NUS.
FEUILLETON.
De F
Zondag 14 Juli 1901.
45ste Jaargang No. 3644.
VI
h
TWEEDE BLAD.
De Thee-avondjes
bij M. A. G.
o n o graaf.
tV- Jt*
Schagen, 11 Juli 1901.
Een monsterverbond. Troelstra is fier en
Bronsveld wanhopig.Een gevaarlijke chris
telijkheid. Bram is zijn eigen vijand.Po
litieke generaals op non-activiteit.
Wie de schuldigen zij7i.De anti-li
berale kat. Iets tegen de mode.
Roosje huilt en Pieter Jelles
is galant. Van Houten en
een interviewer. De toe-
koinst. Sam en Pie
ter Jelles.Een kro
ning in Enge
land. Soorten
vaji kronen.
Eenpreek.
Amen.
Hoelang hebben wij elkaar al niet ge
zien, Nus, zei dominus Bronsveld, mij nog
eens hartelijk de hand drukkend, terwijl zijn
somber gelaat even in een lach van welbe
hagen trok.
En wij dan sprak Pieter Jelles, mijn
linkerhand grijpend.
Ziet hier, mijneheeren, welk een mon
sterverbond, riep ik lachend uit, Piet, Nus
en Bronsveld! Als dat de kiezers eens zagen
Monsterverbond waarom Monsterver
bond, dat is een verbond waarin Koomschen
zijn, elk ander verbond heeft niets monster
lijks, aldus Bronsveld, en zijn gelaat stond
weer somber en onverzoenlijk.
Nu, een socialist, een democraat en een
christelijk-historische, 't is nogal wèl.^
De christelijk-historische partij is dood,
zei Bronsveld, en zijn stem klonk heesch. Zij
is nu alleen historisch. En met deze Room-
sche regeering over ons dierbaar Vaderland
is heel het christelijke historisch geworden.
Niet zoo gauw den moed opgeven, do-
miné, zei Pieter Jelles. Ik ben óók gevallen
en ik ben toch heusch heelemaal niet ont
moedigd.
Maar je 'partij leeft nog
Dat zal waar wijzen riep Troelstra fier.
Zij leeft rijker dan ze ooit geleefd heeft.
En mijn partij is dood. Die zich Chris-
telijk-Historisch noemen, zijn volgelingen van
Kuyper geworden, dat wil zeggen, van den
Paus. Zij krijgen ook hun bevelen uit Rome,
door tusschenkomst van Schaepman. Ik heb
niets meer met hen van doen, ik wil ze niet
meer erkennen als politieke vrienden, 't Is uit
Troelstra en ik zwegen, getroffen. Roosje
draaide het theelichtje op en dan weer neer,
om zich een houding te geven.
Nu heb je een Christelijke regeering,
spotte Bronsveld. Wat zal het Christelijke
nu op-geld doen. Iedereen die een baantje
wil hebben, zal zich Christelijk noemen. Je
zult in Nederland den hals breken over de
Christelijkheid. Maar eerlijkheid, ho maar!
Dus u betreurt de liberale regeering
vroeg Roosje.
Wel wis en drie doe ik dat. De
liberalen doen het geloof geen kwaad, al
heeft Abraham de Groote dat beweerd. De
ViiIéii.
NOVELLE
van
17. MAX HIRSCHFELD.
„Neen," stamelde Arabella, „ik zoek u,
Edgar. Ik wil niet, dat dit dueldat
George je leed zal doen."
„Jij bent wèl goed," mompelde de jonge
man; hij sloot moede de oogen.
„Je gaat een zekeren dood tegemoet,
Edgar, en ik kkn en wil je redden. Één
woord van mij en George vraagt u, in tegen
woordigheid van getuigen, om vergeving."
Edgar sloeg de oogen op en keek haar
met groote verwondering aan.
„En dat zoudt ge voor MIJ willen doen
„Ja, wanneer gij
„Noem eerst uw prijs maar."
„Wanneer gij Edith niet trouwt
niet h a a r", zeide zij, haar woorden vlug en
hartstochtelijk uitstootend, als vreesde zij,
dat Edgar haar niet zou laten uitspreken.
„Ik wil mij niet meer aan u opdringen, gij
zult in 't geheel niets meer van mij hooren.
