NUS. FEUILLETON. De F Zondag 14 Juli 1901. 45ste Jaargang No. 3644. VI h TWEEDE BLAD. De Thee-avondjes bij M. A. G. o n o graaf. tV- Jt* Schagen, 11 Juli 1901. Een monsterverbond. Troelstra is fier en Bronsveld wanhopig.Een gevaarlijke chris telijkheid. Bram is zijn eigen vijand.Po litieke generaals op non-activiteit. Wie de schuldigen zij7i.De anti-li berale kat. Iets tegen de mode. Roosje huilt en Pieter Jelles is galant. Van Houten en een interviewer. De toe- koinst. Sam en Pie ter Jelles.Een kro ning in Enge land. Soorten vaji kronen. Eenpreek. Amen. Hoelang hebben wij elkaar al niet ge zien, Nus, zei dominus Bronsveld, mij nog eens hartelijk de hand drukkend, terwijl zijn somber gelaat even in een lach van welbe hagen trok. En wij dan sprak Pieter Jelles, mijn linkerhand grijpend. Ziet hier, mijneheeren, welk een mon sterverbond, riep ik lachend uit, Piet, Nus en Bronsveld! Als dat de kiezers eens zagen Monsterverbond waarom Monsterver bond, dat is een verbond waarin Koomschen zijn, elk ander verbond heeft niets monster lijks, aldus Bronsveld, en zijn gelaat stond weer somber en onverzoenlijk. Nu, een socialist, een democraat en een christelijk-historische, 't is nogal wèl.^ De christelijk-historische partij is dood, zei Bronsveld, en zijn stem klonk heesch. Zij is nu alleen historisch. En met deze Room- sche regeering over ons dierbaar Vaderland is heel het christelijke historisch geworden. Niet zoo gauw den moed opgeven, do- miné, zei Pieter Jelles. Ik ben óók gevallen en ik ben toch heusch heelemaal niet ont moedigd. Maar je 'partij leeft nog Dat zal waar wijzen riep Troelstra fier. Zij leeft rijker dan ze ooit geleefd heeft. En mijn partij is dood. Die zich Chris- telijk-Historisch noemen, zijn volgelingen van Kuyper geworden, dat wil zeggen, van den Paus. Zij krijgen ook hun bevelen uit Rome, door tusschenkomst van Schaepman. Ik heb niets meer met hen van doen, ik wil ze niet meer erkennen als politieke vrienden, 't Is uit Troelstra en ik zwegen, getroffen. Roosje draaide het theelichtje op en dan weer neer, om zich een houding te geven. Nu heb je een Christelijke regeering, spotte Bronsveld. Wat zal het Christelijke nu op-geld doen. Iedereen die een baantje wil hebben, zal zich Christelijk noemen. Je zult in Nederland den hals breken over de Christelijkheid. Maar eerlijkheid, ho maar! Dus u betreurt de liberale regeering vroeg Roosje. Wel wis en drie doe ik dat. De liberalen doen het geloof geen kwaad, al heeft Abraham de Groote dat beweerd. De ViiIéii. NOVELLE van 17. MAX HIRSCHFELD. „Neen," stamelde Arabella, „ik zoek u, Edgar. Ik wil niet, dat dit dueldat George je leed zal doen." „Jij bent wèl goed," mompelde de jonge man; hij sloot moede de oogen. „Je gaat een zekeren dood tegemoet, Edgar, en ik kkn en wil je redden. Één woord van mij en George vraagt u, in tegen woordigheid van getuigen, om vergeving." Edgar sloeg de oogen op en keek haar met groote verwondering aan. „En dat zoudt ge voor MIJ willen doen „Ja, wanneer gij „Noem eerst uw prijs maar." „Wanneer gij Edith niet trouwt niet h a a r", zeide zij, haar woorden vlug en hartstochtelijk uitstootend, als vreesde zij, dat Edgar haar niet zou laten uitspreken. „Ik wil mij niet meer aan u opdringen, gij zult in 't geheel niets meer van mij hooren. Maar niet Edith O, hoe haat ik haarMet haar schijnheilig voorkomen werd