Oitet van raMpprs te lande,
INGEZONDEN.
Donderdag 30 Mei 1001.
45ste Jaargang No. 3(531.
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
AÜVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 8.Franco per post f 3.60.
Afzonderliikp nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bekendmakingen.
Gemeente Sc hagen.
Bekendmaking*.
Kennisgeving.
FEUILLETON.
Een inwoner van Kolhorn.
Binnenlandsch Nieuws.
ARIT
Mntititif- Uiiümiin
BureauSCfSAGK.%T,.£,aan, 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W I K E L.
De Burgemeester van Schagen herinnert, ter voor-
koming v,.n bekeuringen, de ingezetenen aan den
inhoud van art 73 der algemeene politie-verordening
voor de gemeente, luidende als volgt
„Binnen de kom der gemeente is
het verboden, in het water of^op het
ys haardasch, vuilnis ol iets derge
lijks te werpen, of het water of het
ps op eenige wijze te verontreinigen.
Overtreding van dit verbod is stiafbaar met eene
geldboete van ten hoogste f 10.of hechtenis van
ten hoogste 2 dagen.
Schagen, 10 Mei 1901.
De Burgemeester,
H. J. POT,
De Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders van Schagen
Gezien artt 94 en 95 der algemeene politie-verordening
voor die gemeente
brengen ter algemeene kennis, dat in het be-
laug der openbare gezondheid alle verzamelingen
van afval, vuilnis, mest of dergelijke stoffen, zich
bevindende op de erven of andere plaatsen in de kom
der gemeente, moeten zgn opgeruimd vóór 1 Julia, s
Op behoorlijk afgedekte mestvaalten, zich bevindende
op erven by boerderijen, is deze bepaling niet van
toepassing.
Nalatigheid met betrekking tot het vorenstaande
i\ strafbaar met eene geldboete van ten hoogste f 25
of hechtenis van ten hoogste zes dagen.
Schagen, 28 Mei 1901.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
(get.) H. J. POT.
De Secretaris,
(get.) DENIJS.
rVationale Militie.
Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen
ter kennis van belanghebbenden, dat het onderzoek
vin de in die gemeente verblgfhondende verlofgangers
der Militie te land, voor zoo verre zij vóór den
1 April 1901 in het genot van onbepaald verlof
waren gesteld, zal plaats hebben te Schagen, op
Woensdag, den 19 Juni 1901, des voormiddags ten
9 ure. en dat mitsdien op evengenoemd tijdstip zich
voor dat onderzotk aan het Raadhuis aldaar moeten
bevinden de onderstaande personen
Liciitino. Namen en Voornamen. Korps.
1894 Graaf de Arie le reg. inf.
1895 Dekker Pieter 4e reg. vesting
1895 Jong de Gerrit idem.
1895 Wit de Gerrit reg. Gren. en Jagers.
1895 Visser Hark 2e reg. veld
1895 Jonghde Anthonie 4e reg. vest.
1896 Melker Cornelis Jobannis idem.
1896 Weeland Maarten le reg. inf.
1896 Bakker Pieter idem Verlof om 1
jaar naar Duitsch-
laDd te gaan.
1896 Hollander Jacob le reg. inf.
1897 Bakker Cornelis le reg veld.
1897 Graaf de Pieter 4e reg. vest
1897 Smit Cornelis idem.
1897 Keet Theodorus A. J. idem.
1897 Broekhuizen Pieter idem.~^
1897 Houtkooper Martinus korps torp.
1897 Zeeman Jan le reg. inf.
1898 Deutekom Hendricua idem.
1898 Ploeger Nicolaas Joseph 4e reg. vest.
1898 Dekker Johannes idem.
1899 Stompedissel Hayo 2e comp. IIosp.
1899 Groen Cornelis le reg. inf.
1899 Saven Jacob idem.
1899 Straaleu van Willem A.A. idem.
1899 Post Hendricns A 2e reg. veld.
1900 Leeuwen van Johan A 4e reg. vest.
Zoomede de verlofgangers, in de termen voor het
onderzoek vallende, welke zich vóór den datum der
inspectie alsnog van elders in de gemeente komen
vestigen.
