Zondag 4 Augustus 1001.
45ste Jaargang No. 3650.
TWEEDE BLAD.
Geschonden moraliteit.
(Der moralische Defect,)
door Friedrich Dernburg.
In. angstige spanning, bijna met berusting
reeds, luistert met sedert eenigen tijd naar
Ohristiania on Jasnasa. Daar strijden, onder
pijnlijk lijden, de beide lióofden der Euro-
peesche litteratuur. De bérichten over den
toestand van Tolstoï (in de laatste dagen van
geruststellenden aard, Vert.) luiden nog be
angstigend, het zwijgen over den toestand
van Ibsen is bijna nog onheilspellender.
De groote en blijvende beteeken is der beide
dichters bestaat minder in de kracht hunner
verbeelding en de kunst hunner voorstelling,
dan wel in de kracht, waarmede de moreele
vraagstukken, die zij behandelen, hunne tijd-
genooten hebben aangegrepen. Zij zijn toch
nog méér moralisten, dan poëeten. Tolstoï, de
optimist, toont met voorliefde aan, hoe de men-
schen moeten zijn, Ibsen, de pessimist,
geeft ze ons zooals ze z ij n, tenminste zooals
zij zich aan hem voordoen.
Opmerkelijk is 't, dat juist nu, waar wij
ons vertrouwd maken met de gedachte aan
het afscheid van den zedeleer-profeet van
onzen tijd, die tijd zelf eene buitengewone
moreele' crisis doorworstelen moet. Willen
wij toch ons een begrip vormen van wat er
in het maatschappelijk leven onzer natie (de
Duitsche, Vert.) thans plaats grijpt, dat men
gewoon is aan té duiden met den naam van
„krach", dan kunnen wij dat véél beter vin
den in de drama's van Ibsen, dan in de hand
en leerboeken onzer volkshuishoudkundigen
en staatslieden. Staan wij toch onder den
invloed van een „krach", dan is deze dat in de
allereerste plaats op zedelijk gebied. En man
nen als consul Bernick in „de Steunpilaren
der Maatschappij" (ik herinner me niet, of
„Stützen der Gesellschaft" onder dezen naam
in onze taal is overgebracht, Vert.) en „Johann
Gabrio 1 Borkmann" uit Ibsen's drama's, zijn
daarvan de dragers.
Het is een. feit, dat van de bankroeten, die
in de laatste maanden elkaar opvolgden, het
zedelijk échec nog jammerlijke!' is dan het
geldelijk. Wat in elkaar stortte, was in
hoofdzaak gebouwd op bedrog en zwendel,
gesteund door gelddorst, zwakheid en licht
zinnigheid. Men twist over de vraag, of de
crisis uit dynamische, of uit psychologische
elementen is ontstaan, terwijl het helder als
de dag is, dat 't naast de oorzaak te zoeken
is in schending der zedeleer. Achter den ge
rechtsdienaar staat onmiddellijk de pleitbe
zorger.
De zielkundige schifting onder de treurige
helden dezer crisis kan nu nog onvolledig
geschiedeneerst wanneer de serie van straf
processen begint, die de „great attraction"
van dezen winter zullen zijn, is dat mogelijk.
Intussclien teekenen nu reeds, in algemeene
trekken, de karakteristieke lijnen van enkelen
zich af. B.v. de directeur-generaal, die in
een soort van fmanciëelen Caesar-waanzin
verkeert, de voormalige schrijnwerker, die
millioenen rijk wordt en den dreigenden onder
gang door nog een dag en nog een dag van
verkwisting en zwelggenot tracht uit te stel
len, de aesthotisch gestemde man, die zijne
woekerkunsten uitvoert om de tuinen van
zijn villa te vergrooten, teneinde beschermd te
wezen voor een al te rumoerige nabuurschap
Lieden, die spitsboeven worden, om groote
heeren te gelijken, en zich te behangen met
titels en ordende laatste debutant op het
tooneeldier ontmaskerden laat hier zijn compag
nons in zwendel verre achter zich de
directeur van de Leipziger bank, Exner, slaat
door zijne kolossale roekeloosheid enspeelharts-
tocht het record. In Berlijn noemde zijn
voormalige chef George von Siemens, toen
o-o-o—
6.
