Zondag 4 Augustus 1001. 45ste Jaargang No. 3650. TWEEDE BLAD. Geschonden moraliteit. (Der moralische Defect,) door Friedrich Dernburg. In. angstige spanning, bijna met berusting reeds, luistert met sedert eenigen tijd naar Ohristiania on Jasnasa. Daar strijden, onder pijnlijk lijden, de beide lióofden der Euro- peesche litteratuur. De bérichten over den toestand van Tolstoï (in de laatste dagen van geruststellenden aard, Vert.) luiden nog be angstigend, het zwijgen over den toestand van Ibsen is bijna nog onheilspellender. De groote en blijvende beteeken is der beide dichters bestaat minder in de kracht hunner verbeelding en de kunst hunner voorstelling, dan wel in de kracht, waarmede de moreele vraagstukken, die zij behandelen, hunne tijd- genooten hebben aangegrepen. Zij zijn toch nog méér moralisten, dan poëeten. Tolstoï, de optimist, toont met voorliefde aan, hoe de men- schen moeten zijn, Ibsen, de pessimist, geeft ze ons zooals ze z ij n, tenminste zooals zij zich aan hem voordoen. Opmerkelijk is 't, dat juist nu, waar wij ons vertrouwd maken met de gedachte aan het afscheid van den zedeleer-profeet van onzen tijd, die tijd zelf eene buitengewone moreele' crisis doorworstelen moet. Willen wij toch ons een begrip vormen van wat er in het maatschappelijk leven onzer natie (de Duitsche, Vert.) thans plaats grijpt, dat men gewoon is aan té duiden met den naam van „krach", dan kunnen wij dat véél beter vin den in de drama's van Ibsen, dan in de hand en leerboeken onzer volkshuishoudkundigen en staatslieden. Staan wij toch onder den invloed van een „krach", dan is deze dat in de allereerste plaats op zedelijk gebied. En man nen als consul Bernick in „de Steunpilaren der Maatschappij" (ik herinner me niet, of „Stützen der Gesellschaft" onder dezen naam in onze taal is overgebracht, Vert.) en „Johann Gabrio 1 Borkmann" uit Ibsen's drama's, zijn daarvan de dragers. Het is een. feit, dat van de bankroeten, die in de laatste maanden elkaar opvolgden, het zedelijk échec nog jammerlijke!' is dan het geldelijk. Wat in elkaar stortte, was in hoofdzaak gebouwd op bedrog en zwendel, gesteund door gelddorst, zwakheid en licht zinnigheid. Men twist over de vraag, of de crisis uit dynamische, of uit psychologische elementen is ontstaan, terwijl het helder als de dag is, dat 't naast de oorzaak te zoeken is in schending der zedeleer. Achter den ge rechtsdienaar staat onmiddellijk de pleitbe zorger. De zielkundige schifting onder de treurige helden dezer crisis kan nu nog onvolledig geschiedeneerst wanneer de serie van straf processen begint, die de „great attraction" van dezen winter zullen zijn, is dat mogelijk. Intussclien teekenen nu reeds, in algemeene trekken, de karakteristieke lijnen van enkelen zich af. B.v. de directeur-generaal, die in een soort van fmanciëelen Caesar-waanzin verkeert, de voormalige schrijnwerker, die millioenen rijk wordt en den dreigenden onder gang door nog een dag en nog een dag van verkwisting en zwelggenot tracht uit te stel len, de aesthotisch gestemde man, die zijne woekerkunsten uitvoert om de tuinen van zijn villa te vergrooten, teneinde beschermd te wezen voor een al te rumoerige nabuurschap Lieden, die spitsboeven worden, om groote heeren te gelijken, en zich te behangen met titels en ordende laatste debutant op het tooneeldier ontmaskerden laat hier zijn compag nons in zwendel verre achter zich de directeur van de Leipziger