Zondag 7 April 1901. 45ste Jaargang No. 3616. TWEEDE BLAD. Pennesteekjes van M. A. G. NUS. FEUILLETON. Binnenlandsch Nieuws. Vakopleiding voor Vrouwen. SCHAGER COURANT. Schagen, 4 April 1901. AU IJ cle pen tot steken dringt zoo steek De sop en de kool. Een onpleizierig baan tje. De Kamer is een boos dier. Pieter Jelles zit warmpjes in de candidaturen en Nus vindt iet buskruit uitoftewel een volkomen oplossing van alle parlemenlerij en verheft Schagen tot U lands residentie. Keizer Wilhelm prddt alweer. Neder land Bondsstaat en Nus moet naar de vesting. Waar in Pruisen een vrouw behoort. Wat politiek is. Wij le ven vrij. De heeren hebben Paschen in het hoofd, 't Spookt in ons land. Verre filantropie. Een vrouw wordt sehool-opziener en Roosje steekt de lamp op. Mijn vriend Eland is als minister van oorlog al vervangen. Hij is zelfs van daag bij Hare Majesteit op afscheidsvisite geweest. Een ander oud vriend van me, generaal Kool, heeft bem vervangen. Ik ben blij dat 't baantje onder mjjne amices gebleven is. Deze sop van poli tieke misvattingen is voor mij de kool best waard geweest. Kool is een braaf soldaat, dapper, streng, met hooge opvat tingen van krijgstuchteen goed militair. Of hij ook een goed minister van oorlog zal wezen, moet de tijd leeren. Je kunt een goed soldaat wezen en toch geen goed minister van oorlog. Eén ding verwondert me. De kranten zeggen, dat Kool bereid is de legerwet- ten verder te verdedigen en dit lijkt me een heel gewaagd stukje. Hoe zal Kool het bolwerken om staande te blijven op hetzelfde terrein waar Eland geduikeld is Is het bovendien wel aardig van het ministerie, om een nog al penibel baantje aan een verschen titularis over te dragen? Gesteld, ik had een huis houdster waarmeê ik 't evenmin vinden kon als Eland met de legerwet. Zou 't dan vriendelijk van me wezen haar over te doen aan een vriend, die nooit een huishoudster had gehad P Kool, Kool, vriend, je bent nooit minister geweest. Voorzichtig! De Kamer is een boos dier, dat er wel tam uitziet, maar dat, als 't hongerig is, alles vreet. Ook koolPas op, smeek ik je. We zitten zoo lekkertjes in de voor bereiding voor de verkiezingen. Een van C. WENTLAND. 3. oooo Betty Wilhelmi, de veelgeliefde, mooie coloratuur-zangeres van de opera te Stutt- gart, had kort geleden Helmers heel duidelijk te kennen gegeven, dat hij haar niet onver schillig was. Met zichtbaar welgevallen keek hij naar de elegante bewegingen van de zangeres en zeide dan, een plotseling besluit nemend„Ik zal mij morgen ook een paar schaatsen koopen." „Hm," liet Klausen hooren, zijn vriend scherp aankijkend, „je wilt dat gevolg dus nog grooter maken Die Wilhelmi „Is een fameuze vrouw." „Een gevaarlijke feeks is ze 1" waar schuwde Klausen, „neem je in acht 1" Helmers lachte helder en vroolijk. „Geen zorg, oude jongen, aan zoo'n vrouw verlies ik mijn hart niet. Waarom zou ik niet van mijn leven mogen genieten, zooals duizenden anderen dat doen Ik ben immers nog jong en Felix, sedert gisteravond is het me, of ik een betooverenden dronk heb gedaan, ik heb een overmoed, een levensvreugd in me, alsof de gehééle wereld mij toebe hoort. Tot gister heb ik slechts gewerkt, slechts voor mijne studiën geleefd, ik wilde een groot man worden, een heel groot man. En sedert gisteravond, geloof ik hoop ik ben ik er bovenop. Zeg me eens eerlijk, Klausen, ben ik er spoedig? Je weet wel wat ik meen." De andere ontweek zijn blik hij groette een paar voorbijgangers, bekende dames, en zeide dan eerst, aarzelend. „Heb je de