Zondag 22 September 190J. 45ste Jaargang No. 3664 TWEEDE BLAD. Nus en Roosje bij de Kamer-opening. FEUILLETON. Uit en voor de Pers. Bionenlandseh Nieuws. SCHAKER COURANT. 's-Gravenliage, 17 Sept. 1901. Goed geplaatst. Een klein ongeluk. Van het hondje geheten. Gebrek aan beschaving. Staalman contra Nus. Een frisscher on derwerp. Schaevman in gala. Een praatje met den Engelschen gezant. Vrees voor interventie. Bram de Bram. Gelukkige stervelingen. Vrije critiek. Een hofbuiging voor Nus. Een gesprek in lip- pengebaren. Bram zit. Een plpchtig oogenblik. Het ko ninklijk paar. Nus1 vele gemoedstoestanden en gedachten. Ahahaha, ahaNiets van je Boertj es-broertj es. Harmenen Nus gearmd. Nus in diep ge peins. Natuurlijk zijn wij erbij geweest. Bram bad zelf gezorgd, dat we goede plaatsen hadden. (Nus zat alweer naast den Engelsehen gezant, en aan Roosje's zijde zat de onderburgemees ter van St. Petersburg), en we hebben samen alles heel goed gezien en gehoord. Vóór we 't Binnenhof in-gingen, hadden we nog even een klein malheur. Een klein, nijdig hondje vloog op Roosje af en beet zich in haar mantel vast, met het gevolg dat aldaar een nog al leelijke scheur ont stond. De omstanders waren er mee begaan en één hunner, die een eerwaardig politicus leek, wees zijne vrienden er op, hoe men ook dicht bij het Binnenhof van het hondje kan wor den gebeten. Zelfs als men er al een paar jaar in is! zei ik, over mijn schouder wijzend naar Staalman die juist voorbijging kan dat. En toen Roosje bij 't betreden van 's lands plein lamenteerde en op het hondje schold, zei ik haarMijn kind, schelden is altijd mis. Onhebbelijk doen is immer een fout. Behalve gebrek aan beschaving, verraadt het een absoluut gemis aan argumenten. Wees toch kalm, mijn kind. Zeg ik iets leelijks tegen Staalman wiens schoenpoetsers mij in zijn blaadje heel wat venijniger te lijf gingen dan dat hondje jou? 't Is waar er was een aanleiding, ik had me vergist ten aanzien van een familie-aangelegenheid bij mijn hoog- geschatten vriend Bram, en ik betreur die vergissing maar daarom behoefde ik nog niet de fiolen, ik meen de riolen van den toorn van Staalman's vrinden op me uit gestort te krijgen Het hondje datje gebeten heeft, zie, het is een nijdig beestje, maar hij vindt nergens aanmoediging, honden van fatsoen draaien hem den staart toe en het beestje wil toch, dat men naar hem kijkt en zijn blaffen hoort. Dan vliegt hij maar als een razende rond en bijt maar al wat hem voor 't bekje komt. Het dier kan het niet helpen, vergeef het. Ik vergeef ook Staalman. Maar laat ik waarde lezer tot fris scher onderwerp komen. We zaten dan heel goed. Roosje duwde haar gescheurden mantel tegen het rugkussen van haren zetel en zoo zag niemand iets van de blessure in haar kleeren, zelfs de vice- burgemeester van St.-Petersburg niet. 't Was beneden weer allerinteressantst, als gewoonlijk. Al zoovele jaren woon ik de Kameropening bij, maar vandaag was 't nog mooier dan anders. Je hadt Schaepman moeten zien in zijn flu- weelen en zijden kleed van Pauselijk Kamer heer, een prachtverschijning in de toch al door uniformen en statiekleederen schitterende vergadering. Roosje genoot ervan. En op de tribunes zaten de dames der politici in fraaie toiletten mijn nichtje leek er een 0-0-0 20. „Maar Bella, hebt ge dan geld noodig „Ik heb niets!" „Maar je moeder?" „Mijn moeder is nog jong.Zij zal mij natuur lijk wel een mooi uitzet geven, maar wat be- teekent dat Een paar maal honderddui zend francs. Toen generaal Hernandez haar zijn hand bood heeft ze er geen minuut over gedacht, of zij zijn aanbod zou aan nemen ja dan neen. Hjj, de machtige, of liever de oppermachtige minnaar zou onge twijfeld eiken medeminnaar