bank, Exner, slaat door zijne kolossale roekeloosheid enspeelharts- tocht het record. In Berlijn noemde zijn voormalige chef George von Siemens, toen o-o-o— 6. „Wellicht was hij nóg dieper gezonken siste Claude door de tanden. „Bij zoo'n gek als Dartigues is alles mogelijk." „Ge zult toch wel niet gelooveD, dat ik aan uwe meening in deze zaak nog eenige waarde hecht", antwoordde Francine. „O, ik weet heel goed, dat u tegen mij is ingenomen, en toch zou ik er u gaarne van overtuigen, dat ik het goed meen. Zal ik u, als een bewijs daarvoor, zeggen, waar Dartigues nu op me wacht Francine's gelaat drukte verrassing uit. „Wat belang kunt ge er bij hebben, hem te verraden vroeg zij grof. „Moet men dan steeds belang bij iets hebben Is er dan geen medegevoel meer in de wereld Nu Wenscht ge met hem te spreken?" „Ja, ik uil het!" „Goed dan, ge vindt hem in het koffie huis op het Antwerper plein." „Ik zal er heengaan." „Ge verlangt zeker niet, dat ik vooruit ga ora hem te waarschuwen, niet waar „Neen." Francine keek vlug de kamer rond, zag het bankbriefje, dat Appel op den schoor steen had gelegd, en bloösde. Met een sarrend lachje merkte Claude op „Neem dat geld maar meê, hij zal het kunnen gebruiken. Het kind kunt ge wel hier laten, dat zou u maar lastig zijn." Zonder metéén woord te antwoorden greep Francine het pakje kleeren, stak het geld in haar zak, en stapte, met Pierre aan de hand, do gang in. Claude volgde haar. Zij bleef bij dc trap een oogenblik staan deuken, dan stapte ze verder de gang langs en klopte aan eene deur. Het was die van Frederik Appel's wonÏDg. Hjj deed zelf hij, van zijn Indische reis teruggekeerd, zich aan hem voorstelde, hem een gek in Lcipzig gold hij voor een genie. Een schitterend redefl&ar, die, liefst in gemengd gezelschap, de kaartenhuizen zijner hnanciëele plannen opbouwde. Gewikste kooplieden, ervaren ju risten, overheden en groot-industriëelen luis terden naar hem met dezelfde aandacht. Hij was do man, die millioenen uit niets kon voorttoovcren en ze als een sproeiregen op de hoofden zijner aanhangers kon laten neêr- drnppelen. En hoe buitengewoon de sugges tieve kracht van dezen gorenommeerden spe ler was, bewijst ons het droevig aantal zelfmoorden van eerste mannen, die, als raad van toezicht in zijn ondergang werden mede- gesleept. Hij deed, om zoo te zeggen, alles, of niets; óf alles beheerschende op grootsche wijze, óf totale vernietiging veroorzakend. Tegenover zulk een karakter komt zich plaatsen het beeld, dat Ibsen in zijn „Johann Gabriël Borkmann" ons geteekend heeft. Als vcrvalscher en oplichter was Borkmann met tuchthuisstraf gestraft. Maar ook dit kon hem van zijn grootheidswaanzin niet genezen; vrijgelaten, loopt hij dag en nacht, als een zieke wolf, zijn zaal op en neer. Hij herinnert zich nauwkeurig, hoe hij anderhalf jaar geleden, hij, de bankdirecteur, op een nacht, met de lantaarn onder in de bankgewelven Stond en de toevertrouwde gelden en papie ren van waarde nam, om met „moedige hand" daarvan gebruik te maken. Hij hield en houdt zich voor een uitverkorene, hij geloofde met ongeschokte zekerheid aan zijn zegepraal. Met de gestolen deposito's had hij zijn doel bereikt, alle geldswaarden waren weer op hare plaats gebracht, niemand had een penning verloren, integendeel, velen hadden gewonnen, als hij nog maar acht dagen tijd had gehad, o, wat had hij zich niet al voorge steld Nieuwe mijnen, onuitputtelijk, water vallen