„Wellicht was hij nóg dieper gezonken
siste Claude door de tanden. „Bij zoo'n
gek als Dartigues is alles mogelijk."
„Ge zult toch wel niet gelooveD, dat ik aan
uwe meening in deze zaak nog eenige
waarde hecht", antwoordde Francine.
„O, ik weet heel goed, dat u tegen mij
is ingenomen, en toch zou ik er u gaarne
van overtuigen, dat ik het goed meen. Zal
ik u, als een bewijs daarvoor, zeggen, waar
Dartigues nu op me wacht
Francine's gelaat drukte verrassing uit.
„Wat belang kunt ge er bij hebben, hem
te verraden vroeg zij grof.
„Moet men dan steeds belang bij iets
hebben Is er dan geen medegevoel meer
in de wereld Nu Wenscht ge met hem
te spreken?"
„Ja, ik uil het!"
„Goed dan, ge vindt hem in het koffie
huis op het Antwerper plein."
„Ik zal er heengaan."
„Ge verlangt zeker niet, dat ik vooruit
ga ora hem te waarschuwen, niet waar
„Neen."
Francine keek vlug de kamer rond, zag
het bankbriefje, dat Appel op den schoor
steen had gelegd, en bloösde.
Met een sarrend lachje merkte Claude op
„Neem dat geld maar meê, hij zal het
kunnen gebruiken. Het kind kunt ge wel
hier laten, dat zou u maar lastig zijn."
Zonder metéén woord te antwoorden greep
Francine het pakje kleeren, stak het geld
in haar zak, en stapte, met Pierre aan de
hand, do
gang in. Claude volgde haar.
Zij bleef bij dc trap een oogenblik staan
deuken, dan stapte ze verder de gang
langs en klopte aan eene deur. Het was die
van Frederik Appel's wonÏDg. Hjj deed zelf
hij, van zijn Indische reis teruggekeerd, zich
aan hem voorstelde, hem een gek in Lcipzig
gold hij voor een genie. Een schitterend
redefl&ar, die, liefst in gemengd gezelschap,
de kaartenhuizen zijner hnanciëele plannen
opbouwde. Gewikste kooplieden, ervaren ju
risten, overheden en groot-industriëelen luis
terden naar hem met dezelfde aandacht. Hij
was do man, die millioenen uit niets kon
voorttoovcren en ze als een sproeiregen op de
hoofden zijner aanhangers kon laten neêr-
drnppelen. En hoe buitengewoon de sugges
tieve kracht van dezen gorenommeerden spe
ler was, bewijst ons het droevig aantal
zelfmoorden van eerste mannen, die, als raad
van toezicht in zijn ondergang werden mede-
gesleept. Hij deed, om zoo te zeggen, alles,
of niets; óf alles beheerschende op grootsche
wijze, óf totale vernietiging veroorzakend.
Tegenover zulk een karakter komt zich
plaatsen het beeld, dat Ibsen in zijn „Johann
Gabriël Borkmann" ons geteekend heeft.
Als vcrvalscher en oplichter was Borkmann
met tuchthuisstraf gestraft. Maar ook dit
kon hem van zijn grootheidswaanzin niet
genezen; vrijgelaten, loopt hij dag en nacht, als
een zieke wolf, zijn zaal op en neer. Hij herinnert
zich nauwkeurig, hoe hij anderhalf jaar
geleden, hij, de bankdirecteur, op een nacht,
met de lantaarn onder in de bankgewelven
Stond en de toevertrouwde gelden en papie
ren van waarde nam, om met „moedige
hand" daarvan gebruik te maken. Hij hield
en houdt zich voor een uitverkorene, hij
geloofde met ongeschokte zekerheid aan zijn
zegepraal. Met de gestolen deposito's had hij
zijn doel bereikt, alle geldswaarden waren weer
op hare plaats gebracht, niemand had een
penning verloren, integendeel, velen hadden
gewonnen, als hij nog maar acht dagen tijd
had gehad, o, wat had hij zich niet al voorge
steld Nieuwe mijnen, onuitputtelijk, water
vallen voor beweegkracht, steengroeven,
handel- en scheepvaartverbindingen over de
geheele wereldmen meent een Morgan te
hooren redeneeren. „Daar lagen de geketende
millioenen van het gansche land in de diepten
der bergen en riepen om mij. Kreten om
bevrijdingNiemand van al de anderen
hoorde.het, slechts ik alléén
In. den wezenlijken mensch wordt zelden
de proef zoo zuiver toegepast, als de dichter
dat in zijn zielebeeld, met afscheiding van
alle bijomstandigheden en tegenstrijdigheden,
doen ka,n. "Wel geloof ik, dat het blijken zal,
dat in het geval Exner iets van het type
van deze soort voor den dag getreden is.
