De Bist 45ste Jaargang No. 3674 TWEEDE BLAD. Zondag 27 October 1901. FEUILLETON. Binnenlandsch Nieuws. Van de band van den Heer J. Porte te Winkel komt in bet nummer van Zondag 20 October een artikel voor over de Itijksland- bouwwinterscbool, waarop ik, als directeur dezer inrichting, moeilijk het stilzwijgen kan bewaren. Als aanleiding tot het schrijven van het artikel geeft hij op het gevaar, dat het land bouwonderwijs in 't algemeen en de winter- cursussen in het bijzonder dreigt door het verval van de winterschool. Als dit werkelijk de aanleiding is, moet de Heer Porte al bijzonder onlogisch denken, want het verval is, volgens hem, te wijten aan te groote uitgebreidheid van het pro gramma, en het is toch niet aan te nemen, dat het programma der winterschool een na- deeligen invloed zal hebben op de wintercur sussen. Waar dus de Heer Porte zegt: „Wij mogen niet veronderstellen, dat de kleinere zusters op den duur het vertrouwen blijven genieten, waar de grootere en sterkere zoo weinig waar deering ondervindt van de belanghebbenden", daar beschouw ik deze phrase meer als een middel om het eigenlijke doel, het uitoefenen van kritiek, minder beslist op den voor grond te doen treden. Dat het doel uitsluitend was kritiek uitte oefenen, dat zal ook de aanhef van het artikel „Waar wij den handschoen opnemen voor de Landbouwwinterschool te Schagen, enz." voor den aandachtigen lezer niet hebben kunnen verbergen. En waar nu dat doel uit alles duidelijk blijkt, daar heb ik mij afgevraagd, W ft A R 0 M de Heer Porte die kritiek in het openbaar uitoefent. Is het zijn doel, de hulp van het publiek in te roepen, om de aangeprezen verbeteringen tot stand te brengen Dat zou toch wel een weinig voorbarig zijn, daar de Heer Porte kan weten, dat ik steeds bereid ben om hem te woord te staan en hij dus had moeten be ginnen, mij persoonlijk zijn gevoelen mede te deelen en te trachten, mij van de wensche- lijkheid der door hem voorgestelde verbetering te overtuigen. En voorbarig niet alleen, maar ook doelloos, want wie uit het publiek zou hem die hulp kunnen verleenen Dat in het openbaar uitoefenen van derge lijke kritiek is in staat, de school bij het publiek in een minder gunstig daglicht te plaatsen. En dat heeft zij niet verdiend, want de kritiek van den Heer Porte is geheel o n- gegrond; dat zou hij hebben geweten, wanneer hij mij persoonlijk over de zaak ge sproken had. Nadat de Heer Porte heeft medegedeeld, dat in onze provincie vele soorten van land bouw worden gedreven en dat het programma daarom is uitgebreid, zoodat er ook „reke ning is gehouden met de behoeften van een paar belangrijke districten van onze provin cie", zegt hij„Maar als men gemeend heeft, met deze uitbreiding den bloei der- school te bevorderen, dan heeft men zich aan eene groote dwaling schuldig gemaakt. Bij het opnemen van koolbouw c.s. is natuurlijk ook gerekend op den Langedijk." Na den lezer een' koolbouwer te hebben voorgesteld, die moet luisteren naar de lessen in Rassenkennis, Veefokkerij, Gezondheidsleer van het vee, Zuivelbereiding, enz., roept de Heer Porte uit „Is het wonder, dat zoo'n programma velen afschrikt En terecht. Het is onmogelijk, dat zooveel leerstof in twee winterhalfjaren kan worden verwerkt, temeer daar nagenoeg niemand der leerlingen van al het behandelde in de praktijk op de hoogte is. „Waar men dus getracht heeft, allen te be vredigen, is men geëindigd met het niemand naar den zin te maken. „Tot den oorspronkelijken toestand terug te keeren, zal natuurlijk niet baten." Bij al wat de Heer Porte daar beweert, „maakt hij zich schuldig aan een zeer groote dwaling." Hij dwaalt, wanneer hij meent, dat het programma is uitgebreid om