Zondag 22 September 190J.
45ste Jaargang No. 3664
TWEEDE BLAD.
Nus en Roosje bij
de Kamer-opening.
FEUILLETON.
Uit en voor de Pers.
Bionenlandseh Nieuws.
SCHAKER
COURANT.
's-Gravenliage, 17 Sept. 1901.
Goed geplaatst. Een klein ongeluk. Van
het hondje geheten. Gebrek aan beschaving.
Staalman contra Nus. Een frisscher on
derwerp. Schaevman in gala. Een
praatje met den Engelschen gezant.
Vrees voor interventie. Bram de
Bram. Gelukkige stervelingen.
Vrije critiek. Een hofbuiging
voor Nus. Een gesprek in lip-
pengebaren. Bram zit. Een
plpchtig oogenblik. Het ko
ninklijk paar. Nus1 vele
gemoedstoestanden en
gedachten. Ahahaha,
ahaNiets van je
Boertj es-broertj es.
Harmenen Nus
gearmd. Nus
in diep ge
peins.
Natuurlijk zijn wij erbij geweest. Bram bad
zelf gezorgd, dat we goede plaatsen hadden.
(Nus zat alweer naast den Engelsehen gezant,
en aan Roosje's zijde zat de onderburgemees
ter van St. Petersburg), en we hebben samen
alles heel goed gezien en gehoord.
Vóór we 't Binnenhof in-gingen, hadden
we nog even een klein malheur. Een klein,
nijdig hondje vloog op Roosje af en beet
zich in haar mantel vast, met het gevolg
dat aldaar een nog al leelijke scheur ont
stond.
De omstanders waren er mee begaan en
één hunner, die een eerwaardig politicus leek,
wees zijne vrienden er op, hoe men ook dicht
bij het Binnenhof van het hondje kan wor
den gebeten. Zelfs als men er al een paar
jaar in is! zei ik, over mijn schouder
wijzend naar Staalman die juist voorbijging
kan dat.
En toen Roosje bij 't betreden van 's lands
plein lamenteerde en op het hondje schold,
zei ik haarMijn kind, schelden is altijd
mis. Onhebbelijk doen is immer een fout.
Behalve gebrek aan beschaving, verraadt het
een absoluut gemis aan argumenten. Wees
toch kalm, mijn kind. Zeg ik iets leelijks
tegen Staalman wiens schoenpoetsers mij in
zijn blaadje heel wat venijniger te lijf gingen
dan dat hondje jou? 't Is waar er was een
aanleiding, ik had me vergist ten aanzien
van een familie-aangelegenheid bij mijn hoog-
geschatten vriend Bram, en ik betreur die
vergissing maar daarom behoefde ik nog
niet de fiolen, ik meen de riolen van
den toorn van Staalman's vrinden op me uit
gestort te krijgen
Het hondje datje gebeten heeft, zie, het is
een nijdig beestje, maar hij vindt nergens
aanmoediging, honden van fatsoen draaien
hem den staart toe en het beestje wil toch,
dat men naar hem kijkt en zijn blaffen hoort.
Dan vliegt hij maar als een razende rond en
bijt maar al wat hem voor 't bekje komt.
Het dier kan het niet helpen, vergeef het.
Ik vergeef ook Staalman.
Maar laat ik waarde lezer tot fris
scher onderwerp komen.
We zaten dan heel goed. Roosje duwde
haar gescheurden mantel tegen het rugkussen
van haren zetel en zoo zag niemand iets van
de blessure in haar kleeren, zelfs de vice-
burgemeester van St.-Petersburg niet. 't Was
beneden weer allerinteressantst, als gewoonlijk.
Al zoovele jaren woon ik de Kameropening bij,
maar vandaag was 't nog mooier dan anders.
Je hadt Schaepman moeten zien in zijn flu-
weelen en zijden kleed van Pauselijk Kamer
heer, een prachtverschijning in de toch al door
uniformen en statiekleederen schitterende
vergadering. Roosje genoot ervan. En op
de tribunes zaten de dames der politici in
fraaie toiletten mijn nichtje leek er een
0-0-0
20.
