Paschen.
INGEZONDEN.
Zondag 7 April 1901.
45ste Jaargang No. 3616.
DERDE BLAD.
Hollands Noorderkwartier,
Dit blad verschijnt tweemaal per week WoeDsdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau8CHAGKH, Laan, D 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W I N R E L.
Prijsjser jaar f 3.Francojper post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 6 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Wie het woord Paschen uitspreekt,
denkt aan herleving uit een staat van
schijndood, die niets anders is geweest
dan een korte rust, ter verzameling
van nieuw arbeidsvermogen denkt aan
jubelende knapen en meisjes, te voor
schijn gekomen op de roepstem van
den genius der lente, die zonder hen
het landschap niet behoorlijk zou kun
nen stoffeeren, en bij het door hem
gedirigeerde concert de kinderstemmen
allerminst kan missen.
Hij komt toch, nietwaar? Men ver
zekert ons, dat het erg laat is, en er
wordt zelfs verteld van lieden, die ge
meend hebben te moeten vragen Zou
hij nog wel komen, de blondlokkige
knaap van zóó bekoorlijke gestalte, dat
onze oude taalmeesters, door zooveel
schoonheid in verwarring gebracht, hem
niet, evenals zijn drie broeders, man
nelijk hebben durven verklaren
In deze gure Aprildagen is er reden
voor die vraag.
Weest toch gerustWellicht reeds
morgen verschijnt u de lente als het
ware ongeroepen en wekt u uit
uw sombere overpeinzingen met een
tikje op den schouder en de vraag, of
u ook altemet bereid is, haar te ver
welkomen.
Zij dan, zij, de verrukkelijk luimige,
aan wie we, zoodra zij maar eventjes
wil lachen, van harte gaarne de menig
vuldige teleurstellingen willen vergeven,
waaraan zij ons gewoon heeft gemaakt—
zij komt immers? Wij zijn in onze
dagen aan zoovele dingen gaan twijfe
len, die tot dusver als vaststaande
werden beschouwd en menige schoone
verwachting is op niet uitgeloopen
zou de natuur ook pessimistisch kun
nen worden en het lachen en jubelen
verleerd hebben Och kom, wij weten
wel beter. Het is soms gebeurd, dat wij
Paschen hielden te midden van een
sneehwbui en terwijl de kraaien op
het land elkander doof schreeuwden van
ergernis, dat alles nog doodsch was -
■en niettemin is zij gekomen. En bij
zulk ontbreken van de gewone aan
kondiging, bij het uitblijven van de zoo
levendig verlangde verschijnselen, jube
len we maar bij voorbaat. Want straks,
als zij er wezenlijk is, zouden wij
misschien klanken te kort komen, om
onze blijdschap uit te drukken.
Is deze stemming, de openbaring van
aanwezige of in aantocht zijnde lente
vreugde, het eenige dat in ons leeft?
Wie zal dat bepalen, en wie voelt
■zich gerechtigd te zeggen, dat hij in
het gemoed zijns broeders nauwkeurig
heeft gelezen Er zijn in den loop der
tijdeD aan het aloud lentefeest tal van
voorstellingen en herinneringen verbon
den, die alle op de eene of andere wijze
het denkbeeld der herleving versterken
en aanvullen, en aan het Paschen
van Christen en Israëliet knoopt zich
vast de gedachte aan de wedergeboorte
van het dierbaarste dat in hun gods
dienstige gemeenschap wordt op prijs
gesteld.
Zullen wij nu pogen scheiding te
maken in het gevoel, dat elke zijde
van het heerlijk feest ons inboezemt?
Het komt ons noodig voor, noph wen-
schelijk voor. Zeker, er is in de Paasch-
viering veel eigens, veel individuëels,
veel, dat men niet buiten den kring
van geestverwanten terugvindt en zelfs
daar nog schakeeriDgen vertoont. Dat
is hét bijzondere van het feest, datgene,
wat voor ieder onzer een belangrijk
deel van den inhoud uitmaakt, onvat
baar voor bespreking te dezer plaatse.