hebben dood geschoten. Hij kon alles doen, men durfde hem niet weerstaan." „Maar, lieve Bella, wij bevinden ons nu in Frankrijk, waar een huwelijk geheel in volle vrjjheid kan gesloten worden en waar het dus is verboden, de menschen te doo- den die ons in den weg staan. Ge zijt meesteres van uw eigen wil. En hoe hebt ge het dan over uw hart kunnen verkrij gen, om het aanzoek, dat u werd gedaan, niet met afschuw van de hand te wijzen „Neen, dat heb ik niet gedaan, maar ik besloot, u om raad te vragen." „Ge ziet, dat ik u mijn raad onomwon den meêdeel." „Ja, en bovendien doet ge het nog met warmte, met nadruk." „W aarom zou ik dat niet U, die zoo burgerjuf bij, wat niet wegnam, dat de Peters- burgsche onderburgemeester haar met den grootst mogelijken eerbied behandelde. De Engelsche gezant stak mij de hand toe. How are you vroeg ie. 'k Heb u in lange niet gezien. Neen, zei ik, dat mag u wel zeggen. We zullen 't maar niet over den oorlog hebben, vindt u wel O, no, riep hij, daar hooren we al genoeg van. En ik denk dat u er meteen nog wel iets van hooren zal uit den mond van onze Koningin, merkte ik op. Gelooft u dat vroeg de Engelsche gezant, ietwat verontrust. Natuurlijk, zei ik, Bram heeft altijd in de Standaard zoo hard afgegeven op het regeeringsbeleid, dat de Boeren in hun ellende liet, dat hij nu al niet anders doen kan, dan interventie beloven. Goddam, vloekte de gezant, dat zou wat wezenNiet dat we bang zijn voor jullie, voegde hij erbij, maar het voorbeeld zou wellicht werken en als wij probeerden jullie klappen te geven, kregen we 't met de anderen te kwaad. Dat denk ik ook, verklaarde ik en we zwegen. Juist kwamen Kuyper en zijn collega's binnen in galakleed. Bram was de Bram Hij liep vooraan, glimlachend tot zijn vrienden, of hij vragen wildeHoe vindt je dat 't ministerspakje me staat? Keurig hè? Van alle zijden kwamen de vrindjes op hem toe- loopen en gaven hem de hand. Hij drukte maar links en rechts, en stond met allen vroolijk te praten, vooral met Mees, ofschoon zijn politieke tegenstander. Mees en De Savornin Lohman zijn de gelukkigste aller kamerleden iedereen mag hen even graag; elk hunner heeft in de Kamer 99 vrinden. Lohman, die voorzitter worden moest, liep met Mackay die inderdaad voorzitter wordt gezellig te kouten. Zij zijn concurrenten, maar niettemin vrinden. Tegenover me, op de Perstribune, zag ik Heldt zitten. Hij is Kamerlid af en schrijft nu kameroverzichten. Gelukkige kerelNu staat hij er buiten en hij kan critiseeren zoo veel hij wil, precies als Nus. Daar kreeg Bram mij in het oog. Ten aan- schouwe van de geheele vergadering maakte hij een hof-buiging voor me en tegelijk knipte hij amicaal met zijn rechteroog. Hij was dus niet boos om mijne vergissing, de brave man. Hoe vin-je dat 'k er uitzie vroeg hij me, langzaam zijn mond in de plooien van de woorden trekkend,geluidloos,met lippengebaar. Puik. Kranig. Nooit zoo'n minister-pre sident gezien antwoordde ik, óók geluidloos. Dankje nog wel voor je plaatsje hier Bram glimlachte en ging op den ministers- stoel zitten, te midden van zijne collega's en met blijden trots keek hij rond. Dat mag ik wel, 't bewijst dat Bram plezier heeft in het ministersbaantje en dit niet probeert te ver bergen. Zei hij iets over den oorlog vroeg de Engelsche gezant, die ons gebarenspel had gevolgd, maar niet begrepen. Hij werd steeds onrustiger. Nog niet, zei ik. Dat doet straks de Koningin. Op dit oogenblik verscheen in de hoofd deur de Kamerheer-Ceremoniemeester, die onder diepe, plotseling ingevallen stilte uit riep Hare Majesteit de Koningin en Zijne Doorluchtigheid de Prins der Nederlanden "We stonden allen op en zagen beneden gansch een stoet kamerheeren de zaal