J De Thee-avondjes bij M. A. G. NUS. I)E KNO O P. Zondag 17 November 1901. 45ste Jaargang No. 3680. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. ^9TOS Schagen, 14 November 1901. Een brief. Mullertje op visiteOver de overreden koe. Zelf moord onder het vee. Verbasterde runderen. Muller huilt. Hij vraagt waar Schagen gebleven is. Een ongelukkig staaltje van modernisme. Muller is gelukkig geweest- Een sclioenpoetsendè jonkheer. Hij wil alles laten doodschieten. Ik betoog. Ik haal Multatuli aan en Muller huilt weer. Ik schaam me voor Scha gen. Ik hou meer van een Schager koedan van Muller Maandagavond bij de tliee ontving ik den volgenden brief: „Hooggeachte heer Nus „Het bericht, dat er Woensdag van de vorige week een vaars tussehen do halte Haringhuizen en het eindstation door de stoomtram overreden is, heeft mij tot diep nadenken gestemd, vooral toen ik in dezelfde Schager Courant las de klacht, dat ons Noord-Hollandsch vee zoo achteruit gaat. Mag ik U daarover eens komen spreken De brief was geteekend door een oud plaatsgenoot, die sedert dertig jaren in Purmerent woont 's mans naam doet niets terzake, doch ik wil hem Muller noemen. Omgaand heb ik den man gebriefkaart dat hij komen kon, en vanavond was hij bij ons op de thee. Laat ik hem u vluchtig beschrijven als een ouwerwetsch, braaf, maar zéér behoudend manneke, dat enorm veel thee dronk en zijn drank in een enorme massa woorden weer scheen te moeten teruggeven. Nooit heb ik zoo'n welbespraaktheid opgemerkt, zelfs niet bij Bram Kuyper, die dan toch de meest welsprekende van al mijn intiemen is. 't Gesprek kwam natuurlijk eerst op de overreden koe. Ik vind het zoo bedenkelijk, meneer Nus, verklaarde de man, dat de koe, volgens het bericht, al meermalen op de rails was aangetroffen en dat ofschoon de eigenares gewaarschuwd was. Men zou toch, vind ik, moeten aannemen, dat de eigenares het dier in het oog liet houden en dat de koe desniettemin toch op de rails terugkwam, is voor mij het spijt mij dat ik het zeggen moet,—een bewijs dat het beest zelfmoord heeft willen plegen. Maar meneer Mullerriep Koosje. Inderdaad mejuffrouw, zelfmoord, be- 0-0-0 36. „Gij bezit die bewijzen vermoedelijk door dat ge zelf aan die wandaden hebt meê- gedaan", merkte Prancine op. Claude Brun gaf zich niet eens de moeite, daarop te antwoorden. Eerst na een pauze sprak hij „Ik zal dor politieke wereld alles open baren en er zullen zulke schandalen aan 't licht komen, dat het voor uw zoon beter ware nooit geboren te zijn, dan den naam van zulk een vader te dragen." „Hij noemt zich Appel." „Maar hij weet, wiens zoon hij is. Hij zal ervaren, wat de man gedaan heeft wiens hloed in zijn aderen stroomt, hij zal beven van schaamte. Hoe trotscher, hoe fijnge voeliger hij is, hoe meer zal hij lijden. Zulk een schaduw op zijn eer, zulk een last op Z1jn hart, aan het begin van zijn leven, fiat is ontgoocheling en smart, die hem zullen bijblijven tot het einde van zijn leven. Wilt u, dat hij zoo iets droevigs aan u zal hebben te danken „Maar wat kan ik doen „Uw plichtbreng hem op de hoogte van den stand der zaken, laat hem kiezen tussehen een opkiemende liefde en den suiaad zijns vaders; wijs hem er op, dat J'jj zich als een held kan gedragen en dat hij daardoor Dartigues een volkomen rust en zekerheid verschaft. Wanneer hij van Bella aiziet, is de zaak als met een tooverslag omgekeerd. De positie van den vader is dan even schitterend en zeker, als ooit te voren. Hij wordt afgevaardigde van Mail- mne, hij stijgt tot nog hooger roem en aanzien; zijn groote eergierigheid zal be vredigd worden,—en in plaats