lijk kon hij het nauwelijks voor zichzelf
verantwoorden ge weet om zijn papa
maar hij wilde een oogje toedrukken uit
liefde voor mij."
Margot waren de tranen in de oogen
gekomen, zoo boos was ze.
„Die onbeschaamde mompelde Ottfried,
„dat is nu juist weer wat voor hem."
Ellen klapte in de handen.
„O, hoe blij ben ik er over, Margot, dat
je hem zijn neus hebt laten stooten. Ik
kan hem niet uitstaan, en op het feest bij
de Harkows gedroeg hij zich ook reeds zoo
lomp."
„Hij is immers je directe chef, Ottfried
vroeg Margot angstig.
„Ottfried bevestigde dat. „O God, dan
zal hij zijn boosheid aan u koelen 1" riep
zij ontsteld en Ellen deelde dadelijk in
haar angst. Haar broeder zocht haar gerust
te stellen.
De jonge menschen moesten nu afscheid
van elkaar nemen.
Margot verzocht Ellen, haar toch eens
op Liebenberg te bezoeken en Ottlried
vond dat een uitstekend idée.
Ellen's oogen schitterden van verlan
gen om de uitnoodiging te kunnen
rooden striem achterliet.
De clown slaakte een kreet als van
een doodelijk getroffen dier en tuimelde
achteruit. Mercedes begaf zich lang
zaam naar hare garderobe.
Sedert dien avond was de clown geheel
veranderd. Hij was weer de oude ge
worden hij scheen zijn liefde voor Mer
cedes te hebben vergeten. Wij verheug
den ons daar in stilte over hoe bitter
zouden we ontgoocheld worden
Opeens begon de clown zich voor een
nieuw nummer te oefenen, dat in dien
tijd tot de hoogste zeldzaamheden be
hoorde hij wilde kunstschutter worden.
Weken lang bracht hij den geheelen dag
met oefeningen doorspoedig had hij
het door vlijt en energie zoover gebracht
dat hij als „den kunstschutter van Birma"
kon optreden en met zijn proeven het
publiek in verrukking bracht. Hij schoot
bijzonder zeker en kalm en oefende zich
voortdurend. Mercedes, met wie hij geen
woord meer sprak, woonde nu en dan
zijn voorstellingen bij. Bemerkte hij haar
evenwel in den een of anderen hoek van
den circus, dan wendde hij zich onmid
dellijk af en schoot in een andere rich
ting.
Op zekeren avond evenwel, terwijl ik
naast haar stond en met haar babbelde,
bleel de clown op zijn plaats tegenover
ons staan. Het viel mij op en ik maakte er
Mercedes opmerkzaam op. Haar oogen
werden grooter en een donkerroode gloed
bedekte haar gelaat, ik merkte onmid
dellijk dat zij den clown thans liefhad.
Ik verheugde mij daar hartelijk over
wat zou de arme kerel blij zijn als ik
hem dat vertelde
„Mercedes" fluisterde ik haar zacht toe,
„ge hebt Gwozdziec lief, terwijl ge hem
vroeger niet kondt uitstaan. Zoo zijt gij
vrouwen
Zij greep mijn hand en drukte die vast.
De clown scheen haar niet te zien.
Bedachtzaam laadde hij zijn pistool.
Het kwam mij voor, dat hij de patronen
ditmaal niet van het voor hem staande
tafeltje, maar uit den zak van zijn jas
nam. Toen bevestigde hij den appel aan
het van boven afhangende touw en bracht
hem in een schommelde beweging. Lang
zaam trad hij terug en legde aan. Hij
mikte eenige oogenblikken, liet het
wapen daarop zinken, hief het toen
plotseling weer op, legde snel aan
en tegelijkertijd knalde ook het schot.
Een doordringende gil klonk door den
circus Mercedes lag op den grond
uitgestrekt, badend in haar bloed. Vóór
wij nog goed wisten wat er was voor
gevallen, viel er een tweede schot. De
clown was dood.