Voor de vraag, hoe de voortgang en het
einde der tegenwoordige crisis zijn zal, blijft
allereerst beslissend, af te wachtenhoe ver
heeft in de tot heden aan den dag ge
komen gevallen het gebrek aan moraliteit
zich verbreid. Waren het uitzonderingen en
houden ze hiermede op Er zijn niet slechts
lichamelijke, maar ook zielsberoepsziekten,
de fmanciëele beroepsziekte, die zoo verschrik
kend zich vertoont, hangt samen met de
gemakkelijkheid, waarmede tegenwoordig ge
weldige massa's kapitaal in beweging worden
gebracht. De zin voor maat, het gevoel van
verantwoordelijkheid verdwijnt onder de onein
dige bekoorlijkheid van het spel en het ver
lokkend uitzicht op kolossale winst. Het is
ook buiten twijfel, dat het wantrouwen van
het binnen-, eu de minachting van het buiten
land eerder te zoeken is in de bezorgdheid,
dat gebrek aan getrouwe plichtsvervulling,
aan openheid en koel overleg een verbreide
ziekte onder de Duitsche handelswereld is,
dan door de geldelijke offers, die thans gebracht
moeten worden. Gelukt het, deze bezorgdheid
weg te nemen, dan blijft wat wij beleven
een episode. Wordt zij grooter, dan wordt 't
een catastrophe.
Zooals het schouwspel zich tot nu toe laat
aanzien, zijn de rollen zeer verschillend ver
deeld. Grootsch staat de Duitsche technicus
en arbeider daaronaantastbaar de Hanza-
steden. De geldman heeft stout, soms te stout,
de deur open, en men zag een met boeken
en schrifturen bedekte tafel aan het venster
staan. Ongerust vroeg de jongeman:
„Is u het Wat is er gebeurd
„Ik moot een uur lang weg wilt u zoo
goed zijn on in dien tijd op kleinenPierre
passen
„Zeker, maar
„Neem me niet kwalijk, dat ik u nu geen
verderen uitleg geef. Later zult ge alles
vernomen, nu heb ik haast."
Zij schoof den kleinen jongen naar Appel
toe en snelde dan de trap af, terwijl zij
zichzelf' de vraag stelde, of die ellendige
Claude nu niet vooruitgesneld zou zijn om
Dartigues to waarschuwen dat zij kwam.
„Wie weet, wat gemeen spel zo samen
spelen!" fluisterde ze met bevende lippen.
Vlug snelde ze voort en ze gevoelde zich
eenigszins gerustgesteld, toen ze Claude op
eenigen afstand voor zich uit ontdekte.
Op den hoek van een straat sloeg
hij links af en de weg naar de herberg
was rechtuit, zoodat hij nu blijkbaar eens
oprecht was geweest. Tusschen eenige
kinderen door, die op de straat speelden,
stapte zjj op een kleine herberg af, die ze
maar al te goed kende dikwijls had ze
Dartigues daar vandaan gehaald, wanneer
hij in zijn speelwoede aan huis noch vrouw
dacht. Zij keek door het kleine venster naar
binnen en zag midden in de zaal den drcomer
zitten met een glas abiynth voor zich. Hij
steunde met beide ellebogen op de mar
meren plaat van de tafel en keek strak
voor zich uit. Waar zou hij aan denken?
