m TWEEDE BLAD. FEUILLETON. De Windhoos. De Thee-avondjes hij BI. A. G. NUS. Op de Pier te Schoveningen, 5 Augustus 1901. Nus krijgt hoog bezoek. Wat het minis terie meende. Borgesius is bedroefd en Nus is erg vriendelijk. Bij krijgt het met oorlog te kwaad. Hij in formeert. Titus wordt bleek en Bram bestraft. Roosje is oor logszuchtig, maar Kuyper lacht. Èn de ministers lachen. De premier loenst en de generaal rammelt.Hoe Bram H vindt. Een portefeuille is zwaar. Een minister van vijf weken ervaring. Pier- son staat op straat. Klaas wil klin ken met thee maar Bram vraagt champagne. Daar heb je Dr. Kuyperriep Roosje- En er zijn nog een stuk of wat heeren bij 'm- Komen ze naar ons toe vroeg ik. Ik geloof 't wel Ja, ja, maneer Bram ziet me, hij wuift, o ik zie meneer Pierson ook, en Borgesius en Loeff en Kruys enBer- gansius en Harte en Titus van Wijck. "Waarempel, 't heele nieuwe ministerie met een paar oudjes! riep ik. We moeten zo in ons koepeltje ontvangen. Als nu de thee maar goed is. Roosje, wees vrindelijk en mors niet Even later, waarde lezer van de Schager Courant, zat ik tot over mijn ooren in de ministers en ik had Klaas en Borgesius aan mijn zijde, 'k Was inderdaad wat confuus. En dat allemaal op de pier Ja, Nus, zei Bram, we meenden,dat het nieuwe ministerie zich aan jou toch ook even moest komen presenteeren, éér het aan den slag gaat. En mijn collega's wilden heel graag eens kennis met je maken. Niewaar heeren Ja premier riepen de ministers in koor. Excellentie, ik ben hoogelijk vereerd, zei ik. Het zal mij aangenaam wezen u allen ook eens te Scliagen bij me te zien. Vergun me thans u hier te recipiëeren met thee, waarvoor Roosje helaas niet instaat. Het is waar, dat ik ook voor het nieuwe ministerie niet insta, maar we moeten in Gods naam ervan proeven en dan vallen de thee en het ministerie nog wel meê. En Nicolaas en ik komen afscheid van je nemen, Nus, sprak Borgesius, min of meer droevig. TWEE VADERS. 0-0-0 8. Allen luisterden met stijgende bewon dering naar den spreker, die alles op zoo'n overtuigenden, warmen toon te berde bracht. De verwezenlijking van zijne plannen leek zóó licht en zóó nabij, wanneer men naar hem luisterde, dat de eigenaren van lande rijen in de betrokken streken zich reeds rijk zagen. In hun geest ging de spoortrein reeds, het water had het dorre dal reeds vruchtbaar gemaakt, en mijnheer Van Hail- lane schilderde hen met schitterende oogen en met trillende lippen, begeesterd door zijn eigen droombeelden, de heerlijkste lucht- kasteelen. Met een spotlachje om de lippen, kwam Claude Brun achter mijnheer Van Maillane staan en fluisterde hem spottend in het oor „Steeds dezelfde; tot aan zijn laatste oogenblik bljjft het Jean DartiguesZult ge dan nooit kalm en bedaard worden Mijnheer Van Maillane boog zich tot zijn vriend over. „Waarvoor zou ik mij matigen? Kan ik dan nu niet aan mijne natuur don vrijen loop laten Nu ik teleurstelling niet meer heb te vreezen, nu alles wat ik onderneem, gelukt De uren van treurigheid zijn voorbij, het succes is nu aan my, dat is do vergoeding voor alle booze dagen. Maak mij er geen verwijt van, dat ik het vuur der jeugd tot in mijn ouderdom heb be waard. Juist door die oprechte warmte heb ik invloed op de menschen, ben ik zeker van mijn succes. Mijn enthousiasme, dat is het eenige geheim van mijn kracht. Ik ben een droomer, dat wil ik toegeven, maar een droomer die zijne idééën verwezenlijkt, en dat is de hoofdzaak." „Ja," mompelde Claude Brun, schouder ophalend, ,Je bent nu mijnheer Van Mail- Kom kom, ik