voor beweegkracht, steengroeven, handel- en scheepvaartverbindingen over de geheele wereldmen meent een Morgan te hooren redeneeren. „Daar lagen de geketende millioenen van het gansche land in de diepten der bergen en riepen om mij. Kreten om bevrijdingNiemand van al de anderen hoorde.het, slechts ik alléén In. den wezenlijken mensch wordt zelden de proef zoo zuiver toegepast, als de dichter dat in zijn zielebeeld, met afscheiding van alle bijomstandigheden en tegenstrijdigheden, doen ka,n. "Wel geloof ik, dat het blijken zal, dat in het geval Exner iets van het type van deze soort voor den dag getreden is. Voor de vraag, hoe de voortgang en het einde der tegenwoordige crisis zijn zal, blijft allereerst beslissend, af te wachtenhoe ver heeft in de tot heden aan den dag ge komen gevallen het gebrek aan moraliteit zich verbreid. Waren het uitzonderingen en houden ze hiermede op Er zijn niet slechts lichamelijke, maar ook zielsberoepsziekten, de fmanciëele beroepsziekte, die zoo verschrik kend zich vertoont, hangt samen met de gemakkelijkheid, waarmede tegenwoordig ge weldige massa's kapitaal in beweging worden gebracht. De zin voor maat, het gevoel van verantwoordelijkheid verdwijnt onder de onein dige bekoorlijkheid van het spel en het ver lokkend uitzicht op kolossale winst. Het is ook buiten twijfel, dat het wantrouwen van het binnen-, eu de minachting van het buiten land eerder te zoeken is in de bezorgdheid, dat gebrek aan getrouwe plichtsvervulling, aan openheid en koel overleg een verbreide ziekte onder de Duitsche handelswereld is, dan door de geldelijke offers, die thans gebracht moeten worden. Gelukt het, deze bezorgdheid weg te nemen, dan blijft wat wij beleven een episode. Wordt zij grooter, dan wordt 't een catastrophe. Zooals het schouwspel zich tot nu toe laat aanzien, zijn de rollen zeer verschillend ver deeld. Grootsch staat de Duitsche technicus en arbeider daaronaantastbaar de Hanza- steden. De geldman heeft stout, soms te stout, de deur open, en men zag een met boeken en schrifturen bedekte tafel aan het venster staan. Ongerust vroeg de jongeman: „Is u het Wat is er gebeurd „Ik moot een uur lang weg wilt u zoo goed zijn on in dien tijd op kleinenPierre passen „Zeker, maar „Neem me niet kwalijk, dat ik u nu geen verderen uitleg geef. Later zult ge alles vernomen, nu heb ik haast." Zij schoof den kleinen jongen naar Appel toe en snelde dan de trap af, terwijl zij zichzelf' de vraag stelde, of die ellendige Claude nu niet vooruitgesneld zou zijn om Dartigues to waarschuwen dat zij kwam. „Wie weet, wat gemeen spel zo samen spelen!" fluisterde ze met bevende lippen. Vlug snelde ze voort en ze gevoelde zich eenigszins gerustgesteld, toen ze Claude op eenigen afstand voor zich uit ontdekte. Op den hoek van een straat sloeg hij links af en de weg naar de herberg was rechtuit, zoodat hij nu blijkbaar eens oprecht was geweest. Tusschen eenige kinderen door, die op de straat speelden, stapte zjj op een kleine herberg af, die ze maar al te goed kende dikwijls had ze Dartigues daar vandaan gehaald, wanneer hij in zijn speelwoede aan huis noch vrouw dacht. Zij keek door het kleine venster naar binnen en zag midden in de zaal den drcomer zitten met een glas abiynth voor zich. Hij steunde met beide ellebogen op de mar meren plaat van de tafel en keek strak voor zich uit. Waar zou hij aan denken? Dacht hij aan zijn vrouw, aan zijn kind, of aan het groote