Brieyen sit
BrieYBü uit den Polder.
INGEZONDEN.
Zondag 20 September 190]
45ste Jaargang No. 36G6.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Kool!
SCHAGE
DRAAIT.
CCXLYI.
26 September 1901.
Naar aanleiding van mijn vorigen brief
ontving ik een schrijven van iemand, die
onbekend wensclit te blijven, naar het voor
beeld van zoovele andere milde geversdie
mijn brieven anders nimmer leest, wat mij
geen excuus lijkt, wijl de uitgever van dit
blad hem wel als abonné zal willen accep
teeren met alle anderen die mijn brieven
nimmer lezendie door een vriend op mijn
beschouwing werd gewezen (waarom komt
zoo'n vriend dan zelf niet), „maar", die niet
kan nalaten protest aan te teekenen tegen
zulk onwaardig geschrijf over het liederboekje
van den hooggeachten luitenant Clockener
Brousson te Breda.
„Ik ben oud-onderofficier mijnheer", zoo
schrijft hij, „en ik heb goed en bloed veil
gehad voor koning thans koningin en
vaderland. Ik ontzeg u dus het recht te
spotten met een boekje waarvoor een officier
der infanterie zijn tijd en kracht heeft
veil gehad, want ik geloof, dat, zoo gij geen
socialist zijt, gij toch met socialistische nei
gingen behebt zijt, wat ik evenwel niet voor
u hoop. Want met ontevredenheid kweeken
zult gij er niet komen, veeleer door de
menschen aan te sporen broederlijk samen
te gaan en in tijd van nood hun bloed te
vergieten op het altaar des vaderlands, gelijk
onze stamverwante broeders in Transvaal
thans met zooveel succes doen, want dat de
Engelschen er uit moeten, zult gij wel met
mij eens zijn. Welnu, liederen als die van
den hooggeachten heer Clockener Brousson
verbroederen en wekken op tot eendrachtig
samengaan. Hebt gij dan nooit een tinteling
in het bloed gevoeld, als gij in gezelschap
meegezongen hebt van „O, Nederland", of
van „Kent gij dat land, der zee ontrukt"?
Nu, ik dan wel en daar ben ik trotsch op. Ook
protesteer ik er tegen, dat gij den gemeente
raad en den geachten burgemeester, hoe
weinig ZEdAchtbare den winkelier en den
kleinen man ook ten dienste is, wilt laten
zingen en ook den geachten Ministerraad,
waarmede gij m.i. toont anti-anti-revolurionnair
te zijn. Had zooiets voorgesteld, toen Goeman
Borgesius nog den teugel van het bewind
voerde. Verder wil ik er u wel op wijzen,
dat het u niet mooi staat Botterdam
en zijne bewoners en bestuur wel eens
belachelijk te maken, gelijk ik met weerzin
verneem, dat gij af en toe doet, terwijl ik
ook niet kan instemmen met uwe klachten
tegen het bestuur der stad. Ik betreur in
tegenstelling met n de verkiezing van den socia
list Spiekman, die den burgemeester en het
overig wettelijk gezag aantast, en ik meen
ten slotte verplicht te zijn er op te wijzen,
dat schrijven zooals gij doet over onze volks
liederen juist socialisten kweekt. Daarom ver
zoek ik u dit heilloos geschrijf te staken, zul
lende gij anders meer van mij hooren. Waar
liefde voor het vaderland te verdedigen is,
sta ik op de wallen' met al mijne wapens en
ik zal niet aflaten. Overigens met achting,
uw dienstwillige dienaar
Aldus mijn dienaar, die voor een dienaar
wars van alle gelijkheid en socialisterij wel
een bescheidener toon had kunnen aanslaan.