van te klagen en te jammeren, kan Pierre zichzelf geluk- Wenschen, want al dien triomf, al dat geluk, vestigde het oude mannetje. En dat is niet zoo onmogelijk in dezen droeven tijd, waarin nu eenvoudig van levenskracht geen sprake meer is Hei, hei, riep ik. Ik houd vol, meneer Nus. Deze koe heeft den dood gewild, een bewijs van de ontzettende verbastering, zélfs van het vee, dat maar al te veel met den mensch in aan raking komt. Och, meneer Muller, een koe is nu een maal dom, zei ik. Wanneer dat zoo is, riep Muller, en hij stak zijn handen naar den zolder, wanneer dat zóó is, bewijst het nog sterker de ver bastering van het vee, want in mijn jongen tijd zou geen koe zoo dom geweest zijn om op de rails te gaan. Dat wil ik gelooven, want er waren toen nog geen rails, zei Roosje. Zóó is hot, inderdaad, mejuffrouw, stemde Muller toe. Men had toen alleen trekschuiten en diligences, die nooit een koe hebben over reden, nóóit 1 U dwaalt af, mijn waarde, merkte ik op. Deze stoomtram is voor mij het moderne, deze koe is het conservatisme, de domheid. En wanneer zij zich op de banen van het moderne beweegt, moet zij verbrijzeld worden. Dat moet! Nu begon plotseling het oude mannetje te huilen. Zijn tranen stortten in zijn kopje thee en hij zag me zóó klagend aan, dat ik er wee van werd. Wat scheelt H, meneer Muller? vroeg ik, en Roosje haalde eau-de-cologne. Och, meneer Nus, jammerde het man netje, ach, wat is u wreed! U wilt er meê zeggen, dut ik dan ook onder de stoomtram moet. Maar mijn besteVolstrekt niet, volstrekt niet Ja, ja, ontken het maar niet. Ik word oud, ik word te veel Figuurlijk gesproken moet zeker al wat verouderd is, er aan gelooven, stemde ik toe. Figuurlijk Maar niet in werkelijkheid. Blijf leven, zoolang ge wilt, meneer Muller, maar tracht niet het moderne tegen te hou den. Daarmee brengt gij u zelf tot den af grond. Maar ik kan niet anders, ik kan niet anders, simpte het manneke. Ik kan me niet vereenigen met al de nieuwe dingen van dezen tijd. Ik word er akelig van. Dertig jaren lang ben ik uit Schagen weg, maar ik lees trouw de Schager, en ik heb van daag, vóór ik naar uw theetafel kwam, nog eens rondgekeken. Ach, wat een verande ring, wat een verbastering! Mijn goed, rustig Schagen, waar is het gebleven Ik herken het niet meer. Dat is héél gelukkig, zei ik onbarm hartig. Waar zou het heen moeten, als wij nu nog waren als vóór dertig jaar? En wij zijn zelfs nog alles behalve tevreden. Nog niet tevredenriep Muller en hij kokhalsde. Wel wis en drie niet. Wij moeten nog een heel stuk vooruit, amice. Je kunt trou wens weten, dat we gauw een tram naar Wieringen ook hopen te krijgen. Naar Wieringen óók, klaagde Muller. Dat was in mijn tijd zoo'n heerlijk tochtje, wandelen of rijden, en over zee. Ja, natuurlijk. Er zullen, vrees ik, ook daar koeien overreden moeten worden. Maar waarom trek je je dat zóó aan? Och, ik vind tegenwoordig zoo weinig goeds meer, beweerde Muller.In mijn tijd zou een man als Staalman nooit naar de Kamer zijn gestuurd, maar een Kamerlid werd als hij eenmaal gekozen was, ook al beviel hij sommigen niet zéér gerespecteerd. Men zou altijd geweten hebben, wat men aan den man had. Nu ja, dit is ook een ongelukkig voor beeld van het moderne, riep Roosje. Ho ho, kind, Staalman en modern zijn zeker twee. heeft hij bewerkstelligd." „Maar wat er ook moge gebeuren, hij zal toch altijd te lijden hebben." „Dat zal minder zijn, als h'j zich edel moedig opoffert, dan wanneer hij zoo slecht is zijn vader in den steek te laten." „Maar lijden zal hij toch onder alle om- j staadigheden, en wat heeft hij misdreven om