Zondag 7 April 1901.
45ste Jaargang No. 3616.
TWEEDE BLAD.
Pennesteekjes
van M. A. G. NUS.
FEUILLETON.
Binnenlandsch Nieuws.
Vakopleiding voor Vrouwen.
SCHAGER
COURANT.
Schagen, 4 April 1901.
AU IJ cle pen tot steken dringt
zoo steek
De sop en de kool. Een onpleizierig baan
tje. De Kamer is een boos dier. Pieter
Jelles zit warmpjes in de candidaturen
en Nus vindt iet buskruit uitoftewel
een volkomen oplossing van alle
parlemenlerij en verheft Schagen
tot U lands residentie. Keizer
Wilhelm prddt alweer. Neder
land Bondsstaat en Nus moet
naar de vesting. Waar in
Pruisen een vrouw behoort.
Wat politiek is. Wij le
ven vrij. De heeren
hebben Paschen in
het hoofd, 't Spookt
in ons land. Verre
filantropie. Een
vrouw wordt
sehool-opziener
en Roosje
steekt de
lamp op.
Mijn vriend Eland is als minister van
oorlog al vervangen. Hij is zelfs van
daag bij Hare Majesteit op afscheidsvisite
geweest. Een ander oud vriend van me,
generaal Kool, heeft bem vervangen.
Ik ben blij dat 't baantje onder mjjne
amices gebleven is. Deze sop van poli
tieke misvattingen is voor mij de kool
best waard geweest. Kool is een braaf
soldaat, dapper, streng, met hooge opvat
tingen van krijgstuchteen goed militair.
Of hij ook een goed minister van oorlog
zal wezen, moet de tijd leeren. Je kunt
een goed soldaat wezen en toch geen
goed minister van oorlog.
Eén ding verwondert me. De kranten
zeggen, dat Kool bereid is de legerwet-
ten verder te verdedigen en dit lijkt me
een heel gewaagd stukje. Hoe zal Kool
het bolwerken om staande te blijven op
hetzelfde terrein waar Eland geduikeld
is Is het bovendien wel aardig van
het ministerie, om een nog al penibel
baantje aan een verschen titularis over
te dragen? Gesteld, ik had een huis
houdster waarmeê ik 't evenmin vinden
kon als Eland met de legerwet. Zou 't
dan vriendelijk van me wezen haar over
te doen aan een vriend, die nooit een
huishoudster had gehad P
Kool, Kool, vriend, je bent nooit
minister geweest. Voorzichtig! De
Kamer is een boos dier, dat er wel
tam uitziet, maar dat, als 't hongerig is,
alles vreet. Ook koolPas op, smeek
ik je.
We zitten zoo lekkertjes in de voor
bereiding voor de verkiezingen. Een
van
C. WENTLAND.
3. oooo
Betty Wilhelmi, de veelgeliefde, mooie
coloratuur-zangeres van de opera te Stutt-
gart, had kort geleden Helmers heel duidelijk
te kennen gegeven, dat hij haar niet onver
schillig was. Met zichtbaar welgevallen
keek hij naar de elegante bewegingen van
de zangeres en zeide dan, een plotseling
besluit nemend„Ik zal mij morgen ook
een paar schaatsen koopen."
„Hm," liet Klausen hooren, zijn vriend
scherp aankijkend, „je wilt dat gevolg dus
nog grooter maken Die Wilhelmi
„Is een fameuze vrouw."
„Een gevaarlijke feeks is ze 1" waar
schuwde Klausen, „neem je in acht 1"
Helmers lachte helder en vroolijk.
„Geen zorg, oude jongen, aan zoo'n
vrouw verlies ik mijn hart niet.
Waarom zou ik niet van mijn leven mogen
genieten, zooals duizenden anderen dat
doen Ik ben immers nog jong en
Felix, sedert gisteravond is het me, of ik
een betooverenden dronk heb gedaan, ik heb
een overmoed, een levensvreugd in me,
alsof de gehééle wereld mij toebe
hoort. Tot gister heb ik slechts gewerkt,
slechts voor mijne studiën geleefd, ik wilde
een groot man worden, een heel groot man.
En sedert gisteravond, geloof ik hoop
ik ben ik er bovenop. Zeg me eens
eerlijk, Klausen, ben ik er spoedig? Je
weet wel wat ik meen."