„Maar Bella, hebt ge dan geld noodig
„Ik heb niets!"
„Maar je moeder?"
„Mijn moeder is nog jong.Zij zal mij natuur
lijk wel een mooi uitzet geven, maar wat be-
teekent dat Een paar maal honderddui
zend francs. Toen generaal Hernandez haar
zijn hand bood heeft ze er geen minuut
over gedacht, of zij zijn aanbod zou aan
nemen ja dan neen. Hjj, de machtige, of
liever de oppermachtige minnaar zou onge
twijfeld eiken medeminnaar hebben dood
geschoten. Hij kon alles doen, men durfde
hem niet weerstaan."
„Maar, lieve Bella, wij bevinden ons nu
in Frankrijk, waar een huwelijk geheel in
volle vrjjheid kan gesloten worden en waar
het dus is verboden, de menschen te doo-
den die ons in den weg staan. Ge zijt
meesteres van uw eigen wil. En hoe hebt
ge het dan over uw hart kunnen verkrij
gen, om het aanzoek, dat u werd gedaan,
niet met afschuw van de hand te wijzen
„Neen, dat heb ik niet gedaan, maar
ik besloot, u om raad te vragen."
„Ge ziet, dat ik u mijn raad onomwon
den meêdeel."
„Ja, en bovendien doet ge het nog met
warmte, met nadruk."
„W aarom zou ik dat niet U, die zoo
burgerjuf bij, wat niet wegnam, dat de Peters-
burgsche onderburgemeester haar met den
grootst mogelijken eerbied behandelde.
De Engelsche gezant stak mij de hand toe.
How are you vroeg ie. 'k Heb u in
lange niet gezien. Neen, zei ik, dat mag
u wel zeggen. We zullen 't maar niet over
den oorlog hebben, vindt u wel O, no,
riep hij, daar hooren we al genoeg van.
En ik denk dat u er meteen nog wel iets
van hooren zal uit den mond van onze
Koningin, merkte ik op.
Gelooft u dat vroeg de Engelsche
gezant, ietwat verontrust.
Natuurlijk, zei ik, Bram heeft altijd in
de Standaard zoo hard afgegeven op het
regeeringsbeleid, dat de Boeren in hun ellende
liet, dat hij nu al niet anders doen kan, dan
interventie beloven.
Goddam, vloekte de gezant, dat zou wat
wezenNiet dat we bang zijn voor
jullie, voegde hij erbij, maar het voorbeeld
zou wellicht werken en als wij probeerden
jullie klappen te geven, kregen we 't met
de anderen te kwaad.
Dat denk ik ook, verklaarde ik en we
zwegen.
Juist kwamen Kuyper en zijn collega's
binnen in galakleed. Bram was de Bram
Hij liep vooraan, glimlachend tot zijn vrienden,
of hij vragen wildeHoe vindt je dat 't
ministerspakje me staat? Keurig hè? Van
alle zijden kwamen de vrindjes op hem toe-
loopen en gaven hem de hand. Hij drukte
maar links en rechts, en stond met allen
vroolijk te praten, vooral met Mees, ofschoon
zijn politieke tegenstander.
Mees en De Savornin Lohman zijn de
gelukkigste aller kamerleden iedereen mag
hen even graag; elk hunner heeft in de Kamer
99 vrinden. Lohman, die voorzitter worden
moest, liep met Mackay die inderdaad
voorzitter wordt gezellig te kouten. Zij
zijn concurrenten, maar niettemin vrinden.
Tegenover me, op de Perstribune, zag ik
Heldt zitten. Hij is Kamerlid af en schrijft
nu kameroverzichten. Gelukkige kerelNu
staat hij er buiten en hij kan critiseeren zoo
veel hij wil, precies als Nus.
