Zondag 10 Februari 1901. 45ste Jaargang No. 3600. TWEEDE BLAD. MERCEDES. FEUILLETON. Anoniem. TRANSVAAL. COURANT. Herinneringen uit mijn circusleven. 't Is al ettelijke jaren geleden sedert ik met den circus-directeur Gwozdziec Polen en Zuid-Rusland bereisde. Gwozdziec was directeur van een klein zwervend troepje, dat hij uit verschil lende landen had bijeenverzameld en voor zijn circus kou gebruiken. De gage was niet groot, zelfs heel klein, maar daarvoor leefden wij dan ook „in den schoot der familie" en aten aaD de tafel van de vrouw van den directeur, een opzichtig gekleede dame, die zich voortdurend schminkte en telkens allerlei verhalen opdischte, even zoovele herinneringen uit haar avontuurlijk leven. Zijn „stal" bestond uit vijf paarden en een gedresseerden ezel, dien zijn broeder, de clown, liet werken. Gwozdziec zelf trad in de netjes gelijk geharkte arena slechts op als „schoolrijder"hij liet een oud, afgeleefd werkpaard, dat hij met den weidschen naam Flamingo had gedoopt, eiken avond eenige passen en bewegingen maken en achtte daarmede zijne taak afgedaan. Verder waren er nog eenige beroemdheden op allerlei gebied. Zoo trokken wij met ons armoedig zoodje van stad tot stad, van dorp tot dorp langs de stoffige, eindeffioze wegen, onvermoeid, zonder ophouden, geplaagd en geminacht „De goochelaars komen... de Engel- sche kunstenmakerszoo ontving men ons onvriendelijk en onwillig. Maakten wij een rit door de straten om ons te presenteeren, in ons circuspakje gekleed, omringd door de joelende, opdringende jeugd, dan vloog wei menig venster open en menig oog keek den avontuurlijken troep na, maar het waren geene vriendelijke, aanmoedigende blikken. En de trompetten schetterden, de trommen rofielden bij onzen omme gang De zaken gingen slecht, heel slecht Onze directeur was zeer ontstemd en vloekte; zware zorgen kwelden hem. „Als dat zoo voortgaat, zal het ons spoedig moeite kosten voeder voor de beesten bij elkaar te krijgen. Dat ellendige volk weet geen ware kunst op prijs te stellenbromde hij, en dronk den eenen borrel na den anderen om zijn kwade luim te verzetten. „Kan men ze meer bieden, dan ik doe Kunnen ze aanmerking maken op mijn „stal" Werkt niet mijn Flamingo in de hooge- school als een Trakhener P Is de ezel Rigolo niet de kranigste ezel ter wereld?" „Zeker, directeur, maar ons ontbreekt, niettegenstaande dat alles, ietseen ster 1" Een sterHij zette een komiek-ver baasd gezicht. Ik kwelde hem maar niet verder met dit denkbeeld, nu ik de ROMAN van MARIE STAHL. 24. Luitenant Lanz was in het volgende oogenblik sporenrinkelend naast Margot komen loopen. Hij had steeds nog het breede, roode gezicht en de geaffecteerde toon wanneer hij sprak. Margot vond hem noch mooier, noch interessanter dan vroeger, maar de vriendelijkheid waarmede zij hem ontving, gold alleen de gelegenheid die ze Ottfried en Ellen gaf om alleen te zijn. Die gelegenheid werd door Ottfried niet ongebruikt gelaten. Hij kwam zeer langzaam met Ellen achteraan. „Het was een zeer zware tijd, Ellen", zeide hij, „al mijn hoop op de toekomst was vervlogenDat was vreeselijk! En nog is alles niet uit den weg. Ik weet niet maar mijn vader en mijn moeder willen zich van elkaar laten schei den en ik vrees er zijn menschen, die daar aanstoot aan nemen, aan derge lijke verhoudingen, die Ellen keek met een bangen blik tot hem op. „Waarom wil je moeder zich laten scheiden Is het het ongeluk Zal ze in het ongeluk niet naast hem staan „Het ongeluk is het niet. Mijn moeder is er de vrouw niet naar, haar man in het ongeluk te verlaten. Neen, daarvoor zijn keel andere redenen aan te wijzen, redenen die ik je