daardoor leer lingen te trekken van den Langedijk en uit de Streek. Het doel van die uitbreiding, die reeds in 1897 begonnen is, is niet anders geweest dan de zoons van veehouders en landbouwers bekend te maken met de hoofdzaken van winstgevende cultures, zooals die aan den Langedijk, in de Streek en in den Ban- gert worden uitgeoefend, en hen de noodige kennis te verschaffen van den aanleg van een boomgaard bij de boerderij. Hij dwaalt, wanneer hij meent, dat het programma velen afschrikt, want de leerlin gen leeren het programma in den regel eerst kennen, wanneer zij op de schoolbanken zit ten. Aanvragen van leerlingen om het pro gramma voor dien tijd heb ik zelden gehad. En bovendien heb ik daarover van niemand ooit klachten vernomen. Zelfs van den Heer Porte niet, dien ik toch zoo nu en dan sprak en die blijkbaar veel belang in de winter school stelt. Hij dwaalt, wanneer hij beweert, dat het onmogelijk is in twee winterhalfjaren de leerstof te verwerken. Het bewijs hiervoor heeft hij trouwens zelf geleverd,want wanneer zijne bewering waar was, hoe zou het dan mogelijk zijn, dat, zooals hij zelf getuigt, „de leerlingen, die deze inrichting met succes hebben verlaten, met de meest mogelijke waardeering spreken over het daar genoten onderwijs" Weet de Heer Porte dan niet, dat dit ge heel afhangt van de wijze, waarop de leeraren hun taak opvatten Weet de Heer Porte niet, dat men door de kennis van enkele grondslagen van een bedrijf of van een cultuur in staat wordt gesteld, een goed inzicht daarin te verkrijgen, zonder dat het nu juist noodig is, zich alle détails in het geheugen te prenten Hij dwaalt, wanneer hij meent, dat men getracht heeft, allen te bevredigen en dat men is geëindigd met het niemand naar den zin te maken. Men heeft uitsluitend getracht, het onderwijs zoo in te richten, dat iemand, die de lessen met aandacht heaft gevolgd, daar door in staat wordt gesteld, zelf te beoor- deelen in welke richting hij zijne krachten zal moeten aanwenden om daarmee zooveel mogelijk voordeel te behalen en hem tevens de kennis te verschaffen, die noodig is om in de keuze van die richting niet al te zeer be perkt te zijn. Dat men het niemand naar den zin heeft gemaakt, voor die bewering ontbreekt den Heer Porte elk bewijs. Als een doorslaand bewijs, hoe los de kritiek van den Heer Porte in elkander zit, kan zeker wel de laatst aangehaalde zinsnede gelden. Wanneer het waar is, dat er te weinig leerlingen komen, omdat het te uitgebreide programma hen afschrikt, waarom zal dan terugkeer tot den oorspronkelijken toestand n'a t u u r 1 ij k niet kunnen baten Begrijpe wie 't kan Al wat de Heer Porte beweert, is een ge volg van doordraven op eene onjuiste veron derstelling, en daar de geachte schrijver toch ook wel wat beters te doen heeft dan zich onledig te houden met doelloos krantenge schrijf, is het voor beide partijen wel jammer, dat hij niet is begonnen met nauwkeurige inlichtingen te vragen van de personen, door wie de inrichting van het onderwijs wordt vastgesteld. Het slot van het artikel doelt op eene mede- deeling der Commissie van Toezicht, dat één der oud-leerlingen thans eene betrekking be kleedt als landbouw-opzichter, een tweede directeur is van eene kaasfabriek en een derde als kaasmaker fungeert in eene kaasfabriek. Volgens den Heer Porte zijn dit betrekkingen, die buiten het eigenlijke landbouwbedrijf staan en is het eene fout, dergelijke benoemingen te vermelden, omdat „een dergelijk lokmiddel noodwendig zal leiden tot teleurstelling" en vooral „omdat daardoor het landbouwonder wijs in discrediet komt bij hen, die er van behoorden te profiteeren." Wat het laatste en voornaamste argument betreft, kan ik den