J
De Thee-avondjes
bij M. A. G. NUS.
I)E KNO O P.
Zondag 17 November 1901.
45ste Jaargang No. 3680.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
^9TOS
Schagen, 14 November 1901.
Een brief. Mullertje op visiteOver de
overreden koe. Zelf moord onder het vee.
Verbasterde runderen. Muller huilt.
Hij vraagt waar Schagen gebleven
is. Een ongelukkig staaltje van
modernisme. Muller is gelukkig
geweest- Een sclioenpoetsendè
jonkheer. Hij wil alles laten
doodschieten. Ik betoog. Ik
haal Multatuli aan en
Muller huilt weer. Ik
schaam me voor Scha
gen. Ik hou meer
van een Schager
koedan van
Muller
Maandagavond bij de tliee ontving ik den
volgenden brief:
„Hooggeachte heer Nus
„Het bericht, dat er Woensdag van de
vorige week een vaars tussehen do halte
Haringhuizen en het eindstation door de
stoomtram overreden is, heeft mij tot diep
nadenken gestemd, vooral toen ik in dezelfde
Schager Courant las de klacht, dat ons
Noord-Hollandsch vee zoo achteruit gaat.
Mag ik U daarover eens komen spreken
De brief was geteekend door een oud
plaatsgenoot, die sedert dertig jaren in
Purmerent woont 's mans naam doet niets
terzake, doch ik wil hem Muller noemen.
Omgaand heb ik den man gebriefkaart dat
hij komen kon, en vanavond was hij bij ons
op de thee.
Laat ik hem u vluchtig beschrijven als
een ouwerwetsch, braaf, maar zéér behoudend
manneke, dat enorm veel thee dronk en zijn
drank in een enorme massa woorden weer
scheen te moeten teruggeven. Nooit heb ik
zoo'n welbespraaktheid opgemerkt, zelfs
niet bij Bram Kuyper, die dan toch de
meest welsprekende van al mijn intiemen is.
't Gesprek kwam natuurlijk eerst op de
overreden koe. Ik vind het zoo bedenkelijk,
meneer Nus, verklaarde de man, dat de koe,
volgens het bericht, al meermalen op de
rails was aangetroffen en dat ofschoon de
eigenares gewaarschuwd was. Men zou toch,
vind ik, moeten aannemen, dat de eigenares
het dier in het oog liet houden en dat de
koe desniettemin toch op de rails terugkwam,
is voor mij het spijt mij dat ik het zeggen
moet,—een bewijs dat het beest zelfmoord
heeft willen plegen.
Maar meneer Mullerriep Koosje.
Inderdaad mejuffrouw, zelfmoord, be-
0-0-0
36.
„Gij bezit die bewijzen vermoedelijk door
dat ge zelf aan die wandaden hebt meê-
gedaan", merkte Prancine op.
Claude Brun gaf zich niet eens de
moeite, daarop te antwoorden. Eerst na
een pauze sprak hij
„Ik zal dor politieke wereld alles open
baren en er zullen zulke schandalen aan 't
licht komen, dat het voor uw zoon beter ware
nooit geboren te zijn, dan den naam van
zulk een vader te dragen."
„Hij noemt zich Appel."
„Maar hij weet, wiens zoon hij is. Hij
zal ervaren, wat de man gedaan heeft wiens
hloed in zijn aderen stroomt, hij zal beven
van schaamte. Hoe trotscher, hoe fijnge
voeliger hij is, hoe meer zal hij lijden. Zulk
een schaduw op zijn eer, zulk een last op
Z1jn hart, aan het begin van zijn leven,
fiat is ontgoocheling en smart, die hem
zullen bijblijven tot het einde van zijn
leven. Wilt u, dat hij zoo iets droevigs
aan u zal hebben te danken
„Maar wat kan ik doen
„Uw plichtbreng hem op de hoogte
van den stand der zaken, laat hem kiezen
tussehen een opkiemende liefde en den
suiaad zijns vaders; wijs hem er op, dat
J'jj zich als een held kan gedragen en dat
hij daardoor Dartigues een volkomen rust en
zekerheid verschaft. Wanneer hij van Bella
aiziet, is de zaak als met een tooverslag
omgekeerd. De positie van den vader is
dan even schitterend en zeker, als ooit te
voren. Hij wordt afgevaardigde van Mail-
mne, hij stijgt tot nog hooger roem en
aanzien; zijn groote eergierigheid zal be
vredigd worden,—en in plaats van te klagen
en te jammeren, kan Pierre zichzelf geluk-
Wenschen, want al dien triomf, al dat geluk,
vestigde het oude mannetje. En dat is niet
zoo onmogelijk in dezen droeven tijd, waarin
nu eenvoudig van levenskracht geen sprake
meer is
Hei, hei, riep ik.