De andere ontweek zijn blik hij groette
een paar voorbijgangers, bekende dames,
en zeide dan eerst, aarzelend. „Heb je de
critiek van Mathesius gelezen
„Ja. Wat is dat, wat mij mankeeren
zou Hy drukte zich zoo eigenaardig uit.
massa districten hebben al candidaten
gesteld en een massa candidaten hebben
al aanbiedingen. Sommigen hebben er al
zelfs drie en vier. Mijn vriend Pieter
Jelles zit bet warmst in de aanbiedingen
al een dozijn uit alle oorden van het
land goed geteld. De vorige
maal werd Pieter Jelles op vier
plaatsen tegelijk gekozen. Nu heeft hij
alweer meer kansen. Met een beetje
goeden wil kau hij het nu tot een
elf-tal brengen. Jammer, dat onze wetten
verbieden, dat een man maar één
kamerlidzetel tegelijk kan bekleeden.
Als Pieter Jelles eens elf benoemingen
tegelijk kon aannemen, elf stemmen
tegelijk uitbrengen, elf maal f 2000
verdienen't Zou voor de partij een
binnenvettertje wezen. Ik vind dat zoo
iets moest worden toegestaan. Als één
man in alle districten een meerderheid
verwierf, zou één man voor honderd
plaatsen tegelijk kunnen zitten en van
alle plaatsen de meerderheid vertegen
woordigen.
Er konden dan geen drukke praterijen
in de Kamer meer plaats hebben, alle
wetten zouden zonder stemming aange
nomen worden, tenzij de Kamer-man
enkele van zijn stemmen fatsoenshalve
tegen uitbracht en de rest vóór 1 Zoo'n
man zou natuurlijk uitsluitend zijn
vrienden in de ministeries hebben, die
alles zouden doen naar zijn overtuiging
de overtuiging ook van de meerderheid
des volks. Zie daar de formeele oplossing
van alle parlementaire moeilijkheden.
Als 't mogelijk was, stelde ik me
alom candidaat en je zou eens zien hoe
ik 's lands zaken opknapte. Staalman
kreeg het ministerie van marine van
meBerman verblijdde ik met oorlog.
Roosje gaf ik Waterstaat (ik zou dadelijk
een motie voorstellen en aannemen om
ook vrouwen ministeriëel te maken).
Ik zou van Holland het land van
belofte maken en van Schagen 's lands
residentie, in plaats van 's Hage.
Keizer Wilhelm is weer aan 't praten
geslagen. De eene angstwekkende rede
neering volgt op de ander. Toen de
Duitsche soldaten naar China gingeD,
beval hij hen geen kwartier te geven
en alles wat op hen aankwam, af te
maken, evenals voor eeuwen Attilla en
zijn Hunnen het deden. En aan de
soldaten die in Berlijn blijven, gaf hij
't niet minder barre bevel om de
Berlijners zeiven, als zij een boos gezicht
tegen zijne majesteit zetten, eenvoudig
over de kling te jagenIk zou zeggen
dat de keizer, vanwege 't stuk ijzer, dat
een idioot naar hem wierp, zoo'n beetje
over stuur is, met alle respect
want dat aanhitsen van hoogerhand is
al héél gevaarlijkde Duitschers in
China gaan als bloedhonden tekeer,
't Lijkt me in Berlijn *nu éók wel wat
gevaarlijk. En wijze Hollandsche men-
schen bepleiten aansluiting bij Duitsch-
land, een tolverbond en daarna, vanzelf
Deze Mathesius hij aarzelde en greep
Klausen bij den arm. „Wie was dat
Een elegante ar was hen voorbij gesneld
waarin een oude en een jonge dame ge
zeten waren.
„Wie dat was? De oude barones Ritt-
ner. Heeft je dat nu zoo buiten jezelf
gebracht
„En de jonge dame wie
„Weet ik niet, heb ik niet gezien. Maar
wat mankeer je nu eigenlijk
Helmers hij was bleek van ontroering
haalde diep adem.
„Och niets, een verrassende gelijkenis. Ik
moet mij vergist hebben, de ar ging zoo
snel hij brak af en lachte verstrooid.