vermogen dat hij zich dacht te verwerven, 'dat hij mot do woestheid van een roofvogel najoeg, zonder het te kunnen bemachtigen? Br speelde een lachje om zijne lippen, was het vroolijk of droevig Mot luid «kloppend hart sloeg FraDcine het gelaat van haar man gade en trachtte daarop zijne gedichten to lezen, want ze wilde nng een laats ten strijd met hem aanbinden, doch zij kon uit zijn trek ken niet moer wijs worden. Zij wist, dat hij valsch was, dat hij een bedrieger wss, en ze vertrouwde hem niet meer. De deur open- mcnigmaal lichtvaardig en zelfs misdadig ge handeld, het publiek is door zijn grooten honger naar winst gedreven, de regeering is de feiten bewijzen het reclitaf onnoozel voor gegaan, ondanks dat een finantie-specialiteit aan haar hoofd stond. Dit is niet te veel gezegd, wanneer men bedenkt, hoe regeerings- wijsheid door de rente-conversie het kapitaal naar de Beurs dreef, en hoe ze tegelijkertijd de veiligheidskleppen dier geweldige maclüne sloot. En dan verbaast men zich over de ontploffing De redding uit dien valschen toestand ligt in de hand van hen, die hem hebben te voor schijn geroepen. Ook hier laat de zedeprofect uit Ohristiania ons niet in den steek. In „de Steunpilaren der Maatschappij" is liet eene een voudige vrouw, vrouw Lona, die het verlos sende woord spreektzij weet den in zijn verleden schijnbaar hopeloos verstrikten con sul Bernick te bevrijden, door hem te wijzen op de verlossende kracht der waarheid. Ber nick begint zijne bevrijdende daad, zijne be kentenis met de volgende woorden „Lieve medeburgersUw woordvoerder „sprak de gedachte uit, dat wij aan den voor avond van een nieuwen tijd staan, en ik „hoop, dat dit zoo wezen mag. Doch, opdat „deze tijd voor ons kome, moeten wij hij ons „de waarheid doen inwonen, de waarheid, „die tot heden bij ons geen herberg had." Mogelijk is 't, dat de groote moreele schen ding, waaronder wij lijden, de verberging der waarheid is, en het gebrek aan moed om haar in het gezicht te durven zien. Zonder twijfel ligt in deze beide gegevens het eerste begin van den ondergang der hui dige „schipbreukelingen" Berl. Tageblatt, 21 Juli 1901. CCXLI. Botterdam, 31 Juli 1901. Morgen is 't Augustus eene belangrijke maand in het Botterdamsche leven de kermis- mnand n.1. Wij beginnen er ditmaal op den elfden meê en kermissen elf dagen lang, van wafel-, poffer- en palingkraampjes profiteeren wij den geheelen Augustus. Van den anti-kermisbond hoorden wij al weer niets, het plan om in plaats van de ker mis volksfeesten in te richten schijnt maar weer eens verdaagd voor onbepaalden tijd en beleeft inmiddels als ik me niet vergis de intrede van zijn derde levensjaar. We moeten maar wat geduld hebben. Vermoedelijk zal men in den nieuwen Baad wel weer eens de neuzen tellen van de voor standers der radikale afschaffing, waarbij vast één christ.-historische en één anti-revolution- naire neus winst zal zijn. Of onze eerste sociaal-democraat tegen de kermis is, blijft tot dan een geheim. De enquête zal in elk geval weer eigenaardig zijn, ofschoon de alreê bestaande meerderheid tóch vóór kermisbelioud is en dus de kermis geen gevaar loopt. Het is dus eigenlijk ook r.iet de - moeite waard Over de kermis te spreken, noch over hare attributen, als daar zijn bedorven tempe ratuur, alledaagsche orgelbespelingen op de openbare straat, enz. Als eenmaal ook de Baad „om" is, wordt de kermis-quaestie weer een „quaestion bruiante", tot