m
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
De Windhoos.
De Thee-avondjes
hij BI. A. G. NUS.
Op de Pier te Schoveningen,
5 Augustus 1901.
Nus krijgt hoog bezoek. Wat het minis
terie meende. Borgesius is bedroefd
en Nus is erg vriendelijk. Bij krijgt
het met oorlog te kwaad. Hij in
formeert. Titus wordt bleek en
Bram bestraft. Roosje is oor
logszuchtig, maar Kuyper lacht.
Èn de ministers lachen. De
premier loenst en de generaal
rammelt.Hoe Bram H vindt.
Een portefeuille is zwaar.
Een minister van vijf
weken ervaring. Pier-
son staat op straat.
Klaas wil klin
ken met thee
maar Bram
vraagt
champagne.
Daar heb je Dr. Kuyperriep Roosje-
En er zijn nog een stuk of wat heeren bij 'm-
Komen ze naar ons toe vroeg ik.
Ik geloof 't wel Ja, ja, maneer Bram
ziet me, hij wuift, o ik zie meneer Pierson
ook, en Borgesius en Loeff en Kruys enBer-
gansius en Harte en Titus van Wijck.
"Waarempel, 't heele nieuwe ministerie
met een paar oudjes! riep ik. We moeten
zo in ons koepeltje ontvangen. Als nu de thee
maar goed is. Roosje, wees vrindelijk en
mors niet
Even later, waarde lezer van de Schager
Courant, zat ik tot over mijn ooren in de
ministers en ik had Klaas en Borgesius aan
mijn zijde, 'k Was inderdaad wat confuus.
En dat allemaal op de pier
Ja, Nus, zei Bram, we meenden,dat het
nieuwe ministerie zich aan jou toch ook even
moest komen presenteeren, éér het aan den
slag gaat. En mijn collega's wilden heel
graag eens kennis met je maken. Niewaar
heeren
Ja premier riepen de ministers in koor.
Excellentie, ik ben hoogelijk vereerd,
zei ik. Het zal mij aangenaam wezen u allen
ook eens te Scliagen bij me te zien. Vergun
me thans u hier te recipiëeren met thee,
waarvoor Roosje helaas niet instaat. Het is
waar, dat ik ook voor het nieuwe ministerie
niet insta, maar we moeten in Gods naam
ervan proeven en dan vallen de thee en het
ministerie nog wel meê.
En Nicolaas en ik komen afscheid van
je nemen, Nus, sprak Borgesius, min of meer
droevig.
TWEE VADERS.
0-0-0
8.
Allen luisterden met stijgende bewon
dering naar den spreker, die alles op zoo'n
overtuigenden, warmen toon te berde bracht.
De verwezenlijking van zijne plannen leek
zóó licht en zóó nabij, wanneer men naar hem
luisterde, dat de eigenaren van lande
rijen in de betrokken streken zich reeds rijk
zagen. In hun geest ging de spoortrein
reeds, het water had het dorre dal reeds
vruchtbaar gemaakt, en mijnheer Van Hail-
lane schilderde hen met schitterende oogen
en met trillende lippen, begeesterd door zijn
eigen droombeelden, de heerlijkste lucht-
kasteelen. Met een spotlachje om de lippen,
kwam Claude Brun achter mijnheer Van
Maillane staan en fluisterde hem spottend
in het oor
„Steeds dezelfde; tot aan zijn laatste
oogenblik bljjft het Jean DartiguesZult
ge dan nooit kalm en bedaard worden
Mijnheer Van Maillane boog zich tot zijn
vriend over.
„Waarvoor zou ik mij matigen? Kan ik
dan nu niet aan mijne natuur don vrijen
loop laten Nu ik teleurstelling niet meer
heb te vreezen, nu alles wat ik onderneem,
gelukt De uren van treurigheid zijn
voorbij, het succes is nu aan my, dat is
do vergoeding voor alle booze dagen. Maak
mij er geen verwijt van, dat ik het vuur
der jeugd tot in mijn ouderdom heb be
waard. Juist door die oprechte warmte heb
ik invloed op de menschen, ben ik zeker
van mijn succes. Mijn enthousiasme, dat is
het eenige geheim van mijn kracht. Ik ben
een droomer, dat wil ik toegeven, maar
een droomer die zijne idééën verwezenlijkt,
en dat is de hoofdzaak."