Maar niet Edith O, hoe haat ik haarMet
haar schijnheilig voorkomen werd zij, al
steeds, voorgetrokken; reeds op de kost
school. Waar zij kwam, begon men mij te
minachten
„Uwe moeite is tevergeefs geweest, freule.
Tot het duel ben ik besloten en ik wensch
het dus ook niet te doen verhinderen."
Hij ging naar het venster, keek een poos
vijanden van ons geloof, dat der Protestanten,
zijn de vrienden van Dr. Kuyper, de mede
werkers van Abraham.
Zoodat Abraham de vijand der Protes
tanten is veronderstelde Roosje.
Juist. Eormeel is het zoo. Ik was de
eenige verdediger van het Protestantisme en
ik ben een aanvoerder zonder leger.
- Een politieke generaal op nonactiviteit.
Dat ben ik óók, zei Troelstra.
O, maar jij komt de Kamer wel weer
in. Er komen plaatsen open van je tweemalen
gekozen vrinden. Eén ervan is voor jou,
zei ik.
Misschien. We hebben in elk geval
nog hard te vechten. Want er moeten nog
een paar liberalen óók in de Kamer geholpen
worden.
En dezen moeten juilie bestrijden vroeg
Bronsveld, nijdig.
Natuurlijk, dominé, antwoordde Troelstra
beleefd. Wij zorgen voor ons zelf. Hulp van
anderen hebben wij niet te wachten, tenminste
niet dadelijk.
Weet je wel, dat juilie eigenlijk de
schuld zijn van de overwinning van Rome
en Dordt, juilie socialisten?
Och kom, dominé
Ja, stellig. Juilie socialisten drijven al
maar aan op hervormingen, dure sociale
maatregelen. Je hebt de liberalen aangezet,
opgehitst en de regeering-Borgesius is ermee
begonnen. Maar toen kwamen de geldlui,
tevens lui van invloed, die bang voor hun
geld werden en dus liever een zoogenaamd
Christelijke en dus niet vooruitstrevende
regeering hadden.
Nu ja, als u 't zóó bekijken wilt, zei
Troelstra. Wees blij, dat wij de liberalen de
richting naar de rechtvaardigheid gewezen
hebben. Over vier jaren zullen de kiezers
begrepen hebben, dat zij die richting insloe
gen en hen opnieuw op het kussen helpen.
De regeering van Rome en Dordt is maar
tijdelijk.
Dat denk en hoop ik óók, zuchtte Brons
veld. Maar vier jaren is lang, ze kunnen zoo
veel kwaad doen in vief j aar
Komt heeren, laat den moed niet zakken
vermaande ik. 't Is nu eenmaal zóó, en we
moeten er ons voorloopig in schikken. Laten
we de anti-liberale kat maar uit den regee-
gingsböom kijken en onze ziel in lijdzaam
heid bezitten.
Daar doe 'k aan meê, zei Pieter Jelles.
We zullen ons gezellig theeavondje maar niet
bederven.
Ons stemrecht is intusschen verder af
dan ooit, klaagde Roosje.
Gelukkig. Dat kan me een béétje ver
zoenen met den toestand, riep Bronsveld. Ik
ben tegen 't stemrecht der vrouw Laat de
vrouw beginnen zich onafhankelijk te maken
Onafhankelijk, dominé
Onafhankelijk van allerlei meeningen en
invloeden en vooral van de tyran koningin
mode. Zóó lachwekkend kan de mode n niet
toetakelen, of gij hangt het u aan 't lijf,
valsche achterstukken, twee hammen op uw
schouders, enzoovoorts. Zoolang nog vele
vrouwen uit ijdelheid of speculatie een groot
deel van het loon harer mannen en vaders
aan het lijf hangen, ben ik er tegen dat zij
staatsburgers worden.
Roosje zat ontdaan. Toen, zachtjes, begon
zij te huilen.
Dat heb je 'm kranig geleverd, dominé
zei ik. Om dauwdroppelen op dit roosje te
verwekken, moet je wat in je mars hebben.