Ik ontvang wel eens meer kattebelletjes naar
aanleiding van mijne brieven, maar ik pleeg
die te beschouwen als particuliere correspon
dentie. Deze oud-onderofficier echter maakte
het te erg. Niet dat ik vrees voor den fleren
strijder op de wallen, want zijn strijdmiddelen
blijken in tegenstelling van potten kokend
lood van de fiere stadsverdedigers in vroegere
eeuwen, te bestaan uit een kan lauwe en
sinds lang verzuurde taptemelk, die me nu
wel niet den dood zal aandoen. Maar het be
treft hier een nogal belangrijk beginsel, dat
ik misschien zelfs al vrees ik den lezer
te vervelen niet zoo maar door den eer
sten den besten bloedvergieter op 's vader
lands altaar kan laten schenden. Het beginsel
n.1., dat men met onwaarheid en opgeschroefd
heid en duffe zotteklap, als in de versjes van
Clockener Brousson, de menschheid en het
vaderland het tegendeel van een dienst be
wijst en dat het niet meer van dezen tijd is,
0-0-0
22.
Dr. Appel verzuimde het nooit, om na
afloop van zijn spreekuur eens te gaan
kijken naar zijn assistenten, of zij alles
wel goed gedaan hadden. Zeer zorgvuldig
werden zij onderwezen, en ijverig
waren ze ook, want het gold als een eer,
onder den beroemden professor Appel ge
werkt te hebben. De jonge mannen wijdden
zich met ernst aan hun taak en rekenden
het zich tot een eer, den armen en
behoeftigen hun kennis te kunnen
wijden. Zij gevoelden bovendien, dat
het hun dan later zooveel beter gelukken
zou, hun kennis dienstbaar te maken aan
patiënten, die hun goede honorariums konden
betalen.
Appel was juist de wachtkamer binnen
gestapt en stelde een paar vragen aan j
eene vrouw, die een bleek en zwak kind j
bij zich had.
De professor beduidde de vrouw, hem te
volgen naar zijn kamer en liet haar daar tegen
over zich plaats nemenhij nam het kind
tusschen zijn knieën, hij betastte en be
keek het lichaam, terwijl hg allerlei vra
gen aan de moeder deed. Zijn mooi, ernstig
gelaat boog zich tot den kleine over. Appel
keek in de oogjes, naar de lipjes, lette
op alles wat hem maar eenigszins over
den toestand van den kleine kon inlichten.
menschen de zegeningen van vaderland en
regeering te laten bezingen in slechte of
goede liedjes, als men niet vooraf ernstig ge
tracht heeft door daden eenige „zegening" op
te wekken. Dat de tijd van leuteren nu toch
eindelijk voorbij is, en dat er nu gewerkt
moet worden. Trouwens, het is reeds waar,
dat wie gelooft de menschen een plezier te
'doen met mooie liedjes voor hen uit te zoe
ken, de plank geheel misslaat. Even mal is
dit, als aan hen, die kiesrecht vragen, snel-
vuurgeschut aan te bieden.
Edoch, laat ik mij niet in politieke beschou
wingen gaan begeven. Mèt mijn dienaar ben
ik blij, dat een luitenant der infanterie zich
aan 't versjes-uitgeven heeft gezet, want wat
er zou gebeurd zijn,wanneer een luitenant van
de artillerie die zooveel zwaarder wapens
hanteert aan het bundelen was gegaan,
weet ik niet.
Ik laat mijn berisper gaarne in zijne over
tuigingen vrij. De vier anti-revolutionnaire en
Christelijk-Historische raadsleden,die geprotes
teerd hebben tegen de Zondagsvoorstellingen
van Barnum en Bailey, hadden terloops
zij het hier opgemerkt even „liberaal" kunnen
zijn. Onder veel onbegrijpelijkheden ter wereld
behoort ook de anti-revolutionnariteit die des
Zondags geen enkel vermaak duldt en die 't
puriteinisme wil opdringen aan menschen die
er niet van gediend zijn. Haar schapekens
zullen niet den weg van Barnum en Bailey
op-gaan, en hebben de herders daarvoor vrees;
dan ontbreekt er iets aan de hokvastheid, zou
ik meenen. Stelt men niet een gevaarlijk
precedent, zou ik willen vragen, en zou men
een protest van tegenstanders tegen openbare
kerkdiensten eventueel mogen beschouwen
als iets zeer benepens en onverdragelijks
Laat ieder toch vrij wezen in de keuze zijner
Zondags-genoegens, en dring toch uw voogdij
schap niet op aan mondige wezens.