„Ja," mompelde Claude Brun, schouder
ophalend, ,Je bent nu mijnheer Van Mail-
Kom kom, ik zie jullie nog wel eens
weer als excellentie terug, troostte ik. Bor
gesius blijft in de Kamer en op de hoogte
en Pierson zal zeker getrouw de Kamerver
slagen lezen om „er" niet uit te raken, over
vier jaren. Laat het hoofd niet hangen.
Dat is erg vriendelijk voor ons, lachte
Bergansius. "We zijn nog niet eens aan den
gang en meneer Nus wijst onze opvolgers
al aan
Meneeren, sprak ik, ernstig, ik pleeg
van mijn hart geen moordkuil te maken en
vrij te zeggen wat ik denk en hoop. Ik heb
u welkom geheeten, ik zal u zeker gaarne
aan den arbeid zien, maar het bloed kruipt
waar het niet gaan kanmijn sympathieën
zijn bij deze beide heeren. Enfin, ter zake.
Zijn do heeren vol goeden moeds
Dat zijn wc, nietwaar heeren vroeg
Kuyper.
Ja premier, riepen de ministers, gul.
Vol moed zijn we
En wat ga je nu het eerst doen vroeg
ik. Openbaar onderwijs afschaffen, leger her
vormen, leerplicht in de doos doen
Dat zal wel dienen, zei Titus van Ascli
van "Wijck, maar hij ontving van Kuyper een
bestraffenden blik, Titus werd bleek en zweeg.
Asjeblieft niet te veel beloften, verzocht
Bram. Je weet, dat ik Dominé Talrua in de
Standaard al heb laten waarschuwen tegen
te hooge verwachtingen. Wij zijn niet allen
vooruitstrevende anti-revolutionnairen, er zijn
ook conservatieve Katholieken onder ons.
Ho, ho, premier, zei Loeff.
Ik heb het woord, meneer de minister
van justitie, zei de premier. En ik zeg niet,
dat u conservatief is, maar er zijn vele con
servatieven onder de Katholieken, met wie
we dan toch regeeren moeten.
Doet u dan niet alles precies anders als
de liberalen 't gedaan hebben vroeg Roosje,
bedeesd. Hoort dat niet zoo
Welnee, mijn beste meid, riep Bram
levendig. We kunnen de dingen toch niet
op liun kop zetten. Voorloopig zullen we
wel moeten doorregeeren zooals de liberalen
't gedaan hebben.
Vier jaren is een korte tijd, zuchtte De
Marez Oyens, als we niet doen wat de goe
gemeente van ons verwacht, is 't na vier
jaar mis.
Meneer de minister van natten en drogen
waterstaat, toon u een man, wekte Kuyper
op. Alles kan niet zoo op eenmaal anders
worden. We moeten beleidvol wezen.
U verklaart toch minstens aan Engeland
den oorlog, meende Roosje. U hebt in de
Standaard altijd zóó tegen de regeering en
tegen de Engelschen losgetrokken, dat u nu
toch al niet minder doen kunt
Zij is grappig, meneeren, lachte Kuyper.
—Ja premier, lachten de ministers. Zij is
grappig.
Ik had wel gewild, dat het liberale minis
terie gehandeld had, maar nu zij het verzuimde,
ja, nu wordt het iets anders. Wij halen de
kastanjes niet uit het vuur, is het wel, me
neeren vroeg Kuyper.
Neen premier, dat doen we niet, riepen
de ministers.
Maar wat doe je dan wel vroeg ik,
een beetje kregel. Laat je het potje, dat op 't
fornuis staat, leukweg staan en maak je gaai-
wat Borgesius opgezet heeft?
Om te beginnen ja, besliste Kuyper. En
daarna zetten wij ons eigen potje op. We
moeten de gerechten eerst mengen en kook-
vaardig maken. Nietwaar, meneeren
Ja, premier, riepen de ministers.
Maar je kunt toch al dadelijk een massa
doen, beweerde ik. Je trekt het ontwerp Ar
menwet in, je stuurt een heele partij zende
lingen naar Indië, je trekt leerplicht in, je
geeft voorloopige subsidies aan het bijzonder
onderwijs. Allemaal dingen waarmee je al
vast kunt beginnen.
