Brieven uit de ïaasstad. Zondag 14 April 1901. 45ste Jaargang No. 3618. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Binnenlandse!) Nieuws. Jl COURANT. CCXXXIII. Rotterdam, 11 April 1901. Onze stadgenoote de Maasbode, die in den regel heel weiüig aan tooneel doet, verraste ons de vorige week met een aankondiging van een nieuw stuk in den Tivoii-schouwburg, „Electra", van den Spaanschen schrijver Galdos. Eerlijk gezegd, ik dacht dat de Maasboderedactie nooit tooneelannonces of tooneelbiljetten las, zij bewees mij hiermede, dat zij ook nog over haar toch al omvangrijk invloedsgebied heen kijkt. Bijzonder vriendelijk was haar aankondiging van „Electra" niet, de meening ging er namelijk bij, dat de burgemeester, ter wille van de Katho lieke stadgenooten, deze vertooning be hoorde te verbieden. Gezien van het Maasbodestandpunt, is dit Maasbodeoptreden voor de Maas boderedactie een groot succes geweest. Be loco-burgemeester, zijnde de gemoe delijke wethouder Stadig, heeft volkomen gehandeld zóó als de Maasbode het passend vond, hij heeft een censuriëel onderzoek laten instellen en eerst toen 't hem gebleken was, dat er niets stootends in Electra passeerde, gaf hij verlof tot de opvoering, maar met een sterke politie wacht erbij, aangevoerd, of juister voor gezeten door een commissaris. Bovendien heeft hij de Maasbode inzage laten nemen van het betreffend politie-rapport, waar van althans de Maasbode een uittreksel gaf met een authentieke verklaring erbjj, geteekend door den voorzitter en secre taris van een Katholieke kunst ik meen kiesvereeniging, dat geen Ka tholiek zich aan Electra behoefde te stooten. Zoo heeft Rotterdam een censuur- historietje meer en dit zoo mal, zoo zot van gemoedelijkheid, dat het eigenlijk niet meer is dan een goeie Aprilgrap, door den vaderlijken loco in vollen ernst bedacht en uitgevoerd. Ons kunstleven onder toezicht gesteld van twee erentfeste Katholieke kiezers, de halve politiemacht op de been gebracht, wellicht in de bureaux klaargezet om een verwijzing naar tumulten bij Falka en De Non van KrakauIk betwijfel of in Kampen zooveel poehaai zou zijn gemaakt om clericale verontwaardiging om een stuk, dat in clericale landen door clericale overheden rustig is toegelaten 't Is ver makelijk van naïveteit en loco-burger va derlijkheid. Een Nurks is hij, die er zich boos om maakt. Inmiddels heeft de Tivoli-directie alle reden tot dankbaarheid jegens de Maas boderedactie. Zij heeft haar een zaal vol volk te danken. Het was een geloop om plaatsen, weergaloos in de jongste geschiedenis van Tivoli, dat in dit seizoen niet zooveel finantiëelen voorspoed schijnt te hebben gehad. Iedereen wilde iets van C. WENTLAND. 5. oooo „U is zeer goed. Mijn kleine is een echte wildzang, die hier op het pensionaat ieerst getemd moet worden," antwoordde 'Hersfeld, maar hij nam de uitnoodiging toch gaarne aan, blij op die manier zijn dochtertje nog een paar uur langer in zijne nabijheid te kunnen hebben. Toen de graaf 's avonds verscheen, vond hij de familie in de salon verzameld ook IRodach was aanwezig. Nu werd Hersfeld aan Gerda voorgesteld en hij vond hetgeen mevrouw Constance van haar had gezegd, geheel bewaarheid, en toch ook weer niet. Bekoorlijk? neen, bekoorlijk was deze trotsche, koude schoon heid niet, maar toch in de hoogste mate lboeiend, en in die overtuiging bleef hij, totdat hij toevallig de gravin gadesloeg toen ze haar glas ophief en zijn dochtertje toedronk. Toen vroeg hij zichzelf getroffen jaf, of dat wel hetzelfde meisje was, dat daar zooeven zoo trotsch en koud over allen had heengekeken en die nu met een har- telijkén, warmen lach naar zijn lief kind zag, dat, door