dat te verdienen Is het rechtvaardig, dat het steeds de onschuldigen zyn, die den prijs moeten betalen voor hen, die de misdrijven plegen Zij wrong vertwijfeld de handen, want zo wist, met wien ze te doen hadze wist dat zij van hem geen zwakte of medelijden had te verwachten. Het was een handel, dien hij voorsloeg, en van den hoofdprijs, dien hij eischte, was niets af te dingen. In den storm harer gevoelens en gedachten wist ze echter niet, welk besluit ze moest nemen. Claude zag haar boos aan, en daar hij ontdekte dat haar grootste tegenstand gebroken was, kwam hij nog mot meer aandrang op zijn aanbod terug „Aarzel niet langer. Wat is, in den grond van de zaak, de liefde van die beide kinderen vergeleken bij de zekerheid van u allen? Beloof mij, met uw zoon te zullen sprekenik weet, dat ge een eenmaal ge- gegeven woord houdt, en ook dat, wan neer hij belooft vau Bella at te zien, hij haar niet meer naderen zal ook, want Pierre is een man van eer. Wat echter Bella betreft kom, zij is een kind en zal ver geten." Een zachte, vaste stem weersprak met een enkel woord deze bewering „Nooit 1" Verbluft keek Claude Brun naar de op den drempel van de kamer staande ge staltenhet warende twee jonge menschen, over wier levenslot hij zoo gemakkelijk had beschikt. Pierre en Bella traden op mevrouw Appel toe, als merkten zij de tegenwoordigheid van Claude niet op, en do j jonge man zeide bedaard „Lieve moeder, hier breng ik u juffrouw Hernandez, die er zoo zeer op gesteld was u te leeren kennen. Ik wist dat zij u Och, meneer Nus, ik dacht troost bij u te vinden, en geen sprake daarvan. Ik heb, sedert het ministerie-Kuyper optrad, enkele gelukkige dagen gehad. Want dat ze weer een octrooiwet willen invoeren, en weel de doodstraf, en invoerende rechten, kijk, dat bewijst toch, dacht ik, dat ze weer met den ouwen tijd op goeien voet probeeren te komen en dat vind ik echt knus en gezellig. Waarom zou'en ze niet meer ouwerwetsche goeie dingen in gaan voeren. Ze zijn op den goeien weg, heusch Nus, ze zijn op den goeien weg Goeie, goeie, goeie, spotte ik. Je bent wel tevredenMaar je moet mij niet kwalijk gaan nemen, dat ik jouw tevredenheid een beetje verontrustend vind. Ik had liever, dat je ontevreden was. Maar dat ben ik eigenlijk óók, Nus, zei hij. Er zijn zulke afschuwelijke dingen ge beurd,vooral onder de vorige regeering. Daar heb je de Leerplichtwet. Heb je't ooit durven denken, dat de dienders je kinderen naar school zouden sleepen, en dat ze een vader in de doos kunnen stoppen, omdat zijn kind gespijbeld heeft? Zoo iets zou in mijn tijd on mogelijk geweest zijn! En dan die dienst plicht moeten nu niet de zoons, zélfs de eenige zoons, van schatrijke ouders dienen gaan? moet niet een jonkheer zijn eigen schoenen poetsen O, Nus, 't is gruwelijk En Muller kreeg tranen in zijn oogen. Is er nog méér? Vertel dan maar in eens op, zei ik, nijdig. Ja, Nus. Dat streven naar algemeen kiesrecht vind ik een ding, om er de wereld om te laten vergaan. En dat ze den Staat willen verplichten, de ouwe werklieden te onderhouden, o, ik begrijp niet, dat God de aarde nog één dag in stand houdt. Het is tegen alle gezag in !Is me dat een anti-revolutionnaii e oftewel geloovige partij, die er zich zelfs niet tegen verzet dat zóó 't gebod van macht bij de gratie Gods wordt overtreden? Als ik antirevolutionnair was, stuurde ik, nu ik over de soldaten te commandeeren had, mannen af op al die staatspensionneerders en die algemeene kiesrechters en ik liet zo dood schieten, morsdood. Jij zou 't wel weten, zei ik. Maar goeie, brave Muller, jij bent tenminste eerlijk. Jij