Maar ik wii juffrouw Roosje niet zon
der hulp laten, sprak Troelstra galant. En
er volgde een betoog zijnerzijds, dat ik den
lezer kan sparen. Hij begrijpt wel zoo onge
veer, wat Troelstra zei. En hij kikkerde
Roosje zóó op, dat zij weer begon te lachen.
dat er weer een zonnetje scheen, en dat zij,
als ik er niet tusschen gezeten had, misschien
Pieter Jelles om den hals was gevlogen, wat
de reputatie van mijn theeavondjes had
kunnen schaden. Nu liep het met een. dank
baren glimlach af.
En om 't gezelschap aangenaam bezig te
honden, vertelde ik, hoe ik bij Van Houten
op bezoek was geweest, en hoe ik Van
Houten uit zijn humeur gevonden had.
Er was juist een interviewer bij hem ge
weest en hij had den man de trap afgesmeten,
't Gesprek was zóó gegaan
De interviewerMeneer Van Houten, ik
naar buiten, draaide zich dan om, en zeide
plotseling
„Ge moogt alles hooren. Gistermorgen
waren Edith en ik van plan te vluch
ten
„Mijn God!" steunde Arabella, de handen
ineenslaande.
„Ik was het niet met mijzelf eens, of ik
hier zou blijven om te duelleeren, of dat
ik, trots alles, op de vlucht zou gaan. Doch
ik besloot tot het duel, onverschillig hoe het
kon afloopen. Daar ontdekte Edith's vader
onze toebereidselen voor de vlucht, en hij gaf
zijne toestemming tot ons huwelijk."
Arabella drukte haar nagels in de palmen
van hare handen en keek Edgar strak
aan.
„Nu moet ik duelleeren", ging Edgar
voort, „want ik ben gedwongen in het
vaderlacd te blijven. Het duel te weigeren,
zou mij in mijne kringen belachelijk
maken en voor mijne burgerlijke vrouw zou
dat de positie nog maar onaangenamer
maken."
„Mot doze mededeeling hebt u mij een
dienst bewezen, graaf", antwoordde Arabella.
heesch. „Ik zal er nu veel kalmer onder zijn,
wanneer u iets mocht overkomen Ja, ik
geloof, dat ik zeer blijde zal zijn, wanneer
er iets niet goed afloopt.''
„Gij verbergt uw waar karakter iu'tge-
I heel niet."
„Nu niet, en nooit ook. Ik heb mijn liefde
i openhartig getoond ea toon u nu even open
mijn haat. In mijn aderen vloeit geen
molk. Met de studie van mijn karakter
I hebt ge u al heel weinig bezig gehouden,
maar ik mag mijze'f toch vleien met het
feit, dat ge mijn uiterlijk eens zooveel op-
merkzaamheid hebt betoond, totdat het
kom tot U als kiezer.
Van Houten: Ik boud niet van kiezers.
De interviewerDat weet ik en dat be
wijst uw Kieswet,
Van Houten U is onbeleefd meneer. Mijn
Kieswet is mijn eigendom
De interviewerMijn God, mijn familie
Van HoutenZoo heet het hoek, dat ik
eenmaal schreef.
•De interviewerHoe is 't mogelijk dat men
U zóó miskent, U, maker van zóó'n Kieswet,
schrijver van zoo'n boek.
Van HoutenDat zijn er twee.
De interviewerJa, en U erbij, dat zijn er
drie
Toen had Sam den man zijn deur uitge-
gooid.
Ja, Sam van Houten is eenmaal de meest
vooruitstrevende man in Nederland geweest,
zei Bronsveld. Net wat Troelstra nu is.
En zal Pieter Jelles in de toekomst óók
om zijn behoudendheid de gratie van alle kie
zers verliezen peinsde Bronsveld.
Wees daar gerust op riep Roosje vol
ijverig. Troelstra zal altijd met de vooruit-
strevendsten méégaan. Aan hun hoofd zal hij
loopen.
Niet zoo bout spreken, Roosje, waar
schuwde ik. Dat hebben ze van Sam ook
gezegd, indertijd. En nu zie je
Wat heden vooruitsti-evend is, zal morgen
behoudend zijn, preekte Bronsveld. De wereld
en de idééën gaan snel.
Inmiddels, lachte Troelstra, zal ik al
heel blij wezen, als de politieke illusiën, die
ik nu heb, vervuld zijn. Zoodra dat liet geval
is, zal ik niet meer wensclien en dan hoop
ik dus behoudend te zijn. Maar dat ik het
beleven zal, geloof ik niet.