Belanghebbenden worden verder herinnerd, dat zg
moeten verschgnen in uniform gekleed en voorzien
van de kleeding- en uitrusting-stukken, hnn bij hun
veitrek met verlof medegegeven, alsmede van hunDe
zakboekjes i dat zg, in unilorm zijnde, onderworpen
zgn aan het reglement van krijgstucht, en zich bij
veiznim, nalatigheid of wangedrag blootstellen aan
arreststiaffen van twee tot zes dagen, alsmede aan
oproeping tot werkelgken dienst voor den tgd van
drie tot zes maanden.
Schagen, den 17 Mei 1901.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
H. J. POT.
De Secretaris,
DENIJS.
(Niet geplaatste ingezonden stukken wor
den nimmer teruggegeven
zeker beduidende kosten na zich slepen, en nu is het
wel opmeikelgk dat, in de meeste gevallen, die men-
schen het hardst om het aanstellen van gesalariëerden
roepen voor rekening van de gemeenschap, die, in den
regel, aan die gemeenschap weinig of niets betalen.
Wanneer echter alle gemeenscha;sgevoe) ophoudt,
laten wg dan geen verplichte, maar ook geen gesala
rieerde brandweer aanstellen maar nog een stapje
in die richting verder gaan, en aldus redeneeren t
wat verbrandt, dat verrot nietlaten zg die hnizen
hebben, zich zoo boog assureeren, dat zij, als deze ver
branden, in plaats van de onde, nieuwe kannen kau
wen zonder dat zg er maar een cent behoeven bg te
leggen
Zoolang er evenwel nog genoeg goedgezinden zgn,
die zich verplicht gevoelen elkander in tijd van
nood te helpen, zullen dezen wel verplicht zijn, zich
aan te sluiten, en desgevorderd met een reglement
of verordening in de hand, enkele loomen ol onverschil
ligen te dwingen óók hnn plicht te doen.
Zooals terecht in de bovenaangehaalde raadszitting
door den voorzitter werd opgemerkt, worden bg voorko
mende gelegenheden, wanneer het ergste gevaar geweken
is, toch alreeds menschen tegen lliuk loon voor het
verdere blnsschingswerk aangesteld.
U bij voorbaat dankende voor de plaatsing, mgn-
heer de Redacteur,
Uw Dar.
T. I£oomen Az.
Aan een belangstellende.
Mpheer de Redacteur!
Met belangstelling las ik in uw blad van 26 Mei
j. 1. het verslag der gemeenteraadszitting van Bar-
singerhorn, gehouden op 25 dezer.
In mijn kwaliteit als brandmeester te Kolhorn trok
bijzonder mgn aandacht het door de Vereeniging
„Denk en Doe" te Kolhorn ingezonden adres, i. z. een
herziening van het reglement op den brandspuitdienst,
en tevens op de aanstelling van een vaste, bezoldigde
brandweer, en de daarop in den Raad gevolgde deli-
beratiën
Wat het eerste gedeelte van dit adres aangaat,
ben ik het omtrent de herziening van het reglement
geheel met adressanten, en wat het tweede gedeelte:
het aanstellen van een vaste, bezoldigde brandweer;
betrelt, geheel met B. en W. eens.
Wanneer het gemeentebestuur het recht heeft, ieder
burger, die daarvoor in de termen valt, op le roepen,
om, bij braDd, behulpzaam te zgn dezen zoo spoedig
mogelijk te blusschen, en, in het belang der gemeen
schap, te trachton grooter onheilen te voorkomen, dan
zul med wel genoodzaakt zijn hen, die van dat belang
niet zgn doordrongen, te dwingen hnn plicht te doen,
door niet alleen een reglement op den brandspuitdienst
te ontwerpen en vast te stellen, maar bij voorkomende
gelegenheden daaraan de hand te houden.
Nn is het mij evenwel niet recht dnidelgk, hoe de
bediening der spuiten zou kunnen winnen door
het bedienend personeel te verkleinen, zocals door de
heeren Raat en Beers werd voorgesteld.
Wanneer bg een brand van eenige beteekenis, in
de bebouwde kom van het dorp bijv, hun stelling
werd toegepast, dan zou deze zeer zeker niet aan de
gf8telil« verwachtingen beantwoorden.
Meer heil is zeker te verwachten van een toevoe
ging aan "bedoeld reglement, waarbij iedere hoofdman
mede aansprakelgk wordt gesteld voor het niet na
komen der verplichtingen in deze van hunne onder-
hoorigen, en daarop flinke boeten worden gesteld en
toegepast
Dit zal den welgezinden, en zoo zgn er ook nog ge
noeg onder hen, die nn jnist niet altijd het meeste
hebben te verliezen, ten goede komen, en het blns
schingswerk bevorderen.