critiek van Mathesius gelezen „Ja. Wat is dat, wat mij mankeeren zou Hy drukte zich zoo eigenaardig uit. massa districten hebben al candidaten gesteld en een massa candidaten hebben al aanbiedingen. Sommigen hebben er al zelfs drie en vier. Mijn vriend Pieter Jelles zit bet warmst in de aanbiedingen al een dozijn uit alle oorden van het land goed geteld. De vorige maal werd Pieter Jelles op vier plaatsen tegelijk gekozen. Nu heeft hij alweer meer kansen. Met een beetje goeden wil kau hij het nu tot een elf-tal brengen. Jammer, dat onze wetten verbieden, dat een man maar één kamerlidzetel tegelijk kan bekleeden. Als Pieter Jelles eens elf benoemingen tegelijk kon aannemen, elf stemmen tegelijk uitbrengen, elf maal f 2000 verdienen't Zou voor de partij een binnenvettertje wezen. Ik vind dat zoo iets moest worden toegestaan. Als één man in alle districten een meerderheid verwierf, zou één man voor honderd plaatsen tegelijk kunnen zitten en van alle plaatsen de meerderheid vertegen woordigen. Er konden dan geen drukke praterijen in de Kamer meer plaats hebben, alle wetten zouden zonder stemming aange nomen worden, tenzij de Kamer-man enkele van zijn stemmen fatsoenshalve tegen uitbracht en de rest vóór 1 Zoo'n man zou natuurlijk uitsluitend zijn vrienden in de ministeries hebben, die alles zouden doen naar zijn overtuiging de overtuiging ook van de meerderheid des volks. Zie daar de formeele oplossing van alle parlementaire moeilijkheden. Als 't mogelijk was, stelde ik me alom candidaat en je zou eens zien hoe ik 's lands zaken opknapte. Staalman kreeg het ministerie van marine van meBerman verblijdde ik met oorlog. Roosje gaf ik Waterstaat (ik zou dadelijk een motie voorstellen en aannemen om ook vrouwen ministeriëel te maken). Ik zou van Holland het land van belofte maken en van Schagen 's lands residentie, in plaats van 's Hage. Keizer Wilhelm is weer aan 't praten geslagen. De eene angstwekkende rede neering volgt op de ander. Toen de Duitsche soldaten naar China gingeD, beval hij hen geen kwartier te geven en alles wat op hen aankwam, af te maken, evenals voor eeuwen Attilla en zijn Hunnen het deden. En aan de soldaten die in Berlijn blijven, gaf hij 't niet minder barre bevel om de Berlijners zeiven, als zij een boos gezicht tegen zijne majesteit zetten, eenvoudig over de kling te jagenIk zou zeggen dat de keizer, vanwege 't stuk ijzer, dat een idioot naar hem wierp, zoo'n beetje over stuur is, met alle respect want dat aanhitsen van hoogerhand is al héél gevaarlijkde Duitschers in China gaan als bloedhonden tekeer, 't Lijkt me in Berlijn *nu éók wel wat gevaarlijk. En wijze Hollandsche men- schen bepleiten aansluiting bij Duitsch- land, een tolverbond en daarna, vanzelf Deze Mathesius hij aarzelde en greep Klausen bij den arm. „Wie was dat Een elegante ar was hen voorbij gesneld waarin een oude en een jonge dame ge zeten waren. „Wie dat was? De oude barones Ritt- ner. Heeft je dat nu zoo buiten jezelf gebracht „En de jonge dame wie „Weet ik niet, heb ik niet gezien. Maar wat mankeer je nu eigenlijk Helmers hij was bleek van ontroering haalde diep adem. „Och niets, een verrassende gelijkenis. Ik moet mij vergist hebben, de ar ging zoo snel hij brak af en lachte verstrooid. Zijne gedachten dwaalden ver af. Zon derling Slechts een korte naam en toch tooverde hij met één slag een fijn, nooit verbleekt beeld voor zijne ziel. En terwijl Helmers naast zijn vriend voortstapte en zy over er. weer korte opmerkingen maakten, nam het verleden bezit van zijne