mevrouw Constance daartoe aangemoedigd, op alleraardigste wijze baar eerste intrede in de kostschool ver telde. En plotseling begreep hjj het. Hij was oen goed menschenkenner en voelde hoe hier alles in elkaar zat. Dat meisje daar was niet koud en hoogmoedig,zij was warm van harte en hartstochtelijk, maar zij was ongelukkig, omdat zij een andere liefde verborg achter een trotsch gelaat. Nadat de tafel was opgeheven, trad hjj op Gerda toe en wikkelde haar in een lang gesprek; hjj voelde spoedig, dat zij zich meegenieten van de voorspelde relletjes, niemand wilde dèt verzuimen. Ik ben er óók geweest, belangstellend als ik ben voor de faits et gestes van ons openbaar leven. Ik houd ervan te kunnen meêvertelien hoe 't geweest is. Nu, eerlijk gezegd heb ik me bijzonder slecht geamuseerd. Een onbeduidend stuk, waaruit de merg schijnt wegge blazen als uit een soepbeen, een, op de hoofdpersone na, onbeduidende vertoo ning, maar een zaal vol menschen, die blijkbaar zat te hunkeren naar anti- clericalerigheden en die alles wat daar op leek, met prettigen geestdrift toejuichte. Een succes buitengewoon, maar een stuk dat geen verstandig mensch ook maar eenigermate kan hebben voldaan. Maar ik wilde niet daarover spreken. Tooneelcriticus ben ik niet. Eigenlijk is heel het voorgaande onnoodig voor mijn doel. Ik wilde 't namelijk hebben over de Arbeidswet artikelen 3 tot en met 11, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 20 Juli 1895, (Staatsblad 137). Daar staat geschrevenArt. 3 Het is verboden een kind benedeu 12 jaren arbeid te doen verrichten. Art. 4Bij algemeenen maatregel van bestuur wordt door Ons, hetzij onvoorwaardelijk, hetzij voorwaardelijk, verboden een persoon beneden zestien Jaren bepaalde soorten van arbeid te doen verrichten op grond van gevaren voor gezondheid of het leven welke die soorten van arbeid voor een persoon beneden de zestien jaren kunnen opleveren. Art. 5Het is ver boden den arbeid van een persoon beneden zestien jaren vroeger te doen aanvangen dan te 5 uur des voormiddags of later te doen eindigen dan te 7 uren des namiddags. Art. 7 Het is verboden een persoon beneden 16 jaren op Zondag arbeid te doen verrichten in fabrieken of werkplaatsen. Er staat nog meer in bedoelde artikelen, maar dit is voldoende. Wan neer ik niet een averechtsche wetsop- vatting heb, zijn alle deze bepalingen Zondagavond bij de opvoering van Electra, in tegenwoordigheid vaD een zeer sterke politiemacht openlijk over treden. In het tweede bedrijf nameljjk, aan het slot, verschijnt Electra als droge min Op den arm draagt zij een kind, een heuschelijk kind, een stumperd van nauwelijks anderhalf jaar. Zij droeg het hier met veel teederheid, knuffelde 't recht moederlijk Maar, het kind dat we even te voren achter de coulissen hadden hooren huilen, vond zich blijkbaar in de armen van de actrice weinig aange naam gesitueerd, 't Wrong zich los, richtte zich op, keek de zaal in, de holle, halfdonkere zaal. Op het slaperig gezichtje was toen, ik heb 't gezien en gevoeld, iets van angst, iets van schrik, de oogjes keken opengesperd die gruwbre lengte in en in ontzetting dloeg het juist tegenover hem gereserveerd hield en blijkbaar elk woord, dat zij hem antwoordde, van te voren scherp overdachten toen hij voorzichtig het gesprek op prins Detlev en haar verblijf in Gotha bracht, toen maakte zij kortaf een eind aan dat onder werp en daarbij keken haar groote oogen hem zóó spottend aan, dat de geslepen hoveling toch met een lichte verlegenheid kampte. Zij stonden onder het groote portret van de overleden gravin. Hersfeld bewonderde het voortreffelijk geschilderde portret en zeide dan ernstig „Uwe