De redeneering dat zg, die geen huis in eigendom
hebben, bij brand ook niets hebben te verliezen
en dus ook niet bij het blnsschen ervan behulpzaam
behoeven te zijn, gaat toch zeker niet te best op.
Of kunnen die menschen er aan winnen, wanneer
door nalatigheid, of onverschilligheid eigendommen
voor de gemeenschap verloren gaan
Hebben die juist soms, in andere gevallen behalve
brand, weer niet de hulp noodig van die anderen
welke zy nu meenen niet te moeten helpen
Afgescheiden van de groote bezwaren, bg het aan
stellen van een vaste, bezoldigde brandweer, met het
oog op de uitgestrektheid der gemeente, zou dat
Kolhorn, 26 Mei 1901.
Minheer de Redacteur!
Toen ik in Uw blad van Zondag 26 Mei las het
berichtje, dat het bestuur van den motordienst
Kolhorn - Schagen zich per adres tot het bestuur va» den
polder Schagen zou wenden met het verzoek het
vaarwater van de Hoep tot het slni8je aan de Nes
20 c.M. uit te diepen, of het peil van den polder met
20 cM. te verhoogen, dacht ik er zoo eens over, of
ook de mogelijkheid kon bestaan, de belangen van
den motordienst en van de andere betrokkenen te doen
samengaan
Het uitdiepen toch van het vaarwater van de Hoep
tot het sluisje aai, de Nes zal geld moeten kosten en
dan- vraag ik ia het polderbestuur in dit geval wel
verantwoord, de ingelanden van den polder met lasten
te bezwaren niet in hun eigen belang, maar zeker
in het belang van enkele neringdoenden te Schagen,
die in den motordienst voor hunne zaken voordeel zien?
Beter zou het daarom te vinden zyn met het
verhoogen van het polderpeil met 20 c.M.
Het verschil in den waterstand van den Sohager polder
en den boezem der Schager Kogge-Strgkmolens is
in gewone omstandigheden 30 c M
Wanneer nu de Schager polder zijn peil met 20
c.M. verhoogde en het bestuur der Schager
Kogge-Stiijkmolcns zijn peil met 10 cl. ver
laagde, dun konden verschillende belanghebbenden
daarbij proüteeren.
Aldus handelende, werd de waterstand voor den
Schager polder en voor den boezem der Schager
Kogge-Strijkmolens gelgk. De Schager polder kon
zgn sluisje en den molen aan de Snevert vooralbtaak
verkoopen, en den molenaar, zoo noodig, laten baggeren,
of, misschien meer in den geest van het bestuurlijn
pensioen geven.
I Verder werd door het verlaagdo peil van den boezem
van de Schager Kogge-Strijkmolens met 10 centimeter,
Kolhorn bevrgd van het hooge water, wat, zelfs nu
nog, in het voorjaar, bijna op de tuinen en bleekjes
staat; een totstand, waarover vroeger telkens en telkens,
en met reden, bij het bestuur der Schager Kogge-
Strgkmolens werd geklaagd, en welke zeker, afgeschei
den van de schade, welke sommigen daardoor lijden,
wier tnin half verzopen ligt, ook niet is in het
belang van de gezondheid der bevolking van Kolhorn.
Wanneer reen op boveuaangegeven wijze de
belangen der verschillende betrokkenen wist te ver»
eenigon, dan zou dit zeker het in de vaart brengen
der motoiboot mogelijk maken.
Met dank voor de opname, Mijnheer de Redacteur,
Met ingenomenheid las ik uw vraag
in de Schager Courant en veronderstelde
dan ook, dat do handelaren in roet,
van wie er één zijne waren onder open
bare contróle gesteld beeft, en roet daar
dus ook onder behoort, met graagte deze
gelegenheid zouden gebruiken, alleen voor
reclame, om u de gevraagde inlichtingen
te verschaffen.
Zeker tot ons beider verwondering
heeft dit nog niet plaats gehad en wil
ik u dan nu eens weergeven, wat mij-een
goede kennis mededeelt.