Dacht hij aan zijn vrouw, aan zijn kind, of
aan het groote vermogen dat hij zich dacht
te verwerven, 'dat hij mot do woestheid
van een roofvogel najoeg, zonder het te
kunnen bemachtigen? Br speelde een lachje
om zijne lippen, was het vroolijk of
droevig Mot luid «kloppend hart sloeg
FraDcine het gelaat van haar man gade en
trachtte daarop zijne gedichten to lezen,
want ze wilde nng een laats ten strijd met
hem aanbinden, doch zij kon uit zijn trek
ken niet moer wijs worden. Zij wist, dat hij
valsch was, dat hij een bedrieger wss, en ze
vertrouwde hem niet meer. De deur open-
mcnigmaal lichtvaardig en zelfs misdadig ge
handeld, het publiek is door zijn grooten honger
naar winst gedreven, de regeering is de
feiten bewijzen het reclitaf onnoozel voor
gegaan, ondanks dat een finantie-specialiteit
aan haar hoofd stond. Dit is niet te veel
gezegd, wanneer men bedenkt, hoe regeerings-
wijsheid door de rente-conversie het kapitaal
naar de Beurs dreef, en hoe ze tegelijkertijd
de veiligheidskleppen dier geweldige maclüne
sloot. En dan verbaast men zich over de
ontploffing
De redding uit dien valschen toestand ligt
in de hand van hen, die hem hebben te voor
schijn geroepen. Ook hier laat de zedeprofect
uit Ohristiania ons niet in den steek. In „de
Steunpilaren der Maatschappij" is liet eene een
voudige vrouw, vrouw Lona, die het verlos
sende woord spreektzij weet den in zijn
verleden schijnbaar hopeloos verstrikten con
sul Bernick te bevrijden, door hem te wijzen
op de verlossende kracht der waarheid. Ber
nick begint zijne bevrijdende daad, zijne be
kentenis met de volgende woorden
„Lieve medeburgersUw woordvoerder
„sprak de gedachte uit, dat wij aan den voor
avond van een nieuwen tijd staan, en ik
„hoop, dat dit zoo wezen mag. Doch, opdat
„deze tijd voor ons kome, moeten wij hij ons
„de waarheid doen inwonen, de waarheid,
„die tot heden bij ons geen herberg had."
Mogelijk is 't, dat de groote moreele schen
ding, waaronder wij lijden, de verberging
der waarheid is, en het gebrek aan
moed om haar in het gezicht te durven zien.
Zonder twijfel ligt in deze beide gegevens
het eerste begin van den ondergang der hui
dige „schipbreukelingen"
Berl. Tageblatt, 21 Juli 1901.
CCXLI.
Botterdam, 31 Juli 1901.
Morgen is 't Augustus eene belangrijke
maand in het Botterdamsche leven de kermis-
mnand n.1. Wij beginnen er ditmaal op den
elfden meê en kermissen elf dagen lang, van
wafel-, poffer- en palingkraampjes profiteeren
wij den geheelen Augustus.
Van den anti-kermisbond hoorden wij al
weer niets, het plan om in plaats van de ker
mis volksfeesten in te richten schijnt maar
weer eens verdaagd voor onbepaalden tijd en
beleeft inmiddels als ik me niet vergis
de intrede van zijn derde levensjaar. We
moeten maar wat geduld hebben.
Vermoedelijk zal men in den nieuwen Baad
wel weer eens de neuzen tellen van de voor
standers der radikale afschaffing, waarbij vast
één christ.-historische en één anti-revolution-
naire neus winst zal zijn. Of onze eerste
sociaal-democraat tegen de kermis is, blijft
tot dan een geheim. De enquête zal in elk
geval weer eigenaardig zijn, ofschoon de alreê
bestaande meerderheid tóch vóór kermisbelioud
is en dus de kermis geen gevaar loopt.
Het is dus eigenlijk ook r.iet de - moeite
waard Over de kermis te spreken, noch over
hare attributen, als daar zijn bedorven tempe
ratuur, alledaagsche orgelbespelingen op de
openbare straat, enz. Als eenmaal ook de Baad
„om" is, wordt de kermis-quaestie weer een
„quaestion bruiante", tot zoolang is'zij geen
quaestie.