zegt, waar't, naar jouw oordeel, op staat. Zoo velen, die precies denken als jij, doen nog vooruitstreverig en willen de menschen zoet houden door ze lepeltje voor lepeltje te geven. Adres al die half- vooruitstrevenden van onzen tijd. Jij wilt dus behouden behouden wat Jullie allemaal, menschen die de groote eischen des tijds niet kennen, niet weten wat daar voor wrok in de borst der zoovele eeuwen misdeelden gloeit en dat de eisch om recht, zoo zij niet vervuld wordt, zal losbreken, móet losbreken, in geweld. Je wilt behouden. Mul tatuli, wijlen mijn goeie vriend, heeft het al gezegd Nooit zag ik behouders met 'n vijgeblad Gekleed of niet gekleed. Nooit [met 'n pijl Van vischgraat, zich het déjeuner [verdienen Als er een behouder (jouw grootvader bij voorbeeld, Muller!) opstond uit zijn graf, Waarin hij sinds een eeuw zich [konserveerde, Hij zou zich erg'ren aan z'n afgevallen [kleinzoon, Die toch in eigen oog behoudend bleef. Hier barstte Muller weer in tranen uit. Ik ergerde me wat over dezen huilenden behouderOch, Nus, snikte hij, mijn goeie grootvader, waarom bedroef je mij zoo? hij hield zooveel van me Maar manneke, Mullertje, oudje, ik zeg dat, omdat jij en heel je groote aanhang van ouwerwetsche zedepreekers het goeie tegen houden en alleen het slechte, 't onverant woordelijke behouden. En dat uit Schagen, waar waarachtig een politieke overtuiging is, die den tijdgeest eer aandoet, zoo'n product als jij gekomen is, kijk, dat grieft me. Je hartelijk welkom was, maar kon toch niet weten, dat hare tegenwoordigheid hier zoo van pas zou zijn 1" Zonder een enkel blijk van toorn keek hij Claude Brun aan. De beide vrouwen omhelsden elkaar. Bslla was het, die zich het eerst uit die omhelzing vrij maakte, en op den zoogenaamden vriend haars va ders toetredend, die onbewegelijk, als door den donder getroffen, aan zijne plaats stond genageld, zeide zij „U heeft, in betrekking tot mij, verze keringen en beweringen geuit, die ik niet geneigd ben te versterken of te bevestigen. Ik ben niet van een karakter, dat ik diegenen vergeet, die ik eenmaal heb liefgekregen. Bovendien ben ik ook onwankelbaar in mijn gevoel van verachting en alschuw, wanneer ik dat eenrnaai koester. Ik begrijp niet heel goed, waarom u mij met zulk een taaie volharding zoekt, daar ik u nooit heb verborgen dat uw huldebetoon mij niet aangenaam is. Wat denkt u eigenlijk wel Gelooft ge heusch, dat u mij kunt dwingen uw aanzoek aan te nemen Zulk een waan is het loppunt van domheid Een meisje als ik gehoorzaamt alleen haar hart zij is niet geschapen, de vrouw te worden van een man als u er een is. Waren we in het land mijner geboorte, ik zou maar één woord behoeven te spreken en er waren genoeg ondergeschikten van mijn vader, die er plezier in zouden hebben u te tuch tigen vcor den smaad, dien ge my aan doet, zooals uw onbeschaamdheid het ver dient. Wij bevinden ons evenwel in uw land, en daarom moet ik voor mijzelf op treden, om u terug te wijzen binnen de perken der behoorlijkheid. Nooit! hoort ge het wel, nooit!zal do dochter van generaal Hernandez haar hand leggen in die van een koopman van uw allooi dat zou een te groote vernedering zijn. Men heeft mij ge zegd, en ik vind in uw optreden hier daar voor de bevestiging, dat ge bedreigingen hebt geuit tegenover mijn stiefvader en tegenover mijnheer Appel, die mijn verloofde is 1 Laat ik u evenwel dit ééne zeggen hoezeer ge ook mijnheer Dartigues onteeren moogt, hoe slecht ge ook mynkeer Appel bent niet waard, een Schager te zijn Het werd akelig Muller te zien. Weet je wat, zei ik. We zullen je niet langer plagen. We zullen