Heer Porte in zijn betoog niet volgen, daar naar mijne meening genoemde betrekkingen wel degelijk tot den eigenlijken landbouw behooren. En waar de schrijver vreest voor teleur stelling, kan ik hem de geruststellende ver 0-0-0 30. Bella liet hem kalm doorpraten, als over woog zij den ernst zijner woorden, maar dan antwoordde ze „Waarom ben je zoo in vertwijfeling, mijn vriend, en hoe beoordeelt ge mij dan wel Gelooft ge, dat ik gelijk een gehoorzaam kind ben, dat zich maar regelt naar den smaak harer ouders Ik ken jullie Euro- peesche zeden niet. Ik doe, wat ik wil, wanneer mijn verstand in overeenstemming met mijn hart mij zegt, dat ik geen on recht doe door dit of dat te willen. Toen ge mij zeidet, dat ge mij liethadt, heb ik je gezegd, dat ik je zou toebehooren. Meent ge, dat ik een dergelijke belofte zoo wuft doe, dat een van hen die rondom ons leven, mij van gedachten zou kunnen doen veranderen? Neen, mijn beste Pierre, wat ik in den tuin van Haillane zeide, is te Parijs niet vergeten, en zal dat ook nooit worden. Ik ben noch zoo lichtzinnig, noch valsch. Verjaag die leelijke vrees, en wan neer ge, evenals ik, besloten bent voor je liefde op te komen, dan zullen er wèl zwarigheden zich voordoen, maar niets zal in staat zijn, de vereeniging van onze harten te verhinderen en vroeger of later zullen wjj het geluk deelachtig worden." Pierre vatte de hand van het jonge meisje, die op zijn arm rustte, en drukte die innig. Zij begrepen elkaar nu volkomen en wisten, dat zij voor eeuwig bij elkaar behoorden. Bij den ingang van het bosch van Bou- logne stond het rijtuig. „Lieve juffrouw Auger", zeide Bella, „wil u nog zoo goed zijn, ons vooruit te gaan tot de Acacia-laan wij treffen u daar wel aanhet is zoo aangenaam, in den morgen te wandelen." De mandenwagen ging weer vooruit en Bella en Pierre volgden langzaamzij ge voelden zich weer geheel gerustgesteld. „Ik wensch", merkte Bella op, na een paar oogenblikken te hebben gezwegen, „dat ge mij niets vertelt van die omstandig heden, waaronder gij zoo gruwelijk lijdt. Waar zou het toe dienen, dat ze ik wist Ik zou over de betrokken personen moeten oordee- len. Eischt het lot later, dat ik partijkies, dan moge dat zoo laat mogelijk gebeuren, wanneer er geen middel meer is, om het te ontwijken. Tot op dat oogenblik zijn we alles voor elkaar, leven we slechts voor elkander.Kijk me nu eens aan, laat mij je eens in je oogen zien ik wil daarin geen tranen. Wanneer gij thuiskomt, zou uwe moeder, zoodra Zij verneemt dat wij elkaar ontmoet hebben en ziet dat je oogen nog rood zijn, zichzelf afvragen, of ik niet een boos meisje ben. En ik wil niet, dat ze een slechte meening van mij krijgtik wil, dat ze van mij zal houden." „Wanneer gij mijn moeder maar eerst leerdet kennen, dan zoudt ge zien, dat ge heel spoedig goede vriendinnen zoudt zijn." „Dat zal mij toch niet verhinderen, ook van mijnheer Dartigues te houden", ver klaarde Bella beslist. „Ik zal nooit ver zekering geven, dat de leerlingen, indien noo dig, tegen overdreven verwachtingen in die richting door mij steeds worden gewaarschuwd. C. Nobel. Schagen, 22 October 1901. Vergadering van den Eaad der gemeente Hoog-woud, gehouden op Woensdag 23 October, des mor gens ten 10 ure. Aanwezig alle leden. Voorzitter de heer C. Pijper, Burgemeester. Na opening der vergadering lezing der notulen door den Secretaris, den heer W.Vetter, en de goedkeuring door den Raad. De Voorzitter stelt dadelijk aan de orde de gemeente-begrooting, sluitende in ontvang en uitgaaf op f 2192424. De voornaamste posten uit de begrooting waren geraamdvoor de ontvangsten batig saldo f 1963.88, huur van huizen f 42.50, huur van landerijen f 590.