—Zeker, zeker, zeker, we zullen ook wel
iets doen, om heel gauw te toonen dat wij er
zijn, bepaalde Kuyper, politiek loensend.
lane, de machtige, rijke groot-industriëel,
die tallooze zaken bestuurt en behartigt, die
is geworden ridder van het Legioen van Eer
en die mooi op weg is, afgevaardigde naar
het parlement te worden, maar je bent
en blijft nog steeds Dartigues. Wees op je
hoedehet is moeilijker eene plaats te
blijven innemen, dan ze te veroveren. Wees
niet zoo blufferig, wees verstandigWij
zijn niet meer in Zuid-Amerika, waar met
tijd, geld en moed alles te bereiken is.
Frankrijk is een land, waar orde en regel
maat heerschen. Hier moet men volbrengen,
wat men belooft. Dat weet ge zelf het
beste, gij, die hier zooveel hebt gepro
beerd zonder dat het resultaat had.
Kijk naar Barondet en Reman^on, van hen
kunt ge leeren. Zij zeggen niets, maar ze
broeden er over, wat voordeel ze kunnen heb
ben van uwe overdreven plannen. Zij laten i\
werken, voor hen het voordeel, gij hebt
alle moeite, de geheele verantwoordelijkheid,
zij al het voordeel."
„Je hebt gelyk, maai- kan men zich
nieuw en anders maken Men moet mij
nemen zooals ik ben, met mijn deugden en
ondeugden. Maar genoegMen let op ons,
laten we ons met de anderen bezighouden,
en vóór alles met de verkiezing. Daarvoor
zijn we toch immers hier gekomen, niet
waar Je bent toch een zonderlingwaar
om verwijt je mij nu, dat ik beloften doe
Beste vriend, het is er toch om te doen,
kiezers te winnen Nu is het het
geschikte oogenblik om de reclame-
trom te slaan en als marktschreeuwer
zijn waren aan te prijzen."
MijnheerVan Maillane wendde zich van
zij n raadgever af en keerdo naar de dorps-
autoriteiten terug. Do burgemeester was in
handen gevallen van Barondet en Reman-
<jon, die hem murw kneedden de een met
politieke zaken, de ander met finan-
ciëele ondernemingen, zoodat de arme bur
gervader in zijn geest reeds gouden bergen
voor zich zag. De ververschingen,die werden
rondgediend,droegen er niet weinig toe bij,
dat het kiezerstal voor mijnhoerVan Mailla
ne aangroeide en deze voelde, dat het ver
trouwen, dat men in hom stelde, grooter
Generaal Bergansius rammelde mot zijn
degen en trok een zoo krijgshaftig gezicht,
dat Roosje van schrik zich in haar thee ver
slikte.
Verslik je niet, verslik je niet, waar
schuwde ik.
Zeg je dat tegen mij vroeg Kuyper.
Maar Bram, wel neen, vriend. Heb jij
je ooit verslikt? Jij kunt je niet verslikken
En hoe vindt u 't, dat u minister bent
vroeg 't ondeugend Roosje.
Bram dronk voorzichtig zijn thee, zette
zijn kopje neer en zei toen langzaam 't Is
niet alles, mijn kind, er is heel wat zorg aan
vast, een portefeuille is zwaar. Maar nu liet
vrome volk van Nederland ons opgeroepen
heeft, nu gevoelen wij ons sterk genoeg.
Het is wel aangenaam, ook eens minis
ter te zijn, als de liberalen zoo lang en uit
sluitend ministers geleverd hebben, flapte Do
Marez Oyens er uit, die, omdat hij nog zoo'n
jong politicus is, niet zóó op zijn woorden let.
Kuyper keek bestraffend en Pierson lachte.
We spreken elkaar over een paar jaren
nader, meneer do minister, zei hij. Je kent
het baantje nog niet, maar ik geloof niet, dat
't u zal meevallen.
Ik heb ondervinding, ik ben al eens
minister geweest, riep Kruys.
Jawel, zei ik, vijf weken ongeveer. U
bent dus man van ondervinding.
Nu, ik hoop 't nu langer uit te houden,
betuigde Kruys.
Als u maar goed op Staalman let, onze
marine-specialiteit, hij heeft plannetjes tegen
u, die u niets zullen meevallen.
O, Staalman, zei Kruys, wat die man
wil, laat me koud.
Pas op, hij is een partijgenoot.
Nu ja, maar daarom nog geen marine-
specialiteit. Hij heeft wol eens met een paar
matrozen gesproken, ziedaar zijn specialiteit.