gaan praten over den tijd toen Schagen nog geen spoor en nog geen tram en geen telefoon had, hè - Ja, ja! riep Muller en hij lachte weer. Mal ouwetje, dacht ik, de koe die overreden werd, hield tenminste haar mond. En jij gaat voor de stoomtram loopen, je wilt er niet af, en je huilt al nu je nog niet eens aangere den bent. Neen, ik hou dan nog meer van een Schager koe, dan van dit soort behouders. Roosje, maak een koppie saliemelk klaar, gebood ik. Toen lachte Muller, weer geheel op dreef! Schets van H. A. HEVEL. In de voorname tuinzaal van het hotel, waar bijna alle Russen hun intrek nemen, zit ik met den vorst en de vorstin Akareff. De mooie vrouw heeft hare voeten gracieus over elkaar geslagen en rookt een sigaret. De muziekkapel van het hotel speelt eene sleepende wals. Een aangenaam verkoelend windje streelt de hooge palmen en sier planten de gesprekken worden zacht aan de verschillende tafeltjes gevoerd. Zij draaien slechts om één themaom den schandelijken koningsmoord te Monza. „Een persoonlijke wraak zou ik mij nog kunnen voorstellen", merkte de vorstin op, „maar dit zijn fanatieke beesten. Men moet hier een voorbeeld stellen en op hen de middeleeuwsche folteringen toepassen, want voor den dood door eenvoudige terechtstelling zijn deze fanatieken toch niet bang." Dit zei de elegante vrouw met zulk een kalmte, als of zij mij uitnoodigde haar een glas cham pagne in te schenken. Wij groetten. Juist ging de schouwburg directeur voorbij,-dien de vorstin uitnoodigde om aan ons tafeltje te komen aanzitten. „Dat zal u ook wel intereseeren, waarde directeur", meende de Russin. „Vertel toch eens de geschiedenis, je weet wel, na den moord op de ongelukkige Keizerin van Oosten rijk, die ideaal-mooie vrouw," wendde zij zich tot haar echtgenoot, terwijl zij met eene „chique" ibeweging van hare kleine hand hare oogen bedekte, als om een onaangename herinnering uit hare gedachten te wisschen, eene beweging, die evenwel niet vrij van affectatie was. „Dat windt je maar op, Nascha", hernam de vorst. Zij maakte eene zenuwachtige beweging met het hoofd, die haar ongeduld moest te kennen geven, en op verzoek van den directeur en mij begon do Vorst zijne vertelling „Wegens ziekte van eene nicht mijner vrouw, moesten wij onverwachts Kiev verla ten, zonder dat wij voor ons een afzonderlijken coupé hadden kunnen reserveeren. Al kan men ook bij ons met fooien alles gedaan krijgen, wordt deze lijn daarvoor toch te veel bereisd door rijke grondeigenaars, inspecteerende gene raals en andere gewichtige personen. Ik zou er mij feitelijk wel over hebben lieengezet, maar omdat mijue vrouw zoo zenuwachtig is „Hij heeft namelijk het idée-fixe, dat ik zenuwachtig ben, maar hij is het juist", on derbrak hem de vorstin met een ontevreden blik. „Daarom was ik erg verheugd, toen ik aan het station graafu neemt me niet kwa lijk, dat ik zijn naam niet noem, ontmoette, die voor eene inspectie der gouvernementskas, als een van de almachtige personen van het Russische ministerie van Financiën, en als zoodanig in het geheel niet bemind, eveneens naar het Noorden moest reizen. Om gevrijwaard te worden dat vreemde lingen in den coupé zouden plaats nemen, noodigdeu wij den graaf uit om met ons den coupé te deelen, welk voorstel hij gaarne uitschilderen moogt, het zal u nooit gelukken hen beiden zóó diep te doen zinken, als gijzelf reeds zijt gezonken, en ge zult ook niet be reiken, dat ik die beide menschen niet meer zal liefhebben. Nu hebben wij elkander de zaak helder gemaakt, nietwaar En wanneer u mij nu niets verder hebt te zeggen, en mevrouw Appel er niet op gesteld