niet kan noemen. Mijn vader heeft mijn moeder zooveel onrecht aangedaan, en om ons en zichzelf van den ondergang te redden, moet ze hem verlaten. Zij is van alle schuld." Ellen zag er weer gerustgesteld uit en het geluk straalde haar uit de oogen. „Geloof me," zeide ze, „ik behoor niet f°t die soort menschen die aanstoot nemen aan dergelijke verhoudingen." zekerheid had, dat het in mijn brein behoorlijk vastzat en hij, als hij er op wilde ingaan, mij wel weer zou roepen. Dat gebeurde reeds donzelfden avond. Ik ontving een uitnoodiging om bij hem in zijn woonwagen te komen. Een zeld zame eerIk voldeed aan die uitnoo diging en kwam in een heel klein ka mertje. Op de tafel brandde een stompje kaars en daarnaast stond een inktpot. Uit een kastje haalde de directeur pen en papier, bood mij eeu stoel aan en begon „Schrijf aan den ouden Jackley hij reist op het oogenblik Bohemen door en vraag hem, of bij mij zijn dochter wil zenden, de schoone Mercedes. Ik wil haar g>'aag een goede gage betalen, schrijf maar tien zilveren roebels per avond, en vrije stalling voor haar paard. En als die geen volk weet te trekken, verkoop ik den geheelen rommel en trek mij in het particuliere leven terug." De laatste woorden kwamen slechts aar zelend over zijne lippen blijkbaar kost ten zij hem moeite. Getroffen keek ik hem aan, en waarlijk, mijn arme direc teur weende zóó bitter, dat zijn tranen mij als het ware in het hart brandden. Dit vagabondeerende leven opgeven, 't was werkelijk een verschrikkelijke gedachte voor hem, evenals het dat voor ieder is die er eenmaal aan gewoon is geraakt. De brief werd verzonden. Maanden verliepen, zonder dat wij er eenig ant woord op ontvingen wij waren Mercedes reeds vergeten. Wie beschrijft dus onze verbazing, en niet minder onze aangename verrassing, toen op zekeren dag een heerlijk mooie vrouw bij ons aankwam en met een brief in de hand zich als Mercedes Jackley voorstelde. Dat was een ontvangstOnmiddellijk werd zij in het „particulier vertrek" van den directeur geroepen, en terwijl zij met behulp van de directrice haar klee ding wat in orde bracht en van haar reis vertelde, verzorgde een nijdige Boheem- sche knecht haar paard. Ik had haar vroeger nog nooit zien werkenmaar toen zij eenige uren later eens liet zien wat zij kon, moesten wij allen erkennen, dat de opmerking van den directeur, dat zij den duivel in het lijf had, waar scheen te wezen. Zij be roerde met hare teenspitsen nauwelijks den rug van het vurige dier en vloog er als een vogel mee over barrières en hek ken. En steeds doller, steeds razender werd die jachtsteeds meer geleek zij op een bacchante. En bovendien was zij nog zoo jong en zoo mooi, een prach tige Zigeunerin met vlammende, nacht zwarte oogen, met een taille als die van een wesp, lenige bewegingen als van een panter. Mercedes was de „ster" die wij noodig hadden. Zij trokalle avonden was de circus uitverkocht, tot hooger prijzen dan wij ooit hadden kunnen maken zij was „Ellen! lieve Ellen!" fluisterde Ottfried. Zij liepen nog langzamer, zij hadden nu de plantsoenen bereikt en bij een bocht van het pad waren ze geheel alleen en ont trokken aan het oog van de anderen. Met een vlugge, hartstochtelijke beweging sloot Ottfried Ellen in zijn armen en kuste haar voor de eerste maal lang en innig op den kleinen mond. En al het verlangen, al de smart van de laatste weken had de schuwheid van Ellen verjaagd; zij was nu de liefhebbende vrouw geworden en zonder preutschheid sloeg ze de armen om den hals van haar geliefde, om zijn kus met denzelfden hartstocht te beantwoorden. Dan liepen ze langzaam verder, gloeiend, en bevend van innerlijke