Inmiddels gaan de kermisreizigers zich ver-
eenigon,om tegen den tijd dat deze belangrijkste
kermis vanHolland emstigzal worden aangegre
pen, klaar te zijn. De bladen deelen althans in
hun advertentie-kolommen mede, dat eerst
daags zal verschijnen „De Komeet", weekblad
gewijd aan de belangen der Artisten eu Ker
misreizigers in Nederland en België. Directeur
van dit belangrijk orgaan zal wezen de hr. Leo-
nard Zangers,hoofdredacteur de hr.Paul Morize.
Ziehier wat deze Komeet beoogt„Dit blad
doende, trad zo binnen. .De keil nor kende
haar en verwijderde zich bescheiden.
Dartigues fron-te hot voorhootd, maar hij
was volstrekt niet verrast. Geen uitroep
van toorn kwam er over zijne lippen, hij
schikte alleen wat op, om voor Francioo
plaats te maken. Zij deed, alsof ze dat niet
opmerkte, en ging tegenover hem zitten.
„Ik had het kunnen weten, dat Claude
jou mijn plannen zou hebben medegedeeld,"
'merkte hij kalm op. „Maar ik had anders
niemand dan hem om te sturen, dus moest
ik wel."
„De afgezant was zijn opdracht waard.
Het is dus beslist, je wilt mij werkelijk
verlaten
„Ik verlaat je niet, wie praat daar nu
over Ik ga don vreemde in, om daar het
groote lot te trekken, dat ik hier maar
niet te pakken kan krijgen. Ik doe jou het
voorstel, met mij mede te gaan, maar je
wilt het niet; dat is toch zeker niet mijn
schuld
„Je wéét wel, dat ik het weigeren zal,
anders zoudt ge mij niet hebben gevraagd
met je mede te gaan. Niet, dat ik bang
ben voor leed of ontbering, ach, ik toon je
al sinds langen tijd, dat ik daarvoor geen
vrees heb. Maar ik hoopte door my'ne wei
gering je nog hier te houden, ik hoopte,
dat de laatste vonk van medelijdon voor
mij en mijn zoon je cr nog van at zou houden,
die uiterste dwaasheid te begaan. Of de
ellende niet overal de dwazen vervolgtJij
wiegt je in slaap met mooie illusiënhet
gift, dat jij hier aan deze tafel naar bin
nen slurpt, maakt je gok. Je bent niet slecht,
dat wil ik aannemen, en ik geloof ook
niet, dat al die dwaze dingen in je eigen
hersens worden uitgebroed. Je hebt aan
een heeien slechten raadgever gehoor ge
schonken. Nu echter verneem je een andere
stem dan die van menschen, iu wier belang
hot is dat ge ten gronde gaat. Nóg is het
tijd tot omkeeren. Op jouw leeftijd zijn er
nog middelen genoeg om vooruit te komen.
Wanneer je ernstig werken wilt, zult ge
mij tot elk offer bereid vinden. Laat jonu
niét door dwaasheden medevoeren. Als dat
toch geschiedt, dan, dat zweer ik je, zal alles
verschijnt eiken Zondag on zal degelijke arti
kelen bevatten over kunst." In zooverre komt
het dus vrij wel overeen met b.v.b. de Neder-
landsclie Spectator. Maar „de belangen der
artisten zullen er in worden behartigd."
„Tevens bevat het blad geregeld een rubriek,
vermeldende de plaatsen waar Artisten on
Kermisreizigers zich bevinden op het oogenblik,
een rubriek waarin Artisten, die eïigagemeht
zoeken en Directeurs die Artisten zoeken,
vernield staan."