ziel, van zijn denken. Een beeld dook voor hem opeen hel dere zomeravond, een tuin vol geur en bloemen, beschenen door een heerlijk maan licht. Door den tuin heen snelt hy zelfgeluk kig, door zijn examen te zijn, moet hij zijn geluk naar buiten dragen, in de vrije natuur. En dan zit hij met droomende oogen in het priëel, waar zijn moeder zoo dikwijls gezeten had, en naast haar het bleeke, grootoogige burenkind, dat zoo gaarne sprookjes hoort. Daar hoort hij uit den naastbijzijnden tuin zijn naam roepen Heinz 1 en nogmaals, angstig vleiend Heinz 1 Hy kijkt over het schut. Daar staat op het van dauw natte gras een slank meisje, in een zomerkleedje, met laDge vlechten en een gezichtje zacht en treurig, als een kwijnende bloem. „Ik ben bij tante vandaan geloopen," fluisterde zij hem opgewonden toe, „want morgen, bij al de anderen, wil ik geen afscheid nemen, dat kan ik niet; nu nemen we afscheid, aanstonds 1" „Wacht, Gerda, ik kom aan den anderen kant." Hy zocht een lage plaats in de schutting en sprong er vlug en handig natuurlijk, een bondsverboud Zeker om dan ook op grenadiers met bajonetten te worden getracteerd en op zéé veel jaren gevangenis voor een onvertogen woord. Over de vrouwen en de vereeniging in Pruisen krijg ik daar juist een harde noot te kraken. Ik lees n. 1., dat in Priusen de vrouw öf bij de kinders, óf bij den pot, óf in de fabriek behoort. Zij mag werkgeefster of arbeidster zijn. Ze moet evenals de man belasting be talen. Als ze het maar niet in haar hoofd haalt, meê te willen spreken over de belastingen en hoe die gebruikt worden, en ook niet over economische en politieke misstanden, waaronder zij zeer te lijden heeft. In Pruisen mag een vrouw geen lid van een politieke vereeniging zijn en aan haar vergaderingen ook geen deel nemen. Ja, zelfs in openbare vergaderingen, waar toch iedereen komen kan, worden de vrouwen niet toegelaten, ook niet aan feestavonden, waar toch de politiek wel achterwege zal blijven. Het is al genoeg, dat zulk een avond uitgaat van een po litieke vereeniging, vrouwen en kinderen (precies hetzelfde) mogen daar niet ko men. Komen ze toch, dan kan de verga dering door de politie verboden worden. De bestuursleden worden met een geldboete tot 150 Mark gestraft of met gevangenis tot 3 maanden. De voorzitter is ook strafbaar, als hij vrouwen stil zwijgend heeft toegelaten, of wanneer men het niet eens is over wat politiek genoemd moet worden Dit is alles uitdrukkelijk bij de wet bepaaldoverigens staat er in de wet is het vereenigings- en ver- gaderingsrecht der vrouwen niet beperkt het toetreden tot andere vereenigingen staat haar vrij. Zelfs zegt weer de wet vereeni gingen om de toestanden der arbeidsters te verbeteren, zijn niet verboden, als ze zich maar verre houden van de politiek. Maar beraadslagingen over het slechte loon der arbeidsters, over de Zondagsrust, over den prijs van het naai garen, dat is alles politiek. Je moet me toegeven, dat deze dingen er al heel onplezierig uitzien. Neen, als ik zoo'n oreerenden keizer en zulke wetjes zie, kom ik er al heel licht toe, om het versje te neuriën, dat ik anders niet zoo graag meezing, omdat ik vind, dat het voor de meeste Nederlandsche menschen niet wéér is en zéker niet zoolang aan een massa 't allereerste recht kiesrecht, onthouden wordt; bij deze Duitsche dingen doe ik mee „Wij leven vrij, wij leven blij, op Neêrlands dierbren grond." Toen de Paschen den heeren zoo'n beetje in het hoofd en misschien ook in de beenen begon te zitten, hebben de over. En dan