zij, al steeds, voorgetrokken; reeds op de kost school. Waar zij kwam, begon men mij te minachten „Uwe moeite is tevergeefs geweest, freule. Tot het duel ben ik besloten en ik wensch het dus ook niet te doen verhinderen." Hij ging naar het venster, keek een poos vijanden van ons geloof, dat der Protestanten, zijn de vrienden van Dr. Kuyper, de mede werkers van Abraham. Zoodat Abraham de vijand der Protes tanten is veronderstelde Roosje. Juist. Eormeel is het zoo. Ik was de eenige verdediger van het Protestantisme en ik ben een aanvoerder zonder leger. - Een politieke generaal op nonactiviteit. Dat ben ik óók, zei Troelstra. O, maar jij komt de Kamer wel weer in. Er komen plaatsen open van je tweemalen gekozen vrinden. Eén ervan is voor jou, zei ik. Misschien. We hebben in elk geval nog hard te vechten. Want er moeten nog een paar liberalen óók in de Kamer geholpen worden. En dezen moeten juilie bestrijden vroeg Bronsveld, nijdig. Natuurlijk, dominé, antwoordde Troelstra beleefd. Wij zorgen voor ons zelf. Hulp van anderen hebben wij niet te wachten, tenminste niet dadelijk. Weet je wel, dat juilie eigenlijk de schuld zijn van de overwinning van Rome en Dordt, juilie socialisten? Och kom, dominé Ja, stellig. Juilie socialisten drijven al maar aan op hervormingen, dure sociale maatregelen. Je hebt de liberalen aangezet, opgehitst en de regeering-Borgesius is ermee begonnen. Maar toen kwamen de geldlui, tevens lui van invloed, die bang voor hun geld werden en dus liever een zoogenaamd Christelijke en dus niet vooruitstrevende regeering hadden. Nu ja, als u 't zóó bekijken wilt, zei Troelstra. Wees blij, dat wij de liberalen de richting naar de rechtvaardigheid gewezen hebben. Over vier jaren zullen de kiezers begrepen hebben, dat zij die richting insloe gen en hen opnieuw op het kussen helpen. De regeering van Rome en Dordt is maar tijdelijk. Dat denk en hoop ik óók, zuchtte Brons veld. Maar vier jaren is lang, ze kunnen zoo veel kwaad doen in vief j aar Komt heeren, laat den moed niet zakken vermaande ik. 't Is nu eenmaal zóó, en we moeten er ons voorloopig in schikken. Laten we de anti-liberale kat maar uit den regee- gingsböom kijken en onze ziel in lijdzaam heid bezitten. Daar doe 'k aan meê, zei Pieter Jelles. We zullen ons gezellig theeavondje maar niet bederven. Ons stemrecht is intusschen verder af dan ooit, klaagde Roosje. Gelukkig. Dat kan me een béétje ver zoenen met den toestand, riep Bronsveld. Ik ben tegen 't stemrecht der vrouw Laat de vrouw beginnen zich onafhankelijk te maken Onafhankelijk, dominé Onafhankelijk van allerlei meeningen en invloeden en vooral van de tyran koningin mode. Zóó lachwekkend kan de mode n niet toetakelen, of gij hangt het u aan 't lijf, valsche achterstukken, twee hammen op uw schouders, enzoovoorts. Zoolang nog vele vrouwen uit ijdelheid of speculatie een groot deel van het loon harer mannen en vaders aan het lijf hangen, ben ik er tegen dat zij staatsburgers worden. Roosje zat ontdaan. Toen, zachtjes, begon zij te huilen. Dat heb je 'm kranig geleverd, dominé zei ik. Om dauwdroppelen op dit roosje te verwekken, moet je wat in je mars hebben. Maar ik wii juffrouw Roosje niet zon der hulp laten, sprak Troelstra galant. En er volgde een betoog zijnerzijds, dat ik den lezer kan sparen. Hij begrijpt wel zoo onge veer, wat Troelstra zei. En hij kikkerde