Daar kreeg Bram mij in het oog. Ten aan-
schouwe van de geheele vergadering maakte hij
een hof-buiging voor me en tegelijk knipte hij
amicaal met zijn rechteroog. Hij was dus niet
boos om mijne vergissing, de brave man.
Hoe vin-je dat 'k er uitzie vroeg hij
me, langzaam zijn mond in de plooien van de
woorden trekkend,geluidloos,met lippengebaar.
Puik. Kranig. Nooit zoo'n minister-pre
sident gezien antwoordde ik, óók geluidloos.
Dankje nog wel voor je plaatsje hier
Bram glimlachte en ging op den ministers-
stoel zitten, te midden van zijne collega's en
met blijden trots keek hij rond. Dat mag ik
wel, 't bewijst dat Bram plezier heeft in het
ministersbaantje en dit niet probeert te ver
bergen.
Zei hij iets over den oorlog vroeg de
Engelsche gezant, die ons gebarenspel had
gevolgd, maar niet begrepen. Hij werd steeds
onrustiger.
Nog niet, zei ik. Dat doet straks de
Koningin.
Op dit oogenblik verscheen in de hoofd
deur de Kamerheer-Ceremoniemeester, die
onder diepe, plotseling ingevallen stilte uit
riep Hare Majesteit de Koningin en Zijne
Doorluchtigheid de Prins der Nederlanden
"We stonden allen op en zagen beneden
gansch een stoet kamerheeren de zaal in
zwermen en zich plaatsen bij den troon. En
toen kwam de Koningin. Hoe lief zag zij er
weer uit, blozend en glimlachend, en naast
Haar Haar gemaal, een stoere, gezonde jonge
man wien de uDiform van schout bij nacht
wondergoed kleedde. De Engelsche gezant en
ik bogen om 't hardst.
Zij gingen tot den troon, waar Hare Ma
jesteit de rol, die zij in de hand droeg, ont
vouwde. En zij begon te lezen, met heldere,
duidelijk overal doorklinkende stem, een
beetje gauw, omdat de rede nog al lang was. Ik
voelde den Engelsc-hen gezant naast me beven.
„Het is Mij aangenaam, voor de opening
van de nieuwe zitting der Staten-Generaal in
Uw midden te verschijnen, en Ik acht Mij
gelukkig dit thans te mogen doen, vergezeld
r van Mijn Doorluchtigen Gemaal.
De betrekkingen met de buitenlandsche
mogendheden bleven van zeer vriendschap-
pelijken aard. (Daar heb je 't weer, dacht ik).
Door den Nederlandschen minister-resident te
mooi, zoo lief is, zou zich overgeven aan een
grijsaard, en dat alleen omdat hij rijk is dat
zou handel zijn, en de laagste die er maar
te bedenken is. Wij zullen uw schoonheid,
uw jeugd opofferen? en waarvoor?
Er is geen enkele reden voorniet de
minste illusie te verwezenlijkenalleen om
het geld. En deinst ge daarvoor niet
terug
„Bij ons te lande is men nog zoo gewoon
aan het slavenleven, dat men die vraag van
een heel ander standpunt bekijkt. Het is
volstrekt niet buitengewoon, of, liever ge
zegd, men ziet er niets beleedigends
in, als een man een vrouw koopt."
„Dat men haar nog aan hem verkoopt,
wil ik nog laten passeeren, maar dat een
vrouw zichzelf verkoopt, dat mag niet."
Hij keek haar diepbewoge naan.
„Ik zal dus het aanzoek afwijzen?"
„Ja!"
„En waarom
„Dat heb ik u reeds gezegd."
„Neen. U hebt mij er nog niet alle rede
nen voor opgegeven."
Een lachje speelde er om haar mooie
lippen en haar bruine oogen sloeg zij
neer en keek naar den grond.