zoolang is'zij geen quaestie. Inmiddels gaan de kermisreizigers zich ver- eenigon,om tegen den tijd dat deze belangrijkste kermis vanHolland emstigzal worden aangegre pen, klaar te zijn. De bladen deelen althans in hun advertentie-kolommen mede, dat eerst daags zal verschijnen „De Komeet", weekblad gewijd aan de belangen der Artisten eu Ker misreizigers in Nederland en België. Directeur van dit belangrijk orgaan zal wezen de hr. Leo- nard Zangers,hoofdredacteur de hr.Paul Morize. Ziehier wat deze Komeet beoogt„Dit blad doende, trad zo binnen. .De keil nor kende haar en verwijderde zich bescheiden. Dartigues fron-te hot voorhootd, maar hij was volstrekt niet verrast. Geen uitroep van toorn kwam er over zijne lippen, hij schikte alleen wat op, om voor Francioo plaats te maken. Zij deed, alsof ze dat niet opmerkte, en ging tegenover hem zitten. „Ik had het kunnen weten, dat Claude jou mijn plannen zou hebben medegedeeld," 'merkte hij kalm op. „Maar ik had anders niemand dan hem om te sturen, dus moest ik wel." „De afgezant was zijn opdracht waard. Het is dus beslist, je wilt mij werkelijk verlaten „Ik verlaat je niet, wie praat daar nu over Ik ga don vreemde in, om daar het groote lot te trekken, dat ik hier maar niet te pakken kan krijgen. Ik doe jou het voorstel, met mij mede te gaan, maar je wilt het niet; dat is toch zeker niet mijn schuld „Je wéét wel, dat ik het weigeren zal, anders zoudt ge mij niet hebben gevraagd met je mede te gaan. Niet, dat ik bang ben voor leed of ontbering, ach, ik toon je al sinds langen tijd, dat ik daarvoor geen vrees heb. Maar ik hoopte door my'ne wei gering je nog hier te houden, ik hoopte, dat de laatste vonk van medelijdon voor mij en mijn zoon je cr nog van at zou houden, die uiterste dwaasheid te begaan. Of de ellende niet overal de dwazen vervolgtJij wiegt je in slaap met mooie illusiënhet gift, dat jij hier aan deze tafel naar bin nen slurpt, maakt je gok. Je bent niet slecht, dat wil ik aannemen, en ik geloof ook niet, dat al die dwaze dingen in je eigen hersens worden uitgebroed. Je hebt aan een heeien slechten raadgever gehoor ge schonken. Nu echter verneem je een andere stem dan die van menschen, iu wier belang hot is dat ge ten gronde gaat. Nóg is het tijd tot omkeeren. Op jouw leeftijd zijn er nog middelen genoeg om vooruit te komen. Wanneer je ernstig werken wilt, zult ge mij tot elk offer bereid vinden. Laat jonu niét door dwaasheden medevoeren. Als dat toch geschiedt, dan, dat zweer ik je, zal alles verschijnt eiken Zondag on zal degelijke arti kelen bevatten over kunst." In zooverre komt het dus vrij wel overeen met b.v.b. de Neder- landsclie Spectator. Maar „de belangen der artisten zullen er in worden behartigd." „Tevens bevat het blad geregeld een rubriek, vermeldende de plaatsen waar Artisten on Kermisreizigers zich bevinden op het oogenblik, een rubriek waarin Artisten, die eïigagemeht zoeken en Directeurs die Artisten zoeken, vernield staan." Welk een nuttig orgaan zal deze Komeet worden. Voor zoover mij bekend, is dit het eerste periodiek, speciaal gewijd aan de belangen van kermisreizigers, eigenaardig genoeg pas verschijnend, nu de kermis reeds in zijne nadagen is en er dus niet zooveel meer zal te behartigen zijn. Hoe jammer, dat de heeren Zangers en Morize niet een jaar of wat vroeger zich tot de journalistiek geroepen hebben gevoeld. Overigens wil het mij voorkomen dat in dit blad ook een