De Bist
45ste Jaargang No. 3674
TWEEDE BLAD.
Zondag 27 October 1901.
FEUILLETON.
Binnenlandsch Nieuws.
Van de band van den Heer J. Porte te
Winkel komt in bet nummer van Zondag 20
October een artikel voor over de Itijksland-
bouwwinterscbool, waarop ik, als directeur
dezer inrichting, moeilijk het stilzwijgen kan
bewaren.
Als aanleiding tot het schrijven van het
artikel geeft hij op het gevaar, dat het land
bouwonderwijs in 't algemeen en de winter-
cursussen in het bijzonder dreigt door het
verval van de winterschool.
Als dit werkelijk de aanleiding is, moet de
Heer Porte al bijzonder onlogisch denken,
want het verval is, volgens hem, te wijten
aan te groote uitgebreidheid van het pro
gramma, en het is toch niet aan te nemen,
dat het programma der winterschool een na-
deeligen invloed zal hebben op de wintercur
sussen.
Waar dus de Heer Porte zegt: „Wij mogen
niet veronderstellen, dat de kleinere zusters
op den duur het vertrouwen blijven genieten,
waar de grootere en sterkere zoo weinig waar
deering ondervindt van de belanghebbenden",
daar beschouw ik deze phrase meer als een
middel om het eigenlijke doel, het uitoefenen
van kritiek, minder beslist op den voor
grond te doen treden.
Dat het doel uitsluitend was kritiek uitte
oefenen, dat zal ook de aanhef van het artikel
„Waar wij den handschoen opnemen
voor de Landbouwwinterschool te Schagen,
enz." voor den aandachtigen lezer niet hebben
kunnen verbergen.
En waar nu dat doel uit alles duidelijk
blijkt, daar heb ik mij afgevraagd, W ft A R 0 M
de Heer Porte die kritiek in het openbaar
uitoefent.
Is het zijn doel, de hulp van het publiek
in te roepen, om de aangeprezen verbeteringen
tot stand te brengen Dat zou toch wel
een weinig voorbarig zijn, daar de Heer Porte
kan weten, dat ik steeds bereid ben om hem
te woord te staan en hij dus had moeten be
ginnen, mij persoonlijk zijn gevoelen mede te
deelen en te trachten, mij van de wensche-
lijkheid der door hem voorgestelde verbetering
te overtuigen. En voorbarig niet alleen, maar
ook doelloos, want wie uit het publiek zou
hem die hulp kunnen verleenen
Dat in het openbaar uitoefenen van derge
lijke kritiek is in staat, de school bij het
publiek in een minder gunstig daglicht te
plaatsen. En dat heeft zij niet verdiend, want
de kritiek van den Heer Porte is geheel o n-
gegrond; dat zou hij hebben geweten,
wanneer hij mij persoonlijk over de zaak ge
sproken had.
Nadat de Heer Porte heeft medegedeeld,
dat in onze provincie vele soorten van land
bouw worden gedreven en dat het programma
daarom is uitgebreid, zoodat er ook „reke
ning is gehouden met de behoeften van een
paar belangrijke districten van onze provin
cie", zegt hij„Maar als men gemeend heeft,
met deze uitbreiding den bloei der- school te
bevorderen, dan heeft men zich aan eene
groote dwaling schuldig gemaakt. Bij het
opnemen van koolbouw c.s. is natuurlijk ook
gerekend op den Langedijk."
Na den lezer een' koolbouwer te hebben
voorgesteld, die moet luisteren naar de lessen
in Rassenkennis, Veefokkerij, Gezondheidsleer
van het vee, Zuivelbereiding, enz., roept de
Heer Porte uit
„Is het wonder, dat zoo'n programma velen
afschrikt En terecht. Het is onmogelijk,
dat zooveel leerstof in twee winterhalfjaren
kan worden verwerkt, temeer daar nagenoeg
niemand der leerlingen van al het behandelde
in de praktijk op de hoogte is.