Roosje zóó op, dat zij weer begon te lachen. dat er weer een zonnetje scheen, en dat zij, als ik er niet tusschen gezeten had, misschien Pieter Jelles om den hals was gevlogen, wat de reputatie van mijn theeavondjes had kunnen schaden. Nu liep het met een. dank baren glimlach af. En om 't gezelschap aangenaam bezig te honden, vertelde ik, hoe ik bij Van Houten op bezoek was geweest, en hoe ik Van Houten uit zijn humeur gevonden had. Er was juist een interviewer bij hem ge weest en hij had den man de trap afgesmeten, 't Gesprek was zóó gegaan De interviewerMeneer Van Houten, ik naar buiten, draaide zich dan om, en zeide plotseling „Ge moogt alles hooren. Gistermorgen waren Edith en ik van plan te vluch ten „Mijn God!" steunde Arabella, de handen ineenslaande. „Ik was het niet met mijzelf eens, of ik hier zou blijven om te duelleeren, of dat ik, trots alles, op de vlucht zou gaan. Doch ik besloot tot het duel, onverschillig hoe het kon afloopen. Daar ontdekte Edith's vader onze toebereidselen voor de vlucht, en hij gaf zijne toestemming tot ons huwelijk." Arabella drukte haar nagels in de palmen van hare handen en keek Edgar strak aan. „Nu moet ik duelleeren", ging Edgar voort, „want ik ben gedwongen in het vaderlacd te blijven. Het duel te weigeren, zou mij in mijne kringen belachelijk maken en voor mijne burgerlijke vrouw zou dat de positie nog maar onaangenamer maken." „Mot doze mededeeling hebt u mij een dienst bewezen, graaf", antwoordde Arabella. heesch. „Ik zal er nu veel kalmer onder zijn, wanneer u iets mocht overkomen Ja, ik geloof, dat ik zeer blijde zal zijn, wanneer er iets niet goed afloopt.'' „Gij verbergt uw waar karakter iu'tge- I heel niet." „Nu niet, en nooit ook. Ik heb mijn liefde i openhartig getoond ea toon u nu even open mijn haat. In mijn aderen vloeit geen molk. Met de studie van mijn karakter I hebt ge u al heel weinig bezig gehouden, maar ik mag mijze'f toch vleien met het feit, dat ge mijn uiterlijk eens zooveel op- merkzaamheid hebt betoond, totdat het kom tot U als kiezer. Van Houten: Ik boud niet van kiezers. De interviewerDat weet ik en dat be wijst uw Kieswet, Van Houten U is onbeleefd meneer. Mijn Kieswet is mijn eigendom De interviewerMijn God, mijn familie Van HoutenZoo heet het hoek, dat ik eenmaal schreef. •De interviewerHoe is 't mogelijk dat men U zóó miskent, U, maker van zóó'n Kieswet, schrijver van zoo'n boek. Van HoutenDat zijn er twee. De interviewerJa, en U erbij, dat zijn er drie Toen had Sam den man zijn deur uitge- gooid. Ja, Sam van Houten is eenmaal de meest vooruitstrevende man in Nederland geweest, zei Bronsveld. Net wat Troelstra nu is. En zal Pieter Jelles in de toekomst óók om zijn behoudendheid de gratie van alle kie zers verliezen peinsde Bronsveld. Wees daar gerust op riep Roosje vol ijverig. Troelstra zal altijd met de vooruit- strevendsten méégaan. Aan hun hoofd zal hij loopen. Niet zoo bout spreken, Roosje, waar schuwde ik. Dat hebben ze van Sam ook gezegd, indertijd. En nu zie je Wat heden vooruitsti-evend is, zal morgen behoudend zijn, preekte Bronsveld. De wereld en de idééën gaan snel. Inmiddels, lachte Troelstra, zal ik al heel blij wezen, als de politieke illusiën, die ik nu heb, vervuld zijn. Zoodra dat liet geval is, zal ik niet meer wensclien en dan hoop ik dus behoudend te zijn. Maar dat ik het beleven zal, geloof