Maar daarnevens is nog een uitgestrekt
terrein, waar menschen van de meest
uiteenloopende opvattingen elkander
ontmoeten en waar de zedelijke be-
teekenis van het feest der herleving
duidelijk in het licht treedt. En dan
hebben we niet te doen met een perio
diek verschijnsel, dat op vaste of nage
noeg vaste tijden zich vernieuwt - op
welks terugkeer gerekend kan worden
maar we hebben ons bezig te houden
met één groote wereldhistorische ge
beurtenis, die, eenmaal aangevangen,
nog altijd voortduurt, waarvan het
einde niet is te bepalen, ja, waarom
trent met niet geringe en, laten wij
er bij zeggen, met gerechtvaardigde
bezorgdheid wordt gevraagd, of zij niet
is een droombeeld, een fictie, die wij
moeten prijsgeven, omdat zij in de
werkelijkheid niet bestaat.
Die gebeurtenis, of die hersen
schim, is de zedelijke herleving, is de
wedergeboorte der menschheid is het
Pascha van haar Exodus naar het land
der belofte, het ideaal der volmakiDg
is haar opstanding uit den doodslaap
van de zelfzucht is haar lentefeest,
waarop met nog flauw glimmenden
gloed de goddelijke zonnestraal toch de
koude verdrijft en de duisternis doet
wijken, belovende in de toekomst een
zomer van nog ongekende, van met
smachtend verlangen begeerde weelde.
Wachtende op de volle zomerweelde,
waarvan we de heerlijkheid slechts
flauw beseffen, zoeken wij ons te koes
teren in de zachte streeling der lente
Maar opgeschrikt door ruwe vlagen, die
de kenteringstijd al te mildelijk aanbiedt,
trekken wij ons vaak terug met de
angstige verzuchting, dat wij wellicht
vergeefs uitzien naar betere, die niet
zijn verwezenlijkt.
Is het wel te verwonderen, dat ons
soms een angstig gevoel overvalt en
wij vragen, of het dan alles logen is,
wat de besten onder onze broederen
voor en na getracht hebben in de
wereld tot wasdom te brengen Of
hebben wij misschien den invloed eener
ideale levensbeschouwing op der men
schen handelingen te hoog aangeslagen
Wij kunnen op die vraag geen ant
woord geven, ieder doe zulks voor zich-
zelven. Maar één ding mag niet on-
verteld blijvenhet onrecht wordt door
heel de wereld gebrandmerkt. Dat is
niet voldoende om het tegen te gaan,
maar wèl is het eene belofte voor de
toekomst. Onze staatkundige en maat
schappelijke organisaties, nog niet ge
schoeid op de leest van het Evangelie,
zijn niet in staat zich te verheffen
tegen het kwaad. De tijd zal echter
komen, dat zij staan op den grondslag
van de zedelijke gedachte, als de geest,
die ons thans tot spreken dringt, ook
onze daden aan zijn heerschappij zal
hebben onderworpen. Dan zal het
Paaschfeest der volljen de viering
worden der algemeene verbroedering,
dan zal het waarlijk lente zijn.
Wees zoo goed in het belang der
menschheid het volgende in uw veelge
lezen blad te plaatsen.
De tijd is weêr aangebroken, dat ten
plattenlande de meeste huwelijken wor
den gesloten, waarvoor het voorjaar om
verschillende redenen de meest geschikte
tijd is.
Hoe verlangend wordt ook thans
weêr door velen die tijd tegemoet ge
zien, die tijd van in liefde saam te
leven. En als dan die dag is aange
komen, dat twee menschen, die elkan
der lief, zielslief hebben, hun samenleven
gaan beginnen (het doet er niet toe, of
dit huwelijk door de wet is gesloten,
of dat men in vrije liefde gaat samen
leven, maar de vraag is, of liefde van
deze twee zielen één heeft gemaakt),
dan kan ik mij voorstellen, dat er blijd
schap is in de harten van deze twee
menschen, voor wie een nieuw leven
vol hoop, vol verwachting begint.
Geen wonder dus, dat deze dag door
familie en vrienden feestelijk wordt
gevierd, want wat moet ons al opge
wekter stemmen, dan te weten, dat
er menschen zijn in onze naaste om
geving, die zich innig gelukkig gevoelen.
Doch het is maar zoo zelden, dat deze
dag mag zijn een dag van blijdschap,
vreugde en rein genot, want het karak
ter van een feestdag verdwijnt, zoo
spoedig als de borrelflesch verschijnt.
Ais men, om feest te kunnen vieren,
moet borrelen, dan blijkt, dat men zich
niet met hen, voor wie deze dag een
blijde dag is, gelukkig kan gevoelen
integendeel, dat geluk laat ons koud,
en om dan toch maar wat vroolijk te
kunnen zijn, moet men een borrel
hebben.