Zijne gedachten dwaalden ver af. Zon
derling Slechts een korte naam en toch
tooverde hij met één slag een fijn, nooit
verbleekt beeld voor zijne ziel. En terwijl
Helmers naast zijn vriend voortstapte en zy
over er. weer korte opmerkingen maakten,
nam het verleden bezit van zijne ziel, van
zijn denken.
Een beeld dook voor hem opeen hel
dere zomeravond, een tuin vol geur en
bloemen, beschenen door een heerlijk maan
licht. Door den tuin heen snelt hy zelfgeluk
kig, door zijn examen te zijn, moet hij zijn
geluk naar buiten dragen, in de vrije
natuur. En dan zit hij met droomende
oogen in het priëel, waar zijn moeder zoo
dikwijls gezeten had, en naast haar het
bleeke, grootoogige burenkind, dat zoo
gaarne sprookjes hoort. Daar hoort hij uit
den naastbijzijnden tuin zijn naam roepen
Heinz 1 en nogmaals, angstig vleiend
Heinz 1 Hy kijkt over het schut. Daar
staat op het van dauw natte gras een
slank meisje, in een zomerkleedje, met
laDge vlechten en een gezichtje zacht en
treurig, als een kwijnende bloem.
„Ik ben bij tante vandaan geloopen,"
fluisterde zij hem opgewonden toe, „want
morgen, bij al de anderen, wil ik geen
afscheid nemen, dat kan ik niet; nu nemen
we afscheid, aanstonds 1"
„Wacht, Gerda, ik kom aan den anderen
kant." Hy zocht een lage plaats in de
schutting en sprong er vlug en handig
natuurlijk, een bondsverboud Zeker om
dan ook op grenadiers met bajonetten
te worden getracteerd en op zéé veel
jaren gevangenis voor een onvertogen
woord.
Over de vrouwen en de vereeniging
in Pruisen krijg ik daar juist een harde
noot te kraken. Ik lees n. 1., dat in
Priusen de vrouw öf bij de kinders, óf
bij den pot, óf in de fabriek behoort.
Zij mag werkgeefster of arbeidster zijn.
Ze moet evenals de man belasting be
talen.
Als ze het maar niet in haar hoofd
haalt, meê te willen spreken over de
belastingen en hoe die gebruikt worden,
en ook niet over economische en politieke
misstanden, waaronder zij zeer te
lijden heeft.
In Pruisen mag een vrouw geen lid
van een politieke vereeniging zijn en
aan haar vergaderingen ook geen deel
nemen.
Ja, zelfs in openbare vergaderingen,
waar toch iedereen komen kan, worden de
vrouwen niet toegelaten, ook niet aan
feestavonden, waar toch de politiek wel
achterwege zal blijven. Het is al genoeg,
dat zulk een avond uitgaat van een po
litieke vereeniging, vrouwen en kinderen
(precies hetzelfde) mogen daar niet ko
men. Komen ze toch, dan kan de verga
dering door de politie verboden worden.
De bestuursleden worden met een
geldboete tot 150 Mark gestraft of met
gevangenis tot 3 maanden. De voorzitter
is ook strafbaar, als hij vrouwen stil
zwijgend heeft toegelaten, of wanneer men
het niet eens is over wat politiek genoemd
moet worden
Dit is alles uitdrukkelijk bij de wet
bepaaldoverigens staat er in de
wet is het vereenigings- en ver-
gaderingsrecht der vrouwen niet beperkt
het toetreden tot andere vereenigingen
staat haar vrij.
Zelfs zegt weer de wet vereeni
gingen om de toestanden der arbeidsters
te verbeteren, zijn niet verboden, als ze
zich maar verre houden van de politiek.
Maar beraadslagingen over het
slechte loon der arbeidsters, over de
Zondagsrust, over den prijs van het naai
garen, dat is alles politiek.
Je moet me toegeven, dat deze dingen
er al heel onplezierig uitzien. Neen, als
ik zoo'n oreerenden keizer en zulke
wetjes zie, kom ik er al heel licht toe,
om het versje te neuriën, dat ik anders
niet zoo graag meezing, omdat ik vind,
dat het voor de meeste Nederlandsche
menschen niet wéér is en zéker niet
zoolang aan een massa 't allereerste recht
kiesrecht, onthouden wordt; bij deze
Duitsche dingen doe ik mee „Wij leven
vrij, wij leven blij, op Neêrlands dierbren
grond."