moeder stierf zeer jongzjj was niet alleen een mooie, maar ook een zeer edele vrouw." Het teeder schitteren in haar oogen was in tegenspraakmet het strakke, koele gelaat. Voor de eerste maal wendde zij zich tot hem met een vraag, waarin warmte en belangstelling lag „Hebt u mijne moe der gekend Nu scheen het ijs gebroken. En terwijl hij haar van de overledene vertelde en alle herinneringen ophaalde, had hij de genoeg doening te zien, hoe Gerda's blikken zach ter en zachter werden. Holmström, op wiens magere wangen dezen avond het rood der opgewondenheid lag, sloeg beiden gade. Hij hield de wei gering van zijne dochter wel is waar voor een meisjesluim, maar het deed hem toch groot genoegen te zien, hoe die twee zich met elkander verstonden. En dat wat hij meende te zien, bevredigde hem en ver vulde zijne ziel met hoop. „Binnen twee dagen denk ik te vertrek ken," had Hersfeld bij het afscheid gezegd, en met de oogen strak op de gravin geves tigd, erbjj gevoegd: „Ik hoop den groothertog een bepaalden termijn te kunnen meêdeelen, wanneer de familie Holmström in Cassel komt." Deze woorden had Gerda heel goed verstaan Overdag hoorde zij de uitdrukkingen van haar vader, die van de verloving als van iets dat gebeuren moes t,sprak dan zag zij het zorgvolle gelaat van tante Constance zich kind het hoofdje tegen de borst van de actrice, die toch zijn moeder niet was. Men zal me sentimenteel vinden, gezocht, flauw, 't kan me allemaal niet schelen maar ik kan in volkomen oprechtheid verklaren dat het optreden van dit kind mij bedroefd en gehinderd heeft. Wat hartelooze, kinderlooze menschen zijn tooneelschrijvers die het wagen kinderen op het tooneel te brengen, om een succesje van boven. Kinderen op het tooneel hinderen altijd, zijn altjjd storend voor de handeling, carricatuurtjes als zij een rol spelen, onbeholpen als zij figu- reeren, altijd paskwil lig, maar vooral wreed en meestal absoluut onnoodig. Hier althans was het kind, dat alleen maar overgedragen moest worden,vertóónd aan het publiek, beslist onnoodig, een requisiet in handen van de actrice, zeer wel te missen of te vervangen door iets in wat doeken en een sjaal gewikkeld. Toen dat arme slaperige kind even omkeek neen heusch, tegen zóó iets moet bezwaar worden gemaakt. Laat de burgerij zich Zondagavond vermaken met slechte stukken er zijn auteurs die ze schrijven en acteurs die ze spelen de burgerij is gauw tevreden, maar laat de jeugd erbuiten, een kind mkg niet gebruikt worden om indruk te maken op, of het genot te verhoogen van de uitgaande burgerij, dames en heeren, die met hun avond geen raad weten, 't Goed koop succes van „O jeetje, wat een stum pertje, nee' maar kijk dat kindje is Bravo, bravo 't kan best gemist worden. De kinderexploitatie is toch al groot genoeg, ook in onze stad, ze behoort bij tooneelvoorstellingen te worden tegenge gaan. En de Arbeidswet is er om het te beletten. Zeker, men kan ontkennen dat dit arbeid is. 't Kind wordt overgedragen, eventjes vertoond, et voilé, tout. Maar men kan, om een overtreding te consta- teeren, toch moeilijk eischen dat het wurm van achttien maanden een halt uur aan een molen draait. De stumperd wordt uit een slaapvertrek overgebracht, 's avonds laat,naar den schouwburg; wordt daar achter de coulissen gereed en waar schijnlijk wakker gehouden, wordt dan op een licht, dompig tooneel gebracht, wordt tenslotte in den nacht weer thuis gebracht. Dit geschiedt bij alle vertooningen. Als Electra honderd keer gaat, wordt dit kind honderd keer „gebruikt". Ik meen dat zoo'n avond het wurm meer inspant dan den vijftien-jarigen bengel een arbeid van uren. Maar bovendien, artikel 4 spreekt van gevaren