ik niet. Hebt u gelezen, dominé, dat in 't vol gend jaar koning Eduard van Engeland zich zal laten kronen vroeg ik, om 't gesprek op wat anders te brengen. Dat is noodig, hè. Een koning van zoo'n land verdient wel een kroon. En alle pairs komen gekroond er bij. De bes ten van de natie krijgen een kroon op. Ik vind dat de Transvaal-oorlog de kroon van het hoofd van alle Engelschen heeft af genomen, sprak Bronsveld. Dat ze een kroon noodig hebben, is dus nog al duidelijk. Ik heb hoop, dat die kroon het volgend jaar niet een regeei-ingsattribuut over Trans vaal zal wezen, zei Pieter Jelles. Ik óók niet, verklaarde ik. Wie weet, of de heele Kaap niet uit dien kroonluister ver dwenen is. Het allerchristelijkste is, te wensclien, dat de kroon zal kunnen worden opgezet door een man, die van zichzelven mag verklaren Ik en mijn volk hebben gedwaald, maar wij zijn tot inkeer gekomen. Deze kroon siere het hoofd van een man, die zijn volk in dwaling is voorgegaan, maar die het nog te rechter tijd heeft teruggebracht Amen, zeiden wij op deze toespraak van Ds. Bronsveld. Meyers praatte maar voortdurend over den moord. Hij leek wel een fonograaf, die slechts met één cylinder werkte. Zijne vrienden waarschuwden hem. „Houd er nu eindelijk eens over op, Meyers!" zeiden zij. „Je zult 't nog in je hoofd er van krijgen. Je verveelt ons er mee, en voor jezelf is het gevaarlijk. In 's hemels naam, praat nu eens over iets anders „Maar", hield Meyers aan „liet is toch wel interessant, zich het vermoedelijke ver loop van zoo'n misdaad voor den geest te halen. KijkMoet het niet zijn toegegaan zooals ik je beschreef?" „Houd je mondWij hebben er genoeg vanriepen zij. Doch één hunner, Abels, liet hem praten, moedigde hem zelfs aan en bleef hem in zijne vrijgezellen woning bezoeken. „Wat een levendige verbeelding heb je toch, Meyers", zeide hij. „Dat had ik vóór dien moord op Muller nooit achter je gezocht." Meyers wreef zich de kin en staarde in het vuur. „Ja", mompelde hij „een mensch heeft soms méér in zich, dan hij zelf wel wist Zeg eens zou jij in, staat zijn een moord te begaan Abels bedacht zich even en antwoordde toen „Onder zekere omstandigheden ja-." „Juist!" riep Meyers, met levendig hoofd knikken. „Daar sla je den spijker op den kop. Ik houd 't er voor, dat ieder mensch er toe komen kan, als de omstandigheden hem er maar toe dringen". „Je hebt er toch zelf geen plan op, hoop ik Meyers staarde in het vuur. „Wel neen, waarachtig niet. Waarom zou ik Bedenk maar eens, Abels, wat een moordenaar moet lijdenO, wat moet hij lijden Hij sloeg zijne handen ineen. „Terwijl er naar hem gezocht wordt meende Abels. „En ook later nogIk verbeeld mij altoos, dat hij behoefte moet voelen om het aan iemand te biechten". Abels trok zijne wenkbrauwen op, nam een slok van zijn grogje, en vroeg na een poos „In elk geval jij bent bij den dood van je oom Muller niet slecht gevaren. Dat is een troost, niet waar Meyers verschoof zich en wreef zijne ma- j gere kneukels. i „O neen", antwoordde hij. „Wie had er l kunnen denken dat zoo'n man geen testament zou hebben nagelaten Ik had nooit anders verwacht, dan dat mijn neef alles zou gekregen hebben, tot den laatsten stuiver. Maar dat zon toch een schandaal zijn geweest. En hij was zoo sterk als een paard. Ik dacht al toos dat hij mij wel twintig jaar zou hebben overleefd." Hij tuurde