Ik houd vol, meneer Nus. Deze koe
heeft den dood gewild, een bewijs van de
ontzettende verbastering, zélfs van het vee,
dat maar al te veel met den mensch in aan
raking komt.
Och, meneer Muller, een koe is nu een
maal dom, zei ik.
Wanneer dat zoo is, riep Muller, en
hij stak zijn handen naar den zolder, wanneer
dat zóó is, bewijst het nog sterker de ver
bastering van het vee, want in mijn jongen
tijd zou geen koe zoo dom geweest zijn om
op de rails te gaan.
Dat wil ik gelooven, want er waren
toen nog geen rails, zei Roosje.
Zóó is hot, inderdaad, mejuffrouw, stemde
Muller toe. Men had toen alleen trekschuiten
en diligences, die nooit een koe hebben over
reden, nóóit 1
U dwaalt af, mijn waarde, merkte ik
op. Deze stoomtram is voor mij het moderne,
deze koe is het conservatisme, de domheid.
En wanneer zij zich op de banen van het
moderne beweegt, moet zij verbrijzeld worden.
Dat moet!
Nu begon plotseling het oude mannetje te
huilen. Zijn tranen stortten in zijn kopje
thee en hij zag me zóó klagend aan, dat ik
er wee van werd.
Wat scheelt H, meneer Muller? vroeg
ik, en Roosje haalde eau-de-cologne.
Och, meneer Nus, jammerde het man
netje, ach, wat is u wreed! U wilt er meê
zeggen, dut ik dan ook onder de stoomtram
moet.
Maar mijn besteVolstrekt niet,
volstrekt niet
Ja, ja, ontken het maar niet. Ik word
oud, ik word te veel
Figuurlijk gesproken moet zeker al
wat verouderd is, er aan gelooven, stemde ik
toe. Figuurlijk Maar niet in werkelijkheid.
Blijf leven, zoolang ge wilt, meneer Muller,
maar tracht niet het moderne tegen te hou
den. Daarmee brengt gij u zelf tot den af
grond.
Maar ik kan niet anders, ik kan niet
anders, simpte het manneke. Ik kan me niet
vereenigen met al de nieuwe dingen van
dezen tijd. Ik word er akelig van. Dertig
jaren lang ben ik uit Schagen weg, maar
ik lees trouw de Schager, en ik heb van
daag, vóór ik naar uw theetafel kwam, nog
eens rondgekeken. Ach, wat een verande
ring, wat een verbastering! Mijn goed, rustig
Schagen, waar is het gebleven Ik herken
het niet meer.
Dat is héél gelukkig, zei ik onbarm
hartig. Waar zou het heen moeten, als wij
nu nog waren als vóór dertig jaar? En wij
zijn zelfs nog alles behalve tevreden.
Nog niet tevredenriep Muller en hij
kokhalsde.
Wel wis en drie niet. Wij moeten nog
een heel stuk vooruit, amice. Je kunt trou
wens weten, dat we gauw een tram naar
Wieringen ook hopen te krijgen.
Naar Wieringen óók, klaagde Muller.
Dat was in mijn tijd zoo'n heerlijk tochtje,
wandelen of rijden, en over zee.
Ja, natuurlijk. Er zullen, vrees ik, ook
daar koeien overreden moeten worden. Maar
waarom trek je je dat zóó aan?
Och, ik vind tegenwoordig zoo weinig
goeds meer, beweerde Muller.In mijn tijd zou
een man als Staalman nooit naar de Kamer
zijn gestuurd, maar een Kamerlid werd
als hij eenmaal gekozen was, ook al beviel
hij sommigen niet zéér gerespecteerd.
Men zou altijd geweten hebben, wat men
aan den man had.
Nu ja, dit is ook een ongelukkig voor
beeld van het moderne, riep Roosje.
Ho ho, kind, Staalman en modern zijn
zeker twee.
heeft hij bewerkstelligd."
„Maar wat er ook moge gebeuren, hij zal
toch altijd te lijden hebben."