voor de gezondheid of het leveD, en die zijn hier aanwezig. Ik weet niet of het kind ver van den schouw burg woont, maar Zondagavond regende het 's avonds en er woei een gure wind. Art. 5 verbiedt arbeid later dan 7 uur 's avonds, dit kind „trad" om half tien op. Art. 7 bepaalt dat geen arbeid op Zondag mag worden verricht, dit ge beurde in den avond van dien dag. afwenden, om heimelijk vergoten tranen te verbergen, of voelde zij Rodach's blikken op zich rusten, steeds met de harde uit drukking, die haar scheen te zeggenje moet, spartel niet tegeD, je weet immers dat je moet; cd 's nachts dacht zij aan 1 dat alles, dan hield het vurig verlangen aau haar legerstede de wacht, het vurig verlangen naar een zonnig gelaat, naar een stem zonder welks welluidenden klank zij niet meer kon leven. Die stem was haar levensbron geweest, het geneesmiddel voor haar leed gedurende haar jeugd. En dan wrong ze zich de handen in vertwijfeling en kreet in de donkerte rondom haar uit „Ik kan niet 1 Ik kan niet En den volgenden morgen, wanneer het koude leven weder op haar toetrad, voelde ze met schrikkelijke duidelijkheidje moet je moet wanneer je niet de moordenares van je vader worden wilt. Ook mevrouw Constance leed zwaar. Ook zij voelde den gruwelijken „dwang", maar haar hart, haar moederlijke genegenheid voor Gerda verzette zich genoeg daartegen en riepen leven tegen leven Hier een oud verdord leven, daar een jong, bloeiend welk heeft het grootste recht op het geluk En dan zeide zij zichzelf weer met onver biddelijke helderheid, dat Gerda, met een schaduw van schuld op haar ziel, toch niet gelukkig zou kunnen zijn. Zoo kwam de dag, waarop Hersteld zou vertrekken. Toen mevrouw Constance op dien morgen Gerda zag, ontstelde zij. Een eigenaardige strakheid lag er over haar trek ken, was er in al hare bewegingen. Con stance wilde haar in haar armen nemen, maar Gerda wilde niet en gaf een bediende een boodschap. Spoedig daarop liet Rodaoh zich bij Gerda aanmelden. „Gravin, wenscht u mij te spre ken Gerda ging zitten en Doodigde hem met een handbeweging uit plaats te nemen. „Wilt gij mij een vraag beantwoorden, naar uw beste weten en volgens uw ge weten „Ik ben tot uw dienst." „Is het, volgens uwe overtuiging van dokter, mogelijk dat mjjn vader liohamel^k De arbeidswet is hier toch zeker in minstens één opzicht overtreden. En als dat niet het geval is ik ben in wetsuitlegging geen held dan is het in elk geval ergerlijk. Loco-burgervader, politie-commissaris en nog andere autori teiten hebben het manuscript gelezen. De directie verklaart dat één zinsnede op haar verzoek is geschrapt. Wonderlijk dat hun toch zoo gemoedelijke zorg geen enkel bezwaar heeft gezien in het optreden van een stumperdje van ander half jaar. Ieder die kinderen heeft of van kin deren houdt, moet zich verzetten tegen dit soort kinderexploitatie. En wie het niet „erg" vindt, dien vraag ik zoudt gij uw eigen kind of het kind dat gij liefhebt, er voor leenen P Ik hoor het algemeen verontwaardigd „wel neen, zeker niet," op die vraag. Grapjes heb ik hooren verkoopen „Die is er vroeg bij". „Als die aan het tooneel gaat, later, rekent hij zijn tooneelloopbaan van dezen dag af' en dergelijken. De burgerij is grappig als ze uit is. Maar aan het goede hart en den goe den smaak van alle weidenkenden refe reer ik me bij de vraag, of het niet noodig is, dat eens en vooral, zeer beslist, optreden van kinderen in den schouw burg verboden wordt. Kinderen mogen niet gebruikt worden tot opluistering van de vermaken der burgerij. Als het verbod er is, zal voortaan de tooneelschrijver het wel moeten doen zonder de barre smakeloosheid en zijn trucjes ergens anders zoeken. Kan een verbod, een wettelijk verbod, niet worden gesteld, dan, meen ik, moet het publiek zelf, buiten den wetgever om, zich in het geval partij stellen, en verbieden wat zoo infaam leelijk, zoo onzedelijk en zoo brutaal is, dat alleen de meest bedorven of de meest botte smaak er een oogen blik iets anders in kan zien dan wat het wezenlijk is een laagheid, 13. Vergadering van den Raad van Anaa Paulowna, op Donderdag jl., 's avonds 7 uur. Aanwezig alle leden. 