in de gloeiende kolen en zette zijne voeten op den haardrand. Abels leunde achterover en keek naar de ineengebogen fi- guur. Beiden zwegen eenige minuten. „Waarom heb je toch zijne kamei'S be trokken vroeg Abels toen. Meijers haalde zijne schouders op. „Och, zoo maar", antwoordde hij. „Het zijn mooie kamers. Zij stonden mij wel aan, en nu kan ik er niet goed meer vandaan." „Vreemd! Het zou mijne keus niet wezen", mompelde Abels. „Hij was een onaangename oude bullebak. Geen mensch heeft om hem getreurd. Maar ik zou toch wel eens willen weten, wie die moordenaar is geweest." „Ik ook", zeide Meijers, in het vuur pokende. „Het moet zéker iemand geweest zijn, die hem haatte." „Wel waarschijnlijk. Zou de justitie op niemand vermoeden hebben „Op niemandGeen spoor, geen aandui ding niets." „Dat denk je. Maar éénmaal komt het toch uït." „Praatjes riep Meyers. „De moorden die ontdekt worden, die komen uit. Maar hoe veel blijven er niet straffeloos „Ik wed déze toch niet", zeide Abels. „Misschien na jaren eerst door eene beken tenis." „Neen, nooit", zeide Meijers. „De slimste speurhonden hebben het opgegeven. Ik ben er zeker van, dat al hunne onderstellingen glad mis waren. En wat je zegt van beken tenis wie zou er zoo gek zijn, te bekennen Abels stak een sigaar^fian. „Hoe denk je dan eigenlijk, dat het gebeurd is, Meijers vroeg hij. „Vertel het mij nog eens." j Meijers sprong op en draaide het gaslicht neer. Hij draaide het zelfs, heelemaal uit en stak liet niet bevende vingers weder aan. „Vervloekt licht!Nu dan, hier vonden ze hem liggen. Hier bij de deur." i „Met een steek door het hart, niet waar „Recht door hart", zeide Meyers. „De dolk moet zijn als een degen wat de ware ma nier is om een dolk te gebruiken." „Waarom?" „Omdat men zoo het wapen en den arm in de volle lengte heeft." „Hoe weet je dat zoo „Dat heb ik eens gelezen jaren geleden al. En mijne onderstelling is, dat er iemand bij hem is gekomen, die door hem grof gebrutaliseerd werd." „Waarom grof gebrutaliseerd „Dat lag in zijn aard. Hij brutaliseerde iedereen. Hij was een ruwe, hatelijke vlegel een beest. Ik ik had zelf een hekel aan hem." Abels glimlachte en dronk eens. bewezen werd, door uw keuze, dat ik de concurrentie met Edith niet kon volhou den.'' „Mag ik vragen, vanwaar uw haat jegens Edith afkomstig is? Hoeft zo u met haar willen en weten ééas pijn gedaan „Neen, zij heeft geen willen en weten. Zij staat daar slechts in den glans harer persoonlijkheid en wat zij zegt en doet, komt slechts hierop neervereer mij Zij is zoo zacht, dat ze geen enkel dier een haar zou krenken, maar ze staat er lachend bij, wan neer oen mensch het hart uit het lijf wordt gerukt. O hoe haat ik haar I" Met Edgar's onverschilligheid was het gedaan. „Waarom zegt ge mij dat?" riep hij boos. „Zijt ge hier soms heen gesneld om mij liet laatste uur te verbitteren Waarom laat ge mij en haar niet met ru3t, die uw weg nooit hebben willen kruisen?" „Ik zou u daar genoeg op kunnen ant woorden, maar mijn bediende geeft mij het afgesproken teeken do andere heeren zijn in 't gezicht. Elk verder woord vind ik overbodig. Oogst nu. wat ge hebt ge zaaid." Zonder groet, zonder een enkel woord te zeggen, ging ze hees, terwijl Edgar haar, als door den bliksem getroffen, nakeek. Weinige minuten nadat Arabella was vertrokken, reden een paar rijtuigen voor, waarin de