Ik geloof, dat hij 't niets aardig van je
vindt, Bram, dat je hem de portefeuille van
marine niet gegeven hebt. Hij had al een
paar vrinden zoo onder ons verteld, dat je 'm
wel zou komen polsen. En nu je 't vergeten
hebt, nu zal hij Kruys polsen, sprak ik.
We zullen hem afwachten, zei Bram.
En hoe gaat het in Schagen, Nus Alles bij
't oude
Niet beter te weten, ja. Maar ik zit
hier al een paar weken en ik ben dus zoo'n
beetje uit het Schager leven hè. Gaan de
heeren, die kamerlid zijn, zooals jij Bram, en
u meneer Loeff, aftreden
Dat moeten we wel hè, maar of we ons
herkiesbaar stellen, is een tweede.
Je moest een plaatsje maken voor
Heldt verzocht ik. Die arme kerel staat
gewoon op straat, nu hij de tweeduizend
gulden van zijn kamerlidmaatschap niet meer
heeft.
Da's de politiek, Nus, zei Bram. Aan
zoo iets stel je je bloot. Hier, Pierson staat
nu óók op straat.
Ja, ik sta op straat, zuchtte Pierson.
Nou, nou, Klaas, riep ik. Er is nog al
wat verschil tusschen jouw op-straat-staan
en dat van Heldt
Ik zou i\ooit in de politiek willen, nóp
Roosje. Als er een werkman ontslagen wordt,
maakt de heele volkspers kabaal en zegt dat
het onrechtvaardig is. Maar nu Heldt ont
slagen wordt, vindt iedereen 't gewoon en
niets erg
Doe dat, mijn kind, ga er maar nooit
in, dan riskeer je niks, zei Pierson. En schenk
ons nog een kopje thee, dan zullen we klin
ken en drinken op het nieuwe ministerie.
Dank je welriep Bram. Wie op ons
drinkt, doe het niet met thee, maar minstens
met champagne. Kom, Nus, laat champie
aanrukken. Geen thee, wat zeggen jullie,
heeren
Nee', premier, riepen de ministers, geen
thee
En we dronken champagne.
Hip-hip-hip, hoera
werd. De tegenwoordigheid der dames,
de moeder zoowel als de dochter beiden
elegant, lieftallig, een weinig coquet, vol
maakte de aangename vertrouwelijkheid en
deed de algemeene tevredenheid nog stij
gen.
De welwillende, gemoedelijke aard van
den gastheer, de betoovering zijner mooie
woorden was het echter, die voornamelijk
dezen indruk bewerkstelligden. Hij boeide
zijn auditorium zooals hij tot dusverre dat
steeds had gedaan. Trots de twintig jaar,
die verloopen waren sedert hij met alle
tegenspoeden gekampt had om zich rijkdom
en aanzien te verwerven, was hij, zooals
zijn vriend Claude terecht opmerkte, nu
nog dezelfde Dartigues, die hij in ongeluk
en ellende was geweest.
„Wij zullen geen misbruik maken van
uw vriendelijke gastvrijheid, mijnheer Van
Maillane," sprak eindelijk de burgemeester.
)TNa do lange reis zullen u en de dames wel
wat rust noodig hebben, maar wij zien
elkaar weer."
„Morgen reeds, heer burgemeester. U
kunt u erop verlaten, dat we dadelijk den
strijd zullen aanbinden om den Kamerzetel."
Door den burgemeester voorafgegaan,stap-
ten de gemeenteraadsleden het bordes en de
trap af naar buiten, 't' Geleek buiten
wel een landelijk feest. Op steenen banken
en in het gras zaten en lagen, heerlijk in
de schaduw,vele oude en jonge luidjes, roo-
kend, drinkend en lachend, terwijl helder
en vroolijk de tamboerijn en fluit weerklon
ken. Het was roepen, zingen en dansen overal
hoerschto een vroolijkhoid, zooals het opge
wekte volk van ketZuiden alleen kan ten toon
spreiden. De familie Maillane en haar gas
ten stonden een poos op het terras het
gewoel en gejoel gade te slaan. Toen men
hen opmerkte, barstte er een hartelijk
„hoerali 1" los. Na een poosje ging ook dit ge
zelschap uiteen, dankend en groetend. Het
gezang verdween in de verte en de door
honderdjarige boomen beschaduwde hof
was leeg en verlaten.