zie jullie nog wel eens weer als excellentie terug, troostte ik. Bor gesius blijft in de Kamer en op de hoogte en Pierson zal zeker getrouw de Kamerver slagen lezen om „er" niet uit te raken, over vier jaren. Laat het hoofd niet hangen. Dat is erg vriendelijk voor ons, lachte Bergansius. "We zijn nog niet eens aan den gang en meneer Nus wijst onze opvolgers al aan Meneeren, sprak ik, ernstig, ik pleeg van mijn hart geen moordkuil te maken en vrij te zeggen wat ik denk en hoop. Ik heb u welkom geheeten, ik zal u zeker gaarne aan den arbeid zien, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kanmijn sympathieën zijn bij deze beide heeren. Enfin, ter zake. Zijn do heeren vol goeden moeds Dat zijn wc, nietwaar heeren vroeg Kuyper. Ja premier, riepen de ministers, gul. Vol moed zijn we En wat ga je nu het eerst doen vroeg ik. Openbaar onderwijs afschaffen, leger her vormen, leerplicht in de doos doen Dat zal wel dienen, zei Titus van Ascli van "Wijck, maar hij ontving van Kuyper een bestraffenden blik, Titus werd bleek en zweeg. Asjeblieft niet te veel beloften, verzocht Bram. Je weet, dat ik Dominé Talrua in de Standaard al heb laten waarschuwen tegen te hooge verwachtingen. Wij zijn niet allen vooruitstrevende anti-revolutionnairen, er zijn ook conservatieve Katholieken onder ons. Ho, ho, premier, zei Loeff. Ik heb het woord, meneer de minister van justitie, zei de premier. En ik zeg niet, dat u conservatief is, maar er zijn vele con servatieven onder de Katholieken, met wie we dan toch regeeren moeten. Doet u dan niet alles precies anders als de liberalen 't gedaan hebben vroeg Roosje, bedeesd. Hoort dat niet zoo Welnee, mijn beste meid, riep Bram levendig. We kunnen de dingen toch niet op liun kop zetten. Voorloopig zullen we wel moeten doorregeeren zooals de liberalen 't gedaan hebben. Vier jaren is een korte tijd, zuchtte De Marez Oyens, als we niet doen wat de goe gemeente van ons verwacht, is 't na vier jaar mis. Meneer de minister van natten en drogen waterstaat, toon u een man, wekte Kuyper op. Alles kan niet zoo op eenmaal anders worden. We moeten beleidvol wezen. U verklaart toch minstens aan Engeland den oorlog, meende Roosje. U hebt in de Standaard altijd zóó tegen de regeering en tegen de Engelschen losgetrokken, dat u nu toch al niet minder doen kunt Zij is grappig, meneeren, lachte Kuyper. —Ja premier, lachten de ministers. Zij is grappig. Ik had wel gewild, dat het liberale minis terie gehandeld had, maar nu zij het verzuimde, ja, nu wordt het iets anders. Wij halen de kastanjes niet uit het vuur, is het wel, me neeren vroeg Kuyper. Neen premier, dat doen we niet, riepen de ministers. Maar wat doe je dan wel vroeg ik, een beetje kregel. Laat je het potje, dat op 't fornuis staat, leukweg staan en maak je gaai- wat Borgesius opgezet heeft? Om te beginnen ja, besliste Kuyper. En daarna zetten wij ons eigen potje op. We moeten de gerechten eerst mengen en kook- vaardig maken. Nietwaar, meneeren Ja, premier, riepen de ministers. Maar je kunt toch al dadelijk een massa doen, beweerde ik. Je trekt het ontwerp Ar menwet in, je stuurt een heele partij zende lingen naar Indië, je trekt leerplicht in, je geeft voorloopige subsidies aan het bijzonder onderwijs. Allemaal dingen waarmee je al vast kunt beginnen. —Zeker, zeker, zeker, we zullen ook wel iets doen, om heel gauw te toonen dat wij er zijn, bepaalde Kuyper, politiek loensend. lane, de machtige, rijke groot-industriëel, die tallooze zaken bestuurt en behartigt, die is geworden ridder van het Legioen