—rente kapitalen f 570.grasverpachting f 150.huur raad kamer aan de banneföO.dividend. Noord- holl. spoor f 60.—40 opc. geb. eigend. ff 1032.76, 10 opc. op het ongebouwd f 876.23, 50 tot 75 opc. op belasting van het personeel f 1996.915, Hoofdelijke omslag f 4000.—, op brengst vergunningsrecht f 300.schoolgelden f 400.belasting gebruik van lijkwagen en paarden f 100.—, vergoeding kosten lager onderwijs f 3025.verder de verschillende uitkeeringen van het Rijk, enz. Voor de uitgaven Jaarwedde burgemeester f 600.wethou ders f 80.secretaris f 600.ontvanger f 380.presentie-gelden f 100.jaarwedden ambtenaren secretarie, conciërge f 85. schrijfloonen f 50.schrijf- en bureau-be hoeften f 475.kosten schoonhouden raad huis f 200.— onderhoud meubelen raadhuis f 50.aanleggen registers Burgerl. Stand f 80.huishoudelijke kosten bij vergaderin gen f 60.jaarwedde ambtenaar Burgerl. Stand f 75.jaarwedde doodgraver f 65.— kosten voor rijder van den lijkwagen en paar den f 75.— onderhoud bruggen enz. f150. onderhoud lijkwagen enz. f 40.— onderhoud straten en pleinen f 40.wegen en voet paden f 35.— plantsoenen enz. f 75. onderhoud begraafplaats f 125.grondlasten f 80.dijk- en polderlasten f 100.jaar wedde veldwachter f 275.jaarwedde iiooi- stekers f 60.jaarwedde nachtwacht f 1. kosten brandweer, brandspuitlieden f 150. tractementen 3 opperbrandmeesters f 80. kosten politie-toezicht bij kermissen enz. f 100.kosten spuithuisjes f 100.kosten onteigening en desinfectie f 100.jaarwedden onderwijzers f 6650.kosten herhalings- onderwijs f 370.— j onderhoud scholen en huizen f 550.aankoop schoolmeubelen f 100.— schoolboeken en leermiddelen f 660.—; verlichting en verwarming f 440.kosten school Langereis samen met N. Niedorp f 1700.jaarwedde voorzitter van de com missie tot wering van schoolverzuim f 15. idem secretaris f 15.presentie-gelden dier commissie f 100.vergoeding huishuur onderwijzer R. v. d. Veen f 50.rente geldleeningen f 803.95 aflossing geldleenin- gen f 2250.—brandverzekering gebouwen f 75.aankoop nieuwe brandspuit te Aarts woud f 600.onvoorziene uitgaven f 591.29. De heerKooij vraagt, waarom subsidie aan de vereen. Volksmin (welke vereen, het school verzuim tegengaat, door het organiseeren van een schoolfeest) niet op de begrooting voorkomt. Voorzitter zegt dat verleden jaar wel is gegeven en nu niet, omdat het Rijk daar nu voor zorgt. De heer Kooij zegt dat het Rijk wel iets doet tegen schoolverzuim, maar niet voor een schoolfeesthij zou het het volgend jaar niet gaarne zonder feest doen. De heer Vijn zou gaarne zien, dat de ge meenteraad een subsidie aanVolksmin toestond. Voorz. acht 't niet noodig. De heer Vijn acht het nog noodiger dan voorheen. Zeker, zegt de heer Kooij, de vereeniging laat maar 5 schoolverzuimen toe en de Leer plichtwet wel 72. Spr. zou de gewone f 100 weer bepaald willen geven, dat geld doet zulk nuttig werk. Voorzitter acht 't niet noodig. De heer Kooij meent dat het feest toch aangenaam en pretttig steeds wordt gevierd. VoorzitterZal dat nu ook weer zoo zijn De heer Kooij zou niet weten, waarom niet. Volksmin zal even goed als andere jaren een goeden invloed op 't schoolverzuim uit oefenen de kinderen willen gaarne naar het feest. Voorz. zegt dat 't altijd later wel kanop deze begrooting kan het niet meer veranderd worden. De heer Hartog meent ook, dat het later nog wel kan. De heer Kooij meent, dat, als men weet, dat het verzoek toch zal komen, men nu reeds wel subsidie kan toestaan. De heer Hartog vraagt, hoeveel meer de gemeente krijgt van het Rijk voor de trac tementen der onderwijzers. Spr. wordt gezegd, dat dit bedrag vroeger f 2500.bedroeg, nu f 3000. Voorz. beweert: We hebben er voordeel van. De heer Vijn zegt, dat de gemeente geen f 500.maar f 700.voordeel heeft. Voorz. zegt, dat meester Veen f 150. vooruit gaat; Neeltje f 50. De heer Vijn zegt, dat dat nog zal uit komen, daar het de vraag is, hoe de Raad de salarissen zal regelenhet minimum mag hooger gesteld worden, dan de wet aangeeft. Voorz. zegt, dat het reeds is geregeld zooals de wet aangeeft en daarmede moet men maar tevreden zijn. De heer Vijn zegt, dat B. en W. het minimum voor hoofden van scholen hebben gesteld op f 750.