in zwermen en zich plaatsen bij den troon. En toen kwam de Koningin. Hoe lief zag zij er weer uit, blozend en glimlachend, en naast Haar Haar gemaal, een stoere, gezonde jonge man wien de uDiform van schout bij nacht wondergoed kleedde. De Engelsche gezant en ik bogen om 't hardst. Zij gingen tot den troon, waar Hare Ma jesteit de rol, die zij in de hand droeg, ont vouwde. En zij begon te lezen, met heldere, duidelijk overal doorklinkende stem, een beetje gauw, omdat de rede nog al lang was. Ik voelde den Engelsc-hen gezant naast me beven. „Het is Mij aangenaam, voor de opening van de nieuwe zitting der Staten-Generaal in Uw midden te verschijnen, en Ik acht Mij gelukkig dit thans te mogen doen, vergezeld r van Mijn Doorluchtigen Gemaal. De betrekkingen met de buitenlandsche mogendheden bleven van zeer vriendschap- pelijken aard. (Daar heb je 't weer, dacht ik). Door den Nederlandschen minister-resident te mooi, zoo lief is, zou zich overgeven aan een grijsaard, en dat alleen omdat hij rijk is dat zou handel zijn, en de laagste die er maar te bedenken is. Wij zullen uw schoonheid, uw jeugd opofferen? en waarvoor? Er is geen enkele reden voorniet de minste illusie te verwezenlijkenalleen om het geld. En deinst ge daarvoor niet terug „Bij ons te lande is men nog zoo gewoon aan het slavenleven, dat men die vraag van een heel ander standpunt bekijkt. Het is volstrekt niet buitengewoon, of, liever ge zegd, men ziet er niets beleedigends in, als een man een vrouw koopt." „Dat men haar nog aan hem verkoopt, wil ik nog laten passeeren, maar dat een vrouw zichzelf verkoopt, dat mag niet." Hij keek haar diepbewoge naan. „Ik zal dus het aanzoek afwijzen?" „Ja!" „En waarom „Dat heb ik u reeds gezegd." „Neen. U hebt mij er nog niet alle rede nen voor opgegeven." Een lachje speelde er om haar mooie lippen en haar bruine oogen sloeg zij neer en keek naar den grond. Zij was zoo liefelijk in haar verwar ring, dat Pierre elke terughouding liet varen, maar de hand van het jonge meisje greep en, den mond tegen haar oor houdend, zachtkens zoide „Ge moet het afwijzen, Bella, om voor mij bewaard te blijven, die niet in staat is zonder je te leven je moet het aanzoek afwjjzen, omdat ik voor eeuwig ongelukkig zou zijn, wanneer ge aan een ander zoudt toebehooren. Alle argumenten, die ik heb aangevoerd, zijn eigenlijk niet veel waard) Peking is, gezamenlijk met de vertegenwoor digers van andere belanghebbende mogend heden, een overeenkomst met China gesloten, waarbij dat Rijk zich verbindt tot schadever goeding wegens de vernieling der legatiën." (Da's een goeie, merkte Roosje op.) Aldus ving de Koningin aan, en toen dacht ik,dat het komen zou: de aankondiging van interventie in Zuid-Afrika. Mij dacht, dat Kuyper zéér manhaftig keek. Eilacy, er kwam een bedankje aan leger en vloot, en toen kwam de mededeeling, dat de algemeene volkstoestand in vele opzichten tot dank stemt. Ik ben dit niet met Kuyper eens, maar enfin. Intusschen (ik spitste mijn ooren toen er vervolgd werd.) Intusschen mag (wat krijgen we nu dacht ik) niet worden voorbij gezien, dat, zoo op geestelijk als stoffelijk gebied, een wijziging van toestanden is inge treden, die meer dan tot dusver de overheid tot het geven van leiding en het verleenen van steun noodzaakt. Hierbij behoort zij voort te bouwen op de Christelijke grondslagen van ons volksleven." Ik keek verslagen. Van die gewijzigde toestanden heb ik niets gemerkt, tenzij bedoeld werd het optreden van het Christelijk ministerie, maar ik mag niet gelooven, dat Bram op een dergelijke wijze zijn premierschap zou aankondigen. Welke is die gewijzigde toestand dan Dat op de Christelijke grondslagen van ons volks bestaan zal worden