Sedert hij uit Parijs, uit Frankrijk was
gegaan, was Dartigues' leven een aaneen
schakeling van de allerzonderlingste ge
Een dartele zonnestraal, die schuin dooi
de glazen deur van het balkon brak, speelde
over liet zilver en kristal op de tafel.
Philippe de Rosmond zag, hoe die straal
op de witte blouse van zijne vrouw rustte,
straks hare wangen, hare bloeiende lippen
aanraakte. En iets onrustigs, iets prikkelends
kwam er over hem alsof zijne vrouw eene
liefkoozing *in een vreemde had ontvangen.
„Martha," vroeg hij „hindert je de zon
niet
„Wel neen. Hoe zoo
„Omdat ze je zoo vlak in 't gezicht schijnt."
„O, wat zou dat
In gedachten verloren, keek hij haar aan.
Zij was hem nog altoos als op den eersten
dag van hun huwelijk nog altoos als de
bruid van zijne droomen. Niets van do eerste,
frissche schoonheid had haar gelaat voor hem
verloren. Altoos nog was hy verliefd op die
zoete trekken, die mooie oogen, dien lachenden
mond.
Eigenlijk maar om iets te zeggen, vroeg
hij haar
„Wat heb je vandaag voor plannen, Martha?"
„Wel, dat weet je toch. Ik moet immers
naar de buitenpartij bij de Albertis, op het
eilandje bij Courbevoie
„Wordt daar tennis gespeeld
„Natuurlijk. Tennis en waarschijnlijk ook
polo, en wielrijden allerlei spelletjes. Ga
je niet meê, Philippe
„Ach neen, dat kan vandaag niet. Wij
hebben bestuursvergadering in de sociëteit."
Hij bezon zich nog eens, en liet er spijtig
op volgen
„Ik zou graag meêmaar ik kan onmo
gelijk wegblijven. Er is ballotage over Vau-
dricourt."
„Wou je hem dan eruit knikkeren
„Wel neen Hoe kan je dat denken
Integendeel, ik zal mijn uiterste best doen
om liem er door te krijgen. VaudricourtHij
is immers een goed vriend van mij."
„O, dat is nog geen reden
Hij volgde haar in de toiletkamer. Zij liet
zich door de op den vloer geknielde kamenier
de schoentjes uittrekken, en toonde daarbij
de zachte ronding van haar fijne, welgevulde
been. Teeder bleef zijn blik daarop rusten.
Na zeven jaar was hij nog even verliefd als
op dien eersten dag, toen hij na het bruilofts
maal met haar weggereisd was.
En op vleienden toon, haast smeekend,
vroeg hij haar
„Zal je niet te laat thuiskomen
„O, wel neen Zal ik je van de sociëteit
afhalen -
Ongeduldig wachtte hij tot de kamenier
was heengegaan. Toen drukte hij de slanke
vrouw aan zijne borst en zeide
„Ja Dat zou ik lief van je vinden. Kom
mij afhalen."
Aan het venster keek hij het wegrollende
rijtuig na. Het was hem, alsof hij om den
hoek der straat zijn geluk zag verdwijnen.
Daarna verliet ook hij het huis. Hij wilde
wat omwandelen, tot het tijd zou geworden
zijn voor de vergadering. Maar zijne gedachten
bleven altoos bij zijne vrouw. Zij volgden
Martha in het zonnige park der Albertis. Zij
zagen haar aankomen en uitstappen', vrien
delijk den gastheer en de gastvrouw begroetend.
„Wat zullen al die idioten haar weer het
hof maken dacht hij.
En den een na den ander noemde hij bij
de namen, terwijl hij hunne grijnzende
gezichten en hunne galante strijkages als
vóór zich zag. Maar zijn hart bleef daarbij
volkomen gerust, want hij had in zijn Martha
een vol en onbegrensd vertrouwen. Alles,
wat haar wedervaren was, zou zij hem
immers vertellen, en samen zouden zij zich
vroolijk maken over de dwaasheden, die al
die gekken en kwasten haar gezegd hadden.