„Waar men dus getracht heeft, allen te be
vredigen, is men geëindigd met het niemand
naar den zin te maken.
„Tot den oorspronkelijken toestand terug te
keeren, zal natuurlijk niet baten."
Bij al wat de Heer Porte daar beweert,
„maakt hij zich schuldig aan een zeer
groote dwaling."
Hij dwaalt, wanneer hij meent, dat het
programma is uitgebreid om daardoor leer
lingen te trekken van den Langedijk en uit de
Streek.
Het doel van die uitbreiding, die reeds in
1897 begonnen is, is niet anders geweest
dan de zoons van veehouders en landbouwers
bekend te maken met de hoofdzaken van
winstgevende cultures, zooals die aan
den Langedijk, in de Streek en in den Ban-
gert worden uitgeoefend, en hen de noodige
kennis te verschaffen van den aanleg van
een boomgaard bij de boerderij.
Hij dwaalt, wanneer hij meent, dat het
programma velen afschrikt, want de leerlin
gen leeren het programma in den regel eerst
kennen, wanneer zij op de schoolbanken zit
ten. Aanvragen van leerlingen om het pro
gramma voor dien tijd heb ik zelden gehad.
En bovendien heb ik daarover van niemand
ooit klachten vernomen. Zelfs van den Heer
Porte niet, dien ik toch zoo nu en dan sprak
en die blijkbaar veel belang in de winter
school stelt.
Hij dwaalt, wanneer hij beweert, dat het
onmogelijk is in twee winterhalfjaren de
leerstof te verwerken. Het bewijs hiervoor
heeft hij trouwens zelf geleverd,want wanneer
zijne bewering waar was, hoe zou het dan
mogelijk zijn, dat, zooals hij zelf getuigt, „de
leerlingen, die deze inrichting met succes
hebben verlaten, met de meest mogelijke
waardeering spreken over het daar genoten
onderwijs"
Weet de Heer Porte dan niet, dat dit ge
heel afhangt van de wijze, waarop de leeraren
hun taak opvatten
Weet de Heer Porte niet, dat men door
de kennis van enkele grondslagen
van een bedrijf of van een cultuur in staat
wordt gesteld, een goed inzicht daarin te
verkrijgen, zonder dat het nu juist noodig is,
zich alle détails in het geheugen te prenten
Hij dwaalt, wanneer hij meent, dat men
getracht heeft, allen te bevredigen en dat
men is geëindigd met het niemand naar den
zin te maken.
Men heeft uitsluitend getracht, het
onderwijs zoo in te richten, dat iemand, die
de lessen met aandacht heaft gevolgd, daar
door in staat wordt gesteld, zelf te beoor-
deelen in welke richting hij zijne krachten
zal moeten aanwenden om daarmee zooveel
mogelijk voordeel te behalen en hem tevens
de kennis te verschaffen, die noodig is om in
de keuze van die richting niet al te zeer be
perkt te zijn.
Dat men het niemand naar den zin heeft
gemaakt, voor die bewering ontbreekt den
Heer Porte elk bewijs.
Als een doorslaand bewijs, hoe los de kritiek
van den Heer Porte in elkander zit, kan
zeker wel de laatst aangehaalde zinsnede
gelden.
Wanneer het waar is, dat er te weinig
leerlingen komen, omdat het te uitgebreide
programma hen afschrikt, waarom zal dan
terugkeer tot den oorspronkelijken toestand
n'a t u u r 1 ij k niet kunnen baten Begrijpe
wie 't kan
Al wat de Heer Porte beweert, is een ge
volg van doordraven op eene onjuiste veron
derstelling, en daar de geachte schrijver toch
ook wel wat beters te doen heeft dan zich
onledig te houden met doelloos krantenge
schrijf, is het voor beide partijen wel jammer,
dat hij niet is begonnen met nauwkeurige
inlichtingen te vragen van de personen, door
wie de inrichting van het onderwijs wordt
vastgesteld.