Zij was zoo liefelijk in haar verwar
ring, dat Pierre elke terughouding
liet varen, maar de hand van het jonge
meisje greep en, den mond tegen haar oor
houdend, zachtkens zoide
„Ge moet het afwijzen, Bella, om voor
mij bewaard te blijven, die niet in staat
is zonder je te leven je moet het aanzoek
afwjjzen, omdat ik voor eeuwig ongelukkig
zou zijn, wanneer ge aan een ander zoudt
toebehooren. Alle argumenten, die ik heb
aangevoerd, zijn eigenlijk niet veel waard)
Peking is, gezamenlijk met de vertegenwoor
digers van andere belanghebbende mogend
heden, een overeenkomst met China gesloten,
waarbij dat Rijk zich verbindt tot schadever
goeding wegens de vernieling der legatiën."
(Da's een goeie, merkte Roosje op.)
Aldus ving de Koningin aan, en toen dacht
ik,dat het komen zou: de aankondiging van
interventie in Zuid-Afrika. Mij dacht, dat
Kuyper zéér manhaftig keek. Eilacy, er kwam
een bedankje aan leger en vloot, en toen kwam
de mededeeling, dat de algemeene volkstoestand
in vele opzichten tot dank stemt.
Ik ben dit niet met Kuyper eens, maar
enfin. Intusschen (ik spitste mijn ooren toen
er vervolgd werd.) Intusschen mag (wat
krijgen we nu dacht ik) niet worden voorbij
gezien, dat, zoo op geestelijk als stoffelijk
gebied, een wijziging van toestanden is inge
treden, die meer dan tot dusver de overheid
tot het geven van leiding en het verleenen
van steun noodzaakt. Hierbij behoort zij voort
te bouwen op de Christelijke grondslagen van
ons volksleven."
Ik keek verslagen.
Van die gewijzigde toestanden heb ik niets
gemerkt, tenzij bedoeld werd het optreden
van het Christelijk ministerie, maar ik mag
niet gelooven, dat Bram op een dergelijke
wijze zijn premierschap zou aankondigen.
Welke is die gewijzigde toestand dan Dat
op de Christelijke grondslagen van ons volks
bestaan zal worden voortgebouwd, verheugt
me. Er blijkt uit, dat ons volk toch niet zoo
on-christelijk is, als Bram vroeger wel eens
beweerde. Daar zijn nog grondslagen over
om op te bouwen
Voorts belooft de troonrede een wet tegen
zondagsschenning, spelen en drinken, en in
verband daarmee verklaart zij in dezelfde
zinsnede
„Voor de vrijmaking van het onderwijs,
in zijn onderscheidene vertakkingen, zal op
den ingeslagen weg worden voortgeschreden."
Ahahahaaha
Daar waren we op 't terrein van Bram
en zijn vrinden. We gingen er weer even af,
toen een ministerie van landbouw aange
kondigd werd, (bravo, bravo mompelde ik),
toen werd verklaard, dat de vervalsching van
voedingsmiddelen behoort te worden tegen
gegaan, de octrooi, die behoort te worden
hersteld, het arbeidscontract, dat vereischt
te worden geregeld maar we kwamen er
weer op bij de mededeeling dat we bescher
mende rechten krijgen
De handige premier, wel begrijpend dat
er te dezer zake angst in den lande zou
komen, heeft erbij gezet, dat de werklui die
voortaan hun brood duurder betalen zullen,
nu ook minder premie voor hunne verzekering
behoeven te voldoen. „Hoe wil hij de reke
ning maken," dacht ik, „en hoe gaat het met
de werklieden die géén premie betalen Ik
ging zitten rekenen, denken, peinzen, en de
vrees kwam bij me op, dat Kuyper me
misschien om advies zou komen vragen.
Dus verviel ik in sombere gedachten en
ik hoorde van de troonrede niet veel meer.
Christelijke mogendheden, Christeliike zending
op vasten voet, snelvuurgeschut, dat niet
wachten kan ze gingen me in een
droom voorbij en ik ontwaakte pas toen een
„Leve de Koningin tot me opsteeg uit het
diepst van de zaal. De Engelsche gezant
keek me triomfantelijk lachend aan.
Die troonrede valt u zeker niet mee
vroeg hij. Niets van je Boertjes-broertjes.