opgewondenheid. „O, het is verschrikkelijk wat ik heb geleden," vertelde Ellen. „Jou ongelukkig te weten en niet te kunnen helpen, niet te mogen helpen." En zij schudde voor Ott fried haar gebeele hart uit, en bekende hoe smartelijk ze door de onverschilligheid der menschen was getroffen. „Ach ja," zeide Ottfried, „men doet bit tere ervaringen op alle zoogenaamde goede vrienden trokken zich van ons terug. Zelfs mijn vroegere directeur, Dr. Horn, die mij vandaag ontmoette, ging den anderen kant van de straat langs, om maar niet verplicht te zjjn mij te moeten aanspreken. De eenige die dezelfde is gebleven, als trouwen vriend in den nood, is Dr. Balduin. En ook onze dokter Springer heeft mama herhaal delijk bezocht en haar moed ingesproken. Dat zijn twee voortreffelijke menschen, maar Dr. Balduin is de beste." Op dat oogenblik zagen ze, hoe Margot, die in een gesprek met Lanz verdiept scheen, plotseling bleef staan en dezen met een koele buiging den rug toedraaide. Zij kwam haastig op Ellen en Ottfried toe, terwijl Lanz haar verbluft nakeek en dan, rechtsomkeert makend, zijn weg ging zonder te groeten. ,Wat is er gebeurd vroegen Ellen en Ottfried tegelijk. „O," zeide Margot opgewonden en ver ward, „ik weet niet wat hem in 't hoofd in de stad het onderwerp van alle ge" sprekken. De mannelijke bezoekers wa ren verrukt over hare schoonheidzij overstelpten haar met briefjes en bou- quetten, met gloeiende liefdesverklaringen en enibousiastische ontboezemingen in verzen allen wilden zich koesteren in den gloed dezer zon, dezer vrouw, tegelijk een engelin en een duivelin in hare schoonheid. En zij lachte om alles, nam elk huldebewijs aan als iets dat vanzelf sprak en wilde van niemand iets weten. Zij wist er ook niets van, dat er dage lijks een mensch in hare nabjjheid ver keerde, die met onbedwingbaren harts tocht naar hare liefde verlangde, die haar ik stilte aanbad en zich met de trouw van een hond aan haar zou hebben gehecht, als zij op zijn genegenheid acht had geslagen, maar zij vermoedde niets, deed ten minste alsof zij niets ver moedde. En daaronder leed de arme kerel de broeder van den directeur als aan eene bloedende wonde. De vroeger zoo overmoedige clown was een stil, ernstig mensch geworden, nadenkend, bijna menschenschuw, en verbitterd naar het scheen tegen iedereen. Want hij werd, behalve dat hij vreesde dat zijn liefde hopeloos zou wezen, bovendien nog door hevige jaloezie gekweld, die even wel volkomen ongegrond was. Eindelijk besloot hij te trachten zich zekerheid te verschaffen, 't Was in de pauze. Mercedes kwam uit de manége gereden, waar zij eeDige malen achtereen de hulde van het publiek in ontvangst had moeten nemen, het publiek was nog aan het brullen en schreeuwen. Wij allen gingen reeds de manége binnen en aan het werkalleen de clown bleef nog achter. Hij stak reeds in zijn bespotte lijk costuum en zijn geschminkt gezicht zag er nu juist niet uit om op te verlie ven. Nauwelijks zag hij de „ster" aan komen, of hij sDelde op haar toe en hielp haar van het paard. „Wat zijt ge mooi!" bracht hij half fluisterend uit, terwijl hij, beschaamd over zijn vrijmoedigheid, voor zich op den grond keek. Zij zag hem met een spottend lachje aan en sloeg achteloos met haar karwats door de lucht. „Laat mij los, hansworstriep zij eindelijk, „en val mij niet langer met je gekheden lastig, maar ga aan je werk!" „Mercedesfluisterde hij, terwijl de hartstocht hem bijna het spreken belette en hij haar trachtte mee te trekken, „Mercedes, ik heb je lief, waanzinnig lief „Laat mij los, of Buiten zich zei ven van woede en hartstocht, niet meer wetend wat hij deed, rukte hij het