Toen
de Paschen den heeren zoo'n
beetje in het hoofd en misschien ook in
de beenen begon te zitten, hebben de
over. En dan wandelden beiden, dicht
tegen elkaar aangedrukt, door het door de
maan beschenen park, en hij troostte haar,
dat Jena, waar hij nu verder zou studeer en,
niet zoo ver weg was, en schudde haar zijn
hart uit, dat hij altyd nog hoopte dat zijn
voogd aan zijn smeekbeden zou geho.or-
geven en hem naar een conservatorium zou
zenden. Zij luisterde onafgebroken naar
hem met troosteloos gelaat.
„Je zult niet terugkomen, zult ons ver
geten."
„Ik vergeet je niet," antwoordde hij met
een ernst, die ver boven zijne jaren was,
„ik kom terug wanneer ik wat geworden
ben in de wereld, en haal je dan. Zal het
zoo zijn, Gerda
En hij nam haar kopje in zijn beide han
den en zag haar diep en vorschend in de
groote, raadselachtige oogen.
„Zoo zal het zijn 1" juicht zij, en slaat
haar armen om zijn hals. Er is veel kin
derlijke jubel in haar stem, maar ook iets
anders, dat hem het harte hooger doet
kloppen. En hij buigt zich voorover en kust
de kinderlippen, die als purper in het
bleeke gezichtje schemeren, niet vurig en
hartstochtelijk, maar zacht, zooals men de
bladeren van een bloem kust. -
Helmers voelde zich plotseling bij den
arm gegrepen en zioh met geweld op zyde
trekken. Een epuipage snorde vlak langs
hem heen.
„Wanneer jy met open oogen droomen
wilt, doe dat dan thuis, binnen de vier
muren," zeide Klausen scherp „hier op
straat is dat al een heel gevaarlijk ge
noegen."
„Ik geloof haast, dat je mij voor over
rijden hebt gered."
„Ik geloof het ook," knorde Klausen
„waaraan dacht je eigenlijk
Een uitdrukking van verlegenheid ging
vluchtig over Helmers' gelaat. „Ik o
niets een herinnering uit mijn jeugd
En dan, met een plotselingen overgang
„Zeg eens, hebt ge na 't ontslag van
minister Holmström je weet wel, den
gunsteling van den hertog van Hessen-Cassel
ooit wel weer eens iets van hem gehoord?"
Tweede Kamerleden de nieuwe woning
wet maar gauw laten afhameren, Vrij
dagmiddag van de vorige week. Er was
gedreigd, dat, als de heeren niet gereed
kwamen, zij Vrijdagavond en Zaterdag
morgen óók moesten zitten. En aan te
lang zitten hebben Kamerleden evenzeer
een broertje dood, als boosdoeners.
Wat zij dus nog te zeggen hadden,
hebben zij maar niet meer gezegd en de
voorzitter heeft zijn hamer ongehinderd
laten dartelen op de groene tafel. Maar
met dat al zou er aan de woningwet nog
wel het een en ander te verbeteren zijn.
Zoo de bepaling, dat geen gebouw mag
worden opgericht of verbouwd zonder
goedkeuring van B. en W. En toen een
lid begon met daartegeD te opponeeren,
omdat hij 't al te streng vond, haastte
de minister, die ook al Paaschplannen
had, zich te zeggen, dat hij dacht, dat
men de wet niet al te streng zou uitvoe
ren. Zie, ik houd óók van Paascheieren,
maar ik zou ze, als ik Kamerlid was,
graag opofferen, om zulk een dwaasheid
te voorkomen. Maak een strenge wet en
houd er de hand aan, best.
Is zij U te streng, verzacht haar dan
óók best. Maar maak geen strenge wet
en zeg er dan bij, dat men hoopt op
niet al te stipte uitvoering. Als de regee
ring en de Kamer zelf een handje gaan
lichten met de wetten, waar gaan we
dan heen
't Gaat weer spoken in onze perswe
reld. De bladen staan weer vol van het
roode spook en 't zwarte spook en nu
ook van 't rose spook. Ik las ook van
gespikkelde liberalen, alles even vreemd
en onnatuurlijk. Ik huiver ervan. De
baker heeft me al geloerd, dat er geen
spoken waren. En nu komen ze heusch.