Welk een nuttig orgaan zal deze Komeet
worden. Voor zoover mij bekend, is dit het
eerste periodiek, speciaal gewijd aan de
belangen van kermisreizigers, eigenaardig
genoeg pas verschijnend, nu de kermis reeds
in zijne nadagen is en er dus niet zooveel
meer zal te behartigen zijn. Hoe jammer, dat
de heeren Zangers en Morize niet een jaar
of wat vroeger zich tot de journalistiek
geroepen hebben gevoeld. Overigens wil het
mij voorkomen dat in dit blad ook een
rubriek behoort te worden gewijd aan jongens,
die een kermismeisje, en meisjes die een
kermisjongen zoeken. Zoo houdt men de
belangstelling ook bij het publiek er inde
Komeet zal in méér huizen vallen dan in die
van artisten en kermisreizigers en de adver
tenties van kermislustigen komen alleen waar
zij behooren.
Nu geven zij in de gewone dagbladpers
allicht aanstoot aan bedenkelijke, seriëuse
vaders en voorzichtig preutsche moeders. Er
is voor dezulken iets onplezierigs in, een
informatie te krijgen van één hunner behoed
zaam opgevoede kinders, die in het Nieuws
blad een advertentie vond, beginnende met
„Twee aardige sokkels, vragen twee leuke
mokkels", en dan met alle geweld weten
wil, wat wel ter wereld mokkels zijn
En stel u voor, dat inlichtingen gevraagd
worden naar advertenties als deze„Twee
zachte duifjes, vragen twee nette Kluifjes,
om in de Kermisdagen er goed van door te
jagen". (Er is een kermis-annonce-argot dat
dringend verklaring noodig heeft.)
Of' zóó een: „Een netjongmensch, 22jaren
oud, wenscht in kennis te komen met een
gefortuneerde Boerendochter, van denzelfden
leeftijd, om voor gezamenlijke rekening de
kermisdagen nit de stad te gaan".
De heer Leonard Zangers, zoo hij een goed
directeur is, moet zich met de stellers van
al deze annonces in verbinding stellen en ze
zijn Komeet aanbevelen. Artisten en Kermis
reizigers zullen uit deze opgewekte aanvra
gen om kermisgeleide de overtuiging kunnen
opdoen, dat de kermis tofth niet geheel en al
op apegapen staat.
Van kermis gesproken, wij missen in onze
litteratuur nog' altijd een boek, waarin 't leven
van kermismenschen beschreven is en een
pracht-sujet voor een artistiek-aangelegden
opmerker is hier ongebruikt. Het komt me zoo
voor, dat een enquête van 't kermisleven
wondere resultaten leveren zou Als een
of andere jounalist zich eens als kermismensch
vermomde
Bernard Canter in zijn boekje „Twee weken
bedelaar" heeft van één onsterfelijk kermis-
type „Piet met den baard" een en ander in
tiems verteld. Het Is 't beste type in dat
merkwaardig boekje.
Piet, die méér dan zeventig jaren oud was
en wei bijna zestig jaren kermis geloopen had.
W. van Hennes, de Utrechtsche journalist,
heeft herhaaldelijk den draak met den armen
kerel gestoken. Hij vertelde van den gepolijsten
man met zijn eeuwig zwarten baard en even
eeuwig hoogeu hoed, hoe liij vóór kermis
tenten de voorbijgangers binnen riep en in
één kermisduur zóóveel en zoo dikwijls dronk,
dat successievelijk alle tenteigenaars hem
op straat smeten en dan daalde hij, begonnen
voor een fel-beschilderd paardenspel, voor een
tentje waarin een varken met zes pooten. En
als er geen kermis was, liep Piet de steden af,
belde huis na huis aan. en joeg de dienstbode
een schrik op het lijf met de abrupte mede-
tusschen ons uit zijnzal ik je niet meer
kennen, en zult ge in het oog van het kind,
zoowel als in mijn oog, even goed als
dood zijn. Gij hebt ons dan verlaten en
vrouw en kifid prijs geven dat is het
laagste dat een man ooit doen kan."
Zwaar ademend van innerlijke ontroering,
zweeg ze. Zij sidderde van opgewonden
heid hare oogen waren vol tranen,
maar zij was vast besloten. Bedaard had
hij haar laten praten, af en toe met
een lepeltje in het groene vocht roerend.