„Dat zal minder zijn, als h'j zich edel
moedig opoffert, dan wanneer hij zoo slecht
is zijn vader in den steek te laten."
„Maar lijden zal hij toch onder alle om- j
staadigheden, en wat heeft hij misdreven
om dat te verdienen Is het rechtvaardig,
dat het steeds de onschuldigen zyn, die
den prijs moeten betalen voor hen, die de
misdrijven plegen
Zij wrong vertwijfeld de handen, want
zo wist, met wien ze te doen hadze wist
dat zij van hem geen zwakte of medelijden
had te verwachten. Het was een handel, dien
hij voorsloeg, en van den hoofdprijs, dien
hij eischte, was niets af te dingen. In den
storm harer gevoelens en gedachten wist
ze echter niet, welk besluit ze moest
nemen.
Claude zag haar boos aan, en daar hij
ontdekte dat haar grootste tegenstand
gebroken was, kwam hij nog mot meer
aandrang op zijn aanbod terug
„Aarzel niet langer. Wat is, in den grond
van de zaak, de liefde van die beide
kinderen vergeleken bij de zekerheid van
u allen? Beloof mij, met uw zoon te zullen
sprekenik weet, dat ge een eenmaal ge-
gegeven woord houdt, en ook dat, wan
neer hij belooft vau Bella at te zien, hij
haar niet meer naderen zal ook, want Pierre
is een man van eer. Wat echter Bella
betreft kom, zij is een kind en zal ver
geten."
Een zachte, vaste stem weersprak met
een enkel woord deze bewering
„Nooit 1"
Verbluft keek Claude Brun naar de op
den drempel van de kamer staande ge
staltenhet warende twee jonge menschen,
over wier levenslot hij zoo gemakkelijk had
beschikt. Pierre en Bella traden op
mevrouw Appel toe, als merkten zij de
tegenwoordigheid van Claude niet op, en do j
jonge man zeide bedaard
„Lieve moeder, hier breng ik u juffrouw
Hernandez, die er zoo zeer op gesteld was
u te leeren kennen. Ik wist dat zij u
Och, meneer Nus, ik dacht troost bij u
te vinden, en geen sprake daarvan. Ik
heb, sedert het ministerie-Kuyper optrad,
enkele gelukkige dagen gehad. Want dat ze
weer een octrooiwet willen invoeren, en weel
de doodstraf, en invoerende rechten, kijk, dat
bewijst toch, dacht ik, dat ze weer met den
ouwen tijd op goeien voet probeeren te komen
en dat vind ik echt knus en gezellig. Waarom
zou'en ze niet meer ouwerwetsche goeie
dingen in gaan voeren. Ze zijn op den goeien
weg, heusch Nus, ze zijn op den goeien weg
Goeie, goeie, goeie, spotte ik. Je bent
wel tevredenMaar je moet mij niet kwalijk
gaan nemen, dat ik jouw tevredenheid een
beetje verontrustend vind. Ik had liever, dat je
ontevreden was.
Maar dat ben ik eigenlijk óók, Nus, zei
hij. Er zijn zulke afschuwelijke dingen ge
beurd,vooral onder de vorige regeering. Daar
heb je de Leerplichtwet. Heb je't ooit durven
denken, dat de dienders je kinderen naar
school zouden sleepen, en dat ze een vader
in de doos kunnen stoppen, omdat zijn kind
gespijbeld heeft? Zoo iets zou in mijn tijd on
mogelijk geweest zijn! En dan die dienst
plicht moeten nu niet de zoons, zélfs de
eenige zoons, van schatrijke ouders dienen gaan?
moet niet een jonkheer zijn eigen schoenen
poetsen O, Nus, 't is gruwelijk
En Muller kreeg tranen in zijn oogen.
Is er nog méér? Vertel dan maar in eens
op, zei ik, nijdig.
Ja, Nus. Dat streven naar algemeen
kiesrecht vind ik een ding, om er de wereld
om te laten vergaan. En dat ze den Staat
willen verplichten, de ouwe werklieden te
onderhouden, o, ik begrijp niet, dat God de
aarde nog één dag in stand houdt. Het is tegen
alle gezag in !Is me dat een anti-revolutionnaii e
oftewel geloovige partij, die er zich zelfs
niet tegen verzet dat zóó 't gebod van macht
bij de gratie Gods wordt overtreden? Als ik
antirevolutionnair was, stuurde ik, nu ik over
de soldaten te commandeeren had, mannen
af op al die staatspensionneerders en die
algemeene kiesrechters en ik liet zo dood
schieten, morsdood.