Hebt u gelezen, dominé, dat in 't vol
gend jaar koning Eduard van Engeland zich
zal laten kronen vroeg ik, om 't gesprek op
wat anders te brengen. Dat is noodig, hè. Een
koning van zoo'n land verdient wel een kroon.
En alle pairs komen gekroond er bij. De bes
ten van de natie krijgen een kroon op.
Ik vind dat de Transvaal-oorlog de kroon
van het hoofd van alle Engelschen heeft af
genomen, sprak Bronsveld. Dat ze een kroon
noodig hebben, is dus nog al duidelijk.
Ik heb hoop, dat die kroon het volgend
jaar niet een regeei-ingsattribuut over Trans
vaal zal wezen, zei Pieter Jelles.
Ik óók niet, verklaarde ik. Wie weet, of
de heele Kaap niet uit dien kroonluister ver
dwenen is.
Het allerchristelijkste is, te wensclien,
dat de kroon zal kunnen worden opgezet door
een man, die van zichzelven mag verklaren
Ik en mijn volk hebben gedwaald, maar wij
zijn tot inkeer gekomen. Deze kroon siere het
hoofd van een man, die zijn volk in dwaling
is voorgegaan, maar die het nog te rechter tijd
heeft teruggebracht
Amen, zeiden wij op deze toespraak van
Ds. Bronsveld.
Meyers praatte maar voortdurend over den
moord. Hij leek wel een fonograaf, die slechts
met één cylinder werkte.
Zijne vrienden waarschuwden hem.
„Houd er nu eindelijk eens over op,
Meyers!" zeiden zij. „Je zult 't nog in je
hoofd er van krijgen. Je verveelt ons er
mee, en voor jezelf is het gevaarlijk. In
's hemels naam, praat nu eens over iets
anders
„Maar", hield Meyers aan „liet is toch
wel interessant, zich het vermoedelijke ver
loop van zoo'n misdaad voor den geest te
halen. KijkMoet het niet zijn toegegaan
zooals ik je beschreef?"
„Houd je mondWij hebben er genoeg
vanriepen zij.
Doch één hunner, Abels, liet hem praten,
moedigde hem zelfs aan en bleef hem in
zijne vrijgezellen woning bezoeken.
„Wat een levendige verbeelding heb je toch,
Meyers", zeide hij. „Dat had ik vóór dien
moord op Muller nooit achter je gezocht."
Meyers wreef zich de kin en staarde in
het vuur.
„Ja", mompelde hij „een mensch heeft
soms méér in zich, dan hij zelf wel wist
Zeg eens zou jij in, staat zijn een moord
te begaan
Abels bedacht zich even en antwoordde
toen
„Onder zekere omstandigheden ja-."
„Juist!" riep Meyers, met levendig hoofd
knikken. „Daar sla je den spijker op den
kop. Ik houd 't er voor, dat ieder mensch
er toe komen kan, als de omstandigheden
hem er maar toe dringen".
„Je hebt er toch zelf geen plan op, hoop
ik
Meyers staarde in het vuur.
„Wel neen, waarachtig niet. Waarom zou
ik Bedenk maar eens, Abels, wat een
moordenaar moet lijdenO, wat moet hij
lijden
Hij sloeg zijne handen ineen.
„Terwijl er naar hem gezocht wordt
meende Abels.
„En ook later nogIk verbeeld mij
altoos, dat hij behoefte moet voelen om het
aan iemand te biechten".
Abels trok zijne wenkbrauwen op, nam een
slok van zijn grogje, en vroeg na een poos
„In elk geval jij bent bij den dood van
je oom Muller niet slecht gevaren. Dat is
een troost, niet waar
Meyers verschoof zich en wreef zijne ma-
j gere kneukels.
i „O neen", antwoordde hij. „Wie had er
l kunnen denken dat zoo'n man geen testament
zou hebben nagelaten Ik had nooit anders
verwacht, dan dat mijn neef alles zou gekregen
hebben, tot den laatsten stuiver. Maar dat
zon toch een schandaal zijn geweest. En
hij was zoo sterk als een paard. Ik dacht al
toos dat hij mij wel twintig jaar zou hebben
overleefd."