Het slot van het artikel doelt op eene mede-
deeling der Commissie van Toezicht, dat één
der oud-leerlingen thans eene betrekking be
kleedt als landbouw-opzichter, een tweede
directeur is van eene kaasfabriek en een derde
als kaasmaker fungeert in eene kaasfabriek.
Volgens den Heer Porte zijn dit betrekkingen,
die buiten het eigenlijke landbouwbedrijf staan
en is het eene fout, dergelijke benoemingen
te vermelden, omdat „een dergelijk lokmiddel
noodwendig zal leiden tot teleurstelling" en
vooral „omdat daardoor het landbouwonder
wijs in discrediet komt bij hen, die er van
behoorden te profiteeren."
Wat het laatste en voornaamste argument
betreft, kan ik den Heer Porte in zijn betoog
niet volgen, daar naar mijne meening genoemde
betrekkingen wel degelijk tot den eigenlijken
landbouw behooren.
En waar de schrijver vreest voor teleur
stelling, kan ik hem de geruststellende ver
0-0-0
30.
Bella liet hem kalm doorpraten, als over
woog zij den ernst zijner woorden, maar dan
antwoordde ze
„Waarom ben je zoo in vertwijfeling,
mijn vriend, en hoe beoordeelt ge mij dan wel
Gelooft ge, dat ik gelijk een gehoorzaam
kind ben, dat zich maar regelt naar den
smaak harer ouders Ik ken jullie Euro-
peesche zeden niet. Ik doe, wat ik wil,
wanneer mijn verstand in overeenstemming
met mijn hart mij zegt, dat ik geen on
recht doe door dit of dat te willen. Toen
ge mij zeidet, dat ge mij liethadt, heb ik
je gezegd, dat ik je zou toebehooren. Meent
ge, dat ik een dergelijke belofte zoo wuft
doe, dat een van hen die rondom ons
leven, mij van gedachten zou kunnen doen
veranderen? Neen, mijn beste Pierre, wat
ik in den tuin van Haillane zeide, is te
Parijs niet vergeten, en zal dat ook nooit
worden. Ik ben noch zoo lichtzinnig, noch
valsch. Verjaag die leelijke vrees, en wan
neer ge, evenals ik, besloten bent voor je
liefde op te komen, dan zullen er wèl
zwarigheden zich voordoen, maar niets zal
in staat zijn, de vereeniging van onze
harten te verhinderen en vroeger of later
zullen wjj het geluk deelachtig worden."
Pierre vatte de hand van het jonge
meisje, die op zijn arm rustte, en drukte
die innig. Zij begrepen elkaar nu volkomen
en wisten, dat zij voor eeuwig bij elkaar
behoorden.
Bij den ingang van het bosch van Bou-
logne stond het rijtuig.
„Lieve juffrouw Auger", zeide Bella,
„wil u nog zoo goed zijn, ons vooruit te
gaan tot de Acacia-laan wij treffen u daar
wel aanhet is zoo aangenaam, in den
morgen te wandelen."
De mandenwagen ging weer vooruit en
Bella en Pierre volgden langzaamzij ge
voelden zich weer geheel gerustgesteld.
„Ik wensch", merkte Bella op, na een
paar oogenblikken te hebben gezwegen,
„dat ge mij niets vertelt van die omstandig
heden, waaronder gij zoo gruwelijk lijdt. Waar
zou het toe dienen, dat ze ik wist Ik zou
over de betrokken personen moeten oordee-
len. Eischt het lot later, dat ik partijkies,
dan moge dat zoo laat mogelijk gebeuren,
wanneer er geen middel meer is, om het
te ontwijken. Tot op dat oogenblik zijn we
alles voor elkaar, leven we slechts voor
elkander.Kijk me nu eens aan, laat mij je eens
in je oogen zien ik wil daarin geen tranen.
Wanneer gij thuiskomt, zou uwe moeder,
zoodra Zij verneemt dat wij elkaar ontmoet
hebben en ziet dat je oogen nog rood zijn,
zichzelf afvragen, of ik niet een boos meisje
ben. En ik wil niet, dat ze een slechte
meening van mij krijgtik wil, dat
ze van mij zal houden."