En verondersteld, dat deze manier
van feestvieren eens oorzaak was, dat
een der aanwezigen een dronkaard
werd, zou dan deze dag nog een* blijde
herinnering kunnen zijn?
Of dat het gebruik van alcoholische
drank op dat feest een zedelijke mis
daad tengevolge had, kan men het dan
nog een feestdag noemen?
Neen 1 duizendmaal neen Dan is deze
dag oorzaak van onbeschrijflijk veel
leed, van onnoemlijk veel lijden, en
daarom, wil men feestvieren, best, maar
vier dan feest in den waren zin des
woords, volkomen nuchter, en als men
dat niet kan, blijf dan thuis, maar
veins niet met uwe blijdschap, die ge
door middel van een borrel hebt ver
kregen.
Met veel dank voor de opname,teeken ik,
Uw Dienaar,
C. KUIPER Pz.
Haringhuizen, April 1901.
HAGER
Alitim Nieiffs-
J
ROT.
Aflïürteitie- k LiilliiTllai
(Niet geplaatste ingezonden
den nimmer teruggegeven
wor-
Mijnheer de Redacteur
Verslag der vergadering
van de Vereeniging tot Ontwikkeling van
den Landbouw in
te liitmenwijzeiid,
gehouden op Woensdag 8 April 1901,
des voormiddags half elf uur, ten lokale
van den heer P. Kok.
Aanwezig 42 leden en enkele gas-
ten.
De Voorz., de heer G. Wonder, opent
de vergadering, met ingenomenheid
begroetende de tegenwoordigheid der
opgekomenen; hij wijst er op,hoe de land
bouw vormt een der hoofdtakken van
ons volksbestaan welk bedrijf gedurende
vele eeuwen door opvolgende geslachten
achtereenvolgens met meer of minder
succes is beoefend
Toch leerde de geschiedenis, dat het
landbouwbedrijf in ons gewest in de
wereldgeschiedenis menige bladzijde vult,
die aantoonen, dat onze vaderlandsche
landbouw steeds een goede plaats innam
in het leven en het wezen van gansch
be t land.
Spr. wijst met dankbaarheid op onze
voorouders, die ons in 't bezit lieten van
een goed bewerkten en goed beschermden
bodem. Thans doet zich allerwege de
behoefte gevoelen, het landbouwbedrijf
te veredelen en verbeteren en ook de
wetenschap heeft hem voor zijn arbeids
veld gekozen, terwijl de regeering meer
en meer hulp en steun verleent en
bekwame mannen ons worden toegevoegd
alles bewijzen, dat men zich inspant, den
bloei te bestendigen.
Door den heer W .Teengs, Secretaris,
worden nu de notulen der vorige verga-
dering gelezen, welke onder luid applaus
voor den boeienden en zaakrijken
inhoud met applaus worden goedgekeurd.
Tot de mededeelingen behooren o. m.
a. ledental 168 en 1 zoon-lid.
b Van den Cursus voor hoefbeslag te
Schagen was een volledig plan ingekomen.
Door het Bestuur van H. Nkw. wer
den eenige lessen van dien cursus met
groot genoegen bijgewoond en consta
teerde Voorz., dat die lessen zeer leer
zaam en voor vakmannen van groot
belang zijn
o delezingen over de Raöeisen-banken
waren te Schagen,Hoorn en Puimerend ge
houden, doch vonden zeer schaarsche
belangstelling. De indruk was, dat men
in dit deel der prov. al zeer weinig voor
die inrichtingen gevoelt.
d. mededeeling, dat Dr. Scheij zijne be
noeming tot zuivel-consulent aanneemt
e dat overeenkomstig besluit vorige
vergad door H Nkw. zal worden gehou
den proefneming van landbouwmachines,
welke bestemd zijn voor de a.s. jaar te
Alkmaar te houden tentoonstelling der
Holl. Mij van Landb.
Voorz. deelde nog mede, dat bij eene
dezer dagen met leden van 't Hoofdbe
stuur der Holl. Mij. gehouden bespreking,
de verzekering was gegeven, dat de
Holl. Mij. de kosten dier proefnemingen
wel zou willen betalen.
Het bestuur van H. Nkw. stelde nu
voor, dit aanbod te accepteeren.
Hierover ontspon zich een vrij lang
debat, waarbij de heeren Dr. v. d. Zande,
K. Breebaart Jz., v. Foreest en J. Bree-
baart Kz. meenden, dat het beter was
dat H. Nkw, zelf die kosten zou betalen,
daar anders de vrijheid van handelen
door de H. Mij wel eens kon worden
besnoeid.