— dat mag hooger zijn, en zal hier in den Raad moeten worden geregeld. Voorz.Neen. De heer Vijn Wel. De Secr. zegt, dat meester Ronner nu f 925.krijgt. De heer Vijn wijst er nogmaals op, dat de Raad het minimum nog niet heeft gere geld, dat dit nog moet gebeuren. De Secretaris zegt, dat 't zoo moet blijven als hij 't zegt. Hij gaat door met te zeggenVan Wijk krijgt f950.dat is f25.vooruit; Van Ree f925.v. d. Veen f850; vacature onder wijzeres f600.Neeltje de Boer rijst f25.— Neeltje Wallerse f600.Pieter Verweij f600.— Van Wijk f600.wordt te zamen f 6650.van het rijk krijgen we f 3025. De heer Hartog vindt het wenschelijk, dat het minimum voor de hoofden der scholen zal bepaald worden op f800.dan zouden ze na 20 jaren dienst een tractement kunnen genieten van f1000.Dan komt spoedig de oude dag en ook hun pensioen, en genieten zij zoodoende ook daarin van de verhoogde jaarwedde. Dat de gemeente van de hoogere bijdrage van het Rijk wat op zak steekt, vindt spreker niet billijk. Voorzitter zegtWe zijn reeds boven het minimum. De heer Vijn wijst op het onbillijke van een verhouding, als zal ontstaan tusschen de heeren Van Wijk en Ronner de een met zoo veel dienstjaren en de ander met zoo weinig, zullen bijna 't zelfde tractement ge nieten dat vindt spreker onbillijk. De heer Hartog meent, dat men het mini mum voor een gemeente als Hoogwoud niet 'tzelfde mag stellen, als voor een plaatsje in Drente, ook op f 750.De levensstan daard is hier toch ook veel hooger. Voorzitter Dat is zoo. De Secretaris meent, dat nu eerst de be grooting moet worden afgehandeld. Voorzitter vraagt, of iemand daar bezwaren j tegen heeft De heer Vijn zegt, dat toch eerst de salaris-regeling dient te worden afgehandeld, vóór dat de begrooting wordt vastgesteld. De Secr. meent, dat veranderingen daarin bij suppletoire begrooting moeten geschieden. Met algemeene stemmen wordt de begroo ting goedgekeurd. De armen-begrooting, in ontvang en uit gaaf op f 1978.wordt eveneens goedge keurd. Eene geldleening van f 600.— voor de nieuwe brandspuit wordt ook algemeen goedgevonden. Vervolgens is de salaris-regeling der onderwijzers aan de orde. Hoofden van scholen met minder dan 5 dienstjaren f 750.— minder dan 10 f 800; minder dan 15 f 850.minder dan 20 f 900. en meer dan 20 f 950. Onderwijzers van bijstand met minder dan dienstjaren f 500.minder dan 10 f 550.minder dan 15 f 600.minder dan 20 f 650.en meer dan 20 f 700. Hoofdacte geeft f 100.Huishuur voor gehuwde onderwijzers boven 28 jaar f 50. Hoofden van scholen genieten vrije woning met tuin, of f 150.— vergoeding daarvoor. Deze regeling mag geen verlaging der bestaande jaarwedden tengevolge hebben. Voor de school aan de Langereis geldt ook bovenstaande regeling, die reeds door den Raad der gemeente Nieuwe Niedorp is goedgekeurd. De heer Hartog zegt, het minimum voor de hoofden van scholen te laag te vinden. Iemand met al de dienstjaren geniet f950.—, als maximum bedraagt de jaarwedde nu reeds f925.- dus zou dat hoofd maar f25.pro fiteeren, en de onderwijzers met meer dan 20 jaren dienst f100.—Spreker wil het minimum op f 800.gesteld, dan genieten zij na verloop van jaren, als maximum een jaarwedde van flOOO.