Politie! milt te Zondag 1 December 1901 45ste Jaargang No. 3684. Bureau: taan, B 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. W I X K E L. EERSTE BLAD, Gemeente S e ha g en. Bekendmakingen. Martelaarschap, Buitenlandsch Nieuws. Uit en voor de Pers. "V^T' SGBA6ËR 1 :ti Uitlij-, ROT. Aiïertcitifi- Lailiiiillal. Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f 3.-—. Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADV ERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. «•«JKXUKKfrlKrjfflf Dit nummer bestaai uit drie bladen POLITIE. Ter Secretarie dezer gemeente zijn inlichtingen te bekomen omtrent 2 achtergebleven scha pen, terwijl inlichtingen worden verzocht omtrent 1 vermist schaap. door FULVIA. Onze keukenmeid was ziek geworden, en Beppina bad zich als noodhulp aangeboden. Hare vorige mevrouw had haar ten zeerste aanbevolen; drie jaar had zij daar gediend, was toen gehuwdom haar eerlijkheid, vlijt en zindelijkheid prees men haar. Toen zij zich kwam aanbieden, dachten ■wij aan eene vergissingmen had ons ver teld, dat zij als jonge vrouw en moeder door handenarbeid bijdroeg in het onder houd van haar gezin, en daar stond voor ons een bleek, zwak meisje, wier vormen nog weinig vrouwelijks verrieden. Haar gelaat was ontzettend mager, haar zwart haar en witte tanden waren het eenige mooi, waarop ze wijzen kon. Haar armoe dige, op vele plaatsen gelapte kleeding was evenwel zeer zindelijk en hare handen riekten naar zeep. „Hoe oud ben je „Achttien jaar." Ongeloovig zagen wij haar een oogenblik aan. Ze leek ons een kind of een oud wijfje, hoe dwaas die vergelijking ook klinken moge voor een jonge vrouw, in de lente van het leven nog, kon zij toch niet door gaan. Ze verzocht 's avonds naar huis te mogen gaan. Daar ze slechts tijdelijk ons helpen zou, was daar niets tegen. „Mijn kind is ziekelijk, ik zou 's avonds hier niet rustig blijven kunnen," had zij als ter verontschuldiging gezegd. Aan ons kamermeisje had zij verteld, dat overdag het kind bij haar schoonzuster was, 's nachts wilde deze het niet houden. En nu speelde dag aan dag een tragedie onder onze oogen zich af, door niets te verhinderen zagen wij, zonder te kunnen helpen, een mensohenleven onder de zwaarste kwellingen te gronde gaan, door geen wet te redden, waarmeê geen rechtbank rekening houdten dat herhaalt zich toch telkens in de onderste lagen van het maat schappelijk leven. Beppina was niet uit liefde getrouwdin haar dorp had men haar daar eenvoudig op een feestje gezegd „die daó,r is net een man voor jou," en het slot was, dat zij hem genomen had, om getrouwd te zijn, met een niet duidelijk uitgesproken verlangen naar steun, naar iemand, door wien ze méér kon wezen dan dienstmeid alleen. Het huis, waar ze drie jaar goed behandeld was en gevoed, waar ze cent voor cent had gespaard, totdat het tot een klein sommetje was aange groeid, had ze verlatenzij was met hem naar de stad gegaan om met schoonmoeder, schoonzuster en dier kinderen, met hun veertienen, in drie ellendige dakkamertjes te gaan wonen. Het was een familie van deugnieten, van ruwe menschen en zij, de schuchtere, eerzame jonge vrouw, was spoedig de onderdrukte. De man, een reus, met een nek als een stier, was van beroep schrijn werker daar hij een tamelijke bariton- stem bezat en daarbij een flink figuur, zocht hij liever onder de choristen van een 3de-rangs-schouwburg een plaats. Het laatste speelseizoen hadden zij in Milaan door gebracht, en ook Beppina, wie eenige Doten al ingepompt waren geworden door baar man, kreeg een plaats in het koor, doch haar contract werd plotseling verbroken, toen een klein wezentje zijn plaatsje in de wereld begeerde, een wereld, waarin nie mand begreep hoe het daarnaar ooit had bunnen verlangen. Beppina kon het kindje Diet zoogen, ze waren naar huis terugge keerd om het kindje door de zuster te laten voeden, die zelf een zoogkindje had en wel geen hooge voorwaarden bedingen zou. Half dood waren moeder en kind aangekomen, maar het leven schijnt wel te taaier naar mate het minder waard is. Zij was in het gasthuis opgenomen, dat ze, na verloop van een maand, genezen verliet, en het ellendig, slecht gevoed wezentje, dat men iederen dag wel tienmaal vragen kon, wat het eigenlijk op de wereld wel wilde, behield daarin hardnekkig zijn plaats. De spaarpenningen van Beppina verdwe nen 8ls sneeuw voor de zon, en van haar uitzet was ze even spoedig afschoonmoe der en -zuster wisten er wel raad meê. De man gaf zjjn loon aan moeder en ^mi tot zijne vrouw„Zorg jjj voor jezelf „Maar waarom verdraag je dat alles vraagt men haar, „waarom verzet je je niet „Ze slaan me", antwoordde ze dan, met dat kleine glimlachje, dat van smartelijke onderworpenheid spreken kan, „ze zeggen, dat ik hem niet had moeten trouwen; te laat, te laat Ze beklaagde zich nooit, wanneer men haar