voortgebouwd, verheugt me. Er blijkt uit, dat ons volk toch niet zoo on-christelijk is, als Bram vroeger wel eens beweerde. Daar zijn nog grondslagen over om op te bouwen Voorts belooft de troonrede een wet tegen zondagsschenning, spelen en drinken, en in verband daarmee verklaart zij in dezelfde zinsnede „Voor de vrijmaking van het onderwijs, in zijn onderscheidene vertakkingen, zal op den ingeslagen weg worden voortgeschreden." Ahahahaaha Daar waren we op 't terrein van Bram en zijn vrinden. We gingen er weer even af, toen een ministerie van landbouw aange kondigd werd, (bravo, bravo mompelde ik), toen werd verklaard, dat de vervalsching van voedingsmiddelen behoort te worden tegen gegaan, de octrooi, die behoort te worden hersteld, het arbeidscontract, dat vereischt te worden geregeld maar we kwamen er weer op bij de mededeeling dat we bescher mende rechten krijgen De handige premier, wel begrijpend dat er te dezer zake angst in den lande zou komen, heeft erbij gezet, dat de werklui die voortaan hun brood duurder betalen zullen, nu ook minder premie voor hunne verzekering behoeven te voldoen. „Hoe wil hij de reke ning maken," dacht ik, „en hoe gaat het met de werklieden die géén premie betalen Ik ging zitten rekenen, denken, peinzen, en de vrees kwam bij me op, dat Kuyper me misschien om advies zou komen vragen. Dus verviel ik in sombere gedachten en ik hoorde van de troonrede niet veel meer. Christelijke mogendheden, Christeliike zending op vasten voet, snelvuurgeschut, dat niet wachten kan ze gingen me in een droom voorbij en ik ontwaakte pas toen een „Leve de Koningin tot me opsteeg uit het diepst van de zaal. De Engelsche gezant keek me triomfantelijk lachend aan. Die troonrede valt u zeker niet mee vroeg hij. Niets van je Boertjes-broertjes. Neen Sir, dat doet ze me ook niet. Ik kende ze al, op een paar alineas na, die van de verrekening o. a., en ik had gehoopt, dat Zuid-Afrika er in zou gezet zijn. Neen, ze valt me geducht tegen. Ze belooft heel weinig en ze merkt zooveel te meer op. Wat een lijstDe lezing heeft wel een kwartier geduurd Langzaam begon de zaal leeg te loopen. Roosje was in druk gesprek met den onder burgemeester van St.-Petersburg. Zij pratende, ik peinzende, liepen we met den stroom meê. Op de trap greep Smeenge mijn arm. Is 't je goed bevallen, Nus vroeg hij. Wat zal ik je zeggen, Harmen, ant woordde ik. Het is met deze troonrede al net als met andere troonreden. Veel beloven Maar bitter weinig bepaalds. Ik vrees, dat we van Bram als minister zullen moeten zeggen min is t er Enfin, laten we den moed niet verliezen. En zwijgend ging ik naast Roosje voort. M. A. G. NUS. Wat verschillende bladen over de Troonrede zeggen. De Nieuwe Courant zegt er in hoofdzaak van Het is in waarheid een vierjarig program, of meer misschien, dat deze Troonrede bevat. Uit haar woorden spreekt een kloek, om niet te zeggen een stoutmoedig vertrouwen, dat de wetgever in staat zal zijn om te beant woorden aan de taak, welke een nieuw tijd perk, „eene wijziging van toestanden ingetre den op geestelijk gebied", hem oplegt. De Troonrede is een zwaar stuk werk, lij dend misschien aan overlading in soortelijk gewicht, maar uiterlijk niet van al te veel krullen en strikken voorzien. Haar toon is waardig, gelijk eener regeering past, en zoo eenige harer alinea's den liberalen ongerust heid geven, dan is het door den inhoud die te verwachten was niet door een dreigenden vorm. De „Nieuwe Arnhemsche Courant" Dit eerste staatsstuk der nieuwe Regeering onderscheidt zich allermeest door zijn lengte, waaraan de inhoud evenwel niet geëven- redigd is. Zelden zag men eene Troonrede, waarin zoo veelvuldig gebruik werd gemaakt van uitdrukkingen als„eischt