„Wat ben ik toch gelukkig", zeide hij bij
beurtenissen geweest. Jaren lang had hij
vergeefs alles beproefd en de grootste
gevaren had hij getrotseerd, zonder dat er
eenig succes was gevolgd. Eerst had „de
Meierhof" in Amerika een paar maanden
zijn gansche energie gevorderd. Het was
hem gelukt, met het geld, dat hij voor de
buffelhuiden kreeg, paarden groot te bren
gen, maar de in den beginne zoo gunstig
schijnende speculatie was ten slotte toch mis
lukt, omdat de Noord-Amerikaansche regee
ring den gelukkigen verkooper ten slotte wat
streng op de vingers keek.
Dat zwerven door die eindelooze gras
vlakten hartelijk moede, voelde Darti
gues heimwee naar de stad en verbrak
het contract met zijn mijnheer uit Havre.
In het bezit van enkele duizenden piasters,
ging hij naar Santa-Fé, waar hij Claude
Brun aantrof, die daar een handelshuis wilde
vestigen. Met de hem aangeboren neiging
van elk nieuws mooi en groot te vinden, had
Dartigues zich met allen lust aan den han
del gewijd, maar al spoedig veroorzaakte
hij het failliet van het huis, doordat het
niet kon voldoen aan de verplichtingen
die Dartigues maar op zich had genomen.
Brun en Dartigues namen toen een muziek
bal in Philadelphia over, waar negers dans
ten en negerinnetjes bedienden.
Met de baten van dit „theatre" vestigden
zij daarna de beroemde koelvaten-compag
nie, lieten zich, toen deze failliet ging, in
mot allerlei speculaties, en stonden ten
slotte, na zes jaar, nadat zij al het mogelijke
bjj de hand hadden gehad, nadat ze hoog
waren gestegen en laag waren gezonken,
ellende en woelde hadden leeren kennen,
weder als arme lui op straat. Toen ochter trof
Dartigues in Valparaïso toevallig eene mo-
vrouw Hernandez aan, de weduwe van een
generaal, die president van Guatemala was
geweest. Zij beviel hem en hij trouwde met
haar. Van dat oogenblik af aan bloeide elke
onderneming van Dartigues. Hij bekommerde
er zich evenwel weinig om, dat hij zijn
succes aan een misdaad had te danken, hij
dacht niet aan de bigamie, die hij had ge
pleegd, en aan zijne arme vrouw in Frank
rijk, die hij had verlaten. Alles wat hij nu
zichzelf „wat ben ik toch gelukkig, dat ik
zoo heel haar hart bezit, evenals zij het
mijne Wat ben ik toch een benijdenswaardig
mensch
Het verdwijnen van den zonneschijn op de
straat deed hem naar de lucht kijken.
„O wee, daar komt eene donderbui opzet
ten! Als Martha in dien ellendigen fiaker er
maar niet door overvallen wordtHoe dom
van mij, dat ik haar rijtuig niet heb laten
inspannen
Windstooten schoten uit. Stofwolken vlogen
over de straat, straks gevolgd doör dikke
regendroppels. Eene blauwe bliksemflits ver
scheurde het loodgrauwe wolkendak. Ratelend
knalde de donder.
Philippe verhaastte zijne schreden. Hij
voelde zich door dit atmospherische geraas
altoos onaangenaam getroffen. Het leek hem
zoo iets ongeciviliseerds. Dat was goed voor
wilden, die nog geen telefoon en geen auto
mobielen kenden
Toen hij nu over de brug kwam, bemerkte
hij eerst recht, hoe ontzettend de elementen
te keer gingen. Stof en boombladeren dwar
relden door de lucht. Takken en pannen
werden afgerukt. Overal sporen van ver
woesting. Èn donker werd het, als tegen den
nacht. Als een kolossale bliksemafleider boorde
de Eiffeltoren zijn slangenhoofd in de onophou
delijk van schelle flitsen doorkliefde wolken
massa.
Zijnen hoed met beide handen vasthoudend,
vluchtte Philippe in de vestibule van de club.
Hier was hij eindelijk veilig. De bedienden
ontvingen hem al buigend, met de mededee-
ling, dat de andere heeren van het bestuur
reeds binnen waren.
Een oogenblik later werd de president naar
de telefoon geroepen. Toen hij terugkwam,
zag hij bleek, en met ontdane stem riep hij
„Heeren, ik heb daar eene ware jobstijding
ontvangen. Terwijl wij hier zoo rustig zaten,
is er een groot ongeluk gebeurd. Een wind
hoos is over de omstreken van Parijs heen
getrokken en heeft ontzettende verwoestingen
aangericht. Te Courbevoie
„Courbevoie? Wat is er schreeuwde Phi
lippe.