De verdienstelijke infanterie-offïcier, die de
menschen met alle geweld wil laten zingen,
is ook al zoo indiscreet, hoewel hij tenminste
de menschen niet verplicht zijn boekje te
koopen. Dat kon er nog bijkomen.
Wat mijn dienstwillige dienaar beweert
omtrent mijn socialisterij, kan ik onbesproken
laten. Het is ook al weer verouderd elke
klacht over wat is, te beplakken met dit etiquet.
Er is oppositie tegenwoordig, die niet socia
listisch is en toch niet heel vriendelijk of
zoetelijk of vergoelijkend.
Hij protesteert tegen het door hem vernuftig
waargenomen gebrek aan eerbied jegens B.
en W. en den Baad. Waarde dienstwillige,
ik blaak van eerbied, maar daarom is een
grapje nu niet gansch en al uit den booze.
Hij verneemt voorts, dat ik Botterdam belache
lijk maak Dat is toch te erg. Iets dat zoo
weinig belachelijk is als deze stad, een stad
waaraan zoo weinig te critiseeren valt, dat
ik soms met mijn stof geen raad weet. Als
deze dienaar niet gekomen was, had ik wer
kelijk over niets anders dan Barnum en Baily
kunnen schrijven Hij heeft me aan stof gehol
pen. Amsterdam en Den Haag ziju veel gemak
kelijker te becarricaturiseeren, aldaar gebeurt
althans iets. Hier heeft iedereen zijn zaken,
een brouwerij met veel leven is het, maar dit
leven is echt, het wordt niet door ganzen
gemaakt.
Wat is er bijvoorbeeld deze week voor
dwaas gebeurd, den bovenvermelden brief
uitgezonderd Niemendal, letterlijk niemendal.
We zullen morgen gemeenteraad hebben en
dan is er altijd wel eenige kans, maar op 't
moment zit ik met mijn handen in het haar.
Ik zoek de dwaasheden nooit, maar niettemin
grijp ik ze gretig aan, als ik ze een enkele
maal ontmoet. En nog niet eens altijd.
Is er iets dwazers ter wereld dan het Bot-
terdamsche feit, dat een brandweer absoluut
onvoldoende is georganiseerd waarover
alle deskundigen het eens zijn en dat de vijf
heeren van 't college van B. en W. eenvou
dig verklaren „ze is best zoo" en van geen
verbetering willen weten Dat men rustig op
een zware brandcatastrophe wacht, eer men
iets wijzigen gaat? Toch heb ik me aan brand
weerklachten nimmer bezondigd, mijn dienaar
mag het liaslaan. Het is waar, dat het onder
werp wat afgezaagd wordt en dat B. en W.
wachten tot denkelijk zeer binnenkort
niemand meer met klachten durft komen,
omdat niemand ze meer lezen zou. We gaan
op volkomen apathie af en ik meng me in
dit afgezaagd onderwerp niet meer.
De ernst is mij liever. Ik zou nu wel gaarne
een zeer seriëuze beschouwing schrijven over
„Hoe oud is de vader?" vroeg hij.
„Negen-en-twintig jaar, maar door zwaren
arbeid en ellende zeer zwak."
„Welk ambacht beoefent hij
„Metaaldraaier."
„Hoeveel verdient hij
„Vijl tot zes francs per dag."
„Hoeveel brengt hij Zaterdagsavonds
thuis
De vrouw zweeg en Appel maakte daar
aan de noodige gevolgtrekkingen vast.
„Hij drinkt dus
„Hij moet wel, dokter het koper sleept
hem naar het graf, hij moet drinken."