Vele jaren later heb ik den directeur
Gwozdziec nog eens weer ontmoet. Ik
herkende hem bijna niet meer. Een oude,
zieke, geheel gebroken man. Hij had
kort na het ongeluk zijn circus verkocht
en zich in het particuliere leven terug
getrokken. Lang kon hij het leegloopeu
opvolgen, en ze beloofde ook te zullen
komen. Zij moest alleen nog met haar
moeder afspreken, welken dag.
Met het hart vol geluk en hoop keerde
zij naar huis terug.
HOOFDSTUK XXV.
Thuis werd Ellen met gefronst voorhoofd
door haar moeder ontvangen.
„Waar ben je zoo lang geweest Mevrouw
Kleppner heeft vanuit een winkel gezien,
welk een opvallende scène er op straat,
is voorgevallen. Ik ontmoette haar en be
merkte dadelijk dat er iets niet in orde
was. Zij vertelde mij, met de noodige op
merkingen natuurlijk, hoe jjj en die van
Liebenberg met uitgebreide armen op
elkaar waren losgestormd en ze voegde er
heel scherp aan toe„Ik wist niet dat u
zóó intiem met die familie waart." Ik
vond het heel onaangenaam het te moeten hoo-
ren, dat jij je zoozeer hebt vergeten. Eerstens
is zoo iets op straat al heel niet passend,
en ten tweede wensch ik niet een intiemen
omgang met die lui van Liebenberg. Ik
begrijp niet, hoe jij je zoo weinig tactvol kunt
gedragen. Op jouw leeftijd is er voor zulk
een optreden geen verontschuldiging meer
te vinden."
Ellen richtte zich hoog op zij was nu
grooter dan hare moeder en zag haar
aan met een blik die deze al meermalen
de oogen had doen neerslaan.
„Die lui van Liebenberg zijn mijn beste
vrienden, mama. Ik heb niets gedaan wat
onpassend isik heb Margot omhelsd en
gekust, omdat mijn hart er mij toe drong
haar een bewijs van vriendschap te geven
en mijn groot medelijden te toonen. Ik meen,
dat de zoogenaamde eischen van het fat
soen niet altijd het hoogste en edelste in het
leven zullen zijn waar er sprake is van echt
gevoel, daar mag men zich niet binnen
zekere perken laten dringen."
„Ik dank je zeer voor je terechtwijzing,maar
ik wensch toch dat jij je gedraagt naar
mijn voorschriften. Je bent nog te jong om
je vrienden zelf uit te zoeken. Je zult
moeten veroorloven dat ik die kies
Mevrouw Valerie lag in haar gemakke-
evenwel niet uithouden en zoo ontmoet
ten wij elkaar weer bij Wollschiiger, ik
als clown, hij als stalmeester. En iederen
avond kwam hij bij mij in mijne garde
robe, sprak met mij over dien tijd en
weende bitter
In Londen heeft het gerucht geloopen,
volgens sommige bladen afkomstig uit
president Kruger's omgeving, dat een
sterk Boerencommando niet slechts de
lijn Komati-Poort naar Delagoabaai b> -
zet, doch ook vernield zou b -bb-n.
Een Britsch offcier schreef den 8' n
Januari uit Heidelberg
„Ik begin te gelooven dat de tegen
woordige toestand eeuwig zal voortdu
ren, want er schijnt geen vooruitzicht te
zijn dat de Boeren den strijd zullen op
geven. Integendeel, zij worden eiken dag
stoutmoediger en het is zelfs hier niet vei
lig een mjjl buiten de voorposten. Wij
worden zoo goed als belegerd de spoor
weg is afgesneden en treinen worden
geregeld geplunderd".
De ambtelijke verliezenlijst over Janu-
ari vermeldt dat in de afgeloopen maand
zijn gesneuveld 10 officieren en 130 man
schappen. Vermist worden 10 officieren
en 342 manschappen. De totale verliezen
in Januari met inbegrip der gewonden
bedragen 60 officieren en 935 manschap
pen. De gezamenlijke verliezen sedert
het begin van den oorlog bedragen 634
officieren en 12.354 manschappen ge
sneuveld of anderszins overleden 1703
officieren en 39.095 manschappen zijn
als invaliden naar huis gezonden.