Jij zou 't wel weten, zei ik. Maar goeie,
brave Muller, jij bent tenminste eerlijk. Jij
zegt, waar't, naar jouw oordeel, op staat. Zoo
velen, die precies denken als jij, doen nog
vooruitstreverig en willen de menschen zoet
houden door ze lepeltje voor lepeltje te geven.
Adres al die half- vooruitstrevenden van onzen
tijd. Jij wilt dus behouden behouden wat
Jullie allemaal, menschen die de groote eischen
des tijds niet kennen, niet weten wat daar
voor wrok in de borst der zoovele eeuwen
misdeelden gloeit en dat de eisch om recht,
zoo zij niet vervuld wordt, zal losbreken, móet
losbreken, in geweld. Je wilt behouden. Mul
tatuli, wijlen mijn goeie vriend, heeft het al
gezegd
Nooit zag ik behouders met 'n vijgeblad
Gekleed of niet gekleed. Nooit
[met 'n pijl
Van vischgraat, zich het déjeuner
[verdienen
Als er een behouder (jouw grootvader bij
voorbeeld, Muller!) opstond uit zijn graf,
Waarin hij sinds een eeuw zich
[konserveerde,
Hij zou zich erg'ren aan z'n afgevallen
[kleinzoon,
Die toch in eigen oog behoudend bleef.
Hier barstte Muller weer in tranen uit.
Ik ergerde me wat over dezen huilenden
behouderOch, Nus, snikte hij, mijn
goeie grootvader, waarom bedroef je mij zoo?
hij hield zooveel van me
Maar manneke, Mullertje, oudje, ik zeg
dat, omdat jij en heel je groote aanhang van
ouwerwetsche zedepreekers het goeie tegen
houden en alleen het slechte, 't onverant
woordelijke behouden. En dat uit Schagen,
waar waarachtig een politieke overtuiging
is, die den tijdgeest eer aandoet, zoo'n product
als jij gekomen is, kijk, dat grieft me. Je
hartelijk welkom was, maar kon toch niet
weten, dat hare tegenwoordigheid hier zoo
van pas zou zijn 1"
Zonder een enkel blijk van toorn keek
hij Claude Brun aan. De beide vrouwen
omhelsden elkaar. Bslla was het, die zich
het eerst uit die omhelzing vrij maakte,
en op den zoogenaamden vriend haars va
ders toetredend, die onbewegelijk, als door
den donder getroffen, aan zijne plaats stond
genageld, zeide zij
„U heeft, in betrekking tot mij, verze
keringen en beweringen geuit, die ik niet
geneigd ben te versterken of te bevestigen.
Ik ben niet van een karakter, dat ik diegenen
vergeet, die ik eenmaal heb liefgekregen.
Bovendien ben ik ook onwankelbaar in
mijn gevoel van verachting en alschuw,
wanneer ik dat eenrnaai koester. Ik begrijp
niet heel goed, waarom u mij met zulk
een taaie volharding zoekt, daar ik u nooit
heb verborgen dat uw huldebetoon mij
niet aangenaam is. Wat denkt u eigenlijk
wel Gelooft ge heusch, dat u mij kunt
dwingen uw aanzoek aan te nemen Zulk
een waan is het loppunt van domheid Een
meisje als ik gehoorzaamt alleen haar hart
zij is niet geschapen, de vrouw te worden
van een man als u er een is. Waren we
in het land mijner geboorte, ik zou maar
één woord behoeven te spreken en er waren
genoeg ondergeschikten van mijn vader,
die er plezier in zouden hebben u te tuch
tigen vcor den smaad, dien ge my aan
doet, zooals uw onbeschaamdheid het ver
dient. Wij bevinden ons evenwel in uw
land, en daarom moet ik voor mijzelf op
treden, om u terug te wijzen binnen de
perken der behoorlijkheid. Nooit! hoort ge
het wel, nooit!zal do dochter van generaal
Hernandez haar hand leggen in die van een
koopman van uw allooi dat zou een
te groote vernedering zijn. Men heeft mij ge
zegd, en ik vind in uw optreden hier daar
voor de bevestiging, dat ge bedreigingen
hebt geuit tegenover mijn stiefvader en
tegenover mijnheer Appel, die mijn verloofde
is 1 Laat ik u evenwel dit ééne zeggen
hoezeer ge ook mijnheer Dartigues onteeren
moogt, hoe slecht ge ook mynkeer Appel
bent niet waard, een Schager te zijn
Het werd akelig Muller te zien.