De vergad. legde zich evenwel bij
het bestuursvoorstel neder.
f. verder werd medegedeeld, dat de
enquête over de kaasfabrieken ter perse
is en weldra tegen den kostenden prijs
zal worden verkrijgbaar gesteld
g. omtrent de uitgeschreven prijsvraag
over inrichting van kaasfabrieken waren
4 antwoorden ingekomen, waaromtrent
de commissie in de volgende vergad.
verslag zal uitbrengen
h. bij gelegenheid van 't Huwelijk
van H. M., was door't best. een telegram
van gelukwensch aangeboden.
Onder de ingekomen stukken kwa
men voor
1. mededeelingen van de h.hIJzen-
dijke, Burgm. van Zwaag, en Calkoen,
van Edam, dat zij deze vergad. niet
konden bijwonen
2. eene kennisgeving van het over
lijden van den heer Th. J. Waller. Het
bestuur had naar aanleiding hiervan aan
de familie een brief van rouwbeklag
gezonden. Voorz. bracht hier aan de
nagedachtenis van den heer Waller
hulde, vooral voor wat hij deed voor onzen
landbouw. Een levendig applaus gaf blijk,
dat de verg. ten volle met deze waar
deering instemde
3. van de Commissie voor de zending
van vee naar de tentoonstelling te Parijs
was bericht ontvangen,dat van de verstrek
te subsidiën 77a was overgebleven. De
Comm. stelde voor, dit bedrag beschik
baar te stellen aan het Rundvee-Stam
boek,tot vorming van een fonds voor prijzen
bij eventuëele tentoonstellingen.
Het bestuur van H. Nkw. had evenwel
gemeend het de Vereen, toekomend res
tant (f7 5.terug te vorderen, welk be
sluit door de vergad. werd geautoriseerd
4. miss. van Z Exc. den Minister,berich
tende, dat dit jaar weder f150 subsidie
ter beschikking wordt gesteld voor de
proefneming met aardappelen
5. bericht, dat de Rijkstuinbouwleeraar,
de heer Hazeloop van Aalsmeer, naar Alk
maar was verplaatst
6. dat de Paeht-commissie dit jaar
geen rapport had uit te brengen, omreden
zij geen enkele aanvrage tot schatting
had ontvangen
7. verzoek van de Commissie der
Model-boerderij te Hoorn, om de goederen
voor zuivelbereiding, nog te Baarsdorper-
meer zich bevindende, te mogen beschik
baar stellen ten dienste van de proef-
zuivelboerderij te Hoorn. Aangenomen.
8. tal van brochures en circulaires, ter
inzage liggende voor de leden.
Overeenkomstig het rapport van den
rapporteur,den heer Brander, werd de rek.
en verantw. over 1900 goedgekeurd en
aangenomen, in ontvangst f 4442.705,
uitgaven f 2325.91, batig saldo f2116.795.
Werden nu uitgebracht
a. door den heer Teengs, verslag der
vergad. v. „Het Ned. Paarden-Stamboek"
b. door den Voorz. het schriftelijk
door den heer Keestra uitgebracht
rapport van zijne werkzaamheden van
Jan.Mei 1900.
Door den heer Dr. Scheij werd verslag
uitgebracht omtrent zijne werkzaamheden
als zuivel-consulent in de maanden
Oct.Dec. 1900. De totaal-indruk was,
dat men het doel en den aard zijner
betrekking in het geheel nog niet
schijnt te begrijpen en te waardeeren
slechts in 3 gevallen werd zijn hulp
ingeroepen. Zijne «ittingen gedurende
de kaasmarkt te Alkmaar waren opge
heven, daar zij geenerlei succes hadden.
Spr. heeft ervaren dat het noodig is, dat
men in de kaasfabrieken de bepaling
vaststelt, dat ook melkmonsters genomen
moeten kunnen worden aan den stal en dat
de geleverde melk betaald wordt naar het
gehalte. Noodig is ook, dat de fabrieken
de noodige instrumenten aanschaffen tot
melkonderzoek
c. door den heer K. Breebaart Jz. wordt
een zeer uitvoerig rapport uitgebracht
omtrent de proeven tot onderzoek, welke
graad van rijpheid de gewenschte is bij
den oogst van onze landbouwgewassen.