secondanten, George von Belgart en Dr. Aclter waren. Zij hoorden van den herbergier, dat Edgar er al reeds was. Grabow, Edgar's secondant, ging naar bin nen en begroette hem. De poging om een opgewekt gesprek te beginnen, stuitte af op Edgar's volkomen onverschilligheid voor alles wat er rondom hem voorviel. Zoodoende „En wat toen verder vroeg hij. „Nu toen moet het gebeurd zijn. Zij moeten hier bij de deur tegenover elkander gestaan hebben en op de plek, waar hij den stoot kreeg, is hij ineens morsdood gevallen." „En de man die het deed „De man die het deed? Wel, die is toen eenvoudig weggegaan." „Zon je denken dat hij er berouw van heeft vroeg Abels. Meyers schudde driftig zijn hoofd, „Berouw Waarom zou hij er berouw van hebben Zoo'n vent als Muller verdiende niet beter. Dat durf ik zeggen, al was hij mijn oom." „Het verwondert mij wel", zeide Abels glimlachend, „dat je, met zoo'n kwaden oom in je geslachtslijn, zelf niet wat kwader uitgevallen bent." „O, je kent mij nog niet!" riep Meyers. „ik ben niet veel mans maar ik geloof dat ik desnoods nog wel wat anders zou kunnen doen, dan schrijven en cijfertjes zetten." „Of praten in de fonograaf, hè zeide Abels. „Dat is voor de conversatie", zeide Meyers. „ik praat dikwijls in die fonograaf, om mijne eigen stem eens te hooren, als ik alleen ben. En eens, wil je wel gelooven, heeft dat dnivelsche ding eene alleenspraak van mij opgevangen, zonder dat ik zelf er erg in had". „Werkelijk zeide Abels. „Dan moet je wel raar hebben opgekeken, toen je 't aan den gang bracht „Ik dacht dat het de duivel wasriep Meyers „en ik heb 't ding wel twintig maal laten herhalen." „Laat mij 't óók eens hooren, toe „Neen, neen, nu niet, nu niet't Is onzin, waarlijke onzin." „Aardig toch, zoo'n machine", zeide Abels, terwijl hij een cylinder van den schoorsteen mantel nam. „Wat een vernuftige uitvinding Al die keepjes beteekenen nu woorden, niet waar 't Is wonderbaarlijk Wat staat er op dézen hier „Och, onzin. Je zoudt er niets van hegrijpen. Zet dat ding weg." „Toe laat mij toch eens hooren Hij ging er mee naar de machine. Doch Meijers rukt hem den cylinder uit de handen en zette het ding tusschen de andere rollen. Abels eebter had er met den nagel gauw een merk aan gemaakt. „En dus is die fonograaf je vriend in de een zaamheid," zeide hij, „je kameraad, je ver trouweling, zooveel als je biechtvader Meyers knikte. „Ik maak eene soort van autobiografie," zeide hij. „Om te verschijnen als ik dood ben. Die zal uiterst interessant zijn en ge weldig veel opzien baren." „Waarom ze dan niet hij je leven nog in het licht gegeven vroeg Abels. „Neen. Ik hond er niet van over de tong te gaan. Er zullen dingen in staan, die machtig interessant zijn, maar die bij mijn leven nog niemand behoeft te weten. Denk je soms dat ik een heilig boontje ben geweest?" „Volstrekt niet. Maar „Denk je dat ik zoo goedig en onnoozel ben, als ik er uitzie „Juist omdat ik niet weet wat ik van je denken moet, ben ik zoo benieuwd naar die autobiografie van je Maar toe, Meyers laat nu dien cylinder eens praten, 't Is zeker een lievelingsstukje van je, wed ik Iets erg griezeligs Meyers grijnsde. „Griezelig genoeg maar je krijgt het niet te hooren Neem liever nog een grogje." En meteen schonk hij zichzelf wat uit de flescli. „Meyers", zeide Abels schamper „je drinkt tegenwoordig te veel. Sedert je dat