herziening", „aan dacht trekken", „behoorente", „naar gestreefd", en dergelijke. Daarentegen mist men met leedwezen iedere zinspeling op de vroeger ingediende wetsont werpen van Justitiede Armenwet, de Ar- beids- en Rusttijdenwet, enz., en zal onge twijfeld de aandacht trekken, dat noch van Zuid-Afrika, noch van het Permanente Hof van Arbritage, in verband met het verzoek om tusschenkomst, wordt gerept. De eerste indruk, door de Troonrede ge maakt, is niet bevredigend. De „Middelburgsche Courant" En welken indruk maakt nu deze rede op ons In de eerste plaats die van zeer langdradig te zijn, en weinig kernachtig. Ook na aandachtige lezing der Troonrede moeten wij eerlijk bekennen, dat zij wel veel woorden, maar weinig zaakrijks bevatdat zij uitstekend geschikt is om vele goedgeloo- vigen te bevredigen door eenige geijkte termen, de zinsnede omtrent Gods zegen is iets meer uitgesponnen, maar dat wie haar van onpartijdig standpunt beschouwt, tot de erken tenis komen moet dat zij geen program bevat voor een practisch, vruchtbaar beleid. Zij is te vaag. Men heeft daaraan geen houvast. De „Zutph. Ct.", in deze door haar relatie met den vroegeren minister van Binnenland- sche Zaken niet zonder belang, is vrij scherp en zegt o. a. De Zondagswet zal herzien worden. Gods dienstzin en snelvuurgeschut zullen gelijktijdig worden ingevoerd. Met meer geloofsvertrou wen dan objectief waarnemingsvermogen wordt de stelling aangenomen, dat ons volks leven rust op christelijken grondslag. De Joden, de Atheïsten en alle overigen, die van een ander gevoelen zijn, mogen dus zien, dat zij een goed heenkomen zoeken. De zinsnede betreffende de meest afdoende bescherming, die door de wet zal moeten verleend worden aan het zedelijk karakter van het openbaar volksleven, is volkomen duister. "Wordt hiermee gedoeld op onzedelijke af beeldingen Op beperking van openbare ver makelijkheden Op het nieuw-Malthusianisme? Het is niet duidelijk. En aan het slot Als een geheel is deze troonrede niet te beschouwen. Het is een verzameling van op zichzelf staande wenschen, geen regeerings- programma, maar een wenschenlijstje, en wel van meer uitvoerigheid, dan ooit door een nieuwe regeering is gegeven; een expositie, waarop naast de groote vlag van de wereld- sche wenschen der meerderheids-coalitie, hier en daar een wimpeltje waait, dat in duidelijke of duister-symbolische spraak te kennen geeft, dat deze meerderheid zich heeft aangemeld als een „christelijke". Het voornaamste dat „Het Volk" in de Troonrede leest, is: „wij krijgen protectie, de invoerrechten zullen verhoogd worden, en wel niet alleen om de schatkist te spekken, maar ook uit zuiver protectionistisch oogpunt, om de „bevordering van den nationalen arbeid," zooals het met een mooi woord voor alleen dit geeft den doorslagik heb je lief Zij sloeg de oogen op en keek Pierre aan. „Dat is een argument, dat zeer zwaar weegt. Ik moet hem dus bedanken, omdat gij mij begeert. Maar je bent arm, Pierre, evenals ik. Hoe zullen we het dus aanleggen om te kunnen leven „Wij kunnen elkaar de weelde, die we missen, door liefde en geluk vergoeden." Bella moest lachen en riep vroolijk uit „Uw vader heeft u lief, en er zijn zoo vele millioenen in zijn huis, dat, wanneer hij met mijne moeder botje bij botje doet, er wel een middel en een weg zal wezen, om ons datgene te verschaffen, wat ons van gebrek en ontbering zal vrijwaren." Pierre's gelaat werd donker. „Zoudt ge dan niet in staat zijn, om hem, dien ge liefhebt, een offer te brengen vroeg hij ernstig. „Het is zoo gemakkelijk zich dat overvloedige leven te ontzeggen, dat ons zoo onmisbaar schijnt. Ge zult zien, Bella, ook een eenvoudig leven heeft zijn aantrekkelijkheid. Weelde