Hij tuurde in de gloeiende kolen en zette
zijne voeten op den haardrand. Abels leunde
achterover en keek naar de ineengebogen fi-
guur. Beiden zwegen eenige minuten.
„Waarom heb je toch zijne kamei'S be
trokken vroeg Abels toen.
Meijers haalde zijne schouders op.
„Och, zoo maar", antwoordde hij. „Het zijn
mooie kamers. Zij stonden mij wel aan, en
nu kan ik er niet goed meer vandaan."
„Vreemd! Het zou mijne keus niet wezen",
mompelde Abels. „Hij was een onaangename
oude bullebak. Geen mensch heeft om hem
getreurd. Maar ik zou toch wel eens willen
weten, wie die moordenaar is geweest."
„Ik ook", zeide Meijers, in het vuur pokende.
„Het moet zéker iemand geweest zijn, die hem
haatte."
„Wel waarschijnlijk. Zou de justitie op
niemand vermoeden hebben
„Op niemandGeen spoor, geen aandui
ding niets."
„Dat denk je. Maar éénmaal komt het toch
uït."
„Praatjes riep Meyers. „De moorden die
ontdekt worden, die komen uit. Maar hoe
veel blijven er niet straffeloos
„Ik wed déze toch niet", zeide Abels.
„Misschien na jaren eerst door eene beken
tenis."
„Neen, nooit", zeide Meijers. „De slimste
speurhonden hebben het opgegeven. Ik ben
er zeker van, dat al hunne onderstellingen
glad mis waren. En wat je zegt van beken
tenis wie zou er zoo gek zijn, te bekennen
Abels stak een sigaar^fian.
„Hoe denk je dan eigenlijk, dat het gebeurd
is, Meijers vroeg hij. „Vertel het mij nog
eens."
j Meijers sprong op en draaide het gaslicht
neer. Hij draaide het zelfs, heelemaal uit en
stak liet niet bevende vingers weder aan.
„Vervloekt licht!Nu dan, hier vonden
ze hem liggen. Hier bij de deur."
i „Met een steek door het hart, niet waar
„Recht door hart", zeide Meyers. „De dolk
moet zijn als een degen wat de ware ma
nier is om een dolk te gebruiken."
„Waarom?"
„Omdat men zoo het wapen en den arm
in de volle lengte heeft."
„Hoe weet je dat zoo
„Dat heb ik eens gelezen jaren geleden
al. En mijne onderstelling is, dat er iemand
bij hem is gekomen, die door hem grof
gebrutaliseerd werd."
„Waarom grof gebrutaliseerd
„Dat lag in zijn aard. Hij brutaliseerde
iedereen. Hij was een ruwe, hatelijke vlegel
een beest. Ik ik had zelf een hekel
aan hem."
Abels glimlachte en dronk eens.
bewezen werd, door uw keuze, dat ik de
concurrentie met Edith niet kon volhou
den.''
„Mag ik vragen, vanwaar uw haat jegens
Edith afkomstig is? Hoeft zo u met haar
willen en weten ééas pijn gedaan
„Neen, zij heeft geen willen en weten.
Zij staat daar slechts in den glans harer
persoonlijkheid en wat zij zegt en doet, komt
slechts hierop neervereer mij Zij is zoo
zacht, dat ze geen enkel dier een haar zou
krenken, maar ze staat er lachend bij, wan
neer oen mensch het hart uit het lijf wordt
gerukt. O hoe haat ik haar I"
Met Edgar's onverschilligheid was het
gedaan.
„Waarom zegt ge mij dat?" riep hij boos.
„Zijt ge hier soms heen gesneld om mij
liet laatste uur te verbitteren Waarom
laat ge mij en haar niet met ru3t, die uw
weg nooit hebben willen kruisen?"
„Ik zou u daar genoeg op kunnen ant
woorden, maar mijn bediende geeft mij het
afgesproken teeken do andere heeren
zijn in 't gezicht. Elk verder woord vind
ik overbodig. Oogst nu. wat ge hebt ge
zaaid."
Zonder groet, zonder een enkel woord
te zeggen, ging ze hees, terwijl Edgar haar,
als door den bliksem getroffen, nakeek.