Weet je wat, zei ik. We zullen je niet
langer plagen. We zullen gaan praten over
den tijd toen Schagen nog geen spoor en nog
geen tram en geen telefoon had, hè
- Ja, ja! riep Muller en hij lachte weer.
Mal ouwetje, dacht ik, de koe die overreden
werd, hield tenminste haar mond. En jij gaat
voor de stoomtram loopen, je wilt er niet af,
en je huilt al nu je nog niet eens aangere
den bent. Neen, ik hou dan nog meer van
een Schager koe, dan van dit soort behouders.
Roosje, maak een koppie saliemelk
klaar, gebood ik.
Toen lachte Muller, weer geheel op dreef!
Schets van H. A. HEVEL.
In de voorname tuinzaal van het hotel,
waar bijna alle Russen hun intrek nemen,
zit ik met den vorst en de vorstin Akareff.
De mooie vrouw heeft hare voeten gracieus
over elkaar geslagen en rookt een sigaret.
De muziekkapel van het hotel speelt eene
sleepende wals. Een aangenaam verkoelend
windje streelt de hooge palmen en sier
planten de gesprekken worden zacht aan
de verschillende tafeltjes gevoerd. Zij draaien
slechts om één themaom den schandelijken
koningsmoord te Monza.
„Een persoonlijke wraak zou ik mij nog
kunnen voorstellen", merkte de vorstin op,
„maar dit zijn fanatieke beesten. Men moet
hier een voorbeeld stellen en op hen de
middeleeuwsche folteringen toepassen, want
voor den dood door eenvoudige terechtstelling
zijn deze fanatieken toch niet bang." Dit zei
de elegante vrouw met zulk een kalmte, als
of zij mij uitnoodigde haar een glas cham
pagne in te schenken.
Wij groetten. Juist ging de schouwburg
directeur voorbij,-dien de vorstin uitnoodigde
om aan ons tafeltje te komen aanzitten.
„Dat zal u ook wel intereseeren, waarde
directeur", meende de Russin. „Vertel toch
eens de geschiedenis, je weet wel, na den
moord op de ongelukkige Keizerin van Oosten
rijk, die ideaal-mooie vrouw," wendde zij
zich tot haar echtgenoot, terwijl zij met eene
„chique" ibeweging van hare kleine hand
hare oogen bedekte, als om een onaangename
herinnering uit hare gedachten te wisschen,
eene beweging, die evenwel niet vrij van
affectatie was.
„Dat windt je maar op, Nascha", hernam
de vorst.
Zij maakte eene zenuwachtige beweging
met het hoofd, die haar ongeduld moest te
kennen geven, en op verzoek van den directeur
en mij begon do Vorst zijne vertelling
„Wegens ziekte van eene nicht mijner
vrouw, moesten wij onverwachts Kiev verla
ten, zonder dat wij voor ons een afzonderlijken
coupé hadden kunnen reserveeren. Al kan
men ook bij ons met fooien alles gedaan krijgen,
wordt deze lijn daarvoor toch te veel bereisd
door rijke grondeigenaars, inspecteerende gene
raals en andere gewichtige personen. Ik zou
er mij feitelijk wel over hebben lieengezet,
maar omdat mijue vrouw zoo zenuwachtig
is
„Hij heeft namelijk het idée-fixe, dat ik
zenuwachtig ben, maar hij is het juist", on
derbrak hem de vorstin met een ontevreden
blik.
„Daarom was ik erg verheugd, toen ik aan
het station graafu neemt me niet kwa
lijk, dat ik zijn naam niet noem, ontmoette, die
voor eene inspectie der gouvernementskas,
als een van de almachtige personen van het
Russische ministerie van Financiën, en als
zoodanig in het geheel niet bemind, eveneens
naar het Noorden moest reizen.