Troelstra voert het roode spook aan,
Kerdijk het rose en Schaepman het
zwarte. Hu hu 1 Nu meteen nog een
beetje hekserij en we zijn erMet bezem
stokken trekken we 't luchtruim in. Ja,
als 't zoo gaat, moeten we krasse maat
regelen nemen.
Laat ons alle van spokerij en hekserij
verdachten werpen in het water onzer
gezonde overtuiging. Wie zinkt, moet er
aan, wie drijven blijft, wordt vrijgesproken
en mag in de Kamer.
Tegen spoken passen spokenvervolgingen.
Men zendt me een circulaire thuis van
de Vereeniging tot bevordering der zede
lijkheid in de Nederlandsche Overzeesche
bezittingen met verzoek om geldelijken
steun.
De vereeniging wil trachten de inland-
sche vrouwen op te heffen uit den poel
van ellende waarin zij verzonken zijnen
zich ontfermen over de tallooze onver
zorgde kinderen, door ze in gestichten te
plaatsen.
Men zal het mij ten goede houden dat
ik niets geef. Zoolang er in ons eigen
land nog zooveel vrouwen in een poel
van ellende zijn verzonken en zooveel
kinderen onverzorgd rondloopen, hou ik
mijn geld en mijn belangstelling liever
in de buurt. Filantropie is soms net
een dronken vrouw, zeilt van links naar
rechts in plaats het goede en veilige mid
den te houden. Onlangs heeft men me
bijdragen gevraagd voor een protestantsch
weeshuis te Jeruzalem 1 En onze
eigen weesjes dan vroeg ik. Wordt er
in Jeruzalem ook gebedeld voor onze
liJa, dat wist de vrager niet.
Toe, ga 't dan eerst eens infor-
meeren en kom dan terug vroeg ik.
En de man moet nóg komen,
Roosje is opgetogen.
Tot schoolopziener in het arrondisse
ment Doetinchem is benoemd naar de
St.Ct. deze week meldde mevrouw A.H.
M. Leyds, geboren Bekenkamp, te Doe
tinchem.
Dit is de eerste schoolopzieneres of
schoolopzienerin in Nederland.
Nu heb ik óók kans, zegt ze. 't Is
altijd een illusie van me geweest om
schoolmeestertjes te drillen. Ik ben
benieuwd, hoe 't mevrouw Leyds bevalt.
Ja, .we gaan den goeden weg uit.
't Wordt langzamerhand licht om ons
heen riep Roosje pathetisch. En zij
stak de lamp op.
Spoedig begint weder een nieuwe cur
sus van de te Alkmaar gevestigde Huis-
houd- en Industrieschool. Te verwachten
is het, dat weder vele jonge meisjes
deze gelegenheid zullen aangrijpen, om
gebruik te maken van het practisch on
derricht op deze school, dat voor haar
later leven van zoo onberekenbaar nut
kan zijn. De volledige cursus is derwijze
ingericht, dat men de eerste anderhalf
jaar meer algemeen onderricht ontvangt,
en na afloop daarvan de leerlinge de
keuze doet in welke richting zij haar
verdere vorming zoeken wil. Zij heeft
dan te kiezen tusschen de huishoudelijke-
en industriëele vakken ;en daarin is aan de
school een rijke keuze. Zij kan zich o.a,
bekwamen voor nuttige en fraaie hand
werken, teekenen, costuumnaaien, linge
rie, kinderjuffrouw, assistente in de
huishouding, boekhouden, onderwijzeres
in koken en huishouden, enz. enz., een
groote verscheidenheid alzoo van vakken,
waarin de vrouw haar brood kan verdie
nen en zich nuttig maken kan. Hoezeer
algemeen het nut dezer inrichting wordt
erkend en gevoeld, blijkt wel het meest
uit den grooten toevloed van leerlingen,
zoowel uit de plaats waar ze gevestigd
is, als uit alle deelen der provincie Noord
holland. Er blijkt zonneklaar uit, dat,
afgescheiden van alle kwesties over vrou
wen-emancipatie, de vrouw als het ware
gewacht heeft op een gelegenheid, om zich
behoorlijk voor te bereiden voor de levens
taak,die haar wachten kan.En onbegrijpelijk
„Dat ik weet nietik weet alleen dat,
dat hij na zijn ontslag langen tijd op reis
is geweest. De man is mij nooit sympathiek
geweest."