Hij scheen besloten, den vloed harer ver
wijten over zich heen te laten gaan. Toen
zij zweeg, hief hij het hoofd op en sprak
gelaten
„Ben je nu klaar? Je kunt mij nu toch
het verwijt niet doen, dat ik je niet heb
laten uitpratenik heb jo naar hartelust
laten rammelen, en het heele zondenregister
hebt ge kunnen aflezenon nu komt de
beurt aan mij, want ge zult u toch zeker
niet inbeelden, dat ge my met uwe argu
menten overtuigd hebt, dat ge mij met
uwe profetieën schrik hebt aangejaagd. Ik
weet duivels goed wat ik doe. Ditmaal
heb ik bepakld succes. Ik heb bij dit
zaakje geen kapitaal noodig, want tot dus
verre was het alleen geld dat mij ontbrak.
Ja, als ik geld had gehad, hoe geheel
anders zou alles dan geworden zijn."
Op harden toon viel zij hem in de rede
„Ge zoudt het geld hebben opgemaakt,
evenals ge tot nu toe allo hulpbronnen hebt
doen opdrogen."
„Wanneer ik een kapitaaltje had be
zeten, dan stond ik op dit oogenblik aan het
hoofd eener onderneming, die mij milloenen
zou hebben opgebracht!" ging hij met
Warme overtuiging voort. „Niets is iu staat
hot crediet te vervangen, dat is de bron
van allen rijkdomik echter heb nooit de
middelen kunnen vinden om mij een jaar
lang op de been te houden. Ditmaal heb
ik nu geen stamkapitaal noodig, het is hier
het vereischto om moedig en krachtig te zijn,
zijn kop te wagen. Ik ben daartoe bereid.
De man, met wien ik do speculatie onder
neem en die mij de noodige middelen ver
schaft, is absoluut niet in de gelegenheid,
deeling „Jij houdt jouw lwar geen jaar meer,
vrijster", welk euvei hij echter dadelijk afwend-
baar verklaarde, als de vrijster een Üeschje van
Piet's onfeilbaar, ofschoon zelf gefabriceerd
haarmiddeltje kocht. Hoe deze Piet, dit
universeel kerrnistype, in lugubere hotelletjes
scharrelde, schulden maakte en ongelooflijk
veel at, heeft Canter verhaald. Het zou wel
hoogelijk interessant zijn, nu eens wat meer
van het kermisleven zelf te hoorenwaar
kermisreizigers vandaan komen, waar zo
blijven, hoe ze leven, waarvan ze leven als
er géén kermis is, enz. Dit is alles zéér
mysterieus, maar toch wel heel belangwekkend.
Wellicht hebben velen dat zonderling
lialf-schuw-zijn en half-aangetrokken-worden
tegenover deze helden van kramen en spellen
gehad, dat ik in mezelf nog bij elke kermis
waarneem en dat we, in den kindertijd
opgedaan, nimmer hebben kunnen kwijtraken.
Voor onze kennis van ons volksleven en ook
wel voor onze folklore zijn deze lieden stellig
de studie waard. Wie onderneemt het eens
Ik heb nu toch maar over de kermis door
gepraat, al vond ik 't geval dan ook niet
„brandend" genoeg. Vanavond heb ik een
poosje staan kijken naar het in elkaar zetten
van een wafelkraam en daarbij leefden weer
in me op de blijde gedachten, die ik culti
veerde in mijn jeugd hij 't bekijken van dit
werk van voorbereiding, en zoo raakte ik
vól van de kermis. Het huidig geslacht
kinders bleek vanavond al even gretig
belangstellend als wij waren op hun leeftijd,
de pret in kermis schijnt dus ook wel op de
nieuwe generatie over te gaan.
Tenzij de anti-kermisvereeniging nu eens
„daadwerkelijk" op gaat treden en inderdaad
een rempla^ant bedenken. Van de velen, die
met alle-j aren-kermis zijn opgegroeid, heeft
zij niet veel te wachten, maar van het nage
slacht en de toekomst, wie weet Ook her
inner ik er aan, dat onlangs op voorstel van
B. en W. de Baad een nog al belangrijk be
drag aan geheime fondsen tot gewone inkom
sten verhief, zich voorbehoudend, later de
bestemming aan te wijzen.