„Wanneer gij mijn moeder maar eerst
leerdet kennen, dan zoudt ge zien, dat ge
heel spoedig goede vriendinnen zoudt
zijn."
„Dat zal mij toch niet verhinderen, ook
van mijnheer Dartigues te houden", ver
klaarde Bella beslist. „Ik zal nooit ver
zekering geven, dat de leerlingen, indien noo
dig, tegen overdreven verwachtingen in die
richting door mij steeds worden gewaarschuwd.
C. Nobel.
Schagen, 22 October 1901.
Vergadering van den Eaad
der gemeente
Hoog-woud,
gehouden op Woensdag 23 October, des mor
gens ten 10 ure.
Aanwezig alle leden.
Voorzitter de heer C. Pijper, Burgemeester.
Na opening der vergadering lezing der
notulen door den Secretaris, den heer W.Vetter,
en de goedkeuring door den Raad.
De Voorzitter stelt dadelijk aan de orde de
gemeente-begrooting, sluitende in ontvang en
uitgaaf op f 2192424.
De voornaamste posten uit de begrooting
waren geraamdvoor de ontvangsten batig
saldo f 1963.88, huur van huizen f 42.50, huur
van landerijen f 590.—rente kapitalen
f 570.grasverpachting f 150.huur raad
kamer aan de banneföO.dividend. Noord-
holl. spoor f 60.—40 opc. geb. eigend.
ff 1032.76, 10 opc. op het ongebouwd f 876.23,
50 tot 75 opc. op belasting van het personeel
f 1996.915, Hoofdelijke omslag f 4000.—, op
brengst vergunningsrecht f 300.schoolgelden
f 400.belasting gebruik van lijkwagen en
paarden f 100.—, vergoeding kosten lager
onderwijs f 3025.verder de verschillende
uitkeeringen van het Rijk, enz.
Voor de uitgaven
Jaarwedde burgemeester f 600.wethou
ders f 80.secretaris f 600.ontvanger
f 380.presentie-gelden f 100.jaarwedden
ambtenaren secretarie, conciërge f 85.
schrijfloonen f 50.schrijf- en bureau-be
hoeften f 475.kosten schoonhouden raad
huis f 200.— onderhoud meubelen raadhuis
f 50.aanleggen registers Burgerl. Stand
f 80.huishoudelijke kosten bij vergaderin
gen f 60.jaarwedde ambtenaar Burgerl.
Stand f 75.jaarwedde doodgraver f 65.—
kosten voor rijder van den lijkwagen en paar
den f 75.— onderhoud bruggen enz. f150.
onderhoud lijkwagen enz. f 40.— onderhoud
straten en pleinen f 40.wegen en voet
paden f 35.— plantsoenen enz. f 75.
onderhoud begraafplaats f 125.grondlasten
f 80.dijk- en polderlasten f 100.jaar
wedde veldwachter f 275.jaarwedde iiooi-
stekers f 60.jaarwedde nachtwacht f 1.
kosten brandweer, brandspuitlieden f 150.
tractementen 3 opperbrandmeesters f 80.
kosten politie-toezicht bij kermissen enz.
f 100.kosten spuithuisjes f 100.kosten
onteigening en desinfectie f 100.jaarwedden
onderwijzers f 6650.kosten herhalings-
onderwijs f 370.— j onderhoud scholen en
huizen f 550.aankoop schoolmeubelen
f 100.— schoolboeken en leermiddelen f 660.—;
verlichting en verwarming f 440.kosten
school Langereis samen met N. Niedorp
f 1700.jaarwedde voorzitter van de com
missie tot wering van schoolverzuim f 15.
idem secretaris f 15.presentie-gelden dier
commissie f 100.vergoeding huishuur
onderwijzer R. v. d. Veen f 50.rente
geldleeningen f 803.95 aflossing geldleenin-
gen f 2250.—brandverzekering gebouwen
f 75.aankoop nieuwe brandspuit te Aarts
woud f 600.onvoorziene uitgaven f 591.29.