is een groote last." „Je spreekt als een dominériep het jonge meisje. „Toen we in San Jago woon den, leefde daar een zekere pater Antonio, die in de kapel van de evangelisten predikte en evenals gij beweerde „geen luxe, slechts ontberingen." Mijn moeder kon het nooit nalaten, als ze hem zijn glaasje champagne drinken zag, hem toe te voegenPater Antonio, champagne is een luxe ontberingen, ontberingen moet men zich opleggen. Maar hij dronk toch zijn cham- pie, en deed alsof hij de opmerkingen niet hoorde. Laat jjj die ontberingen nu maar aan anderen over, en drink evenals pater Antonio je champagne." Zij lachte, terwijl ze dit zeide, op zulk een tevreden manier, dat de verliefde jongeling niet verder den moed had, haar verstandig toe te spreken. Zij had hem lief, wat wilde hij nog meer Zij legde den arm, waaraan de korf met rozen hing, in den zijnen en zoo stapten ze langzaam naast elkaar voort. Na een kleine poos vroeg hij „Ge hebt mij nog niet gezegd, wie je ten huwelijk heeft gevraagd." „Moet ge dan den naam juist weten „Het zou mij zeer gemakkelijk vallen, dien te raden, want menschen, die naar uw hand zullen werven, zijn hier niet zoo veel. Reman^on halen we op de lijst door, en dan blijven alleen Barondet en Claude Brun over. Barondet kan het toch onmogelijk zijn?" „Neen „Dan is het dus de andere." Hij stond een oogenblik na te denken dan zeide hij zeer ernstig„Ja, dat is een persoonlijkheid, die het verdient, be sproken te worden. Ik houd hem niet voor een tegenstander met wien men geen reke- ning behoeft te ho.udenintegendeel, ik meen, dat hjj te vreezen is. De liefde is voor een man van zijn leeftijd de laatste zoete dwaasheid. Wat hebt ge hem ge antwoord „Dat dit niet alleen van mij afhing." „Drong hjj niet aan, om een belofte van je te krijgen?" „Natuurlijk deed hij dat, maar ik laat mij niet zoo gauw onder den indruk bren gen en zijn vleien liet mij koud." „Ge hebt dus een ander lief?" „Zeer waarschijnlijk 1" een leelijke zaak heet." „De Regeering ziet blijkbaar in, vervolgt het blad, dat zij niet genoeg geld uit beschermende rechten kan trekken, zonder belasting ook op de eerste levensbehoeften der groote massa van de verbruikers, der arbeidersklasse, te leggen, „Indien de min vermogende door deze herziening mocht gedrukt worden, zal hiermede rekening worden gehouden bij de bepaling van zijn bijdrage in de verplichte verzekering" (tegen ziekte, invaliditeit en ouderdom „Maar wat men den arbeider minder laat betalen voor de verzekering, laat men hem immers weer meer dokken aan belasting op zijn levensbehoeften. Met deze zinsnede geeft het ministerie zelf het bedrog aan, dat er schuilt in deze „bescherming van den arbeid". „Uit ditzelfde verband blijkt intusschen ook, dat wij ook van dit ministerie geen staatspensionneering te wachten hebben, maar verplichte verzekering, d. w. z. een pensioen belasting, op alle arbeiders gelegd om aan de enkelen van hen, die oud worden, een pensioen te verstrekken. Juist als onder het libera listisch regime „De overige voorgestelde maatregelen zijn voor het meerendeel óf van kleinburgerlijken aard (wetgeving op de oneerlijke mededinging enz.), óf strekken om het bijzonder zedelijk karakter van het Christelijk ministerie aan te toonen (wetgeving op het spel). „Dit moois strekt dan tot dekmantel voor leelijke dingen, als aanzienlijke offers aan het militarisme. Dr. Kuyper zal zijn geestdrift voor „snelvuurgeschut botvieren. „En voorts een aantal beloftenin zaken de koelie-schandalen, den hongersnood op Java enz., waarop wjj niet anders kunnen dan af te wachten wat er van komt." In het Handelsblad beweert Charles Boissevain in zijn Van Dag tot Dag, dat Kuyper met zijn troonrede hem allerlei