Neen Sir, dat doet ze me ook niet. Ik
kende ze al, op een paar alineas na, die van
de verrekening o. a., en ik had gehoopt, dat
Zuid-Afrika er in zou gezet zijn. Neen, ze
valt me geducht tegen. Ze belooft heel weinig
en ze merkt zooveel te meer op. Wat een
lijstDe lezing heeft wel een kwartier
geduurd
Langzaam begon de zaal leeg te loopen.
Roosje was in druk gesprek met den onder
burgemeester van St.-Petersburg. Zij pratende,
ik peinzende, liepen we met den stroom meê.
Op de trap greep Smeenge mijn arm.
Is 't je goed bevallen, Nus vroeg hij.
Wat zal ik je zeggen, Harmen, ant
woordde ik. Het is met deze troonrede al
net als met andere troonreden. Veel beloven
Maar bitter weinig bepaalds. Ik vrees, dat we
van Bram als minister zullen moeten zeggen
min is t er
Enfin, laten we den moed niet verliezen.
En zwijgend ging ik naast Roosje voort.
M. A. G. NUS.
Wat verschillende bladen over
de Troonrede zeggen.
De Nieuwe Courant zegt er in hoofdzaak van
Het is in waarheid een vierjarig program,
of meer misschien, dat deze Troonrede bevat.
Uit haar woorden spreekt een kloek, om niet
te zeggen een stoutmoedig vertrouwen, dat
de wetgever in staat zal zijn om te beant
woorden aan de taak, welke een nieuw tijd
perk, „eene wijziging van toestanden ingetre
den op geestelijk gebied", hem oplegt.
De Troonrede is een zwaar stuk werk, lij
dend misschien aan overlading in soortelijk
gewicht, maar uiterlijk niet van al te veel
krullen en strikken voorzien. Haar toon is
waardig, gelijk eener regeering past, en zoo
eenige harer alinea's den liberalen ongerust
heid geven, dan is het door den inhoud
die te verwachten was niet door een
dreigenden vorm.
De „Nieuwe Arnhemsche Courant"
Dit eerste staatsstuk der nieuwe Regeering
onderscheidt zich allermeest door zijn lengte,
waaraan de inhoud evenwel niet geëven-
redigd is.
Zelden zag men eene Troonrede, waarin
zoo veelvuldig gebruik werd gemaakt van
uitdrukkingen als„eischt herziening", „aan
dacht trekken", „behoorente", „naar gestreefd",
en dergelijke.
Daarentegen mist men met leedwezen iedere
zinspeling op de vroeger ingediende wetsont
werpen van Justitiede Armenwet, de Ar-
beids- en Rusttijdenwet, enz., en zal onge
twijfeld de aandacht trekken, dat noch van
Zuid-Afrika, noch van het Permanente Hof
van Arbritage, in verband met het verzoek
om tusschenkomst, wordt gerept.
De eerste indruk, door de Troonrede ge
maakt, is niet bevredigend.
De „Middelburgsche Courant"
En welken indruk maakt nu deze rede op ons
In de eerste plaats die van zeer langdradig
te zijn, en weinig kernachtig.
Ook na aandachtige lezing der Troonrede
moeten wij eerlijk bekennen, dat zij wel veel
woorden, maar weinig zaakrijks bevatdat
zij uitstekend geschikt is om vele goedgeloo-
vigen te bevredigen door eenige geijkte termen,
de zinsnede omtrent Gods zegen is iets
meer uitgesponnen, maar dat wie haar van
onpartijdig standpunt beschouwt, tot de erken
tenis komen moet dat zij geen program bevat
voor een practisch, vruchtbaar beleid.
Zij is te vaag.
Men heeft daaraan geen houvast.
De „Zutph. Ct.", in deze door haar relatie
met den vroegeren minister van Binnenland-
sche Zaken niet zonder belang, is vrij scherp
en zegt o. a.