wandelden beiden, dicht tegen elkaar aangedrukt, door het door de maan beschenen park, en hij troostte haar, dat Jena, waar hij nu verder zou studeer en, niet zoo ver weg was, en schudde haar zijn hart uit, dat hij altyd nog hoopte dat zijn voogd aan zijn smeekbeden zou geho.or- geven en hem naar een conservatorium zou zenden. Zij luisterde onafgebroken naar hem met troosteloos gelaat. „Je zult niet terugkomen, zult ons ver geten." „Ik vergeet je niet," antwoordde hij met een ernst, die ver boven zijne jaren was, „ik kom terug wanneer ik wat geworden ben in de wereld, en haal je dan. Zal het zoo zijn, Gerda En hij nam haar kopje in zijn beide han den en zag haar diep en vorschend in de groote, raadselachtige oogen. „Zoo zal het zijn 1" juicht zij, en slaat haar armen om zijn hals. Er is veel kin derlijke jubel in haar stem, maar ook iets anders, dat hem het harte hooger doet kloppen. En hij buigt zich voorover en kust de kinderlippen, die als purper in het bleeke gezichtje schemeren, niet vurig en hartstochtelijk, maar zacht, zooals men de bladeren van een bloem kust. - Helmers voelde zich plotseling bij den arm gegrepen en zioh met geweld op zyde trekken. Een epuipage snorde vlak langs hem heen. „Wanneer jy met open oogen droomen wilt, doe dat dan thuis, binnen de vier muren," zeide Klausen scherp „hier op straat is dat al een heel gevaarlijk ge noegen." „Ik geloof haast, dat je mij voor over rijden hebt gered." „Ik geloof het ook," knorde Klausen „waaraan dacht je eigenlijk Een uitdrukking van verlegenheid ging vluchtig over Helmers' gelaat. „Ik o niets een herinnering uit mijn jeugd En dan, met een plotselingen overgang „Zeg eens, hebt ge na 't ontslag van minister Holmström je weet wel, den gunsteling van den hertog van Hessen-Cassel ooit wel weer eens iets van hem gehoord?" Tweede Kamerleden de nieuwe woning wet maar gauw laten afhameren, Vrij dagmiddag van de vorige week. Er was gedreigd, dat, als de heeren niet gereed kwamen, zij Vrijdagavond en Zaterdag morgen óók moesten zitten. En aan te lang zitten hebben Kamerleden evenzeer een broertje dood, als boosdoeners. Wat zij dus nog te zeggen hadden, hebben zij maar niet meer gezegd en de voorzitter heeft zijn hamer ongehinderd laten dartelen op de groene tafel. Maar met dat al zou er aan de woningwet nog wel het een en ander te verbeteren zijn. Zoo de bepaling, dat geen gebouw mag worden opgericht of verbouwd zonder goedkeuring van B. en W. En toen een lid begon met daartegeD te opponeeren, omdat hij 't al te streng vond, haastte de minister, die ook al Paaschplannen had, zich te zeggen, dat hij dacht, dat men de wet niet al te streng zou uitvoe ren. Zie, ik houd óók van Paascheieren, maar ik zou ze, als ik Kamerlid was, graag opofferen, om zulk een dwaasheid te voorkomen. Maak een strenge wet en houd er de hand aan, best. Is zij U te streng, verzacht haar dan óók best. Maar maak geen strenge wet en zeg er dan bij, dat men hoopt op niet al te stipte uitvoering. Als de regee ring en de Kamer zelf een handje gaan lichten met de wetten, waar gaan we dan heen 't Gaat weer spoken in onze perswe reld. De bladen staan weer vol van het roode spook en 't zwarte spook en nu ook van 't rose spook. Ik las ook van gespikkelde liberalen, alles even vreemd en onnatuurlijk. Ik huiver ervan. De baker heeft me al geloerd, dat er geen spoken waren. En nu komen ze heusch. Troelstra voert het roode spook aan, Kerdijk het rose en Schaepman het zwarte. Hu hu 1 Nu meteen nog een beetje hekserij en we zijn erMet bezem stokken