„Al het kwaad bij den kleine komt daar
uit voort," sprak de geleerde. „Het kind
boet er voor, dat de vader drinkt, en hij,
de ongelukkige, doodt zichzelf zoo zeker
alsof hij vergift innam. Doch laten we
ons met den kleine bezighouden. Waar
woont ge
„In de X-straat
„Geen lucht, geen zonnelichtHet kind
moet lucht hebben, frissche lucht, hij moet
naar buiten. Zijn organen zijn allen krank.
Geen medicijnen helpen, alleen gezonde
levenswijze; beweging en frissche lucht."
„Maar dokter, de middelen daarvoor?"
„Waar werkt jo man?"
,,In de Koningsstraat."
„Dan moet je naar Monterouge verhuizen.
Hier heb je een briefje voor eene woning,
ik geef je gten geld, want je zoudt het
maar uitgeven. Zoek den mijnheer op,
wiens naam ik hier op heb geschreven. Je
zult voor den halven prijs, dien jo nu be-
taalt, een woning krijgen. Met de andere
helft kan je man den tram betalen om naar
zijn werk te kunnen gaan. Je kind zal
beter worden, wanneer je in een gezonder
de critieke jaren, die wij volgens liet gemeente
bestuur ingaan en die alvast door de belas
tingschuldigen met opnieuw een half procent
belasting zal moeten worden verwelkomd.
Ook zou ik eeu onderwerp van grooten ernst
hebben in den stagen uittrek van al wie geld
heeft uit Botterdam naar Scheveningen,
elke maand nieuwe verliezen van vermogen-
den maar dit alles is meer droevig dan
ernstig.
Neen, dan maar liever een liulde-artikel
aan Clockener Brousson, Barnum en Bailey,
anti-liberale anti-circuszucht, en andere ver
makelijke dingen. Laten wij de vroolijke
kantjes van ons leven opsnorren en er ons
bij vermaken, zonder venijuigheid.
Mijn dienstwillige dienaar verneme, dat,
zoolang de redactie van dit blad mij niet uit
werpt gelijk dit ben ik met hem eens
de Afrikaanders eenmaal de Engelschen zullen
doen ik rustig zal blijven voortgaan met
beschouwinkjes te leveren, waarin geen ge-
voeligheidjes worden ontzien.
1
XVII.
Durus est hic sermo et quis dotest
eum audire I
„Wij, boeren'" beweerde ik in mijn vorigen
brief, „zijn in vele opzichten conservatief. Het
nieuwe ontvangen wij gewoonlijk met wan
trouwende blikken en gesloten hart." En ik
haalde een voorbeeld aan van verregaanden
afkeer van het nieuwe, enkel en alleen m-
dat het nieuw was.
Dat we echter ook wel eens (heelemaal
tegen onze gewone natuur in) met een plot-
selingen luchtsprong uit onze conservatieve
Poldersloffeu naar voren kunnen schieten,
daarvan moge thans een voorbeeld volgen.
Op zekeren avond hadden wij ons opgemaakt
naar „Veerburg" niet om een nutslezing aan
te hooren, nóch om er van zang, muziek of
tooneelspel te genieten, maar om er te luis
teren naar ebn man, die ons over landbouw
zaken spreken zou.
„Geen vakman was hij, ja, geen landbouw-
leeraar zelfs en toch, (o, onnaspeurlijke in
consequentie in 's menschen doen en daden
we gingen er heen en we hebben geluisterd,
aandachtig en met hooge devotie.
Voorzeker, bij het begin wel is waar hield
ons gewone Wantrouwen tegen het nieuwe,
als een zorgzame klokhen, de vleugelen be
schermend over onze harten uitgespreid, maar
de woorden des sprekers werkten al spoedig
als,steenen waarvoor ons Wantrouwen op de
vlucht sloeg.
En ziet, onze belangstelling was van nu af
aau gelijk een spons, die al grooter en grooter
werd, onderwijl zij langzaam het vocht der
welsprekendheid in zich opnam.