is u langer hier te houden, en het mijnheer Pierre een gruwel is u hier te zien, dan geloof ik, dat het 't allerbeste zal zijn, dat ge nu maar heengaat. Vaarwel, mijnheer Claude BruD, en overtuig er uzelf van, dat men noöit, nergens op de wereld, het hart van eene vrouw wetten voorschrijft en dat men haar slechts verkrijgt, als zij zich geven wil." Bleek van woede wendde Claude zich tot Pierre, in stilte door de hoop bezield, dat één blik, één woord het hem mogelijk zou maken, zich tot Pierre te wenden wegens de beleedigende opmerkingen van BeÜa. Pierre zag hem ernstig en treurig aan, niet met een triomfeerend lachje, en een verachtelijk woord kwam hem niet over de lippen. Met een diepen zucht boog Claude voor mevrouw Appel en zeide „Op deze manier zullen wij het niet eens worden. Denk er maar eens ernstig over na wat ik u heb gezegd. Door mooie woorden kan men den loop der dingen niet tegenhouden. De juffrouw heeft zeer goed gesproken, maar aan mij is het laatste woord." „Dat zullen we eens zienantwoordde juffrouw Hernandez. Op het oogenblik, dat Claude de kamer verliet, wierp hij Prancine en de beide jonge menschen een donkeren blik toe. Hij schudde het hoofd en hief dreigend den arm op. „Ik ga", zeide hij. „Misschien zult ge er bitter berouw van hebben, mijn raad niet te hebben opgevolgd. Spoedig is het te laat, vanazond zal de beslissing vallen." Bella beantwoordde deze opmerking met een spottend lachje. „Verschoon ons als 't u belieft van uw profetieën, u is bepaald belachelijk door zoo vreeselijk te willen schynan. Beeld aannam. Zijn gezelschap was ons zeer aan genaam, want ik heb zelden iemand gezien, die meer volmaakt „gentleman" was dan hij. Nergens zoudt u een kostuum meer in „style" gevonden hebben dan bij hem, waarom men hem dan ook schertsend den Russischen Prins van Wales noemde. Te Njeschin ging de deur van onzen coupé open, een zeer elegante vreemdeling trad binnen en nam plaats vis-a-vis van ons, naast den graaf, die dat schijnbaar niet erg aange naam vond. De jonge man trok zijnen mantel uit, haalde uit zijn handvalies eene nette muts van beverhuid, en zette die op. Wij spraken juist over den moord op de Keizerin van Oostenrijk. Mijne vrouw het zich tamelijk hard uit over de anarchisten en merkte op, dat het nihilisme in Rusland ge lukkig bijna geheel had opgehouden te bestaan en dat het er voor een regeerend persoon maar op aankwam, of hij er tact van had zich geliefd te maken of niet. Het jongmensch, wiens trekken mijne vrouw al geruimen tijd schenen te boeien verdedig je maar niet, kindje, je hebt het mij later zelf bekend,mengde zich in ons gesprek „Neem mij niet kwalijk, dat ik u tegenspreek. Bij de anarchisten doet het er in het geheel niets toe, of de persoon geliefd is of niet. Hun moorden richten zich slechts tegen de waar digheid, die in den persoon wordt belichaamd. De organisatie van het nihilisme is daaren boven bewonderenswaardig. Ik bewonder steeds den moed, waarmee zij hunnen plicht vervullen, zonder een oogenblik te aarzelen." „U neemt daar geheel de partij voor deze bandieten op", meende de graaf en zag hem eenigszins wantrouwend aan. Zelden zag ik een minzamer en betooveronder lach dan op dat oogenblik, toen de jonge man op kalm.ee- rende wijze zijne hand op den arm van den graaf legde en, een anderen toon aanslaande, zeide„Wie van ons, die de een of andere invloedrijke positie bekleedt, heeft wel eens niet een dreigbrief gekregen, waarin hem óf met den dood, óf met de onthulling van zekere duistere zaken, die dikwijls een moreelen dood tot gevolg hebben, gedreigd werd?" „Inderdaad. Voordat