trekken we 't luchtruim in. Ja, als 't zoo gaat, moeten we krasse maat regelen nemen. Laat ons alle van spokerij en hekserij verdachten werpen in het water onzer gezonde overtuiging. Wie zinkt, moet er aan, wie drijven blijft, wordt vrijgesproken en mag in de Kamer. Tegen spoken passen spokenvervolgingen. Men zendt me een circulaire thuis van de Vereeniging tot bevordering der zede lijkheid in de Nederlandsche Overzeesche bezittingen met verzoek om geldelijken steun. De vereeniging wil trachten de inland- sche vrouwen op te heffen uit den poel van ellende waarin zij verzonken zijnen zich ontfermen over de tallooze onver zorgde kinderen, door ze in gestichten te plaatsen. Men zal het mij ten goede houden dat ik niets geef. Zoolang er in ons eigen land nog zooveel vrouwen in een poel van ellende zijn verzonken en zooveel kinderen onverzorgd rondloopen, hou ik mijn geld en mijn belangstelling liever in de buurt. Filantropie is soms net een dronken vrouw, zeilt van links naar rechts in plaats het goede en veilige mid den te houden. Onlangs heeft men me bijdragen gevraagd voor een protestantsch weeshuis te Jeruzalem 1 En onze eigen weesjes dan vroeg ik. Wordt er in Jeruzalem ook gebedeld voor onze liJa, dat wist de vrager niet. Toe, ga 't dan eerst eens infor- meeren en kom dan terug vroeg ik. En de man moet nóg komen, Roosje is opgetogen. Tot schoolopziener in het arrondisse ment Doetinchem is benoemd naar de St.Ct. deze week meldde mevrouw A.H. M. Leyds, geboren Bekenkamp, te Doe tinchem. Dit is de eerste schoolopzieneres of schoolopzienerin in Nederland. Nu heb ik óók kans, zegt ze. 't Is altijd een illusie van me geweest om schoolmeestertjes te drillen. Ik ben benieuwd, hoe 't mevrouw Leyds bevalt. Ja, .we gaan den goeden weg uit. 't Wordt langzamerhand licht om ons heen riep Roosje pathetisch. En zij stak de lamp op. Spoedig begint weder een nieuwe cur sus van de te Alkmaar gevestigde Huis- houd- en Industrieschool. Te verwachten is het, dat weder vele jonge meisjes deze gelegenheid zullen aangrijpen, om gebruik te maken van het practisch on derricht op deze school, dat voor haar later leven van zoo onberekenbaar nut kan zijn. De volledige cursus is derwijze ingericht, dat men de eerste anderhalf jaar meer algemeen onderricht ontvangt, en na afloop daarvan de leerlinge de keuze doet in welke richting zij haar verdere vorming zoeken wil. Zij heeft dan te kiezen tusschen de huishoudelijke- en industriëele vakken ;en daarin is aan de school een rijke keuze. Zij kan zich o.a, bekwamen voor nuttige en fraaie hand werken, teekenen, costuumnaaien, linge rie, kinderjuffrouw, assistente in de huishouding, boekhouden, onderwijzeres in koken en huishouden, enz. enz., een groote verscheidenheid alzoo van vakken, waarin de vrouw haar brood kan verdie nen en zich nuttig maken kan. Hoezeer algemeen het nut dezer inrichting wordt erkend en gevoeld, blijkt wel het meest uit den grooten toevloed van leerlingen, zoowel uit de plaats waar ze gevestigd is, als uit alle deelen der provincie Noord holland. Er blijkt zonneklaar uit, dat, afgescheiden van alle kwesties over vrou wen-emancipatie, de vrouw als het ware gewacht heeft op een gelegenheid, om zich behoorlijk voor te bereiden voor de levens taak,die haar wachten kan.En onbegrijpelijk „Dat ik weet nietik weet alleen dat, dat hij na zijn ontslag langen tijd op reis is geweest. De man is mij nooit sympathiek geweest." „Hij had -eene dochter," zeide Helmers aarzelend. „Dat is nu juist niet iets merkwaardigs. Maar wat