1 Vacature. Voorz. de heer C. R. Waiboer. Na opening en na het welkom te hebben toegeroepen, leest de Voorz het Koninkl. besluit voor, waarbij de heer J. Jelles, Secretaris der gemeente, is benoemd tot Burgemeester. De heer J. heeft bereids de vereischte eeden afgelegd in handen van den Commissaris der Koningin. Hierna spreekt de heer Waiboer den nieuwen Burgemeester ongeveer als volgt toeAls tijdelijk Burgemeester is aan mij de aangename taak, U 't welkom toe te roepen en U geluk te wenschen met het vertrouwen, dat H. M. de Koningin in u heeft gesteld. U is Bur- te gronde gaat, wanneer ik het aanzoek van den prins weiger?" Een oogenblik ademloos zwijgendan zeide Rodach, zonder een spier van zyn gelaat te vertrekken „Ik geloof, dat die vraag onnoodig is. U kent uw vader toch, gravin. Wanneer u den prins, en daarmede ook alle gunstige gevolgen, welke een verloving met zich zou brengen, afwijst,hebt u binnen zeer korten tijd geen vader meer." Gerda stond onbewegelijk. Het was haar onmogelijk aan te zien, of', en hoe diep dat antwoord haar had getroffen en welke uitwerking het op haar had. Met harde stem vroeg ze verder „En wanneer ik mij met den prins verloof, kunt ge mij dan de verzekering geven, dat mijn vader behouden blijft dat hij weer in staat wordt om iets te doen, al is het dan ook „misschien" „Naar menschenweten, volgens mijn over tuiging als dokter, ja." En wat bewogen ging hij voort„U zult mij moeten toe geven, dat onze patiënt reeds in de wei nige dagen sedert het aanzoek van den prins bepaald is opgeleefd." „Is dat niet enkel een opflikkering „Neen De aanvang van de beterschap ik zal een ezel zijn, wanneer ik mij in dit geval bedrieg." Zij was opgestaan. Er lag iets vermoeids, iets zwaars in hare bewegingen. „Ik dank uzeg mijn vader" ze brak af. „Ik zal hem zelf wel zeggen waartoe ik ben be sloten." In zijn oogen schitterde het triomfeerend. „En u zult een goed besluit nemen, gravin, want u weet waar uw plicht ligt en bent een echte Holmström." De blik, die over hem heengleed, was een leege, verlorene. Weinige seconden later stond Gerda voor Constance. „Ik heb een besluit genomen, en zal papa zeggen, dat de groothertog ons in den loop van de volgende maand in Cassel verwachten kan," zeide ze met een stem, die de oude dame door de ziel sneed „u moet me echter van te voren een ver zoek toestaan." gemeester geworden van een gemeente, die steeds in bloei toeneemt, eene gemeente echter, die voor hare innerlijke inrichting geheele toewijding zal ver- eischen. Ik beveel hare belangen ten zeerste bij U aan, en hoop, dat U daaraan moge meewerken evenals dat de heer Waller heeft gedaan. Verder, wat U persoonlijk aangaat, hoop ik, dat 't voor U zij een aangename werkkring. Met den wensch, dat 't moge blijken eene gelukkige keuze te zijn geweest, overhandig ik U de teekenen uwer waar digheid en verzoek U den voorzittersha mer over te nemen. Nadat de heer Jelles op zijn zetel heeft plaats genomen, zegt hij't Spreekt wel vanzelf, dat, toen de tijding mijner benoeming kwam, ik daarmede zeer vereerd was. Ik heb nu bijna 12 jaar in deze plaats gewoond, en in dien tijd is zij mij lief en dierbaar geworden. Ik zal niet vele beloften