rubriek behoort te worden gewijd aan jongens, die een kermismeisje, en meisjes die een kermisjongen zoeken. Zoo houdt men de belangstelling ook bij het publiek er inde Komeet zal in méér huizen vallen dan in die van artisten en kermisreizigers en de adver tenties van kermislustigen komen alleen waar zij behooren. Nu geven zij in de gewone dagbladpers allicht aanstoot aan bedenkelijke, seriëuse vaders en voorzichtig preutsche moeders. Er is voor dezulken iets onplezierigs in, een informatie te krijgen van één hunner behoed zaam opgevoede kinders, die in het Nieuws blad een advertentie vond, beginnende met „Twee aardige sokkels, vragen twee leuke mokkels", en dan met alle geweld weten wil, wat wel ter wereld mokkels zijn En stel u voor, dat inlichtingen gevraagd worden naar advertenties als deze„Twee zachte duifjes, vragen twee nette Kluifjes, om in de Kermisdagen er goed van door te jagen". (Er is een kermis-annonce-argot dat dringend verklaring noodig heeft.) Of' zóó een: „Een netjongmensch, 22jaren oud, wenscht in kennis te komen met een gefortuneerde Boerendochter, van denzelfden leeftijd, om voor gezamenlijke rekening de kermisdagen nit de stad te gaan". De heer Leonard Zangers, zoo hij een goed directeur is, moet zich met de stellers van al deze annonces in verbinding stellen en ze zijn Komeet aanbevelen. Artisten en Kermis reizigers zullen uit deze opgewekte aanvra gen om kermisgeleide de overtuiging kunnen opdoen, dat de kermis tofth niet geheel en al op apegapen staat. Van kermis gesproken, wij missen in onze litteratuur nog' altijd een boek, waarin 't leven van kermismenschen beschreven is en een pracht-sujet voor een artistiek-aangelegden opmerker is hier ongebruikt. Het komt me zoo voor, dat een enquête van 't kermisleven wondere resultaten leveren zou Als een of andere jounalist zich eens als kermismensch vermomde Bernard Canter in zijn boekje „Twee weken bedelaar" heeft van één onsterfelijk kermis- type „Piet met den baard" een en ander in tiems verteld. Het Is 't beste type in dat merkwaardig boekje. Piet, die méér dan zeventig jaren oud was en wei bijna zestig jaren kermis geloopen had. W. van Hennes, de Utrechtsche journalist, heeft herhaaldelijk den draak met den armen kerel gestoken. Hij vertelde van den gepolijsten man met zijn eeuwig zwarten baard en even eeuwig hoogeu hoed, hoe liij vóór kermis tenten de voorbijgangers binnen riep en in één kermisduur zóóveel en zoo dikwijls dronk, dat successievelijk alle tenteigenaars hem op straat smeten en dan daalde hij, begonnen voor een fel-beschilderd paardenspel, voor een tentje waarin een varken met zes pooten. En als er geen kermis was, liep Piet de steden af, belde huis na huis aan. en joeg de dienstbode een schrik op het lijf met de abrupte mede- tusschen ons uit zijnzal ik je niet meer kennen, en zult ge in het oog van het kind, zoowel als in mijn oog, even goed als dood zijn. Gij hebt ons dan verlaten en vrouw en kifid prijs geven dat is het laagste dat een man ooit doen kan." Zwaar ademend van innerlijke ontroering, zweeg ze. Zij sidderde van opgewonden heid hare oogen waren vol tranen, maar zij was vast besloten. Bedaard had hij haar laten praten, af en toe met een lepeltje in het groene vocht roerend. Hij scheen besloten, den vloed harer ver wijten over zich heen te laten gaan. Toen zij zweeg, hief hij het hoofd op en sprak gelaten „Ben je nu klaar? Je kunt mij nu toch het verwijt niet