De Zondagswet zal herzien worden. Gods
dienstzin en snelvuurgeschut zullen gelijktijdig
worden ingevoerd. Met meer geloofsvertrou
wen dan objectief waarnemingsvermogen
wordt de stelling aangenomen, dat ons volks
leven rust op christelijken grondslag. De
Joden, de Atheïsten en alle overigen, die van
een ander gevoelen zijn, mogen dus zien, dat
zij een goed heenkomen zoeken.
De zinsnede betreffende de meest afdoende
bescherming, die door de wet zal moeten
verleend worden aan het zedelijk karakter
van het openbaar volksleven, is volkomen
duister.
"Wordt hiermee gedoeld op onzedelijke af
beeldingen Op beperking van openbare ver
makelijkheden Op het nieuw-Malthusianisme?
Het is niet duidelijk.
En aan het slot
Als een geheel is deze troonrede niet te
beschouwen. Het is een verzameling van op
zichzelf staande wenschen, geen regeerings-
programma, maar een wenschenlijstje, en wel
van meer uitvoerigheid, dan ooit door een
nieuwe regeering is gegeven; een expositie,
waarop naast de groote vlag van de wereld-
sche wenschen der meerderheids-coalitie, hier
en daar een wimpeltje waait, dat in duidelijke
of duister-symbolische spraak te kennen geeft,
dat deze meerderheid zich heeft aangemeld
als een „christelijke".
Het voornaamste dat „Het Volk" in de
Troonrede leest, is: „wij krijgen protectie,
de invoerrechten zullen verhoogd worden,
en wel niet alleen om de schatkist te spekken,
maar ook uit zuiver protectionistisch oogpunt,
om de „bevordering van den nationalen
arbeid," zooals het met een mooi woord voor
alleen dit geeft den doorslagik heb je
lief
Zij sloeg de oogen op en keek Pierre
aan.
„Dat is een argument, dat zeer zwaar
weegt. Ik moet hem dus bedanken, omdat
gij mij begeert. Maar je bent arm, Pierre,
evenals ik. Hoe zullen we het dus aanleggen
om te kunnen leven
„Wij kunnen elkaar de weelde, die we
missen, door liefde en geluk vergoeden."
Bella moest lachen en riep vroolijk uit
„Uw vader heeft u lief, en er zijn zoo
vele millioenen in zijn huis, dat, wanneer
hij met mijne moeder botje bij botje doet,
er wel een middel en een weg zal wezen,
om ons datgene te verschaffen, wat ons
van gebrek en ontbering zal vrijwaren."
Pierre's gelaat werd donker.
„Zoudt ge dan niet in staat zijn, om
hem, dien ge liefhebt, een offer te brengen
vroeg hij ernstig. „Het is zoo gemakkelijk
zich dat overvloedige leven te ontzeggen,
dat ons zoo onmisbaar schijnt. Ge zult
zien, Bella, ook een eenvoudig leven heeft
zijn aantrekkelijkheid. Weelde is een groote
last."
„Je spreekt als een dominériep het
jonge meisje. „Toen we in San Jago woon
den, leefde daar een zekere pater Antonio,
die in de kapel van de evangelisten predikte
en evenals gij beweerde „geen luxe, slechts
ontberingen." Mijn moeder kon het nooit
nalaten, als ze hem zijn glaasje champagne
drinken zag, hem toe te voegenPater
Antonio, champagne is een luxe
ontberingen, ontberingen moet men zich
opleggen. Maar hij dronk toch zijn cham-
pie, en deed alsof hij de opmerkingen niet
hoorde. Laat jjj die ontberingen nu maar
aan anderen over, en drink evenals pater
Antonio je champagne."
Zij lachte, terwijl ze dit zeide, op zulk
een tevreden manier, dat de verliefde
jongeling niet verder den moed had, haar
verstandig toe te spreken. Zij had hem
lief, wat wilde hij nog meer Zij legde den
arm, waaraan de korf met rozen hing, in
den zijnen en zoo stapten ze langzaam naast
elkaar voort. Na een kleine poos vroeg hij
„Ge hebt mij nog niet gezegd, wie je
ten huwelijk heeft gevraagd."