van Eer en die mooi op weg is, afgevaardigde naar het parlement te worden, maar je bent en blijft nog steeds Dartigues. Wees op je hoedehet is moeilijker eene plaats te blijven innemen, dan ze te veroveren. Wees niet zoo blufferig, wees verstandigWij zijn niet meer in Zuid-Amerika, waar met tijd, geld en moed alles te bereiken is. Frankrijk is een land, waar orde en regel maat heerschen. Hier moet men volbrengen, wat men belooft. Dat weet ge zelf het beste, gij, die hier zooveel hebt gepro beerd zonder dat het resultaat had. Kijk naar Barondet en Reman^on, van hen kunt ge leeren. Zij zeggen niets, maar ze broeden er over, wat voordeel ze kunnen heb ben van uwe overdreven plannen. Zij laten i\ werken, voor hen het voordeel, gij hebt alle moeite, de geheele verantwoordelijkheid, zij al het voordeel." „Je hebt gelyk, maai- kan men zich nieuw en anders maken Men moet mij nemen zooals ik ben, met mijn deugden en ondeugden. Maar genoegMen let op ons, laten we ons met de anderen bezighouden, en vóór alles met de verkiezing. Daarvoor zijn we toch immers hier gekomen, niet waar Je bent toch een zonderlingwaar om verwijt je mij nu, dat ik beloften doe Beste vriend, het is er toch om te doen, kiezers te winnen Nu is het het geschikte oogenblik om de reclame- trom te slaan en als marktschreeuwer zijn waren aan te prijzen." MijnheerVan Maillane wendde zich van zij n raadgever af en keerdo naar de dorps- autoriteiten terug. Do burgemeester was in handen gevallen van Barondet en Reman- <jon, die hem murw kneedden de een met politieke zaken, de ander met finan- ciëele ondernemingen, zoodat de arme bur gervader in zijn geest reeds gouden bergen voor zich zag. De ververschingen,die werden rondgediend,droegen er niet weinig toe bij, dat het kiezerstal voor mijnhoerVan Mailla ne aangroeide en deze voelde, dat het ver trouwen, dat men in hom stelde, grooter Generaal Bergansius rammelde mot zijn degen en trok een zoo krijgshaftig gezicht, dat Roosje van schrik zich in haar thee ver slikte. Verslik je niet, verslik je niet, waar schuwde ik. Zeg je dat tegen mij vroeg Kuyper. Maar Bram, wel neen, vriend. Heb jij je ooit verslikt? Jij kunt je niet verslikken En hoe vindt u 't, dat u minister bent vroeg 't ondeugend Roosje. Bram dronk voorzichtig zijn thee, zette zijn kopje neer en zei toen langzaam 't Is niet alles, mijn kind, er is heel wat zorg aan vast, een portefeuille is zwaar. Maar nu liet vrome volk van Nederland ons opgeroepen heeft, nu gevoelen wij ons sterk genoeg. Het is wel aangenaam, ook eens minis ter te zijn, als de liberalen zoo lang en uit sluitend ministers geleverd hebben, flapte Do Marez Oyens er uit, die, omdat hij nog zoo'n jong politicus is, niet zóó op zijn woorden let. Kuyper keek bestraffend en Pierson lachte. We spreken elkaar over een paar jaren nader, meneer do minister, zei hij. Je kent het baantje nog niet, maar ik geloof niet, dat 't u zal meevallen. Ik heb ondervinding, ik ben al eens minister geweest, riep Kruys. Jawel, zei ik, vijf weken ongeveer. U bent dus man van ondervinding. Nu, ik hoop 't nu langer uit te houden, betuigde Kruys. Als u maar goed op Staalman let, onze marine-specialiteit, hij heeft plannetjes tegen u, die u niets zullen meevallen. O, Staalman, zei Kruys, wat die man wil, laat me koud. Pas op, hij is een partijgenoot. Nu ja, maar daarom nog geen marine- specialiteit. Hij heeft wol eens met een paar matrozen gesproken, ziedaar zijn specialiteit. Ik geloof, dat hij 't niets aardig van je vindt, Bram, dat je hem de portefeuille van marine niet