doen, dat ik je niet heb laten uitpratenik heb jo naar hartelust laten rammelen, en het heele zondenregister hebt ge kunnen aflezenon nu komt de beurt aan mij, want ge zult u toch zeker niet inbeelden, dat ge my met uwe argu menten overtuigd hebt, dat ge mij met uwe profetieën schrik hebt aangejaagd. Ik weet duivels goed wat ik doe. Ditmaal heb ik bepakld succes. Ik heb bij dit zaakje geen kapitaal noodig, want tot dus verre was het alleen geld dat mij ontbrak. Ja, als ik geld had gehad, hoe geheel anders zou alles dan geworden zijn." Op harden toon viel zij hem in de rede „Ge zoudt het geld hebben opgemaakt, evenals ge tot nu toe allo hulpbronnen hebt doen opdrogen." „Wanneer ik een kapitaaltje had be zeten, dan stond ik op dit oogenblik aan het hoofd eener onderneming, die mij milloenen zou hebben opgebracht!" ging hij met Warme overtuiging voort. „Niets is iu staat hot crediet te vervangen, dat is de bron van allen rijkdomik echter heb nooit de middelen kunnen vinden om mij een jaar lang op de been te houden. Ditmaal heb ik nu geen stamkapitaal noodig, het is hier het vereischto om moedig en krachtig te zijn, zijn kop te wagen. Ik ben daartoe bereid. De man, met wien ik do speculatie onder neem en die mij de noodige middelen ver schaft, is absoluut niet in de gelegenheid, deeling „Jij houdt jouw lwar geen jaar meer, vrijster", welk euvei hij echter dadelijk afwend- baar verklaarde, als de vrijster een Üeschje van Piet's onfeilbaar, ofschoon zelf gefabriceerd haarmiddeltje kocht. Hoe deze Piet, dit universeel kerrnistype, in lugubere hotelletjes scharrelde, schulden maakte en ongelooflijk veel at, heeft Canter verhaald. Het zou wel hoogelijk interessant zijn, nu eens wat meer van het kermisleven zelf te hoorenwaar kermisreizigers vandaan komen, waar zo blijven, hoe ze leven, waarvan ze leven als er géén kermis is, enz. Dit is alles zéér mysterieus, maar toch wel heel belangwekkend. Wellicht hebben velen dat zonderling lialf-schuw-zijn en half-aangetrokken-worden tegenover deze helden van kramen en spellen gehad, dat ik in mezelf nog bij elke kermis waarneem en dat we, in den kindertijd opgedaan, nimmer hebben kunnen kwijtraken. Voor onze kennis van ons volksleven en ook wel voor onze folklore zijn deze lieden stellig de studie waard. Wie onderneemt het eens Ik heb nu toch maar over de kermis door gepraat, al vond ik 't geval dan ook niet „brandend" genoeg. Vanavond heb ik een poosje staan kijken naar het in elkaar zetten van een wafelkraam en daarbij leefden weer in me op de blijde gedachten, die ik culti veerde in mijn jeugd hij 't bekijken van dit werk van voorbereiding, en zoo raakte ik vól van de kermis. Het huidig geslacht kinders bleek vanavond al even gretig belangstellend als wij waren op hun leeftijd, de pret in kermis schijnt dus ook wel op de nieuwe generatie over te gaan. Tenzij de anti-kermisvereeniging nu eens „daadwerkelijk" op gaat treden en inderdaad een rempla^ant bedenken. Van de velen, die met alle-j aren-kermis zijn opgegroeid, heeft zij niet veel te wachten, maar van het nage slacht en de toekomst, wie weet Ook her inner ik er aan, dat onlangs op voorstel van B. en W. de Baad een nog al belangrijk be drag aan geheime fondsen tot gewone inkom sten verhief, zich voorbehoudend, later de bestemming aan te wijzen. Als men daarvan nu eens jaarlijks een royaal volksfeest bekostigde O. Zoo zijn onze manieren! In de Belgische Kamer heerscht