Om gevrijwaard te worden dat vreemde
lingen in den coupé zouden plaats nemen,
noodigdeu wij den graaf uit om met ons den
coupé te deelen, welk voorstel hij gaarne
uitschilderen moogt, het zal u nooit gelukken
hen beiden zóó diep te doen zinken, als gijzelf
reeds zijt gezonken, en ge zult ook niet be
reiken, dat ik die beide menschen niet meer
zal liefhebben. Nu hebben wij elkander de
zaak helder gemaakt, nietwaar En wanneer
u mij nu niets verder hebt te zeggen, en
mevrouw Appel er niet op gesteld is
u langer hier te houden, en het mijnheer
Pierre een gruwel is u hier te zien,
dan geloof ik, dat het 't allerbeste zal zijn,
dat ge nu maar heengaat. Vaarwel, mijnheer
Claude BruD, en overtuig er uzelf van, dat
men noöit, nergens op de wereld, het hart
van eene vrouw wetten voorschrijft en dat
men haar slechts verkrijgt, als zij zich
geven wil."
Bleek van woede wendde Claude zich
tot Pierre, in stilte door de hoop bezield,
dat één blik, één woord het hem mogelijk
zou maken, zich tot Pierre te wenden
wegens de beleedigende opmerkingen van
BeÜa. Pierre zag hem ernstig en treurig aan,
niet met een triomfeerend lachje, en een
verachtelijk woord kwam hem niet over de
lippen. Met een diepen zucht boog Claude
voor mevrouw Appel en zeide
„Op deze manier zullen wij het niet eens
worden. Denk er maar eens ernstig over
na wat ik u heb gezegd. Door mooie
woorden kan men den loop der dingen
niet tegenhouden. De juffrouw heeft zeer
goed gesproken, maar aan mij is het laatste
woord."
„Dat zullen we eens zienantwoordde
juffrouw Hernandez.
Op het oogenblik, dat Claude de kamer
verliet, wierp hij Prancine en de beide
jonge menschen een donkeren blik toe. Hij
schudde het hoofd en hief dreigend den
arm op.
„Ik ga", zeide hij. „Misschien zult ge er
bitter berouw van hebben, mijn raad niet
te hebben opgevolgd. Spoedig is het te laat,
vanazond zal de beslissing vallen."
Bella beantwoordde deze opmerking met
een spottend lachje.
„Verschoon ons als 't u belieft van uw
profetieën, u is bepaald belachelijk door
zoo vreeselijk te willen schynan. Beeld
aannam. Zijn gezelschap was ons zeer aan
genaam, want ik heb zelden iemand gezien,
die meer volmaakt „gentleman" was dan hij.
Nergens zoudt u een kostuum meer in „style"
gevonden hebben dan bij hem, waarom men
hem dan ook schertsend den Russischen Prins
van Wales noemde.
Te Njeschin ging de deur van onzen coupé
open, een zeer elegante vreemdeling trad
binnen en nam plaats vis-a-vis van ons, naast
den graaf, die dat schijnbaar niet erg aange
naam vond. De jonge man trok zijnen mantel
uit, haalde uit zijn handvalies eene nette muts
van beverhuid, en zette die op.
Wij spraken juist over den moord op de
Keizerin van Oostenrijk. Mijne vrouw het
zich tamelijk hard uit over de anarchisten en
merkte op, dat het nihilisme in Rusland ge
lukkig bijna geheel had opgehouden te bestaan
en dat het er voor een regeerend persoon
maar op aankwam, of hij er tact van had
zich geliefd te maken of niet.
Het jongmensch, wiens trekken mijne vrouw
al geruimen tijd schenen te boeien verdedig
je maar niet, kindje, je hebt het mij later
zelf bekend,mengde zich in ons gesprek
„Neem mij niet kwalijk, dat ik u tegenspreek.
Bij de anarchisten doet het er in het geheel
niets toe, of de persoon geliefd is of niet. Hun
moorden richten zich slechts tegen de waar
digheid, die in den persoon wordt belichaamd.
De organisatie van het nihilisme is daaren
boven bewonderenswaardig. Ik bewonder
steeds den moed, waarmee zij hunnen plicht
vervullen, zonder een oogenblik te aarzelen."
„U neemt daar geheel de partij voor deze
bandieten op", meende de graaf en zag hem
eenigszins wantrouwend aan. Zelden zag ik
een minzamer en betooveronder lach dan op
dat oogenblik, toen de jonge man op kalm.ee-
rende wijze zijne hand op den arm van den
graaf legde en, een anderen toon aanslaande,
zeide„Wie van ons, die de een of andere
invloedrijke positie bekleedt, heeft wel eens
niet een dreigbrief gekregen, waarin hem óf
met den dood, óf met de onthulling van zekere
duistere zaken, die dikwijls een moreelen dood
tot gevolg hebben, gedreigd werd?"