zou dat met die dochter Helmers' gelaat was plotseling ondoor dringbaar. „O niets ik dacht maar wat." Klausen had hem evenwel scherp gadege slagen en maakte een spottenden grimas. „Ik geloof, dat je sentimenteel begint te worden het is hoog tijd, dat ge een weinig je gaat vermaken. Maar we zijn hier bij mijn huis aangeland, ga je mede naar boven Niet Nu, dan tot weerziens op Donderdag." „Tot weerziens 1" HOOFDSTUK IV. De vroolijke carnavalsmaand had met een scherpen westenwind en dichte sneeuw buien zijn intocht gehouden. Voor de villa der Holmströms had de sneeuw zich hoog opgehoopt.Den oudeD,verbitterden man, die binnen in zijn leunstoel aan den haard zat, was dat witte dek voor zijn huis heel aan genaam. Hij koesterde in zijn bitter gemoed den wensch, dat de sneeuw al hooger en hooger mocht stijgen, tot ze een soort van Chineeschen muur vormde tusschen hem en de menschen daarbuiten. Hij haatte die menschen, want zij waren gelukkig en wanneer zij het niet waren, deden ze toch hun best het te worden, het te zijnzij bereikten ook dikwijls hun doel diirom was het, dat hij ze benijdde, want in zijn binnenste was alles leeg, uit gestorven. Buiten klonk vrooly'k bellengerinkel, hij lette er niet op het kwam nader en nader; aan den rijweg voor de villa hield een ele gante slede halt. De koetsier wees met de zweep naar de villa en hielp den heer, dien hij gereden had,uitstappen. Deze zeide met een stem, die het bevelen gewoon was „Haal mij om 2 uur 10 precies, voor den trein naar Stuttgart." Dan stapte de groote, aristocratische, in een pels gehulden heer met elastische schre den op de villa toe en belde kort. Den bediende, die opende en die hem in de vestibule liet, reikte hij zijn kaartje over „Heinrich graal Herzfeld, hofmaarschalk van Zijne Hoogheid den hertog van Oassel" stond er op. Twee minuten later trad Gustaaf de oude dienaar, die reeds sedert tientallen van jaren in dienst van de familie Holm ström was geweest, in de kamer van zijn meester. De hand, waarin hij het zilveren blad hield waarop het kaartje lag, beefde. Werktuigelijk greep Holmström naar het kaartje, zijn blik gleed er over heen. Een schok ging hem door de leden, nog een maal las hij het en dan hief hij het hoofd op en zijn duister oog ontmoette ongeloovig, twijfelend, vragend den onafge wend op hem gerichten blik van den dienaar. „Wat is dat?" mompelde Holmström, „wat is dat De dooden bezoekt men toch niet Hij lachte hard „Wat wil men van den dooden man Zijn blik gleed over het kaartje. „Graaf Hersfeld Ja, ja, ik weet het was juist myn vriend niet te veel vrijzinnige idééën, te eigenzinnig, maar helder hoofd, knappe kerel,ja, ja." Hij verzonk in diep nadenken. Eenige seconden was het stil, dan hief de oude bediende het grijze hoofd op. „Mijnheer de graaf wacht," zeide hij zacht. Holmström schrikte op. „Ga heen, WT hem, wil hooren wat hij van mij wil, van den ex-minister." Hij was opgestaan, en terwijl de bediende weg was, ging hij aan zijn schrijftafel zitten stijf, juist zooals vroeger, maar zijn fijne, smalle handen trilden hevig. In den gang klonk een vlugge, vaste stap. Gustaaf opende de deur en dan ston den de beiden, die elkaar in zoo langen tijd niet hadden gezien, tegenover elkaar. Een seconde lang zwijgend beiden was de verrassing te groot, het bond hun de tong. Holmström herkende in deze bedaarde persoonlijkheid den jongen driftkop, die hem vroeger dikwijls genoeg lastig was geweest, niet meer, en op het koele,gladde

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5