Roet is een afvalproduct en bekend
als steenkoolroet en gewoon hout- en
turfroet. Beide hebben een verschillend
gehalte. Roet ontleent zijne waarde
aan het gehalte stikstof als
a m m o d i a k, dat wil zeggen als in roet
gemiddeld gevonden wordt 2% stikstof,
zal het eene waarde bezitten van
2 X f0.75 per 100 kilo (l°/0 stikstof als
ammoniak kost f 0.75.)
Steenkoolroet heeft een gehalte
van 2.4°/0 stikstof, iets phosphorzuur en
eenige kalkdeeleD, of te zamen f2 per
100 kilo!
Gewoon roet heeft bijna een ge
halte van 2% stikstof, ongeveer evenveel
phosphorzuur als steenkoolroet, doch
grooter kalkgehalte en ongeveer eene
waarde van f 1.85 per 100 kilo.
Gewoonlijk worden deze beide soorten
verhandeld in mudden of zakken 40 kilo,
zóó, dat zulk een zak roet eene waarde
zoude hebben van f 0.80.
Bij H. H. schoorsteenvegers in de steden
is roet echter duurder en wisselt de prijs
at van fl.voor Steenkoolroet en f 1.25
voor het gewone soort. Eigenaardig ver
koopen zij dit niet naar de waarde en
ook niet naar gehalte.
Nu nog iets over de toepassing.
Indien er aangebracht wordt per Hectare
150 kilo zwavelzure ammoniak
met een gehalte van 20% stikstof f 0 75,
brengt men 30 kilo stikstof aan voor
eene waarde van f 22,50, wat eene zeer
goede werking kan geven, en zal men
dus,om van Steenkoolroet een even
goed resultaat te verkrijgen, moeten aan
brengen 1200 kilo, of 30 zak van
40 kilo, of k f 1.(stadsprijs) f30.—,
van gewoon roet 1520 kilo of 38
zak a f 1.25 (stadsprijs) f 47.50.
Met deze voorlichting was hot mij
niets vreemd, dat men „ten alle tijde" per
H A. 160 kilo of 4 zak roet k f 1.25
i (stadsprijs) zouden kunnen aanbrengen
doch ook ditmoohtde werking niet scha
den, de voordeelen al evon g r o o t zul-
len zijn alsof men over een geheel e
j II. A. aanbrengt 20 kilo Chi lisalp e-
I ter ot 15 kilo zwavelzure A m-
moniak, of één wagen goeden
stalmest.
Dankend voor de plaatsing,
Uw Dw.
Een Medebelangstellende.
Tijdens het hevig onwe-
der van j.1. Zaterdag is de Hervormde
kerk te VV ieringerwaard door
den bliksem getroffen. Welken weg het
hemelvuur beeft genomeD, is moeilijk
na te gaan. In den muur boven de ga
lerij, waarop het orgel is geplaatst, is
een gat ter grootte van 3 d.M-., de zol
der boven het uurwerk is beschadigd,
de wijzerplaat aan de zuidzijde gebarsten
en een stuk er van in een nabijzijnden
boom geslingerd. Van eenig begin van
brand is echter geen spoor te vinden.
Zondagmorgen werd op
het erf van den heer T. Koomen te
Waardpolder een postduif ge
grepen, die blijkbaar te vermoeid was om
verder le gaan.
Op een ringetje om den rechterpoot
staat BV 1891. No 6681.
In de weide van den heer
Spaans aan de Kreil, gem. Barsinger-
horn, werd, gedurende het hevige onweder
van Zaterdagavond, een schaap gedood.
ALKMAAR, 25 Mei.
Bestuurdoren van het Hoogheemraad
schap der Uit waterende Sluizen in Ken-
nemerland en Westfriesland, die reeds
vroeger voor pensionneering hunner be
ambten zorg droegen, hebben thans een
besluit genomen, waardoor bij overlijden
aan do nagelaten betrekkingen een be
langrijke som in eens zal worden uitge
keerd.
Geen kiezertoch can-
d i d a a t
Te LEEUW ARDEN doet zich het
geval voor, dat de candidaat voor de
Tweede Kamer van do „Soc.-Dem. Ar
beiderspartij", de heer G. W. Melehers,
niet op de kiezerslijst voorkomt, omdat
hij heeft verzuimd zich als kiezer op te
geven.