En wij, die nog al meenden heele matadors
te zijn op landbouwgebied, wij kwamen wel
dra, onder 's mans rede, tot het diep, doch
beschamend besef onzer onnoozelheid. Ja,
gezwoegd en geslaafd hadden wij tot heden,
maar naar verhouding tot den arbeid was
het voordeel gering. O, diezelfde arbeid,
hoe zou hij ons ten welvaart gedijd zijn,
wanneer wij (in plaats van karvvij, tarwe of
andere gewassen) van stonde af aan maar
kool en aardappelen hadden verbouwd
Dit was de groote waarheid, die dezen avond
als een fonkelende star in den hemel van ons
hart werd vastgeklonken, als met een hamer
van goud! Nieuwe verschieten gingen
wuivend voor ons open en toen de spreker
ons cijfers noemen ging en beweerde, dat
wij met die nieuwe productie niet langer
200 a 300, maar zelf vér over de dflizend
gulden per bunder zouden maken, o, tóen
kende onze geestdrift voor het nieuwe geen
grenzen meer! Ja, wij vóelden ons het geld
al op de hand geteld en in Zieners-visioen
zagen wij plotseling heel den Polder in één
groot, onafzienbaar koolveld herschapen,
Pólderkool, die beroemd was door heel
Europaen een markt rees óp voor ons
geestesoog, zooals de wereld er moeilijk een
tweede zou kunnen aanwijzen
En de landbouw in den Polder was van
cfien avond af aan een nieuwe periode inge-
huis' woont. Tracht het zoover te krijgen,
dat je man niet meer drinkt. Wanneer
hij wist, wat hij verslindt, en de gevolgen
van zijn gedrag kon begrijpen, dan zou hij
voor altijd genezen zijn. De Staat echter is de
medeschuldige; de giftmenger. Hij heeft
inkomsten noodig en daarom verkoopt hij
allerlei vergift. Ga nu heen, goede vrouw,
en vraag in de waschkamer om wat ge aan
schoone kleeren en verder voor den kleine
noodig hebt."
„O dokter, hoe zal ik u danken!"
„Door de zieken, die ge kent, naar mij
toe te zenden. Ga nu heen, vrouwtje."
De deur van Appel's kamer ging open
en een assistent arts verscheen.
„De operatie van den ouden Land is ge
lukkig atgeloopen", meldde hij. „Men heeft
heih zooeven wakker gemaakt en het gaat
hom goed."
„Is professor Bérard nog hier
„Hij heeft de operatiezaal juist verlaten.
Hij zou u gaan opzoeken."
Een luide stem liet zich op dat oogen
blik hooren, en het door grijze leeuwen
manen omgeven gelaat van Bérard, waarin
een paar schitterende oogen stonden, ver
scheen in de deur.
„Daar ben ik, wees maar gerust, alles is ons
gelukt. De oude heeft niet meer dan een
hal ven liter bloed verloren. Ik heb hem mijn
arm tot den elleboog in het lijf gestoken.
Stel je voor, de kerel mankeerde iets aan j
de darmen. Toen ik hem opensneed was er i
geen spoor van een ontsteking te zien en de I
temperatuur was toch zoo, dat er beslist op de
eene of andere plaats eene ontsteking moest j
ziju. Ik heb de darmen uit het lichaam
gehaald als een kluwen garen, kortom, het j
zaakje marcheerde prachtig. Het is de
tredenAardappelen, maar vooral kool zou
in 't vervolg een hoofdproduct zijn. Over
kool droomde ieder, aan kool dacht ieder,
over kool sprak ieder voortaan, 't Scheen, of
men aan den Langedijk was.
Maar in een ander opzicht bleken wij al
heel spoedig niet aan den Langedijk te zijn.
Daar toch is iedere akker een lang, smal
eilaydmet schuitjes kan men er overal
komen eu zoodra de eerste kool gereed is
om gesneden te worden, valt niets gemak
kelijker dan ze vervoerd te krijgen waar
men ze hebben wil.
Hoe geheel anders is dat bij ons het
gevalSlooten zijn er haast niet, maar
ieders land bestaat schier uitsluitend uit
breede, onverdeelde stukken, en toen nu onze
velden voor het eerst met voldragen kool
prijkten och arme, toen zagen wij opeens,
hoe onnadenkend we waren geweest. Wij
geleken op de snuggere bouwmeesters die
een toren rondom zich hadden opgetrokken,
maar den uitgang vergeten hadden.