Weinige minuten nadat Arabella was
vertrokken, reden een paar rijtuigen voor,
waarin de secondanten, George von Belgart
en Dr. Aclter waren. Zij hoorden van den
herbergier, dat Edgar er al reeds was.
Grabow, Edgar's secondant, ging naar bin
nen en begroette hem. De poging om een
opgewekt gesprek te beginnen, stuitte af
op Edgar's volkomen onverschilligheid voor
alles wat er rondom hem voorviel. Zoodoende
„En wat toen verder vroeg hij.
„Nu toen moet het gebeurd zijn. Zij
moeten hier bij de deur tegenover elkander
gestaan hebben en op de plek, waar hij
den stoot kreeg, is hij ineens morsdood
gevallen."
„En de man die het deed
„De man die het deed? Wel, die is toen
eenvoudig weggegaan."
„Zon je denken dat hij er berouw van
heeft vroeg Abels.
Meyers schudde driftig zijn hoofd,
„Berouw Waarom zou hij er berouw van
hebben Zoo'n vent als Muller verdiende
niet beter. Dat durf ik zeggen, al was hij
mijn oom."
„Het verwondert mij wel", zeide Abels
glimlachend, „dat je, met zoo'n kwaden oom
in je geslachtslijn, zelf niet wat kwader
uitgevallen bent."
„O, je kent mij nog niet!" riep Meyers.
„ik ben niet veel mans maar ik geloof
dat ik desnoods nog wel wat anders zou
kunnen doen, dan schrijven en cijfertjes
zetten."
„Of praten in de fonograaf, hè zeide
Abels.
„Dat is voor de conversatie", zeide Meyers.
„ik praat dikwijls in die fonograaf, om mijne
eigen stem eens te hooren, als ik alleen ben.
En eens, wil je wel gelooven, heeft dat
dnivelsche ding eene alleenspraak van mij
opgevangen, zonder dat ik zelf er erg in
had".
„Werkelijk zeide Abels. „Dan moet je
wel raar hebben opgekeken, toen je 't aan
den gang bracht
„Ik dacht dat het de duivel wasriep
Meyers „en ik heb 't ding wel twintig
maal laten herhalen."
„Laat mij 't óók eens hooren, toe
„Neen, neen, nu niet, nu niet't Is onzin,
waarlijke onzin."
„Aardig toch, zoo'n machine", zeide Abels,
terwijl hij een cylinder van den schoorsteen
mantel nam. „Wat een vernuftige uitvinding
Al die keepjes beteekenen nu woorden, niet
waar 't Is wonderbaarlijk Wat staat
er op dézen hier
„Och, onzin. Je zoudt er niets van hegrijpen.
Zet dat ding weg."
„Toe laat mij toch eens hooren
Hij ging er mee naar de machine. Doch
Meijers rukt hem den cylinder uit de handen
en zette het ding tusschen de andere rollen.
Abels eebter had er met den nagel gauw een
merk aan gemaakt.
„En dus is die fonograaf je vriend in de een
zaamheid," zeide hij, „je kameraad, je ver
trouweling, zooveel als je biechtvader
Meyers knikte.
„Ik maak eene soort van autobiografie,"
zeide hij. „Om te verschijnen als ik dood
ben. Die zal uiterst interessant zijn en ge
weldig veel opzien baren."
„Waarom ze dan niet hij je leven nog in
het licht gegeven vroeg Abels.
„Neen. Ik hond er niet van over de tong
te gaan. Er zullen dingen in staan, die
machtig interessant zijn, maar die bij mijn
leven nog niemand behoeft te weten. Denk
je soms dat ik een heilig boontje ben geweest?"
„Volstrekt niet. Maar
„Denk je dat ik zoo goedig en onnoozel
ben, als ik er uitzie
„Juist omdat ik niet weet wat ik van je
denken moet, ben ik zoo benieuwd naar die
autobiografie van je Maar toe, Meyers
laat nu dien cylinder eens praten, 't Is
zeker een lievelingsstukje van je, wed ik
Iets erg griezeligs
Meyers grijnsde.
„Griezelig genoeg maar je krijgt het
niet te hooren Neem liever nog een
grogje."
En meteen schonk hij zichzelf wat uit de
flescli.