groote oneenigheid. De rechterzijde, die maar aldoor vergaderen wil, doch dan niet opkomt, de linkerzijde, die wel ter vei'gadering verschijnt, maar bij het gebleken gebrek aan belangstelling liever niet vergaderen zou. Tenslotte was er een compromis geslotenmen zou 's ochtends wèl vergaderen, maar geen stemming houden. Nu kwam Buyl met een motie van orde, welke echter de voorzitter, overeenkomstig het genomen besluit, niet wilde in stemming brengen. „Dan zult gij ook geen woord meer zeggenriepen de socialisten. Vandevelde legde daarop de verklaring af; dat, werd de motie niet in stemming gebracht, het leven een begin zou nemen. „Ik weiger haar in stemming te brengen", antwoordde kalmpjes de voorzitter. „Het woord is aan minister Liebaert." Het laatste woord van den voorzitter was er amper uit, of een vreeselijk leven barstte los. Liebaert begint echter 'toch zijn rede voering. Gestommel van hakken tegen de jfianken van de lessenaars, deksel-heen-en-weer-slaan als ouzen-castagnetten, boeken tegen elkander a±s donderslagen, en boven alles uit geschreeuw en gebrul. De schel en de hamei van den voorzitter maken onder het leven den indruk van een speeldoosje dat in een woud te midden van een onweer een polka speelt. Dat duurt zoo eerst tien minuten, een beetje eentonig. Dan gaat Furnemont uit ziju bank, onder het roepen Ik heb mijn lessenaar gebroken alleen uit de situatie voordeel te trekken; daarom waadde hij zich tot mij. En ik heb niets anders te doen dan een paar jaar voor buffeljager te spelen, huiden van wilde stieren te vemoopen en hun vleesch in blikken doen." „Dat weet ik reeds, je hebt je plannen alreeds medegedeeld en jij geeft je aan den waan over, dat men daar juist op jou heeft gewacht om die winstgevende zaak in het leven te roepen. Die mijnheer in Hkvre is een grondbezitter, di9 jou daarheen zendt opdat gij zijn have en goed zult besturen hij weet heel goed, dat, wanneer gij daar wilt bestaan blijven, dit slechts kan geschie den wanneer ge heel spaarzaam leeft." „Ba wanneer gij gelijk hebt," merkte Dartigues op, „gelooit ge dan niet, dat er in dat land middelen en bronnen te vinden zullen zijn, om mij erdoor te helpen Alles is te bereiken in die onmetelijke streken, waar de gronden met hun rijkdom er slechts op wachten om bewerkt te worden. Met het gald, dat ik op die boerderij zal verdienen, kan ik iets anders probeeren en het tot een goed einde brengen." „Iets kaders en steeds iets kaders, dat is het woord, dat jouw lot beheerscht autwoordde Francino. „Iets anders dan je vaderland, iets auders dan je beroep, iets anders dan je vrouw en kindTel kens on steeds weer het onbekende, het vreemdeStoeds weer pakt het waan zinnige verlangen je aan, om je te werpen in dien donkeren afgrond, waarvan men niet weet wat hij herborgt." „Goud 1 Onmetelijk vermogen Amerika is het land, waar de schoenpoetser millionuair wordt. Een vroegere kastelein is een ree- dor van boteekenis geworden in Amerika een huidenkoopman heeft fabrieken gebouwd' die hoeft geld opgohoopt, zooals by ons de kinderen het zand op de speelplaatsen. In de nieuwe wereld is Diet alles afgepast, geregeld en precies; daar kan werkkracht zich nog in volle kracht ontplooienmen verlangt van de menschen slechts, dat ze intelligent zijn en in staat, het initiatief to Demen tot verschillende dingen. In ons ellendig Europa, dat niet in de schaduw

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5