Door het buitengewoon stormachtig
weder in den oogsttijd zijn de proefne
mingen grootendeels mislukt. Bewezen
is, dat de stormschade aan het graan
enorm was: ongeveer f85.— per H. A.
Deze proeven hebben dus geleerd, met
het oogsten niet den toestand van geheel
rijpheid af te wachten
d. Dr. Schey gaf in zijn rapport om
trent het onderzoek naar de meerdere of
mindere bruikbaarheid van melkmachines
te kennen, dat alle bestaande en bestaan
hebbende melkmachines verre ten achter
staan bij de melkerij door personeel.
Behalve de groote kosten, welke verbon
den zijn aan het aanschaffen der machines,
en aan de bediening daarvan, verkrijgt'
men door die machines geen zuiversma-
kende melk, noch boter, en zelfs de kaas
van dergelijke melk heeft een onaange-
namen smaak.
Bjj de nu volgende voorloopige mede
deelingen
a. rapporteert de heer J. Koopman,
dat het onderzoek voor het gebruiken van
één-jarige stieren eene proefneming is,
niet voor den tijd van één, maar van
verscheidene jaren achtereen.
Door deze Commissie zjjn in observa
tie genomen 56 één-jarige stieren en
60 meer-jarige stieren, en wel in de
gemeenten Wieringerwaard, Beemster,
Twisk en Oostwoud.
Op voorstel van den heer Jn. Zijp Ez.
zal de Commissie ook trachten eenige
gegevens te verkrijgen omtrent de zoo
genaamde ongelukken bij het kalven der
koeien;
b. omtrent de proeven bij mestvee
deelt de heer Dr. v. d. Zande mede, dat
de proef wel is genomen, doch dat er
nog geen gelegenheid is geweest, de
uitkomsten na te gaan- Voorloopig is
de indruk dat er alleen verschil is te ont
dekken in de massa los vetanders
heeft de proef geen noemenswaardig
verschil doen opmerken. Proeven zijn
genomen met gebruik van buitenlandsche
mestkoeken, en oud-holl. koeken-
c. omtrent de proeven tot bestrijding
van unjer en de proefvelden-pootgoed-
aardappelen, deelde de heer C. Nobel
mede, dat voorloopig nog niet veel is te
z®8&en) omdat de proefnemingen nog
niet afgeloopen zijn. Verleden jaar is
de proef genomen op het land van den
heer Govers, wiens vee nu het hooi
gebruikt heeft, op dat land geteeld;
gebleken is, dat dit hooi door de'
kunstbemesting, als voedsel voor het vee
geenerlei nadeel had bekomen.
Bij de proef met pootgoedaardappelen
is gebleken, dat de lijsten verleden jaar
niet voldaan hebben en zullen die
ditmaal anders ingericht worden.
Dr. Scheij deelde nog mede, dat hem
bij een tocht door Friesland gebleken
was, hoe men daar met succes het gras
van unjerland inkuilde, door welk proces
het unjer absoluut geen nadeelig gevolg
als veevoeder had.
De heer Govers meent toch, dat het
zaak is, te onderzoeken, hoe het mogelijk
is unjer het best uit te roeien, omdat
dan bij betere bemesting dat hooi op de
gewone manier gewonnen en vervoederd
kan worden.
De heer Jn. Zijp Hz. merkt nog op,
dat van unjer in 't hooi door hooge tem
peratuur (broeiing P) het nadeelig gevolg
verdwijnt.
Volgde nu de pauze.
Bij acclamatie werd Purmerend aan
gewezen als de plaat», waar de alg. vergad.
'D a' 8* Se^0Uden zal worden.
Tot afgevaardigde naar de Vergad. van
het Ned. Paardenstamboek werd de heer
\V. Teengs benoemd.
Tot leden van het Bestuur werden
gekozen de heerenJ, J. Winkel van
Nibbixwoud, G. Bos van Ouddorp en
Brander van Hoogcarspel.
Tot afgevaardigde naar het Landhuis-
houdkundig Congres werd gekozen de
heer C. Oortman Gerlings van Hoorn.
Tot Voorz. van H. Nkw. werd gekozen
de heer J. Breebaart Kz.
Na de pauze werden de volgende
Bestuurs-voorstellen ingeleid
a. Om mede te werken tot verkrijging
van verplichte stierenkeuring; hierover
deelde de heer C. Wijdenes Gz. mede,
dat in aansluiting op een in de vorige