„Hij had -eene dochter," zeide Helmers
aarzelend.
„Dat is nu juist niet iets merkwaardigs.
Maar wat zou dat met die dochter
Helmers' gelaat was plotseling ondoor
dringbaar. „O niets ik dacht maar wat."
Klausen had hem evenwel scherp gadege
slagen en maakte een spottenden grimas.
„Ik geloof, dat je sentimenteel begint te
worden het is hoog tijd, dat ge een weinig
je gaat vermaken. Maar we zijn hier bij
mijn huis aangeland, ga je mede naar
boven Niet Nu, dan tot weerziens op
Donderdag."
„Tot weerziens 1"
HOOFDSTUK IV.
De vroolijke carnavalsmaand had met
een scherpen westenwind en dichte sneeuw
buien zijn intocht gehouden. Voor de villa
der Holmströms had de sneeuw zich hoog
opgehoopt.Den oudeD,verbitterden man, die
binnen in zijn leunstoel aan den haard zat,
was dat witte dek voor zijn huis heel aan
genaam. Hij koesterde in zijn bitter gemoed
den wensch, dat de sneeuw al hooger en
hooger mocht stijgen, tot ze een soort van
Chineeschen muur vormde tusschen hem en
de menschen daarbuiten.
Hij haatte die menschen, want zij waren
gelukkig en wanneer zij het niet waren,
deden ze toch hun best het te worden,
het te zijnzij bereikten ook dikwijls hun
doel diirom was het, dat hij ze benijdde,
want in zijn binnenste was alles leeg, uit
gestorven.
Buiten klonk vrooly'k bellengerinkel, hij
lette er niet op het kwam nader en nader;
aan den rijweg voor de villa hield een ele
gante slede halt. De koetsier wees met
de zweep naar de villa en hielp den heer,
dien hij gereden had,uitstappen. Deze zeide
met een stem, die het bevelen gewoon
was „Haal mij om 2 uur 10 precies, voor
den trein naar Stuttgart."
Dan stapte de groote, aristocratische, in
een pels gehulden heer met elastische schre
den op de villa toe en belde kort. Den
bediende, die opende en die hem in de
vestibule liet, reikte hij zijn kaartje over
„Heinrich graal Herzfeld, hofmaarschalk
van Zijne Hoogheid den hertog van Oassel"
stond er op.
Twee minuten later trad Gustaaf de
oude dienaar, die reeds sedert tientallen
van jaren in dienst van de familie Holm
ström was geweest, in de kamer van zijn
meester. De hand, waarin hij het zilveren
blad hield waarop het kaartje lag, beefde.
Werktuigelijk greep Holmström naar het
kaartje, zijn blik gleed er over heen. Een
schok ging hem door de leden, nog een
maal las hij het en dan hief hij het
hoofd op en zijn duister oog ontmoette
ongeloovig, twijfelend, vragend den onafge
wend op hem gerichten blik van den dienaar.
„Wat is dat?" mompelde Holmström,
„wat is dat De dooden bezoekt men toch
niet Hij lachte hard „Wat wil men van
den dooden man Zijn blik gleed over
het kaartje. „Graaf Hersfeld Ja, ja, ik
weet het was juist myn vriend niet
te veel vrijzinnige idééën, te eigenzinnig,
maar helder hoofd, knappe kerel,ja, ja."
Hij verzonk in diep nadenken.
Eenige seconden was het stil, dan hief
de oude bediende het grijze hoofd op.
„Mijnheer de graaf wacht," zeide hij
zacht.
Holmström schrikte op. „Ga heen, WT
hem, wil hooren wat hij van mij wil, van
den ex-minister."
Hij was opgestaan, en terwijl de bediende
weg was, ging hij aan zijn schrijftafel
zitten stijf, juist zooals vroeger, maar
zijn fijne, smalle handen trilden hevig.
In den gang klonk een vlugge, vaste
stap. Gustaaf opende de deur en dan ston
den de beiden, die elkaar in zoo langen
tijd niet hadden gezien, tegenover elkaar.
Een seconde lang zwijgend beiden was
de verrassing te groot, het bond hun de
tong. Holmström herkende in deze bedaarde
persoonlijkheid den jongen driftkop, die
hem vroeger dikwijls genoeg lastig was
geweest, niet meer, en op het koele,gladde