schoone meisje naar zich toe en kuste haar op de gloeiende wangen. Op hetzelfde oogenblik evenwel suisde de karwats door de lucht en kwam met een tellen slag op het wit geschminkte gezicht van den clown neer, waar zij een komt. Men behoeft toch niet dadelijk een ieder te trouwen met wien men op straat spreekt „Heeft hij je dan gevraagd?" vroeg Ottfried. „Ja, en toen ik niet naar hem wilde luisteren, werd hij zeer indringend en later onbeschoft. Hij maakte mij in zekeren zin verwijten, dat ik hem had aangemoedigd. Waarom behandelde ik hem zoo voorko mend als ik niets van hem wilde weten? Hij liet zich niet bij den neus nemen. Dat was mij te veel, ik ging en liet hem staan." Ottfried fronste het voorhoofd. „Dat was goed. Hij is een aanmatigend, arrogant mensch." „O, ge kunt niet gelooven hoe aanmati gend hij was! Hij gaf mij te verstaan, dat het onder onze tegenwoordige treurige omstandigheden een ongehoord geluk voor ons was, dat hij mij zijn hand aanbood. Eigen lijk kon hij het nauwelijks voor zichzelf verantwoorden ge weet om zijn papa maar hij wilde een oogje toedrukken uit liefde voor mij." Margot waren de tranen in de oogen gekomen, zoo boos was ze. „Die onbeschaamde mompelde Ottfried, „dat is nu juist weer wat voor hem." Ellen klapte in de handen. „O, hoe blij ben ik er over, Margot, dat je hem zijn neus hebt laten stooten. Ik kan hem niet uitstaan, en op het feest bij de Harkows gedroeg hij zich ook reeds zoo lomp." „Hij is immers je directe chef, Ottfried vroeg Margot angstig. „Ottfried bevestigde dat. „O God, dan zal hij zijn boosheid aan u koelen 1" riep zij ontsteld en Ellen deelde dadelijk in haar angst. Haar broeder zocht haar gerust te stellen. De jonge menschen moesten nu afscheid van elkaar nemen. Margot verzocht Ellen, haar toch eens op Liebenberg te bezoeken en Ottlried vond dat een uitstekend idée. Ellen's oogen schitterden van verlan gen om de uitnoodiging te kunnen rooden striem achterliet. De clown slaakte een kreet als van een doodelijk getroffen dier en tuimelde achteruit. Mercedes begaf zich lang zaam naar hare garderobe. Sedert dien avond was de clown geheel veranderd. Hij was weer de oude ge worden hij scheen zijn liefde voor Mer cedes te hebben vergeten. Wij verheug den ons daar in stilte over hoe bitter zouden we ontgoocheld worden Opeens begon de clown zich voor een nieuw nummer te oefenen, dat in dien tijd tot de hoogste zeldzaamheden be hoorde hij wilde kunstschutter worden. Weken lang bracht hij den geheelen dag met oefeningen doorspoedig had hij het door vlijt en energie zoover gebracht dat hij als „den kunstschutter van Birma" kon optreden en met zijn proeven het publiek in verrukking bracht. Hij schoot bijzonder zeker en kalm en oefende zich voortdurend. Mercedes, met wie hij geen woord meer sprak, woonde nu en dan zijn voorstellingen bij. Bemerkte hij haar evenwel in den een of anderen hoek van den circus, dan wendde hij zich onmid dellijk af en schoot in een andere rich ting. Op zekeren avond evenwel, terwijl ik naast haar stond en met haar babbelde, bleel de clown op zijn plaats tegenover ons staan. Het viel mij op en ik maakte er Mercedes opmerkzaam op. Haar oogen werden grooter en een donkerroode gloed bedekte haar gelaat, ik merkte onmid dellijk dat zij den clown thans liefhad. Ik verheugde mij daar hartelijk over wat zou de arme kerel blij zijn als ik hem dat vertelde „Mercedes" fluisterde ik haar zacht toe, „ge hebt Gwozdziec lief, terwijl ge hem vroeger niet kondt uitstaan. Zoo zijt gij vrouwen Zij greep mijn hand en drukte die vast. De clown scheen haar niet te zien. Bedachtzaam laadde hij zijn pistool. Het kwam mij voor, dat