gegeven hebt. Hij had al een paar vrinden zoo onder ons verteld, dat je 'm wel zou komen polsen. En nu je 't vergeten hebt, nu zal hij Kruys polsen, sprak ik. We zullen hem afwachten, zei Bram. En hoe gaat het in Schagen, Nus Alles bij 't oude Niet beter te weten, ja. Maar ik zit hier al een paar weken en ik ben dus zoo'n beetje uit het Schager leven hè. Gaan de heeren, die kamerlid zijn, zooals jij Bram, en u meneer Loeff, aftreden Dat moeten we wel hè, maar of we ons herkiesbaar stellen, is een tweede. Je moest een plaatsje maken voor Heldt verzocht ik. Die arme kerel staat gewoon op straat, nu hij de tweeduizend gulden van zijn kamerlidmaatschap niet meer heeft. Da's de politiek, Nus, zei Bram. Aan zoo iets stel je je bloot. Hier, Pierson staat nu óók op straat. Ja, ik sta op straat, zuchtte Pierson. Nou, nou, Klaas, riep ik. Er is nog al wat verschil tusschen jouw op-straat-staan en dat van Heldt Ik zou i\ooit in de politiek willen, nóp Roosje. Als er een werkman ontslagen wordt, maakt de heele volkspers kabaal en zegt dat het onrechtvaardig is. Maar nu Heldt ont slagen wordt, vindt iedereen 't gewoon en niets erg Doe dat, mijn kind, ga er maar nooit in, dan riskeer je niks, zei Pierson. En schenk ons nog een kopje thee, dan zullen we klin ken en drinken op het nieuwe ministerie. Dank je welriep Bram. Wie op ons drinkt, doe het niet met thee, maar minstens met champagne. Kom, Nus, laat champie aanrukken. Geen thee, wat zeggen jullie, heeren Nee', premier, riepen de ministers, geen thee En we dronken champagne. Hip-hip-hip, hoera werd. De tegenwoordigheid der dames, de moeder zoowel als de dochter beiden elegant, lieftallig, een weinig coquet, vol maakte de aangename vertrouwelijkheid en deed de algemeene tevredenheid nog stij gen. De welwillende, gemoedelijke aard van den gastheer, de betoovering zijner mooie woorden was het echter, die voornamelijk dezen indruk bewerkstelligden. Hij boeide zijn auditorium zooals hij tot dusverre dat steeds had gedaan. Trots de twintig jaar, die verloopen waren sedert hij met alle tegenspoeden gekampt had om zich rijkdom en aanzien te verwerven, was hij, zooals zijn vriend Claude terecht opmerkte, nu nog dezelfde Dartigues, die hij in ongeluk en ellende was geweest. „Wij zullen geen misbruik maken van uw vriendelijke gastvrijheid, mijnheer Van Maillane," sprak eindelijk de burgemeester. )TNa do lange reis zullen u en de dames wel wat rust noodig hebben, maar wij zien elkaar weer." „Morgen reeds, heer burgemeester. U kunt u erop verlaten, dat we dadelijk den strijd zullen aanbinden om den Kamerzetel." Door den burgemeester voorafgegaan,stap- ten de gemeenteraadsleden het bordes en de trap af naar buiten, 't' Geleek buiten wel een landelijk feest. Op steenen banken en in het gras zaten en lagen, heerlijk in de schaduw,vele oude en jonge luidjes, roo- kend, drinkend en lachend, terwijl helder en vroolijk de tamboerijn en fluit weerklon ken. Het was roepen, zingen en dansen overal hoerschto een vroolijkhoid, zooals het opge wekte volk van ketZuiden alleen kan ten toon spreiden. De familie Maillane en haar gas ten stonden een poos op het terras het gewoel en gejoel gade te slaan. Toen men hen opmerkte, barstte er een hartelijk „hoerali 1" los. Na een poosje ging ook dit ge zelschap uiteen, dankend en groetend. Het gezang verdween in de verte en de door honderdjarige boomen beschaduwde hof was leeg en verlaten. Sedert hij uit Parijs, uit Frankrijk was gegaan, was Dartigues' leven een aaneen schakeling van de allerzonderlingste ge Een