„Moet ge dan den naam juist weten
„Het zou mij zeer gemakkelijk vallen,
dien te raden, want menschen, die naar uw
hand zullen werven, zijn hier niet zoo veel.
Reman^on halen we op de lijst door, en
dan blijven alleen Barondet en Claude Brun
over. Barondet kan het toch onmogelijk
zijn?"
„Neen
„Dan is het dus de andere."
Hij stond een oogenblik na te denken
dan zeide hij zeer ernstig„Ja, dat is
een persoonlijkheid, die het verdient, be
sproken te worden. Ik houd hem niet voor
een tegenstander met wien men geen reke-
ning behoeft te ho.udenintegendeel, ik
meen, dat hjj te vreezen is. De liefde is
voor een man van zijn leeftijd de laatste
zoete dwaasheid. Wat hebt ge hem ge
antwoord
„Dat dit niet alleen van mij afhing."
„Drong hjj niet aan, om een belofte van je
te krijgen?"
„Natuurlijk deed hij dat, maar ik laat
mij niet zoo gauw onder den indruk bren
gen en zijn vleien liet mij koud."
„Ge hebt dus een ander lief?"
„Zeer waarschijnlijk 1"
een leelijke zaak heet."
„De Regeering ziet blijkbaar in, vervolgt
het blad, dat zij niet genoeg geld uit
beschermende rechten kan trekken, zonder
belasting ook op de eerste levensbehoeften
der groote massa van de verbruikers, der
arbeidersklasse, te leggen, „Indien de min
vermogende door deze herziening mocht
gedrukt worden, zal hiermede rekening
worden gehouden bij de bepaling van zijn
bijdrage in de verplichte verzekering" (tegen
ziekte, invaliditeit en ouderdom
„Maar wat men den arbeider minder laat
betalen voor de verzekering, laat men hem
immers weer meer dokken aan belasting op
zijn levensbehoeften. Met deze zinsnede geeft
het ministerie zelf het bedrog aan, dat er
schuilt in deze „bescherming van den arbeid".
„Uit ditzelfde verband blijkt intusschen
ook, dat wij ook van dit ministerie geen
staatspensionneering te wachten hebben, maar
verplichte verzekering, d. w. z. een pensioen
belasting, op alle arbeiders gelegd om aan de
enkelen van hen, die oud worden, een pensioen
te verstrekken. Juist als onder het libera
listisch regime
„De overige voorgestelde maatregelen zijn
voor het meerendeel óf van kleinburgerlijken
aard (wetgeving op de oneerlijke mededinging
enz.), óf strekken om het bijzonder zedelijk
karakter van het Christelijk ministerie aan
te toonen (wetgeving op het spel).
„Dit moois strekt dan tot dekmantel voor
leelijke dingen, als aanzienlijke offers aan het
militarisme. Dr. Kuyper zal zijn geestdrift
voor „snelvuurgeschut botvieren.
„En voorts een aantal beloftenin zaken
de koelie-schandalen, den hongersnood op
Java enz., waarop wjj niet anders kunnen
dan af te wachten wat er van komt."
In het Handelsblad beweert Charles Boissevain
in zijn Van Dag tot Dag, dat Kuyper met zijn
troonrede hem allerlei glimlachen ontlokt.
„Maar wrang is de laatste glimlach. Hoe
ter wereld kan het ministerie van het Chris
telijk bewustzijn gewagen van „den zeer
vriendschappelijken aard van Nederland's
betrekkingen met de buitenlandsche mogend
heden."
Hoe kunnen wij zeer vriendschappelijk
tegenover Engeland zijn Hoffelijk, correct,
beleefd, wat ge wilt maar zeer vriend
schappelijk Is het oprecht met geen woord
te gewagen van den oorlog in Zuid-Afrika,
van de uitroeiing aldaar van een volk,
een Christelijk, een Protestantsch Christelijk
volk van Nederlandschen bloede
In Hen Haag zetelt het Permanente Hof
van Arbitragein Den Haag kwam bijeen
de Haagsche Conventie, welker plechtig aan
genomen besluiten thans geschoffeerd en ge
schonden worden door de Engelschen in
Zuid-Afrika.