De heerKooij vraagt, waarom subsidie aan de
vereen. Volksmin (welke vereen, het school
verzuim tegengaat, door het organiseeren
van een schoolfeest) niet op de begrooting
voorkomt.
Voorzitter zegt dat verleden jaar wel is
gegeven en nu niet, omdat het Rijk daar nu
voor zorgt.
De heer Kooij zegt dat het Rijk wel iets
doet tegen schoolverzuim, maar niet voor een
schoolfeesthij zou het het volgend jaar niet
gaarne zonder feest doen.
De heer Vijn zou gaarne zien, dat de ge
meenteraad een subsidie aanVolksmin toestond.
Voorz. acht 't niet noodig.
De heer Vijn acht het nog noodiger dan
voorheen.
Zeker, zegt de heer Kooij, de vereeniging
laat maar 5 schoolverzuimen toe en de Leer
plichtwet wel 72. Spr. zou de gewone f 100
weer bepaald willen geven, dat geld doet
zulk nuttig werk.
Voorzitter acht 't niet noodig.
De heer Kooij meent dat het feest toch
aangenaam en pretttig steeds wordt gevierd.
VoorzitterZal dat nu ook weer zoo zijn
De heer Kooij zou niet weten, waarom
niet. Volksmin zal even goed als andere jaren
een goeden invloed op 't schoolverzuim uit
oefenen de kinderen willen gaarne naar het
feest.
Voorz. zegt dat 't altijd later wel kanop
deze begrooting kan het niet meer veranderd
worden.
De heer Hartog meent ook, dat het later
nog wel kan.
De heer Kooij meent, dat, als men weet,
dat het verzoek toch zal komen, men nu
reeds wel subsidie kan toestaan.
De heer Hartog vraagt, hoeveel meer de
gemeente krijgt van het Rijk voor de trac
tementen der onderwijzers.
Spr. wordt gezegd, dat dit bedrag vroeger
f 2500.bedroeg, nu f 3000.
Voorz. beweert: We hebben er voordeel van.
De heer Vijn zegt, dat de gemeente geen
f 500.maar f 700.voordeel heeft.
Voorz. zegt, dat meester Veen f 150.
vooruit gaat; Neeltje f 50.
De heer Vijn zegt, dat dat nog zal uit
komen, daar het de vraag is, hoe de Raad
de salarissen zal regelenhet minimum mag
hooger gesteld worden, dan de wet aangeeft.
Voorz. zegt, dat het reeds is geregeld
zooals de wet aangeeft en daarmede moet
men maar tevreden zijn.
De heer Vijn zegt, dat B. en W. het
minimum voor hoofden van scholen hebben
gesteld op f 750.— dat mag hooger zijn, en
zal hier in den Raad moeten worden geregeld.
Voorz.Neen.
De heer Vijn Wel.
De Secr. zegt, dat meester Ronner nu
f 925.krijgt.
De heer Vijn wijst er nogmaals op, dat
de Raad het minimum nog niet heeft gere
geld, dat dit nog moet gebeuren.
De Secretaris zegt, dat 't zoo moet blijven
als hij 't zegt.
Hij gaat door met te zeggenVan Wijk
krijgt f950.dat is f25.vooruit; Van Ree
f925.v. d. Veen f850; vacature onder
wijzeres f600.Neeltje de Boer rijst f25.—
Neeltje Wallerse f600.Pieter Verweij
f600.— Van Wijk f600.wordt te zamen
f 6650.van het rijk krijgen we f 3025.
De heer Hartog vindt het wenschelijk, dat
het minimum voor de hoofden der scholen
zal bepaald worden op f800.dan zouden
ze na 20 jaren dienst een tractement kunnen
genieten van f1000.Dan komt spoedig
de oude dag en ook hun pensioen, en genieten
zij zoodoende ook daarin van de verhoogde
jaarwedde. Dat de gemeente van de hoogere
bijdrage van het Rijk wat op zak steekt,
vindt spreker niet billijk.