—wat hun bovendien in hun pensioen ten goede komt, en een der gelijke jaarwedde vindt spreker alleszins billijk. De heer Vel vraagt, of het tractement van het herhalings-onderwijs dan niet meetelt Spreker wordt ingelicht, dat dat eerst latei komt. De heer Vijn vraagt, of het de bedoeling vat den raad kan zijn, om het meerdere, dat men van het Rijk ontvangt, in de gemeente kas te laten vloeien De Secretaris meent, dat dat meerdere a is verdeeld. De heer Vijn Dat is het niet. We krijger f700.meer van het rijk, en als de regeling wordt zooals is voorgesteld, dan komt van he meergegevene veel ten goede der gemeente, ei het moet volgens de wet komen geheel ter goede aan de onderwijzers. De ouden onder d< hoofden worden er door getroffen, als dez< voorgestelde regeling er door komt. De hee: Ronner komt dan in eene te gunstige positi ten opzichte van den heer Van Wijk. Spr vindt het noodig het minimum te stellen o] f850.zoodat het maximum f1050.za worden. En als spreker zijn rekening goec heeft gemaakt, dan zal dat de gemeenti geen cent kosten; alleen over een jaar of 8 als mijnheer Ronner aan verhooging toe is een f100.ongeveer. Voorz. zegt, met het voorstel van f 800.- te kunnen meegaan. De heer Vijn meent, dat de gemeente dai nog een voordeeltje heeft. Voorz.Mogen we dan geen voordeeltj hebben geten, dat, zoolang ik in zijn huis heb geleefd, hij uiterst goed voor mij is ge weest." „Nietwaar, hij is goed riep Pierre uit met grooten nadruk. „Ach, wanneer ge eens wist, hoeveel leed het me doet, dat ik mij zoo ver van hem moet houden. Want hij is zoo goed en hartelijk voor mij geweest, en ik voel het, dat het geen bedrog was. Maar ik kan tegenover hem niet anders handelen, dan ik nu doe, want als ik het anders deed, zou ik die anderen beleedi- gen, die anderen die mij steeds met hun zorgen hebben omringd, en die ik ook lief heb, zoolang ik op de wereld benwien ik alles te danken heb. Ja, zij hebben mij zoo goed gewapend voor den strijd van dit leven, mij zoo goed geleerd en getoond wat goed is en wat slecht. Zij hebben het niet voor uit kunnen weten, dat er een dag zou ko men, waarop ik aan dezen harden tweestrijd ten prooi zou zijn, waarbij mijn hart bloedt, maar toch hebben ze mij voorbereid en gehard, terwijl zij zelf mij steeds zijn ge weest voorbeelden van rechtschapenheid. Professor Appel is een voorbeeld van goed heid en zielegrootheid, en mijn moeder is een heilige gelijk. Zij hebben mij met onver breekbare banden aan zich gebonden en toch heb ik mijn vader lief, ofschoon mijn geweten mij zegt, dat het onrecht is. Dèt is de smart, die mij pijnigt, en die zelfs door de grootste liefde, als die van jou, niet kan worden verdreven." „Geduld, mijn vriend, laat het over aan den tijd, die zooveel effent en zoo menige zware hindernis opruimt. Ik hoor je vader en zijn vrienden veel pratenhet zijn deze ondernemende mannen, die zich voorstellen, dat iedere hindernis weg te nemen is, dat elke tegenstand kan worden gebroken zij doen, alsof zij er niet aan twijfelen, dat elke ongelegenheid op zijde is te zetten. Waarom zoudt gij vertwijfelen en zwart- galliger zijn dan zij „Dat komt daarvan, Bella, omdat de mensch, die aan het geweten, den plicht ge hoorzaamt in het leven, in omstandigheden kan komen, waarin hij zich zoo angstig en onzeker gevoelt als een kind, dat men voor de eerste maal op zijne beentjes neerzet. Alles hindert, alles verontrust hem, alles brengt hem er toe te aarzelen, hij bezit geen ervaring en moet toch zijn weg vin den. Hij zou den besten weg willen in slaan, maar hoe dien te kiezen? Hij staat aan een kruispuntmoet hij zich naar rechts, óf naar links wenden? Ik bèn zulk een ongelukkige, lieve vriendin, die slechts van rechtschapenheid