Ja, wij waren zoo gelukkig geweest, een
gewas te telen, dat kenners deed watertanden,
maar zagen ons gedoemd die kool zooals ze
daar nog op het land stond, per bunder te
verkoopen, omdat aan aflevering per stuk
geen denken was. Met wagens toch moet hier
alles geschieden. We zouden dus een groot
deel van onze nog niét voldragen gewassen
onvermijdelijk moeten vernielen, om de vol-
dragene te kunnen verzenden. Enorm was
bovendien het arbeidsloon. Wat werd alzoo
van onzen gouden welvaartsdroom, dien wij
droomden in den tooverhof der welsprekend
heid, bedwelmd als wij waren door de geuren
van aromatisoh woordgebloemt' Helaas,
helaas! mochten wij wel zuchten:
Diar 'a niets dan 't zwoord en 't been
Al 't spek is geëclipseerd.
Evenwel, (al worden aardappelen sedert niet
noemenswaardig meer verbouwd,) van kóól
hadden we nog maar niet zoo spoedig onze
bekomst. De voorgespiegelde schatten hadden
ons dan ook t e hel in de oogen geblonken,
om niet nogmaals een poging te wagen ze
te bereiken.
Opnieuw gingen wij dus kool verbouwen.
Ditmaal echter om ze, evenals elders gebeurt,
gedurende den Winter te bewaren.
Eu in den afgeloopen Winter hébben
wij ze dan ook bewaard, doch met groote
kosten. Want eenige personen van den Lan
gedijk dienden we aan te stellen om ze goed
te houden, een localiteit moest gehuurd
worden, kortom, in plaats van er schatten
mee te verdienen, moest er geld bij
We gelooven dan ook niet langer, dat, door
slechts kool te verbouwen, de welvaart ons,
gelijk een duif, maar zoo op eenmaal in den
schoot vliegen zal. Maar tóch gaan wij er
meê vóórt, doch thans nog enkel in de hoop,
er dezen Winter een bescheiden voordeel mee
te mogen verwerven.
Intusschen zijn sommigen zich op zaadcul
tuur gaan toeleggen. Niet alleen bietenzaad,
maar ook spinaziezaad, knollenzaad en kool
zaad. wordt meer en meer verbouwd, zoodat,
als dit zoo dóór gaat, de landbouw hier nog
heelemaal tuinbouw worden zal.
Omtrent het verbouwen van koolzaad (voor
Sluis en Groot) vrees ik echter, dat maar al
te spoedig door eigen onvoorzichtigheid een
groote teleurstelling zal volgen. Teneinde die
vrees van mij wèl te begrijpen, dient de lezer
zich goed van het verschil tusschen kóól zaad
en koolzaad te doordringen
De gewone kool, waar ik het tot nog toe
over had, is Beassica Oleraoea. Het koolzaad
echter, dat men voor de markt verbouwt
(voor oliezaad), wordt gewonnen van Brassica
Napus, in liet dagelij ksche leven onder den
naam van reefkool bekend. Nu wordt
echter hier óók van Beassica Oleeacea (de
gewone kool) zaad gewonnen (stullen) voor
Sluis en Groot, eoodat er alle kans bestaat
voor kruisbestuiving. En zie hier nu, waar
ik bang voor benDat de firma Sluis en
Groot, zoodra zij daar achter komt, dreigend
den vinger zal opheffen, (evenals de heer
Knhn dat indertijd ten opzichte van het
bietenzaad heeft gedaan) en zeggen zal
„Hoort eens, beste jongens, als jullie zóó
begint, verkiezen wij geen enkelen bunder
voor stullenzaad meer van jelui te huren
Wat nu nog verder die steeds toenemende
zaadcultuur betreft, het allernieuwste op
dat gebied is het telen van bloemenzaad
(als handelsartikel). Wel was men daar op
den lichteren grond van den Westpolder
reeds lang meê begonnen, maar nu heeft
men ook in den Oostpolder dat voorbeeld
reeds op sommige plaatsen gevolgd. (Zonne
bloemen en Korenbloemen onder andere.)