Voorzitter zegtWe zijn reeds boven het
minimum.
De heer Vijn wijst op het onbillijke van
een verhouding, als zal ontstaan tusschen
de heeren Van Wijk en Ronner de een met
zoo veel dienstjaren en de ander met zoo
weinig, zullen bijna 't zelfde tractement ge
nieten dat vindt spreker onbillijk.
De heer Hartog meent, dat men het mini
mum voor een gemeente als Hoogwoud niet
'tzelfde mag stellen, als voor een plaatsje in
Drente, ook op f 750.De levensstan
daard is hier toch ook veel hooger.
Voorzitter Dat is zoo.
De Secretaris meent, dat nu eerst de be
grooting moet worden afgehandeld.
Voorzitter vraagt, of iemand daar bezwaren
j tegen heeft
De heer Vijn zegt, dat toch eerst de
salaris-regeling dient te worden afgehandeld,
vóór dat de begrooting wordt vastgesteld.
De Secr. meent, dat veranderingen daarin
bij suppletoire begrooting moeten geschieden.
Met algemeene stemmen wordt de begroo
ting goedgekeurd.
De armen-begrooting, in ontvang en uit
gaaf op f 1978.wordt eveneens goedge
keurd.
Eene geldleening van f 600.— voor de
nieuwe brandspuit wordt ook algemeen
goedgevonden.
Vervolgens is de salaris-regeling der
onderwijzers aan de orde.
Hoofden van scholen met minder dan
5 dienstjaren f 750.— minder dan 10 f 800;
minder dan 15 f 850.minder dan 20 f 900.
en meer dan 20 f 950.
Onderwijzers van bijstand met minder dan
dienstjaren f 500.minder dan 10
f 550.minder dan 15 f 600.minder
dan 20 f 650.en meer dan 20 f 700.
Hoofdacte geeft f 100.Huishuur voor
gehuwde onderwijzers boven 28 jaar f 50.
Hoofden van scholen genieten vrije woning
met tuin, of f 150.— vergoeding daarvoor.
Deze regeling mag geen verlaging der
bestaande jaarwedden tengevolge hebben.
Voor de school aan de Langereis geldt ook
bovenstaande regeling, die reeds door den Raad
der gemeente Nieuwe Niedorp is goedgekeurd.
De heer Hartog zegt, het minimum voor
de hoofden van scholen te laag te vinden.
Iemand met al de dienstjaren geniet f950.—,
als maximum bedraagt de jaarwedde nu reeds
f925.- dus zou dat hoofd maar f25.pro
fiteeren, en de onderwijzers met meer dan
20 jaren dienst f100.—Spreker wil het
minimum op f 800.gesteld, dan genieten
zij na verloop van jaren, als maximum een
jaarwedde van flOOO.—wat hun bovendien
in hun pensioen ten goede komt, en een der
gelijke jaarwedde vindt spreker alleszins
billijk.
De heer Vel vraagt, of het tractement van
het herhalings-onderwijs dan niet meetelt
Spreker wordt ingelicht, dat dat eerst latei
komt.
De heer Vijn vraagt, of het de bedoeling vat
den raad kan zijn, om het meerdere, dat
men van het Rijk ontvangt, in de gemeente
kas te laten vloeien
De Secretaris meent, dat dat meerdere a
is verdeeld.
De heer Vijn Dat is het niet. We krijger
f700.meer van het rijk, en als de regeling
wordt zooals is voorgesteld, dan komt van he
meergegevene veel ten goede der gemeente, ei
het moet volgens de wet komen geheel ter
goede aan de onderwijzers. De ouden onder d<
hoofden worden er door getroffen, als dez<
voorgestelde regeling er door komt. De hee:
Ronner komt dan in eene te gunstige positi
ten opzichte van den heer Van Wijk. Spr
vindt het noodig het minimum te stellen o]
f850.zoodat het maximum f1050.za
worden. En als spreker zijn rekening goec
heeft gemaakt, dan zal dat de gemeenti
geen cent kosten; alleen over een jaar of 8
als mijnheer Ronner aan verhooging toe is
een f100.ongeveer.