Als men daarvan nu eens jaarlijks een
royaal volksfeest bekostigde
O.
Zoo zijn onze manieren!
In de Belgische Kamer heerscht groote
oneenigheid.
De rechterzijde, die maar aldoor vergaderen
wil, doch dan niet opkomt, de linkerzijde, die
wel ter vei'gadering verschijnt, maar bij het
gebleken gebrek aan belangstelling liever
niet vergaderen zou. Tenslotte was er een
compromis geslotenmen zou 's ochtends
wèl vergaderen, maar geen stemming houden.
Nu kwam Buyl met een motie van orde,
welke echter de voorzitter, overeenkomstig
het genomen besluit, niet wilde in stemming
brengen.
„Dan zult gij ook geen woord meer
zeggenriepen de socialisten. Vandevelde
legde daarop de verklaring af; dat, werd de
motie niet in stemming gebracht, het leven
een begin zou nemen.
„Ik weiger haar in stemming te brengen",
antwoordde kalmpjes de voorzitter. „Het
woord is aan minister Liebaert."
Het laatste woord van den voorzitter was
er amper uit, of een vreeselijk leven barstte
los. Liebaert begint echter 'toch zijn rede
voering.
Gestommel van hakken tegen de jfianken
van de lessenaars, deksel-heen-en-weer-slaan
als ouzen-castagnetten, boeken tegen elkander
a±s donderslagen, en boven alles uit geschreeuw
en gebrul. De schel en de hamei van den
voorzitter maken onder het leven den indruk
van een speeldoosje dat in een woud te midden
van een onweer een polka speelt. Dat duurt
zoo eerst tien minuten, een beetje eentonig.
Dan gaat Furnemont uit ziju bank, onder
het roepen Ik heb mijn lessenaar gebroken
alleen uit de situatie voordeel te trekken;
daarom waadde hij zich tot mij. En ik heb
niets anders te doen dan een paar jaar
voor buffeljager te spelen, huiden van wilde
stieren te vemoopen en hun vleesch in
blikken doen."
„Dat weet ik reeds, je hebt je plannen
alreeds medegedeeld en jij geeft je aan den
waan over, dat men daar juist op jou heeft
gewacht om die winstgevende zaak in het
leven te roepen. Die mijnheer in Hkvre is
een grondbezitter, di9 jou daarheen zendt
opdat gij zijn have en goed zult besturen
hij weet heel goed, dat, wanneer gij daar
wilt bestaan blijven, dit slechts kan geschie
den wanneer ge heel spaarzaam leeft."
„Ba wanneer gij gelijk hebt," merkte
Dartigues op, „gelooit ge dan niet, dat er
in dat land middelen en bronnen te vinden
zullen zijn, om mij erdoor te helpen
Alles is te bereiken in die onmetelijke
streken, waar de gronden met hun rijkdom er
slechts op wachten om bewerkt te worden.
Met het gald, dat ik op die boerderij zal
verdienen, kan ik iets anders probeeren en
het tot een goed einde brengen."
„Iets kaders en steeds iets kaders, dat
is het woord, dat jouw lot beheerscht
autwoordde Francino. „Iets anders dan
je vaderland, iets auders dan je beroep,
iets anders dan je vrouw en kindTel
kens on steeds weer het onbekende, het
vreemdeStoeds weer pakt het waan
zinnige verlangen je aan, om je te werpen
in dien donkeren afgrond, waarvan men niet
weet wat hij herborgt."
„Goud 1 Onmetelijk vermogen Amerika is
het land, waar de schoenpoetser millionuair
wordt. Een vroegere kastelein is een ree-
dor van boteekenis geworden in Amerika
een huidenkoopman heeft fabrieken gebouwd'
die hoeft geld opgohoopt, zooals by ons de
kinderen het zand op de speelplaatsen. In
de nieuwe wereld is Diet alles afgepast,
geregeld en precies; daar kan werkkracht
zich nog in volle kracht ontplooienmen
verlangt van de menschen slechts, dat ze
intelligent zijn en in staat, het initiatief
to Demen tot verschillende dingen. In ons
ellendig Europa, dat niet in de schaduw