„Inderdaad. Voordat ik Petersburg verliet,
ontving ik zoo'n brief
„En wat stond er in vroeg mijne vrouw.
„Niets bijzonders; men beloofde mij, den
bloedzuiger, zooals ik daarin heet, te dooden,
of m. a. w. dat ik als lijk in Peter&burg zou
aankomen."
Wij lachten er hartelijk om en het gesprek
begon zeer geanimeerd te worden.
„De „gari;on" bracht ons voor de derde
maal een rondje sherry, en over ons kwam
een behaaglijke stemming, alsof wij, in
plaats van in een coupe, in het een of
andere Petersburgsche salon zaten.
De jonge man was allerinnemendst.
Daarbij een zeer beschaafd, veelzijdig
ontwikkeld, en welbespraakt mensch. zoodat
de graaf plotseling geheel verbluft uitriep
„Verduiveld, u weet waarachtig alles, en
kunt alles."
„Verstaat u misschien ook de kunst van
koken
„Meer dan dat zelfs de kunst om kleeren
te maken. En als u het mij toelaat, zal ik
dadelijk een proeve daarvan afleggen, door
dezen knoop weer aan uw mouw te naaien."
Hij raapte den knoop op, die op den grond
gerold was, maakte zijn necessaire open, nam
er naald en draad uit en zonder verder te
letten op de tegenwerpingen van den graaf,
begon hij den knoop aan de mouw te zetten.
De graaf was meer verwonderd over 't feit
dat er een knoop van zijn kostuum af was,
dan over de kleermakerskundigheden van
zijn buurman. Hij verzekerde ons, dat het de
eerste maal was in zijn leven, dat er aan zijn
uiterlijk iets ontbrak. Wij geloofden hem en
verwonderden ons dan ook over het geval.
Vol ergernis zeide de graaf
„Ik zal dadelijk mijn bediende wegsturen.
Zoo iets mag niet voorkomen. Bij mij ten
minste niet."
uzelf maar niet in, dat ge veel indruk
maakt."
Claude hoorde het niet meer. Met slepen-
den tred was hij de deur uitgegaan. Bijna
verrast constateerden de beide dames en
Pierre, dat hij verdwenen was, maar zorg
en onrust had hij achtergelaten. De tegen
woordigheid van juffrouw Hernandez, welke
een verrassing moest zijn voor mevrouw
Appel, verhoogde nu slechts haar treurig
heid. Zij vatte Claude's bedreigingen niet
licht op, zij kende hem immers en wist
zoo goed, waartoe hij in staat was. In haar
oogen was hij niet dat, wat hij was in de
oogen van het jonge meisje: een belache
lijke snoever, die haar zijn liefde opdrong.
Zij zag in hem niet de persoon, voor
wien men lachend de schouders kan opha
len, maar zij vond hem schrikaanjagend.
Alle spottende opmerkingen die hij in
tegenwoordigheid van zijn medeminnaar
had moeten aanhooren, zouden dezen
duur te staan komen, en de zekerheid
van het gevaar, dat haar zoon bedreigde,
kwelde het hart van de moeder. Trots dien
angst, kon ze zich niet onttrekken aan de
jongelui, die haar vrijmoedig en oprecht
met woorden van hoogachting en teeder-
heid naderden. Zij zag Pierre, de moeilijk
heden vergetend, de gevaren niet achtend,
van geluk stralende aan de zijde van het
meisje dat hij liethad. Met een zucht strekte
Francine de armen uit om het lieve
meisje nogmaals te omhelzen, die zij zoo
gaarne hare dochter noemen wilde, en een
uur lang gaf zich de gekwelde ziel aan de
illusies van het geluk over.
Zij luisterde naar Bella, die voor haar
al hare toekomstplannen ontvouwde. Alles
klonk zóó eenvoudig, zóó naïef, zóó warm,
dat de moeder zich door eene blijde hoop
liet meêsleepen. Waarom zou zij nu geen
vergelding krijgen van al het leed, dat zij
reeds ondervonden had Kon het noodlot
nu niet eens medelijden met haar hebben
Was dit jonge meisje, dat zoo verschil
lend was in haar optreden van alle
jonge meisjes met wie zij tot dusver
kennis had gemaakt, wellicht er voor ge
schapen, haar schadeloos te stellen voor