Wie weet dus, of die bloementeelt hier nog
geen toekomst heeft. Dan zal men niet
langer van „die dooie Polder" spreken, maai
de vreemdeling, terugdenkend aan hetgeen
hij hier zag, zal Anna Paulowna roemen als
een streek, die een bezoek overwaardig is,
ja, misschien onzen Polder nog eenmaal
mogen aanprijzen met de woorden van Ilood
I remember, I remember
The mes, red and white,
The violets, and the lijy-cups,
Those flowers made ot light
Of, naar de vrije en tamelijk overdreven
vertaling van Koosje
Wéér d;nk ik terug aan dien rozendroom
En dat liefelijk bloemengedicht
Van violieren en lelie-blank.
Als geweven uit zonnelicht
Tennis Ploeger.
eigenaardigste operatie, welke ik van mijn
leven ooit heb gehad."
„Ik dank je, mijn vriend."
„Waarvoor? Dat ik een mooie operatie
heb gedaan?" riep Bérard vroolijk lachend.
„Daar dank ik jou eerder voor, die mij de
gelegenheid heeft geboden ze te kunnen
doen. Maar adieu nu, het ga je goed.
Men wacht op mij in het hospitaal."
Hij ging heen en Appel ging de wacht
kamer weer in, waar de laatste patiënten
zich nog ophielden. Hij nam hoed en over
jas aan uit de handen van den portier, gaf
eenige bevelen en wilde zich verwijderen,toen
juist de deur van het portaal openging en
Pierre, in reiscostuum, zeer bleek, en schuw
om zich heenkijkend, binnentrad. Bij het
zien van Pierre uitte Appel eeu vreugde
kreet en liep met uitgebreide armen" op
den jongeling toe.
„Hoe, ben jij het? Kom je van huis?
Heb je je moeder al gezien
Op deze vlugge vragen antwoordde
Pierre eenigszins verlegen
„Neen, ik heb moeder niet gezien.
Ik kom van huis en men zeide mij daar,
dat ik u hier zou kunnen vinden."
Appel keek den jongen man opmerk
zaam aan, en sprak dan met een ernstig
gelaat
„Je hebt je moeder niet gezien? Wat
heeft dat te beteekenen Ik zou denken,
dat ge mij dat spoedig eens moest ver
klaren.
„Daarom ben ik hier gekomen," ant
woordde Pierre met smartelyken ernst.
„Dan blijven we niet hier, waar we elk
oogenblik gestoord kunnen worden. Ga met
mij meê."
Hg nam den arm van den jongeling, dien hij
(Niet-geplaatste ingezonden stukken worden
nimmer teruggegeven
Ouderwijzere: Werkman
Geachte Bedacteur!
Beleefd verzoeken wij U eenige plaats
ruimte voor enkele opmerkingen, betreffende
het bekende adres der onderwijzers onzer
gemeenteschool. Den inhoud van bedoeld
adres achten wij bekend. Eerstdaags wordt
het in den Baad behandeld. Zal het eenzelfde
lot deelen als zijne voorgangers Zonder
twijfel is thans het oogenblik gekomen, de
herziening der onderwijzersjaarwedden afdoen
de ter hand te nemen. De regeering is met
hare nieuwe regeling voorgegaanhet mini
mum is verhoogd, verhoogingen voor dienst
jaren worden toegekend, evenzoo eenige ver
goeding voor huishuur. Tal van onderwijzers,
duizenden, mogen het afgetreden ministerie
dankbaar zijn. Moet deze wettelijke regeling
nu voor alle gemeenten gelden Dat zij
verre. Welke verklaring legde de Minister
3 Mei 1.1. af in de 2e Kamer Deze
„Het is niet voldoende, als door den
Gemeenteraad slechts voldaan wordt aan den
eisch der wettelijke minima. Ik geloof, dat
het wenschelijk is, dat ik nog eens uitdruk
kelijk doe uitkomen, dat de vaststelling van
algemeene, wettelijke minima in de verste
verte niet de beteekenis heeft, alsof daardoor
worden geregeld de salarissen der openbare
onderwijzers. Wat beteekent de vaststelling
der minima bij de wet Niets anders dan
dit, dat zelfs in de allerkleinste, goedkoopste
plaatsen van ons land, in plaatsen waar
de levensstandaard bet laagst is en waar
't minst van den onderwijzer wordt gevor
derd, de salarissen nooit lager mogen zijn,
dan de wettelijke minima-bedragen, welke
in de wet neergelegd zijn. Maar het betee
kent in de verste verte niet, dat men ook
in grootere, duurdere plaatsen met die
minima kan volstaan. Het hooge gezag
behoort te waken, dat ook daar de sala
rissen naar billijkheid, en zooals 't belang
van 't oaderwijs dit vordert, worden
geregeld".