Was er dan geen enkele zinsnede denkbaar,
waaruit aan de geheele wereld kan blijken
dat het hart van Nederlands volk klopt
voor het volk dat daar ginds wordt uitge
roeid, en dat ons volk protesteert en blijft
protesteeren tegen het gruwelijk onrecht
Een bittere glimlach deze Wie zooeven
oppositie voerde, laat zelfs het weinige na, dat
de voorganger ten minste nog deed.
Niet één woord over de Z.-A. Republieken
in de troonrede
Uitslag van de openbare ver-
kooping, gehouden door Notaris Abr. Sloos,
op Woensdag 18 September 1.1., in 't Veld,
van huizen en landerijen, totaal groot 9.05.80
H.A., staande in den Kostverloren- en Ooster-
kamperpolder, onder NIEUWE NIEDORP,
eigendom van den heer J. Koomen Jz.
Perceelen 1, (boerenhuis en erf, bewoner J.
Koomen Jz.), 2 (arbeiderswoning, bew. wed.
Jansen, met tuin en weiland), 4 (weiland),
5, 6, 7 en 8, bouwland, te zamen groot
7.70.40'•HA., aangekocht door den makelaar
R. Rezelman te Winkel voor zijn lastgever,
den heer C. Brugman aldaar, voor f 8416.—;
Perceelen 3, (arbeiderswoning, bew. P. Vlugt,
en bouwlaud) en 9, bouwland, te zamen groot
0.98.00 H.A.,aangekocht door den heer C.Beere-
poot te Nieuwe Niedorp voor f 1185.—
Perceel 10 (bouwland) groot 0.37.40 H.A.,
aangekocht door den heer Jb. Jong te Nieuwe
Niedorp voor f 348.
Het totaal, groot 9.05.80 H.A., werd ver
kocht voor f 9949.
„Mijn Bella
Ze waren reeds op het terras voor het
slot aangekomen. Het jonge meisje hief
de mand met rozen op in de richting van
een venster van de eerste verdieping.
„Kijk, daar is mijn moeder, die naar ons
kijkt. Wist ze het maar al reeds; maar ik
vertel haar dadelijk alles."
„En ik zal er met mijn vader over spreken."
Lachend en met van geluk stralend gelaat
scheidden zij van elkander. Pierre stapte
door den corridor en keek Bella na, die
vroolijk en vlug de trap opsteeg. Toen zij
aan zjjn oogen was onttrokken, trad hij het
salon binnen en opende zonder te kloppen
de deur van de werkkamer van zijn vader.
Een man zat te schrijven aan de tafel. Bij het
binnenkomen van Pierre draaide hij
zich dadelijk om en Pierre herkende tot
zijn groote teleurstelling Claude Brun.
Deze streek de papieren op zij, welke voor
hem lagen, draaide zich op den stoel,waarop
hij zat, langzaam om, en bevond zich zoo
doende vlak tegenover Pierre. Met door
dringende, zonderlinge opmerkzaamheid
keek hij Pierre aan, als wilde hij den in
druk^ dien h\j op hem maakte, tot eiken
prijs in diens oogen lezen. Dan wees hij op
een stoel naast de kachel, waarin op dezen
lentemorgen nog een flink vuur brandde.
„Ge zoekt uw vader?" vroeg hjj. „Voor
het ontbijt zult ge hem niet meer ontmoeten.
Hij..moest naar het station hij zal vermoe
delijk over eenige dagen naar Parijs ver
trekken."
„Alleen
„Neen, met de geheele familie. Mevrouw
Van Maillane koestert den wensch, het
schoone paleis in de Avenue Hoche te
bewonen; zij wil haar dochter met de