hij de patronen ditmaal niet van het voor hem staande tafeltje, maar uit den zak van zijn jas nam. Toen bevestigde hij den appel aan het van boven afhangende touw en bracht hem in een schommelde beweging. Lang zaam trad hij terug en legde aan. Hij mikte eenige oogenblikken, liet het wapen daarop zinken, hief het toen plotseling weer op, legde snel aan en tegelijkertijd knalde ook het schot. Een doordringende gil klonk door den circus Mercedes lag op den grond uitgestrekt, badend in haar bloed. Vóór wij nog goed wisten wat er was voor gevallen, viel er een tweede schot. De clown was dood. Vele jaren later heb ik den directeur Gwozdziec nog eens weer ontmoet. Ik herkende hem bijna niet meer. Een oude, zieke, geheel gebroken man. Hij had kort na het ongeluk zijn circus verkocht en zich in het particuliere leven terug getrokken. Lang kon hij het leegloopeu opvolgen, en ze beloofde ook te zullen komen. Zij moest alleen nog met haar moeder afspreken, welken dag. Met het hart vol geluk en hoop keerde zij naar huis terug. HOOFDSTUK XXV. Thuis werd Ellen met gefronst voorhoofd door haar moeder ontvangen. „Waar ben je zoo lang geweest Mevrouw Kleppner heeft vanuit een winkel gezien, welk een opvallende scène er op straat, is voorgevallen. Ik ontmoette haar en be merkte dadelijk dat er iets niet in orde was. Zij vertelde mij, met de noodige op merkingen natuurlijk, hoe jjj en die van Liebenberg met uitgebreide armen op elkaar waren losgestormd en ze voegde er heel scherp aan toe„Ik wist niet dat u zóó intiem met die familie waart." Ik vond het heel onaangenaam het te moeten hoo- ren, dat jij je zoozeer hebt vergeten. Eerstens is zoo iets op straat al heel niet passend, en ten tweede wensch ik niet een intiemen omgang met die lui van Liebenberg. Ik begrijp niet, hoe jij je zoo weinig tactvol kunt gedragen. Op jouw leeftijd is er voor zulk een optreden geen verontschuldiging meer te vinden." Ellen richtte zich hoog op zij was nu grooter dan hare moeder en zag haar aan met een blik die deze al meermalen de oogen had doen neerslaan. „Die lui van Liebenberg zijn mijn beste vrienden, mama. Ik heb niets gedaan wat onpassend isik heb Margot omhelsd en gekust, omdat mijn hart er mij toe drong haar een bewijs van vriendschap te geven en mijn groot medelijden te toonen. Ik meen, dat de zoogenaamde eischen van het fat soen niet altijd het hoogste en edelste in het leven zullen zijn waar er sprake is van echt gevoel, daar mag men zich niet binnen zekere perken laten dringen." „Ik dank je zeer voor je terechtwijzing,maar ik wensch toch dat jij je gedraagt naar mijn voorschriften. Je bent nog te jong om je vrienden zelf uit te zoeken. Je zult moeten veroorloven dat ik die kies Mevrouw Valerie lag in haar gemakke- evenwel niet uithouden en zoo ontmoet ten wij elkaar weer bij Wollschiiger, ik als clown, hij als stalmeester. En iederen avond kwam hij bij mij in mijne garde robe, sprak met mij over dien tijd en weende bitter In Londen heeft het gerucht geloopen, volgens sommige bladen afkomstig uit president Kruger's omgeving, dat een sterk Boerencommando niet slechts de lijn Komati-Poort naar Delagoabaai b> - zet, doch ook vernield zou b -bb-n. Een Britsch offcier schreef den 8' n Januari uit Heidelberg „Ik begin te gelooven dat de tegen woordige toestand eeuwig zal voortdu ren, want er schijnt geen vooruitzicht te zijn dat de Boeren den strijd zullen op geven. Integendeel, zij worden eiken dag stoutmoediger en het is zelfs hier niet vei lig een mjjl buiten de voorposten. Wij worden zoo goed als belegerd de spoor weg is afgesneden en treinen worden geregeld geplunderd". De ambtelijke