„Meyers", zeide Abels schamper „je
drinkt tegenwoordig te veel. Sedert je dat
geld van je oom Muller geërfd hebt, kijk je
i veel te diep in de flesch. Dat is niet goed
voor je, man
„Och watriep Meyers. ,,'t Kan geen
kwaad, 't Is goed om de zwarte buien te
verdrijven. Als men alleen zit weet je
ik kan in deze kamer soms een gevoel
hebben alsof ik spoken zag. Raar, hè
„Verhuis dan."
Meyers schudde zijn hoofd.
was Grabow blijde te kunnen heengaan
en hij begaf zich in gezelschap van Schnee-
berg en den dokter naar het bosch, om de
kampplaats af te meten en de andere toe
bereidselen voor het duel te treffen.
„Ziezoo", riep Grabow zijn beide metge
zellen toe. „Hier heb ik twee boomen, die
op den gewenschten afstand staan. Het is een
onaangenaam baantje dat we hebben, niet
alleen om liet weer, maar ook door de
weinige moraal, die er ia het gansche
zaakje zit."
„Ja", zeide Acker, „het moet dien armen
Feldorn buitengewoon onaangenaam te
moede zijn, nu de oude Frendlin zijne
inwilliging tot het huwelijk heeft gegeven."
„Wat Werkelijk riepen Grabow en
Schneeberg als uit één mond.
„Ja, heeren, zoo staan de zaken," ant
woordde de arts, blijde, nu weer eens
de overbrenger van een mooi nieuwtje te
kunnen zijn, „men vertelt elkaar in de stad
daarover de pikantste dingen. Edgar moet
Edith op een zwart paard hebben ontvoerd.
De oude Frendlin heeft daarop een vierspan
ingespannen, is hen nagereden en heeft
hen ingehaald. Eerst, beweert men, had
hij den graaf willen laten gevangennemen,
maar dan, door het smeeken en bidden van
zjn kind geroerd, heeft hij zijne toestemming
tot hun huwelijk gegeven.Natuurlijk is er van
de geheele geschiedenis geen woord waar.
Graaf Feldorn zal eenvoudig naarFrendlin zijn
gegaan en de hand hebben gevraagd van
zijne dochter en het ja-woord hebben ge
kregen. In den beginne verwonderde ik mij
daarover, want het is nog maar zoo kort
geleden, dat de oude Frendlin razend werd,
toen ik wees op de mogelijkheid van deze
verbintenis."
„Onder deze omstandigheden wordt het
reeds begrijpelijker," meende Schneeberg,
„dat hij weigerde het duel aan te nemen."
„Maar hoe kwam het toch, mijnheer de
assessor," vroeg de dokter aan Grabow,
„dat hij t mslotte inwilligde
„Nu, ik sloeg hem een bedenktijd voor
van twaalf uren, en hij nam dat aan. Toen
ik het antwoord ging halen, stelde hij zich
geheol ter beschikking van zijn tegenstan
der."
„En het slot
„Is in Gods hand, dokter."
„Maar, naar uw idee
„Belgart zal den graaf wel een klein
aandenken geven."
„Het schijnt wel, volgens uw meening,
alsof Belgart in zijn recht is, assessor."
„Dat meen ik niet, dokter. Aan zijn
zijde is niet het recht, wel de macht. Als
schutter met het pistool heeft hij niet
zijns gelijken".
„Een dergelijk duel moest door u niet
worden geduld."
Grabow haalde de schouders op. Schnee
berg antwoordde in zijn plaats
„Wat zon je dan wel willen? Bij derge
lijke gevallen als dit vraagt men niet naar
de sterkte van den tegenstanderer moet
bloed vloeien, aan dezen of aan genen kant.
Bovendien kan nog overeengekomen wor
den, dat, als Feldern schielea moet, de
afstand dan kleiner zal worden genomen.
Belgart heeft het eerste schot."
„Zoudt gij u, in de plaats van graaf
Feldern zijnde, koelbloedig tegenover uw
tegenpartij stellen?"
„Een mooie vraag. Zeker. Ik ben majoor
bij de reserve, dus soldaat. Koelbloedig
Uiterlijk ja. In elk geval zou ik vóór dien
OVJHAGEN.