dartele zonnestraal, die schuin dooi de glazen deur van het balkon brak, speelde over liet zilver en kristal op de tafel. Philippe de Rosmond zag, hoe die straal op de witte blouse van zijne vrouw rustte, straks hare wangen, hare bloeiende lippen aanraakte. En iets onrustigs, iets prikkelends kwam er over hem alsof zijne vrouw eene liefkoozing *in een vreemde had ontvangen. „Martha," vroeg hij „hindert je de zon niet „Wel neen. Hoe zoo „Omdat ze je zoo vlak in 't gezicht schijnt." „O, wat zou dat In gedachten verloren, keek hij haar aan. Zij was hem nog altoos als op den eersten dag van hun huwelijk nog altoos als de bruid van zijne droomen. Niets van do eerste, frissche schoonheid had haar gelaat voor hem verloren. Altoos nog was hy verliefd op die zoete trekken, die mooie oogen, dien lachenden mond. Eigenlijk maar om iets te zeggen, vroeg hij haar „Wat heb je vandaag voor plannen, Martha?" „Wel, dat weet je toch. Ik moet immers naar de buitenpartij bij de Albertis, op het eilandje bij Courbevoie „Wordt daar tennis gespeeld „Natuurlijk. Tennis en waarschijnlijk ook polo, en wielrijden allerlei spelletjes. Ga je niet meê, Philippe „Ach neen, dat kan vandaag niet. Wij hebben bestuursvergadering in de sociëteit." Hij bezon zich nog eens, en liet er spijtig op volgen „Ik zou graag meêmaar ik kan onmo gelijk wegblijven. Er is ballotage over Vau- dricourt." „Wou je hem dan eruit knikkeren „Wel neen Hoe kan je dat denken Integendeel, ik zal mijn uiterste best doen om liem er door te krijgen. VaudricourtHij is immers een goed vriend van mij." „O, dat is nog geen reden Hij volgde haar in de toiletkamer. Zij liet zich door de op den vloer geknielde kamenier de schoentjes uittrekken, en toonde daarbij de zachte ronding van haar fijne, welgevulde been. Teeder bleef zijn blik daarop rusten. Na zeven jaar was hij nog even verliefd als op dien eersten dag, toen hij na het bruilofts maal met haar weggereisd was. En op vleienden toon, haast smeekend, vroeg hij haar „Zal je niet te laat thuiskomen „O, wel neen Zal ik je van de sociëteit afhalen - Ongeduldig wachtte hij tot de kamenier was heengegaan. Toen drukte hij de slanke vrouw aan zijne borst en zeide „Ja Dat zou ik lief van je vinden. Kom mij afhalen." Aan het venster keek hij het wegrollende rijtuig na. Het was hem, alsof hij om den hoek der straat zijn geluk zag verdwijnen. Daarna verliet ook hij het huis. Hij wilde wat omwandelen, tot het tijd zou geworden zijn voor de vergadering. Maar zijne gedachten bleven altoos bij zijne vrouw. Zij volgden Martha in het zonnige park der Albertis. Zij zagen haar aankomen en uitstappen', vrien delijk den gastheer en de gastvrouw begroetend. „Wat zullen al die idioten haar weer het hof maken dacht hij. En den een na den ander noemde hij bij de namen, terwijl hij hunne grijnzende gezichten en hunne galante strijkages als vóór zich zag. Maar zijn hart bleef daarbij volkomen gerust, want hij had in zijn Martha een vol en onbegrensd vertrouwen. Alles, wat haar wedervaren was, zou zij hem immers vertellen, en samen zouden zij zich vroolijk maken over de dwaasheden, die al die gekken en kwasten haar gezegd hadden. „Wat ben ik toch gelukkig", zeide hij bij beurtenissen geweest. Jaren lang had hij vergeefs alles beproefd en de grootste gevaren had hij getrotseerd, zonder dat er eenig succes was gevolgd. Eerst had „de Meierhof" in Amerika een paar maanden zijn gansche energie gevorderd. Het was hem gelukt, met het geld, dat hij voor de buffelhuiden kreeg, paarden groot te bren gen, maar de in den beginne