De officiëele verliezenlijst vermeldt
verder verschillende, talrijke gevechten
over het geheele oorlogsveld, waarbij
het verlies aan Engelsche zijde heeft
bedragen 13 dooden, 77 gewonden en 9
gevangenen, waaronder 1 officier. In
het hospitaal overleden 82 man.
Londen, 6 Febr. Officiéél wordt bekend
gemaakt dat de regeering besloten heeft
aan generaal Kitcheuer 30.000 man be
reden troepen ter versterking te zenden
behalve degenen die reeds in de
havens der Kaapkolonie zijn aan land
gezet. Men gelooft dat thans 1000 man
Imperial Yeomanry beschikbaar zijn, dan
zal het Zuidafrikaansche bereden politie
korps, met inbegrip van de in de kolo
niën aangeworven mannen, 8000 koppen
tellen en de nieuwe koloniale contingen
ten zullen 5000 man opleveren. De rest
van de versterkingen zal worden aange
vuld met cavalerie er bereden infanteriei
Het eerste contingent vertrekt Zaterdag.
De heer Bennett Burleigh seint aan
de Daily Telegraph, dat het gevecht van
generaal Knox tegen De Wet bij Senekal
aan de Kaffrarian Rifles honderd man
heeft gekost.
Verder meldt hij, dat de drie invals-
colonnes der Boeren in de Kaapkolonie
naar de Oranje-rivier trekken. Men ge
looft, dat Piet Botha, die met 2000 man
lyken schommelstoel. Zij was het beeld van
aanvallige rust. Een tafeltje, waarop de
nieuwste buitenlandsche romans, stond naast
haar. Zij speelde met een papiermes van
paarlemoer en liet het ding heel gracieus
door hare vingers glijden.
„Ik wilde u vragen, mama," zoo begon
Ellen, „mij toe te staan morgen of overmor
gen naar Liebenberg te gaanik heb be
loofd daar een bezoek te zullen brengen,"
zeide Ellen kalm, terwijl ze haar hoed
afzette en het volle, weelderige haar van het
voorhoofd wegstreek.
„Naar Liebenberg Hoe kan jjj zoo iets
belooven Maar ik begrijp je niet
„Waarom niet Ik heb u immers reeds
gezegd,dat Margot mijn liefste vriendin is."
„Dan heb jij je vrienden al zeer on
gelukkig gekozen. Neen, dat veroorloof ik
niet. Wanneer je iemand wilt bezoeken, die
buiten woont, dan zijn er nog wel anderen.
Je weet, dat mevrouw Von Schelling je al
eenige malen heeft uitgenoodigd. Je bent
haar een bezoek schuldig. Afgezien
van alle andere redenen die ik heb, om je een
bezoek aan Liebenberg te weigeren, zou het
voor mevrouwVon Schelling eene beleediging
zijn, naar Liebenberg te gaan, als je haar
nog niet hadt bezocht."
„Maar ik houd niet van Thea, mama, zij
is vervelend en onaangenaam. Zeg mij toch,
waarom ik niet naar Liebenberg mag gaan,
feheel afgescheiden van dat bezoek aaD de
chellings."
Ellen leunde met haar beide armen op
tafel en keek haar moeder strak aan.
„Kiod, wat ben je weer langzaam van
begrip. Zie je het dan zelf niet in Onder
zoo rare omstandigheden knoopt men toch
geen verkeer met een dergelijke familie
aan."
„Die omstandigheden raken mij niet,
mama.Ik vraag slechts naar de menschen,
en wanneer ik dien mijn liefde en vriend
schap eenmaal heb geschonken, dan blijf
ik ze trouw, onder welke omstandigheden
ze ook mogen verkeeren. Ik vraag u dus
nogmaals, laat mjj naar Liebenberg gaan."
„Groote God I kind, moet ik het je dan
zeggen Ik kan je wensch niet vervullen,