verliezenlijst over Janu- ari vermeldt dat in de afgeloopen maand zijn gesneuveld 10 officieren en 130 man schappen. Vermist worden 10 officieren en 342 manschappen. De totale verliezen in Januari met inbegrip der gewonden bedragen 60 officieren en 935 manschap pen. De gezamenlijke verliezen sedert het begin van den oorlog bedragen 634 officieren en 12.354 manschappen ge sneuveld of anderszins overleden 1703 officieren en 39.095 manschappen zijn als invaliden naar huis gezonden. De officiëele verliezenlijst vermeldt verder verschillende, talrijke gevechten over het geheele oorlogsveld, waarbij het verlies aan Engelsche zijde heeft bedragen 13 dooden, 77 gewonden en 9 gevangenen, waaronder 1 officier. In het hospitaal overleden 82 man. Londen, 6 Febr. Officiéél wordt bekend gemaakt dat de regeering besloten heeft aan generaal Kitcheuer 30.000 man be reden troepen ter versterking te zenden behalve degenen die reeds in de havens der Kaapkolonie zijn aan land gezet. Men gelooft dat thans 1000 man Imperial Yeomanry beschikbaar zijn, dan zal het Zuidafrikaansche bereden politie korps, met inbegrip van de in de kolo niën aangeworven mannen, 8000 koppen tellen en de nieuwe koloniale contingen ten zullen 5000 man opleveren. De rest van de versterkingen zal worden aange vuld met cavalerie er bereden infanteriei Het eerste contingent vertrekt Zaterdag. De heer Bennett Burleigh seint aan de Daily Telegraph, dat het gevecht van generaal Knox tegen De Wet bij Senekal aan de Kaffrarian Rifles honderd man heeft gekost. Verder meldt hij, dat de drie invals- colonnes der Boeren in de Kaapkolonie naar de Oranje-rivier trekken. Men ge looft, dat Piet Botha, die met 2000 man lyken schommelstoel. Zij was het beeld van aanvallige rust. Een tafeltje, waarop de nieuwste buitenlandsche romans, stond naast haar. Zij speelde met een papiermes van paarlemoer en liet het ding heel gracieus door hare vingers glijden. „Ik wilde u vragen, mama," zoo begon Ellen, „mij toe te staan morgen of overmor gen naar Liebenberg te gaanik heb be loofd daar een bezoek te zullen brengen," zeide Ellen kalm, terwijl ze haar hoed afzette en het volle, weelderige haar van het voorhoofd wegstreek. „Naar Liebenberg Hoe kan jjj zoo iets belooven Maar ik begrijp je niet „Waarom niet Ik heb u immers reeds gezegd,dat Margot mijn liefste vriendin is." „Dan heb jij je vrienden al zeer on gelukkig gekozen. Neen, dat veroorloof ik niet. Wanneer je iemand wilt bezoeken, die buiten woont, dan zijn er nog wel anderen. Je weet, dat mevrouw Von Schelling je al eenige malen heeft uitgenoodigd. Je bent haar een bezoek schuldig. Afgezien van alle andere redenen die ik heb, om je een bezoek aan Liebenberg te weigeren, zou het voor mevrouwVon Schelling eene beleediging zijn, naar Liebenberg te gaan, als je haar nog niet hadt bezocht." „Maar ik houd niet van Thea, mama, zij is vervelend en onaangenaam. Zeg mij toch, waarom ik niet naar Liebenberg mag gaan, feheel afgescheiden van dat bezoek aaD de chellings." Ellen leunde met haar beide armen op tafel en keek haar moeder strak aan. „Kiod, wat ben je weer langzaam van begrip. Zie je het dan zelf niet in Onder zoo rare omstandigheden knoopt men toch geen verkeer met een dergelijke familie aan." „Die omstandigheden raken mij niet, mama.Ik vraag slechts naar de menschen, en wanneer ik dien mijn liefde en vriend schap eenmaal heb geschonken, dan blijf ik ze trouw, onder welke omstandigheden ze ook mogen verkeeren. Ik vraag u dus nogmaals, laat mjj naar Liebenberg gaan." „Groote God I kind, moet ik het je dan zeggen Ik kan je wensch niet vervullen,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5