Dat is echter geen beletsel om hem,
wordt hij gekozen, als Kamerlid toe te
laten. Art 84 der Grondwet toch bepaalt
uitdrukkelijk, dat alleen vereischt wordt,
„dat men mannelijk Nederlander zij, niet
bij rechterlijke uitspraak de beschikking
of het beheer over zijn goederen hebbe
verloren, noch van do kiesbaaiheid ont
zet zij en den ouderdom van 30 jaren
vervuld hebbe".
Als de heer Melehers aan deze ver-
eischten voldoet en dat zal hij wel
hindert het niets of hij al geen kiezer is.
NOVELLE
van
MAX HIRSCHFELD.
6. o-o-o
Edgar wilde nog verder uitwijden, maar
toen hij in de mooie oogen van Edith keek,
schold hij zichzelf een ezel, dat
hij praatte en filosofeerde waar hij kon
kussen. Nadat hy zijn schade zooveel mo
gelijk had ingehaald, meende Edith in haar
gewetensangst weder roepende stemmen te
hooren en verklaarde met nadruk, dat ze
nu gaan moest.
„En wanneer zien we elkaar weer
vroeg Edgar.
„Ik weet het niet misschien in
't geheel niet meer."
„Zien we elkaar nu voor de laatste maal
zeide Edgar met een fijn lachje.
„Misschien."
„Laat ons dan ons laatste samenzijn
zooveel mogelijk verlengen."
„Waar is dat goed voor? Hoe langer
wjj bij elkaar zijn, des te zwaarder wordt
do scheiding."
„Ik heb nog zooveel met je te bepraten."
„Kunnen we dat niet morgen, of over
morgen
„Jij vergeet dat dit de laatste maal
is. Maar nu ernstig, wij moeten een
besluit nemen. Ik kan zonder jou niet
leven en jy
In plaats van te antwoorden, greep
Edith zijn hand, vlijde zich tegen hem
aan en legde haar kopje tegen zijn borst.
Daardoor ontstond er weer een lange
pauze, totdat Edgar voortging
„Men zal aan geen van beide kanten
aan onze smeekbeden gehoor geven. Ik
vraag je daarom, overweeg mijn voorslag
eens ernstiglaat ons vluchten. Waarom
moeten we ons samenzijn stelen, met grooten
angst dat wy worden betrapt Laten wij
onze kleine zonden in één groote samen
vatten. Ik heb reeds over alles nagedacht.
Ons reisdoel zal Amerika zijn
„Stil, stil, Edgar, nu wil ik er verder
Diets van weten. Naar Amerika gaan im
mers die menschen, die workelyk iets mis
dreven hebben. Neen, zoo iets mag je niet
weer zeggen."
„Dat was voor honderd jaren zoo, mijn
kind, tegenwoordig gaat men naar Ame
rika, over den Oceaan, als toen over de
Oostzee van Stettin naar Königsberg. De
heele reis duurt nauwelijks een week."
„En moeten we dan in Amerika
leven
„Zeker, zoolang het er ons bevalt, of
zoolang tot onze ouders ons toestemming
geven om te trouwen. Ik heb reeds alles over
legd. Zelfs aan de geldkwestie heb ik
gedacht. Ik bezit een klein vermogen,
waarvan we minstens twee jaren kunnen
leven zeker, niet zooals we dat hier gewoon
zijn, maar toch zonder zorgen."
Edgar was van plan verder uit te wijden
over hetgeen hij dacht te doen, toen er
aan de andere zijdo van de poort, in het
park, werkelijk stemmen werden vernomen.
Nog een laatste omarming, dan snelde het
jonge meisje naar de poort en verdween
in het park.
HOOFDSTUK IV.
Het villa-kwartier, waarin de landhuizen
van Frendlin en de gravin stonden, sloot zich
dicht aan bij de voorname wijken van de
stad. Daarin waren de paleizen der rijken
maar weinig te onderscheiden van de huur
huizen, die van buiten in luxe met de
eersten trachtten te wedijveren. Van binnen
zag het er in die huurhuizen evenwel
anders uit.
Hier bemerkte men duidelijk, dat de
familiën haar bivak daar hadden opgeslagen
omdat ze in het voorname deel der stad
wilden wonen.
In zulk een huurhuis woonde ook de familie
Belgart; op een uit vijf zeer kleine kamers
bestaande derde etage. Aan de gemeen
schappelijke huiskamer was de positie en het
karakter der gansche familie kenbaar. Daar
stonden, naast een oudon, rijkbesneden
rococo-zetel, waarvan een poot los was, eenige
nieuwere stoelen van goedkoop soort. Aan
den wand hingen schilderijen van nul en
geener waarde, want de beste waren al
reeds lang verkocht.