Voorz. zegt, met het voorstel van f 800.-
te kunnen meegaan.
De heer Vijn meent, dat de gemeente dai
nog een voordeeltje heeft.
Voorz.Mogen we dan geen voordeeltj
hebben
geten, dat, zoolang ik in zijn huis heb
geleefd, hij uiterst goed voor mij is ge
weest."
„Nietwaar, hij is goed riep Pierre uit
met grooten nadruk. „Ach, wanneer ge
eens wist, hoeveel leed het me doet, dat
ik mij zoo ver van hem moet houden. Want
hij is zoo goed en hartelijk voor mij geweest,
en ik voel het, dat het geen bedrog was.
Maar ik kan tegenover hem niet anders
handelen, dan ik nu doe, want als ik het
anders deed, zou ik die anderen beleedi-
gen, die anderen die mij steeds met hun
zorgen hebben omringd, en die ik ook lief
heb, zoolang ik op de wereld benwien ik
alles te danken heb. Ja, zij hebben mij zoo
goed gewapend voor den strijd van dit leven,
mij zoo goed geleerd en getoond wat goed
is en wat slecht. Zij hebben het niet voor
uit kunnen weten, dat er een dag zou ko
men, waarop ik aan dezen harden tweestrijd
ten prooi zou zijn, waarbij mijn hart bloedt,
maar toch hebben ze mij voorbereid en
gehard, terwijl zij zelf mij steeds zijn ge
weest voorbeelden van rechtschapenheid.
Professor Appel is een voorbeeld van goed
heid en zielegrootheid, en mijn moeder is
een heilige gelijk. Zij hebben mij met onver
breekbare banden aan zich gebonden en
toch heb ik mijn vader lief, ofschoon mijn
geweten mij zegt, dat het onrecht is. Dèt
is de smart, die mij pijnigt, en die zelfs
door de grootste liefde, als die van jou,
niet kan worden verdreven."
„Geduld, mijn vriend, laat het over aan
den tijd, die zooveel effent en zoo menige
zware hindernis opruimt. Ik hoor je vader
en zijn vrienden veel pratenhet zijn deze
ondernemende mannen, die zich voorstellen,
dat iedere hindernis weg te nemen is, dat
elke tegenstand kan worden gebroken zij
doen, alsof zij er niet aan twijfelen, dat
elke ongelegenheid op zijde is te zetten.
Waarom zoudt gij vertwijfelen en zwart-
galliger zijn dan zij
„Dat komt daarvan, Bella, omdat de
mensch, die aan het geweten, den plicht ge
hoorzaamt in het leven, in omstandigheden
kan komen, waarin hij zich zoo angstig en
onzeker gevoelt als een kind, dat men voor
de eerste maal op zijne beentjes neerzet.
Alles hindert, alles verontrust hem, alles
brengt hem er toe te aarzelen, hij bezit
geen ervaring en moet toch zijn weg vin
den. Hij zou den besten weg willen in
slaan, maar hoe dien te kiezen? Hij staat
aan een kruispuntmoet hij zich naar rechts,
óf naar links wenden? Ik bèn zulk een
ongelukkige, lieve vriendin, die slechts van
rechtschapenheid droomt, slechts het goede
wil en die zich aan de tweetongigheid,
aan de zelfzucht van anderen stoot. Het
leergeld dat ik in dit leven moet betalen,
is zeer hoog. Tot kort geleden had ik geen
verdriet gehad, ik ben door de mijnen be
schermd geworden tegen alle moeilijkheden,
tegen alle ontgoochelingen, tegen alle treu
righeid. In het huis mjjner ouders leefde
ik als in een veilige haven, en opeens ben
ik daar uitgedreven en aan den harden
storm van het noodlot prijsgegeven."