glimlachen ontlokt. „Maar wrang is de laatste glimlach. Hoe ter wereld kan het ministerie van het Chris telijk bewustzijn gewagen van „den zeer vriendschappelijken aard van Nederland's betrekkingen met de buitenlandsche mogend heden." Hoe kunnen wij zeer vriendschappelijk tegenover Engeland zijn Hoffelijk, correct, beleefd, wat ge wilt maar zeer vriend schappelijk Is het oprecht met geen woord te gewagen van den oorlog in Zuid-Afrika, van de uitroeiing aldaar van een volk, een Christelijk, een Protestantsch Christelijk volk van Nederlandschen bloede In Hen Haag zetelt het Permanente Hof van Arbitragein Den Haag kwam bijeen de Haagsche Conventie, welker plechtig aan genomen besluiten thans geschoffeerd en ge schonden worden door de Engelschen in Zuid-Afrika. Was er dan geen enkele zinsnede denkbaar, waaruit aan de geheele wereld kan blijken dat het hart van Nederlands volk klopt voor het volk dat daar ginds wordt uitge roeid, en dat ons volk protesteert en blijft protesteeren tegen het gruwelijk onrecht Een bittere glimlach deze Wie zooeven oppositie voerde, laat zelfs het weinige na, dat de voorganger ten minste nog deed. Niet één woord over de Z.-A. Republieken in de troonrede Uitslag van de openbare ver- kooping, gehouden door Notaris Abr. Sloos, op Woensdag 18 September 1.1., in 't Veld, van huizen en landerijen, totaal groot 9.05.80 H.A., staande in den Kostverloren- en Ooster- kamperpolder, onder NIEUWE NIEDORP, eigendom van den heer J. Koomen Jz. Perceelen 1, (boerenhuis en erf, bewoner J. Koomen Jz.), 2 (arbeiderswoning, bew. wed. Jansen, met tuin en weiland), 4 (weiland), 5, 6, 7 en 8, bouwland, te zamen groot 7.70.40'•HA., aangekocht door den makelaar R. Rezelman te Winkel voor zijn lastgever, den heer C. Brugman aldaar, voor f 8416.—; Perceelen 3, (arbeiderswoning, bew. P. Vlugt, en bouwlaud) en 9, bouwland, te zamen groot 0.98.00 H.A.,aangekocht door den heer C.Beere- poot te Nieuwe Niedorp voor f 1185.— Perceel 10 (bouwland) groot 0.37.40 H.A., aangekocht door den heer Jb. Jong te Nieuwe Niedorp voor f 348. Het totaal, groot 9.05.80 H.A., werd ver kocht voor f 9949. „Mijn Bella Ze waren reeds op het terras voor het slot aangekomen. Het jonge meisje hief de mand met rozen op in de richting van een venster van de eerste verdieping. „Kijk, daar is mijn moeder, die naar ons kijkt. Wist ze het maar al reeds; maar ik vertel haar dadelijk alles." „En ik zal er met mijn vader over spreken." Lachend en met van geluk stralend gelaat scheidden zij van elkander. Pierre stapte door den corridor en keek Bella na, die vroolijk en vlug de trap opsteeg. Toen zij aan zjjn oogen was onttrokken, trad hij het salon binnen en opende zonder te kloppen de deur van de werkkamer van zijn vader. Een man zat te schrijven aan de tafel. Bij het binnenkomen van Pierre draaide hij zich dadelijk om en Pierre herkende tot zijn groote teleurstelling Claude Brun. Deze streek de papieren op zij, welke voor hem lagen, draaide zich op den stoel,waarop hij zat, langzaam om, en bevond zich zoo doende vlak tegenover Pierre. Met door dringende, zonderlinge opmerkzaamheid keek hij Pierre aan, als wilde hij den in druk^ dien h\j op hem maakte, tot eiken prijs in diens oogen lezen. Dan wees hij op een stoel naast de kachel, waarin op dezen lentemorgen nog een flink vuur brandde. „Ge zoekt uw vader?" vroeg hjj. „Voor het ontbijt zult ge hem niet meer ontmoeten. Hij..moest naar het station hij zal vermoe delijk over eenige dagen naar Parijs ver trekken." „Alleen „Neen, met de geheele familie. Mevrouw Van Maillane koestert den wensch, het schoone paleis in de Avenue Hoche te bewonen; zij wil haar dochter met de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5