Op een causeuse, waarvan het verbleo-
kend brocaat op sommige plekken reeds
kapot ging, zat in half liggende houding
een joDge man een sigaar te rooken. Zijn
gelaat was niet leelijk, en werd door een
weiverzorgden puntbaard versierd. Maar de
bleeke wangen en de vermoeide trekken
en de flauwe oogen verstoorden geheel den
j eersten gunstigen indruk.
De deur van een kamer ernaast werd
geopend en de majoor trad binnen, in het
overhemd, een chambercloak achter zich aan
sleepend, dien hy onder het spreken aan-
trok.
„Zoo zoo", zeide hij, „je rust weer eens
uit van je inspannénden arbeid."
„De appel valt niet ver van den boom."
„Wat een stomme streek", bromde de
majoor voor zich heen, „om mij met dien ben
gel in te laten. Dan moest ik toch eerst f
heb je een goede sigaar voor me
Zonder maar eenigszins van houding te
veranderen, haalde de jonge man eenige
in een sigarenzakje zittende sigaren uit
zyn zak en reikte die over.
„Daar, die mag je allemaal houden."
De majoor bekeek dit geschenk met ge
mengde gevoelens.
„Ik zou je liever van deze niet willen
berooven. Kan je mij er niet een uit je
eigen sigarenkoker geven
George von Belgart haalde, zichtbaar
boos, zyn sigarenkoker te voorschijn, nam
daar een sigaar uit en gaf die aan zijn
vader. Deze stak ze aan, knikte bevre
digd, ging zitten en zeide dan
„Ik kom je een nieuwtje vertellen. Ik
ben bij den ouden Frendlin geweest en heb
je boodschap overgebracht."
„Wat boodschap vroeg George, haastig
op beide voeten springend.
„Nu, ik heb je zet een gezicht als
een rechter van instructie."
„Van wat boodschap spreekt ge?" her
haalde George dringend.
„Nu, ik heb voor jou aanzoek gedaan
om Edith's hand."
„Wét Wét hebt ge gedaan Ge moet
niet den spot met mij drijven."
„Ik spreek de waarheid. Heb je het mij
dan niet- opgedragen
„Nnja....l En hoe isde zaak afgeloopen
„Slecht. Hij heeft het rondweg gewei
gerd."
„En Edith?"
„Was er niet by."
„Maar, hoe kondet gij u dan veroorloven
zooveel als ik mij kan berinneren, hebt
ge toch gezegd, dat ge hem eens wildet
polsen
Terwijl de majoor wilde antwoorden,
werd dezelfde deur andermaal geopend en
trad een jong meisje binnen. Het was eene
slanke, hooge gestalte, met een bepaald
knap gelaat, waarvan alleea de bleeke
teint onaangenaam opviel. Haar en oogen
waren donker. Zij was in het zwart ge
kleed en men had haar voor een treurende
kunnen houden, ofschoon daarvoor geen
enkele reden bestond.
„Hoor nu toch eens even, Arabella," zoo
wendde George zich tot zijne zuster, „wat onze
goede papa daar weer heeft uitgehaald. Hij is
naar Frendlin gegaan en vraagt daar kort
weg om de hand van Edith voor mij en
loopt heel natuurlijk een blauwtje op."
„Hij heeft het mij zeil opgedrongen,"
verdedigde de majoorzich. „Maar ik heb mij
dadelijk gewroken, doordat ik Frendlin de
verhouding tasschen Edith en Feldern onder
den neus gewreven heb."
„Ge deedt beter, vader," zeide Arabella,
„u in onze aangelegenheden niet meer te
i mengen. De weet, dat onze hoop alleen
daarop is gevestigd, een voordeelig huwelijk
te doen. En nu gaat gij heen en brengt
hinderpalen op onzen weg."
„Och watGeorge kan wel heel wat an
ders krijgen dan zoo'n burgermeisje. Daar
is bijvoorbeeld de kieine Hoffoa&Ln."
„Dat ging wèl, toen ik nog de uniform
droeg. Die Hoffmann was mal op een uni
form.Nu zal ze mij wel niet meer aankijken."
WORDT VERVOLGD.