„Wanneer je de ingeving van je hart
volgt, zal je bepaald niet dwalen, en wan
neer je nog twijfelt, dan zal je geweten
je helpen en dien twijfel verdrijven. De
hoofdzaak is evenwel, dat wij het
eens zijn. Wanneer jij niet naar Avenue
Hoche kunt komen, welnu, dan treffen wij
elkaar hieraan, zooals nu. Wij z\jn nog niet
zoo erg te beklagen. Ik wil bovendien mjn
De heer Vijn zegt, dat het geld den onder
wijzers teekomt.
Voorz.Zeker niet.
De heer Vijn zou ook nog gaarne zien, da
f 25.— werd gegeven voor bij-acten.
Voorz.Neen.
De heer Vijn meent, dat dat een dran;
voor de onderwijzers zal zijn, om zich t
bekwamen.
Voorz.Ik stel voor, evenals Hartog, or
f 800.als minimum te stellen.
De heer VijnIk f 850.
De heer Hartog meent, dat de Raad h<
geld niet aan de onderwijzers mag onthoudei
maar het meerdere onder hen moet vei
deelen.
Voorz.Als we dan straks een ande
voordeeltje hebben, moet dat dan ook ondt
de schoolmeesters worden verdeeld
De heeren Vijn en Kooij stemmen voc
het minimum van f 850.—. De heere
Hartog, Vel, Schermer, Pijper en v. Diepe
voor f 800.-.
De Secr.De regeling met de school as
de Langereis blijft zoo.
De heeren Vijn en Kooij protesteeren.
De Secr.De Raad van Nieuwe Niedoi
heeft dat zoo vastgesteld.
De heer VijnDe Raad van Nieuv
Niedorp kan besluiten wat hij wil, da:
hebben wij niets mee noodig, wij besluit!
hier, wat wij willen.
De heer Hartog zegt, dat de onderwijz
aan de Langereis dan altijd de f 25.— ks
genieten, die de gemeente Hoogwoud me
geeft.
De heer Van Diepen meent, dat men as
den Raad van Nieuwe Niedorp kan me
deelen, dat het minimum f 50.— hooger
moeder bekend maken met onze ontmo
tingen, want ik verberg niet gaarne wat i
doe. Ik geloof niet, dat ze mij zal beknorre:
wanneer ik mij gedraag zooals ik mee
dat goed is. Zij heeft mij steeds gezeg:
dat ik mijne eigen meesteres ben, en waar i
sprake is van jou, zal ze wel niet plots,
ling van meening zijn veranderd. Wilt g
dat ik ook mijnheer Dartigues van onze on
moetingen vertel
„Doe wat je noodig vindt, maar kwets hei
niet. Hij moet weten, welke pijnlijke compl
caties zijne candidatuur voor de Kamer vo<
hem in zicht stelt. Maar hij mag niet gi
looven, dat ik met zijn tegonstandors g
meene zaak maak."
„Mijn God, wat is die eergierigheid toe
dwaas. Kan hij er nu geen genoegen mee
nemen, zich alleen te wijden aan zijn grooi
ondernemingen Wat voor bevrediging lq
er toch voor hem in, zich op te lossen i
een honderd of wat afgevaardigden, terwi
hij op z ij n gebied een der machtigsten is
Een zonderlinge smaak tot heerscher geb
ren te zijn en zich in den grooten hoop te wi.
len oplossen. Mijn vader, generaal Hernai
dez, kon ik begrijpen: hij stond alleen
de natie. Dat was de moeite waan
Eén pennestreek, en de machtigste minist*
was gevallen. Allen sidderden voor
Hij had de vloot, het leger, het geld, »u«
aan zijn kant Maar die Fransche atgevaa
digden lieve hemelIk heb m
gister door Barondet hun werk eens late
uitleggen. Negenduizend francs inkome:
den tabaksverkoop mogen zij regelen f
leeraressen benoemen dat is hun werl
kring erbarmelijkEn daarvoor doi
men nu zooveel moeite. Maar vertel
eens even, waarom je vriend Des Barn
is