ik Petersburg verliet, ontving ik zoo'n brief „En wat stond er in vroeg mijne vrouw. „Niets bijzonders; men beloofde mij, den bloedzuiger, zooals ik daarin heet, te dooden, of m. a. w. dat ik als lijk in Peter&burg zou aankomen." Wij lachten er hartelijk om en het gesprek begon zeer geanimeerd te worden. „De „gari;on" bracht ons voor de derde maal een rondje sherry, en over ons kwam een behaaglijke stemming, alsof wij, in plaats van in een coupe, in het een of andere Petersburgsche salon zaten. De jonge man was allerinnemendst. Daarbij een zeer beschaafd, veelzijdig ontwikkeld, en welbespraakt mensch. zoodat de graaf plotseling geheel verbluft uitriep „Verduiveld, u weet waarachtig alles, en kunt alles." „Verstaat u misschien ook de kunst van koken „Meer dan dat zelfs de kunst om kleeren te maken. En als u het mij toelaat, zal ik dadelijk een proeve daarvan afleggen, door dezen knoop weer aan uw mouw te naaien." Hij raapte den knoop op, die op den grond gerold was, maakte zijn necessaire open, nam er naald en draad uit en zonder verder te letten op de tegenwerpingen van den graaf, begon hij den knoop aan de mouw te zetten. De graaf was meer verwonderd over 't feit dat er een knoop van zijn kostuum af was, dan over de kleermakerskundigheden van zijn buurman. Hij verzekerde ons, dat het de eerste maal was in zijn leven, dat er aan zijn uiterlijk iets ontbrak. Wij geloofden hem en verwonderden ons dan ook over het geval. Vol ergernis zeide de graaf „Ik zal dadelijk mijn bediende wegsturen. Zoo iets mag niet voorkomen. Bij mij ten minste niet." uzelf maar niet in, dat ge veel indruk maakt." Claude hoorde het niet meer. Met slepen- den tred was hij de deur uitgegaan. Bijna verrast constateerden de beide dames en Pierre, dat hij verdwenen was, maar zorg en onrust had hij achtergelaten. De tegen woordigheid van juffrouw Hernandez, welke een verrassing moest zijn voor mevrouw Appel, verhoogde nu slechts haar treurig heid. Zij vatte Claude's bedreigingen niet licht op, zij kende hem immers en wist zoo goed, waartoe hij in staat was. In haar oogen was hij niet dat, wat hij was in de oogen van het jonge meisje: een belache lijke snoever, die haar zijn liefde opdrong. Zij zag in hem niet de persoon, voor wien men lachend de schouders kan opha len, maar zij vond hem schrikaanjagend. Alle spottende opmerkingen die hij in tegenwoordigheid van zijn medeminnaar had moeten aanhooren, zouden dezen duur te staan komen, en de zekerheid van het gevaar, dat haar zoon bedreigde, kwelde het hart van de moeder. Trots dien angst, kon ze zich niet onttrekken aan de jongelui, die haar vrijmoedig en oprecht met woorden van hoogachting en teeder- heid naderden. Zij zag Pierre, de moeilijk heden vergetend, de gevaren niet achtend, van geluk stralende aan de zijde van het meisje dat hij liethad. Met een zucht strekte Francine de armen uit om het lieve meisje nogmaals te omhelzen, die zij zoo gaarne hare dochter noemen wilde, en een uur lang gaf zich de gekwelde ziel aan de illusies van het geluk over. Zij luisterde naar Bella, die voor haar al hare toekomstplannen ontvouwde. Alles klonk zóó eenvoudig, zóó naïef, zóó warm, dat de moeder zich door eene blijde hoop liet meêsleepen. Waarom zou zij nu geen vergelding krijgen van al het leed, dat zij reeds ondervonden had Kon het noodlot nu niet eens medelijden met haar hebben Was dit jonge meisje, dat zoo verschil lend was in haar optreden van alle jonge meisjes met wie zij tot dusver kennis had gemaakt, wellicht er voor ge schapen, haar schadeloos te stellen voor

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5