geld van je oom Muller geërfd hebt, kijk je i veel te diep in de flesch. Dat is niet goed voor je, man „Och watriep Meyers. ,,'t Kan geen kwaad, 't Is goed om de zwarte buien te verdrijven. Als men alleen zit weet je ik kan in deze kamer soms een gevoel hebben alsof ik spoken zag. Raar, hè „Verhuis dan." Meyers schudde zijn hoofd. was Grabow blijde te kunnen heengaan en hij begaf zich in gezelschap van Schnee- berg en den dokter naar het bosch, om de kampplaats af te meten en de andere toe bereidselen voor het duel te treffen. „Ziezoo", riep Grabow zijn beide metge zellen toe. „Hier heb ik twee boomen, die op den gewenschten afstand staan. Het is een onaangenaam baantje dat we hebben, niet alleen om liet weer, maar ook door de weinige moraal, die er ia het gansche zaakje zit." „Ja", zeide Acker, „het moet dien armen Feldorn buitengewoon onaangenaam te moede zijn, nu de oude Frendlin zijne inwilliging tot het huwelijk heeft gegeven." „Wat Werkelijk riepen Grabow en Schneeberg als uit één mond. „Ja, heeren, zoo staan de zaken," ant woordde de arts, blijde, nu weer eens de overbrenger van een mooi nieuwtje te kunnen zijn, „men vertelt elkaar in de stad daarover de pikantste dingen. Edgar moet Edith op een zwart paard hebben ontvoerd. De oude Frendlin heeft daarop een vierspan ingespannen, is hen nagereden en heeft hen ingehaald. Eerst, beweert men, had hij den graaf willen laten gevangennemen, maar dan, door het smeeken en bidden van zjn kind geroerd, heeft hij zijne toestemming tot hun huwelijk gegeven.Natuurlijk is er van de geheele geschiedenis geen woord waar. Graaf Feldorn zal eenvoudig naarFrendlin zijn gegaan en de hand hebben gevraagd van zijne dochter en het ja-woord hebben ge kregen. In den beginne verwonderde ik mij daarover, want het is nog maar zoo kort geleden, dat de oude Frendlin razend werd, toen ik wees op de mogelijkheid van deze verbintenis." „Onder deze omstandigheden wordt het reeds begrijpelijker," meende Schneeberg, „dat hij weigerde het duel aan te nemen." „Maar hoe kwam het toch, mijnheer de assessor," vroeg de dokter aan Grabow, „dat hij t mslotte inwilligde „Nu, ik sloeg hem een bedenktijd voor van twaalf uren, en hij nam dat aan. Toen ik het antwoord ging halen, stelde hij zich geheol ter beschikking van zijn tegenstan der." „En het slot „Is in Gods hand, dokter." „Maar, naar uw idee „Belgart zal den graaf wel een klein aandenken geven." „Het schijnt wel, volgens uw meening, alsof Belgart in zijn recht is, assessor." „Dat meen ik niet, dokter. Aan zijn zijde is niet het recht, wel de macht. Als schutter met het pistool heeft hij niet zijns gelijken". „Een dergelijk duel moest door u niet worden geduld." Grabow haalde de schouders op. Schnee berg antwoordde in zijn plaats „Wat zon je dan wel willen? Bij derge lijke gevallen als dit vraagt men niet naar de sterkte van den tegenstanderer moet bloed vloeien, aan dezen of aan genen kant. Bovendien kan nog overeengekomen wor den, dat, als Feldern schielea moet, de afstand dan kleiner zal worden genomen. Belgart heeft het eerste schot." „Zoudt gij u, in de plaats van graaf Feldern zijnde, koelbloedig tegenover uw tegenpartij stellen?" „Een mooie vraag. Zeker. Ik ben majoor bij de reserve, dus soldaat. Koelbloedig Uiterlijk ja. In elk geval zou ik vóór dien OVJHAGEN.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5