Dit laat aan duidelijkheid niets te wen-
scben over. Hoe zal de Baad beslissen van
onze Gemeente, waar de meerderheid der be
volking zich, blijkens de verkiezingen, steeds
voor de vooruitstrevend-liberale beginselen,
dus voor de beginselen ook van den man,
die bovengenoemde woorden sprak, verklaar
de Naar onze bescheiden meening behoeven
hier de financiën geen beletsel te zijn, om de
wezenlijk niet overdreven eischen der adres
santen in te willigen.
Daarmede zou, volgens onze overtuiging
niet alleen den onderwijzers, maar ook, eu
riiet minder, het onderwijs een belangrijke
dienst zijn bewezen. Waar nii de onderwijzer
verplicht is, een deel van zijn' bestaan buiten
de school te zoeken, met zaken, die met het
onderwijs in geen verband staan en dus het
onderwijs schade doen, (eischt goed onderwijs
dan niet den geheelen mensch daar zouden
dan betrokken autoriteiten, die zich wezenlijk
van den waren toestand op de hoogte stelden,
met meerder recht op eventuëele feilen
kunnen wijzen.
had opgevoed en als een eigen zoon lielhad
hij voelde, hoo de jongen bij deze aanraking
ontroerde. Hem teeder tegen zich aan
drukkend, deed hij alle best, tegelijkertijd
met de warmte van zijn bloed den magne-
tischen invloed van teederheid op
Pierre te doen overgaan. Met langzame
schreden gingen zij voort, en spoedig
bevonden zij zich op de Rue
Assas, waar een groote menschen massa
zich bewoog. Terwijl Appel aan Pierra's
zgde voortliep, voelde hij aan het kloppen
van diens hart don storm, dio in hem
woedde. Maar gelijk een jong paard, dat
de hand van zijn meester voelt, word
Pierre reeds minder opgewonden en
liet hij zich onbewust door Appel leiden.
ij gingen de Gitterpoort door en sloegen
den Volkstuin in, waar het op dat oogen
blik eenzaam was. Nu eerst keak Appel
zijn stiefzoon aan on vroeo* met
zachte stem„Nu, mijn lief kiod, wat
gaat er in je binnenste om Wat geett er
aanleiding toe, dat je zoo gansch anders
bent dan gewoonlijk; dan enkele weken ge
leden Wat misverstand heeft zich tus
schen ons gesteld Ik zeg „ons", omdat ik
mij met je moeder heb vereenzelvigd, zoo
als ik dat tegenover jou steeds heb ee-
toond." 8
Bij deze ernstige, met sonore, bewogen
stem uitgesproken woorden, waarbij Pierre
onwillekeurig denken moest aan do teeder
heid en goedheid die hem steeds was
bewezen, steunde de jonge man hoorbaar.
Iranen parelden hem over de wangen' hij
sloeg smartelijk bewogen de handen' in
elkaar eu stond bewegingloos tegenover zijn
vriend, zijn weldoener. Pijnlijk getroffen
door zooveel smart en leed, maar volkomen