zoo gunstig schijnende speculatie was ten slotte toch mis lukt, omdat de Noord-Amerikaansche regee ring den gelukkigen verkooper ten slotte wat streng op de vingers keek. Dat zwerven door die eindelooze gras vlakten hartelijk moede, voelde Darti gues heimwee naar de stad en verbrak het contract met zijn mijnheer uit Havre. In het bezit van enkele duizenden piasters, ging hij naar Santa-Fé, waar hij Claude Brun aantrof, die daar een handelshuis wilde vestigen. Met de hem aangeboren neiging van elk nieuws mooi en groot te vinden, had Dartigues zich met allen lust aan den han del gewijd, maar al spoedig veroorzaakte hij het failliet van het huis, doordat het niet kon voldoen aan de verplichtingen die Dartigues maar op zich had genomen. Brun en Dartigues namen toen een muziek bal in Philadelphia over, waar negers dans ten en negerinnetjes bedienden. Met de baten van dit „theatre" vestigden zij daarna de beroemde koelvaten-compag nie, lieten zich, toen deze failliet ging, in mot allerlei speculaties, en stonden ten slotte, na zes jaar, nadat zij al het mogelijke bjj de hand hadden gehad, nadat ze hoog waren gestegen en laag waren gezonken, ellende en woelde hadden leeren kennen, weder als arme lui op straat. Toen ochter trof Dartigues in Valparaïso toevallig eene mo- vrouw Hernandez aan, de weduwe van een generaal, die president van Guatemala was geweest. Zij beviel hem en hij trouwde met haar. Van dat oogenblik af aan bloeide elke onderneming van Dartigues. Hij bekommerde er zich evenwel weinig om, dat hij zijn succes aan een misdaad had te danken, hij dacht niet aan de bigamie, die hij had ge pleegd, en aan zijne arme vrouw in Frank rijk, die hij had verlaten. Alles wat hij nu zichzelf „wat ben ik toch gelukkig, dat ik zoo heel haar hart bezit, evenals zij het mijne Wat ben ik toch een benijdenswaardig mensch Het verdwijnen van den zonneschijn op de straat deed hem naar de lucht kijken. „O wee, daar komt eene donderbui opzet ten! Als Martha in dien ellendigen fiaker er maar niet door overvallen wordtHoe dom van mij, dat ik haar rijtuig niet heb laten inspannen Windstooten schoten uit. Stofwolken vlogen over de straat, straks gevolgd doör dikke regendroppels. Eene blauwe bliksemflits ver scheurde het loodgrauwe wolkendak. Ratelend knalde de donder. Philippe verhaastte zijne schreden. Hij voelde zich door dit atmospherische geraas altoos onaangenaam getroffen. Het leek hem zoo iets ongeciviliseerds. Dat was goed voor wilden, die nog geen telefoon en geen auto mobielen kenden Toen hij nu over de brug kwam, bemerkte hij eerst recht, hoe ontzettend de elementen te keer gingen. Stof en boombladeren dwar relden door de lucht. Takken en pannen werden afgerukt. Overal sporen van ver woesting. Èn donker werd het, als tegen den nacht. Als een kolossale bliksemafleider boorde de Eiffeltoren zijn slangenhoofd in de onophou delijk van schelle flitsen doorkliefde wolken massa. Zijnen hoed met beide handen vasthoudend, vluchtte Philippe in de vestibule van de club. Hier was hij eindelijk veilig. De bedienden ontvingen hem al buigend, met de mededee- ling, dat de andere heeren van het bestuur reeds binnen waren. Een oogenblik later werd de president naar de telefoon geroepen. Toen hij terugkwam, zag hij bleek, en met ontdane stem riep hij „Heeren, ik heb daar eene ware jobstijding ontvangen. Terwijl wij hier zoo rustig zaten, is er een groot ongeluk gebeurd. Een wind hoos is over de omstreken van Parijs heen getrokken en heeft ontzettende verwoestingen aangericht. Te Courbevoie „Courbevoie? Wat is er schreeuwde Phi lippe. „Was uwe vrouw bij de Albertis „Ja, ja!Mijn God. wat is er gebeurd?" „Bedaard maar, bedaard maar, mijn waarde. Het is misschien "nog goed afgeloopen. Maar ik zou, als ik u was, er toch maar dadelijk heenrijden." „Wat is er dan gebeurd '.Wat is er dan gebeurd „Men zegt mij daar, dat de villa door de hoos geheel verwoest geworden is." En fluisterend, zoodat Philippe het niet hoorde, liet hij er op volgen: „Er moeten menschen bij omgekomen zijn Als razend gilde Philippe „Mijne vrouw is doodDen ganschen dag al heb ik een voorgevoel gehad van een ongeluk Een rijtuigGauw een rijtuig Met bevende hand schelde hij. De andere heeren hielpen hem zijne jas aantrekken. Zij wisten, hoe hij zijne vrouw op de handen droeg, en zij hadden werkelijk met hem te doen. Van alle kanten snelden de bedienden toe. „Een rijtuigGauw een rijtuig voor mijn heer De Resmond „Maar mevrouw is beneden in de spreek kamer. Zij vraagt naar mijnheer." Van den vreeselijksten angst ontheven, haalde Philippe diep adem en rende de trap af. De anderen volgden hem, om te hooren wat er gebeurd was en het verder te kunnen vertollen. Volmaakt zooals hij haar zich nog zoo kort tevoren in den geest had voorgesteld, stond zij daar vóór hem rozig en blank, met stralende oogen, in haar elegante lichte zomer- toiletje, dat haar aan het slanke lijf als geschilderd zat. Zóó stond zij daar en lachte hem toe. Trillend van zaligheid, riep hij aanpakte, werd goud. Gesteund door het vermogen van mevrouw Hernandez, wier eer ste man niet zonder resultaten voor eigen zak het staatsgeld had beheerd, kreeg Dartigues nieuwen moed. Hij had de koop- en leverings contracten aangegaan voor de spoorweg- werken van Parana. Hij had ingenieurs, machines en arbeiders uit Europa laten komen en dreef met koortsachtigen ijver deze ongehoorde ondernemingen. In vier jaar won hij sommen, die zelfs in Amerika voor een vermogen golden en hij had met scherpen blik de Fransche regeering in zijne werken gemoeid en gekend, terwijl tot dusver de invloed van de Engelsche regee ring was uitgegaan. Claude Brun was als heel geschikte onder handelaar naar Frankrijk gezonden, had daar Dartigues' verdiensten luide verkondigd en de politieke voordeelen geschetst, welke mon behaalde, als men de Parana-spoor door Fransche ambtenaren liet beheoren. Hij wees er op, dat een man van Dartigues' betee- konis mogelijk de Panama-kanaal-aan gelegenheid weer ter hand nemen kon, wel licht was daar nog wat van te redden. Daar men zeer welgevallig naar zijn woorden luisterde,wa8Claude Brun met een ridderorde voor Dartigues naar Amerika teruggekeerd, terwijl hij zelf tot generaal-consul werd benoemd. De beide bondgenooten waren dus aardig op weg om rijk te worden en in aanzien te stijgen. Zij leidden in dat land met zijn lichte zeden het leven van een paar Indische vorsten. Dartigues' mo raal was door dit leven geheol in den grond geboord hij dacht, dat alles maar was geoorloofd.wat geen nadeelige gevolgen had. Gedurende zijn verblijf in den vreem de had hij slechts een enkele maal gesproken over zijn zoo smadelijk verlaten familie, maar hot antwoord van Claude Brun was zoo afdoend geweest, dat hij nooit meer over Francine en den kleinen Pierre had ge sproken. Dat was in Philadelphia geweest, ten tijde dat de ellende voor beiden het hoog ste punt had bereikt. Door Duitschers en Ieren omringd, zaten de beide mannen in eon kroeg en luisterden moedeloos en met gebogen hoofd naar de gesprekken,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5