afleggen, maar één wil ik er wel doen dat ik zal trachten met U samen te werken, om den bloei dezer gemeente te bevorderen. En daartoe heb ik noodig uw aller steun en medewerking, die ik hierbij inroep. En waar de vergaderingen steeds zoo vriendschappelijk waren, daar vertrouw ik, dat dit zoo zal blijven voortgaan. In dit vertrouwen aanvaard ik mijne functie als voorzitter en zal plaats nemen in uwen Raad. Op voorstel van den Voorz. wordt goedgevonden, de notulen tot de volgende vergadering aan te houden. Echter was er nu één zaak nog te behandelen, en welontslag van den gemeente-ontvan ger (den heer Jelles). De heer Jelles verzocht om hem dat ontslag dadelijk te verleenen. Hij had er met heeren Wethouders over gesproken en dezen hadden goedgevonden, dat de functie tijdelijk zou zijn opgedragen aan Burgemeester en Wethouders, tot een nieuwe functionaris was verkozen. Geen der heeren heeft hiertegen be zwaren. Nadat Voorz. nog heeft medegedeeld, dat binnenkort weer eene vergadering zal worden uitgeschreven om de hangende zaken af te handelen, wordt de vergade ring na de gewone rondvraag, die niets oplevert, gesloten. Heerhugowaard, In de vergadering van Hoofdingelan den op den 9en is de heer P. Wonder Az. herkozen als Secretaris van den polder en als Heemraad werd benoemd de heer K. Blom, thans Hoofdingeland. Heerhugowaard. De reeks voorstellingen van de rede rijkerskamer „Harmonie", in het winter seizoen gegeven, is Maandag- en Woens dagavond geëindigd met de opvoering van het tooneelspel „Anna Worthman" en het blijspel „De inkwartiering bij Jaap Beijersch", Met succes zijn beide stukken, zoowel het ernstige tooneelspel, als het komische blijspel, weergegeven. „Mijn lief, lief kind, dadelijk is het je reeds toegestaan." Gerda lachte zonderling. „U is onvoor zichtig, tante, en ik houd u aan uw woord." „Je zult niets dwaas, of een onrecht van mij verlangen, Gerda De oogen van het meisje keken over haar heen het venster uit, daarheen, waar de torens der residentie uit den nevel opdoken. „Wat Is dwaas, wat Is een onrecht Het komt maar op de opvatting aan. Luister goed, tante, opdat ook u mij begrijpt. U kent mijn leven tot dusverre en u zult mjj gelijk geven,wanneer ik zeg dat het een plan tenleven is geweest. Het eenige jaar, dat ik mij gelukkig heb gevoeld, was, dat ik in Bevez ben geweest op de kostschool. Daar was ik onder jonge, vroolijke meisjes, daar vond ik Alice Römer, mijn eerste en tot dusverre mijn eenige vriendin; daar voelde ik dat ik jong was. Toen ik bij papa terugkeerde, toen was het mij alsof mijn bloed, dat nauwelijks geleerd had vlugger door mijne aderen te stroomen, weder langzaam stolde. Het is zulk een verkillende macht, die van hem uitgaat." Een rilling liep haar door de leden. Mevrouw Constance knikte treurig. „Ik weet het." „Toen ik dan Heinz hier. terugzag, werd mijn leven rijk, u weet hoe rijk, tante. Ik zag hem immers, hoorde hem zingen en zijn oogen, zijn kinderlachen zeiden mjj, dat hij nog de oude Heinz was, zijn edele, overleden moeder waardig. En toon hoopte ik ookDaar kwam het aanzoek van den prins „Ik moet het aannemen, u weet waarom. En nu ik het bindende woord spreken moet, is het mij, alsof alles wat mooi en goed is, voor mij verzinktals een kale, troos- telooze vlakte ligt het leven voor mij. Het is mij alsot ik van het leven zelf afscheid nemen moet. Begrijpt ge, wat het zeggen wil tante, afscheid te nemen van het leven voor men het genoten heeft Ik ben jong en mijn ziel is hongerig naar geluk. En éénmaal, één enkele maal voor ik mjjn doornenpad opga, wil ik gelukkig zjjn en u zult mjj daarbij helpen."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5