droomt, slechts het goede wil en die zich aan de tweetongigheid, aan de zelfzucht van anderen stoot. Het leergeld dat ik in dit leven moet betalen, is zeer hoog. Tot kort geleden had ik geen verdriet gehad, ik ben door de mijnen be schermd geworden tegen alle moeilijkheden, tegen alle ontgoochelingen, tegen alle treu righeid. In het huis mjjner ouders leefde ik als in een veilige haven, en opeens ben ik daar uitgedreven en aan den harden storm van het noodlot prijsgegeven." „Wanneer je de ingeving van je hart volgt, zal je bepaald niet dwalen, en wan neer je nog twijfelt, dan zal je geweten je helpen en dien twijfel verdrijven. De hoofdzaak is evenwel, dat wij het eens zijn. Wanneer jij niet naar Avenue Hoche kunt komen, welnu, dan treffen wij elkaar hieraan, zooals nu. Wij z\jn nog niet zoo erg te beklagen. Ik wil bovendien mjn De heer Vijn zegt, dat het geld den onder wijzers teekomt. Voorz.Zeker niet. De heer Vijn zou ook nog gaarne zien, da f 25.— werd gegeven voor bij-acten. Voorz.Neen. De heer Vijn meent, dat dat een dran; voor de onderwijzers zal zijn, om zich t bekwamen. Voorz.Ik stel voor, evenals Hartog, or f 800.als minimum te stellen. De heer VijnIk f 850. De heer Hartog meent, dat de Raad h< geld niet aan de onderwijzers mag onthoudei maar het meerdere onder hen moet vei deelen. Voorz.Als we dan straks een ande voordeeltje hebben, moet dat dan ook ondt de schoolmeesters worden verdeeld De heeren Vijn en Kooij stemmen voc het minimum van f 850.—. De heere Hartog, Vel, Schermer, Pijper en v. Diepe voor f 800.-. De Secr.De regeling met de school as de Langereis blijft zoo. De heeren Vijn en Kooij protesteeren. De Secr.De Raad van Nieuwe Niedoi heeft dat zoo vastgesteld. De heer VijnDe Raad van Nieuv Niedorp kan besluiten wat hij wil, da: hebben wij niets mee noodig, wij besluit! hier, wat wij willen. De heer Hartog zegt, dat de onderwijz aan de Langereis dan altijd de f 25.— ks genieten, die de gemeente Hoogwoud me geeft. De heer Van Diepen meent, dat men as den Raad van Nieuwe Niedorp kan me deelen, dat het minimum f 50.— hooger moeder bekend maken met onze ontmo tingen, want ik verberg niet gaarne wat i doe. Ik geloof niet, dat ze mij zal beknorre: wanneer ik mij gedraag zooals ik mee dat goed is. Zij heeft mij steeds gezeg: dat ik mijne eigen meesteres ben, en waar i sprake is van jou, zal ze wel niet plots, ling van meening zijn veranderd. Wilt g dat ik ook mijnheer Dartigues van onze on moetingen vertel „Doe wat je noodig vindt, maar kwets hei niet. Hij moet weten, welke pijnlijke compl caties zijne candidatuur voor de Kamer vo< hem in zicht stelt. Maar hij mag niet gi looven, dat ik met zijn tegonstandors g meene zaak maak." „Mijn God, wat is die eergierigheid toe dwaas. Kan hij er nu geen genoegen mee nemen, zich alleen te wijden aan zijn grooi ondernemingen Wat voor bevrediging lq er toch voor hem in, zich op te lossen i een honderd of wat afgevaardigden, terwi hij op z ij n gebied een der machtigsten is Een zonderlinge smaak tot heerscher geb ren te zijn en zich in den grooten hoop te wi. len oplossen. Mijn vader, generaal Hernai dez, kon ik begrijpen: hij stond alleen de natie. Dat was de moeite waan Eén pennestreek, en de machtigste minist* was gevallen. Allen sidderden voor Hij had de vloot, het leger, het geld, »u« aan zijn kant Maar die Fransche atgevaa digden lieve hemelIk heb m gister door Barondet hun werk eens late uitleggen. Negenduizend francs inkome: den tabaksverkoop mogen zij regelen f leeraressen benoemen dat is hun werl kring erbarmelijkEn daarvoor doi men nu zooveel moeite. Maar vertel eens even, waarom je vriend Des Barn is

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5