„Was uwe vrouw bij de Albertis
„Ja, ja!Mijn God. wat is er gebeurd?"
„Bedaard maar, bedaard maar, mijn waarde.
Het is misschien "nog goed afgeloopen. Maar
ik zou, als ik u was, er toch maar dadelijk
heenrijden."
„Wat is er dan gebeurd '.Wat is er dan
gebeurd
„Men zegt mij daar, dat de villa door de
hoos geheel verwoest geworden is." En
fluisterend, zoodat Philippe het niet hoorde,
liet hij er op volgen: „Er moeten menschen
bij omgekomen zijn
Als razend gilde Philippe
„Mijne vrouw is doodDen ganschen
dag al heb ik een voorgevoel gehad van een
ongeluk Een rijtuigGauw een rijtuig
Met bevende hand schelde hij. De andere
heeren hielpen hem zijne jas aantrekken. Zij
wisten, hoe hij zijne vrouw op de handen droeg,
en zij hadden werkelijk met hem te doen.
Van alle kanten snelden de bedienden toe.
„Een rijtuigGauw een rijtuig voor mijn
heer De Resmond
„Maar mevrouw is beneden in de spreek
kamer. Zij vraagt naar mijnheer."
Van den vreeselijksten angst ontheven,
haalde Philippe diep adem en rende de trap
af. De anderen volgden hem, om te hooren
wat er gebeurd was en het verder te kunnen
vertollen.
Volmaakt zooals hij haar zich nog zoo kort
tevoren in den geest had voorgesteld, stond
zij daar vóór hem rozig en blank, met
stralende oogen, in haar elegante lichte zomer-
toiletje, dat haar aan het slanke lijf als
geschilderd zat. Zóó stond zij daar en lachte
hem toe.
Trillend van zaligheid, riep hij
aanpakte, werd goud. Gesteund door het
vermogen van mevrouw Hernandez, wier eer
ste man niet zonder resultaten voor eigen zak
het staatsgeld had beheerd, kreeg Dartigues
nieuwen moed. Hij had de koop- en leverings
contracten aangegaan voor de spoorweg-
werken van Parana. Hij had ingenieurs,
machines en arbeiders uit Europa laten
komen en dreef met koortsachtigen ijver
deze ongehoorde ondernemingen. In vier
jaar won hij sommen, die zelfs in Amerika
voor een vermogen golden en hij had met
scherpen blik de Fransche regeering in
zijne werken gemoeid en gekend, terwijl tot
dusver de invloed van de Engelsche regee
ring was uitgegaan.
Claude Brun was als heel geschikte onder
handelaar naar Frankrijk gezonden, had daar
Dartigues' verdiensten luide verkondigd
en de politieke voordeelen geschetst, welke
mon behaalde, als men de Parana-spoor door
Fransche ambtenaren liet beheoren. Hij wees
er op, dat een man van Dartigues' betee-
konis mogelijk de Panama-kanaal-aan
gelegenheid weer ter hand nemen kon, wel
licht was daar nog wat van te redden. Daar
men zeer welgevallig naar zijn woorden
luisterde,wa8Claude Brun met een ridderorde
voor Dartigues naar Amerika teruggekeerd,
terwijl hij zelf tot generaal-consul werd
benoemd. De beide bondgenooten waren
dus aardig op weg om rijk te worden en
in aanzien te stijgen. Zij leidden in dat
land met zijn lichte zeden het leven van
een paar Indische vorsten. Dartigues' mo
raal was door dit leven geheol in den
grond geboord hij dacht, dat alles maar
was geoorloofd.wat geen nadeelige gevolgen
had. Gedurende zijn verblijf in den vreem
de had hij slechts een enkele maal gesproken
over zijn zoo smadelijk verlaten familie,
maar hot antwoord van Claude Brun was
zoo afdoend geweest, dat hij nooit meer
over Francine en den kleinen Pierre had ge
sproken. Dat was in Philadelphia geweest,
ten tijde dat de ellende voor beiden het hoog
ste punt had bereikt. Door Duitschers en
Ieren omringd, zaten de beide mannen in
eon kroeg en luisterden moedeloos
en met gebogen hoofd naar de gesprekken,