niet vraagde ook wat wij haar gaven, om haar ellende te verzachten, bracht ze trouw naar huis, al wist ze ook, dat het haar dadelijk afgenomen werd. „Ik doe het, omdat ik dan hoop, dat zij mijn kindje niet zullen mishandelen", zei ze dikwijls met een opvallend harde, ja wilde uitdrukking op haar gelaat. Op zekeren dag vroeg ze, of zij haar kindje eens meêbreDgen mocht. „Maar zegt u niet, dat het leelijk is", smeekte zij, „al vindt ge het ookvoor mij is het toch mooier, dan alle engelen in den hemel". En het was leelijk, dat arme schepseltje, zwart van magerte, zoo dun en ellendig, dat het wel mismaakt scheenhet hoofdje waggelde op de schoudertjes, als kon de dunne hals het niet dragen, en de handjes, zagen er uit als de pooteu van een kikker. Maar rein en zindelijk was het gekleed en op het gehaakte witte mutsje wijzend, zei ze vol van naïeve zelfvoldoening „Ik heb het zelf gemaakttoen ze mij geen geld voor wol wilden geven, heb ik een paar mijner kousen uitgerafeld en het daar van gehaakt." Eens kwam ze geweldig ontroerd. „Het kind is ziek, ik kan geen dokter halen ze willen geen geld daarvoor geven." Wij rieden haar met het kind naar den dokter te gaan en er niets van te zeggen; maar hoe treurig en bedroefd kwam ze terug. Wij hadden gasten aan tafel, en voor de eerste maal had zij een gerecht bedorven, 's Avonds weende zij, maar ver tellen wilde zij hot kamermeisje niets. ToeD zij den volgenden morgen terugkwam, toonde haar kleurloos gezicht die halt vreesachtige, half wilde uitdrukking als van een mishandeld dier. Hare armen, haar hals waren met schrammen bedekt. „Zij hebben mij geslagen, hij en de anderen, ze hebben me mishandeld. Als ze mijn kind ombrengen, o, dan zullen ze het vreeselijk boeten." Wij beproefden haar te kalmeeren, en boden haar raad en hulp. Zij schudde moedeloos, stom het hoofd, en langzaam verhaalde zij haar leed. De dokter had gezegdhet kind moet, bij gebrek aan voedsel en verpleging, weldra sterveneen andere min en goede verzorging waren direct noodzakelijk. Toen ze daar thuis op had gewezen, had men haar voor gek ver klaard, de man gaf geen cent daarvoor uit en de schoonzuster deed geen afstand van het haar toegekend verpleegloon. „De min zal ik betalen met wat ik ver dien." „Geen kwestie van; wat ge verdient, komt ons toe." „Ik zal er mijn mevrouw dan om vragen." „Wat die je geeft, kunnen wij best zelf gebruiken, beter dan dat ellendige wurm, dat beter deed onmiddellijk naar den hemel te gaan." Gewond, beleedigd in 't hoogste, 't beste dat zij bezat, had ze woedend, zinneloos tegen allen gevochten. Alléén, tegen veer tien 1 Alléén met haar moederschap, zoo smartvol, tegen het beestig geweld, bru taliteit en egoïsme 1 Wat duivel, wat wou dat gekke wijf? Waren er, God betere het 1 geen kinderen genoeg in de familie en waren die niet allen groot gewor den en aten ze niet als wilden „Willen wij eens met uw man spreken?" vraagden wij ten slotte aan Beppina, niet meer wetende hoe haar te helpen. Ze bedankte voor dit aanbod met een soort van valsche schaamte, en toch zóó beslist, dat wij daarop niet verder durfden aan te dringen. Er viel niet veel anders te doen, dan haar kleine giften in geld, levens middelen en medicijnen te geven. Ze bleef ordelijk en vlytig als altijd, bedierf nooit meer iets. Haar gelaat werd steeds spitser, en de schaduwen orider de oogen altijd dieper. Vraagde men haar naar haar kleine, dan antwoordde ze bijna toonloos„Het is als gewoonlijk". Slechts een enkele maal voegde ze er aan toe„Het heeft den go- heelen nacht gehuild", ofoedsol wil het niet meer nemen, en draait telkens het hoofdje om, alsof het rust zoekt". Op een zekeren ochtend had zij een doek om het voorhoofd gebonden. Aan het kamermeisje vertelde ze, dat zij zich in het donker gestootcn had, maar toen ze 's avonds heeDgirg, zei ze met een scham peren lach tot haar: „Vannacht heeft hij mij half vermoordkom ik morgen vroeg niet terug, dan weet gij, dat hij mij de rest gegeven heeft". Wij begrepen, dat zij weer voor haar kind gestreden had. Den volgenden morgen kwam zij weer, liet zich als half dood in den corridor op de bank vallen en snikto het uit, dat haar kind in heel treurigen toestand was. Wij gaven haar voor onbepaalden tijd verlof, boden haar zooveel mogelijk hulp en dwongen haar bijna met geweld wat geld aan te nemen. „Als het kind sterft, loop ik weg" sprak ze, de tanden knersend op elkaar drukkend. „Doe geen dwaze dingen bedenk, dat het Gods wil isdat het kind ook bij de zorgvuldigste verpleging sterven kan." „Neen," herhaalde zij vast besloten, „sterft het kind, dan blijf ik niet meer bij hen." En op den drempel ons met haar vriendelijk en toch zoo weemoedig lachje, dat haar eenige schoonheid was, groetend, zei ze „Ik had alles verdragen in mijn leven, alles willen uitstaan, als ik mijn kind maar behouden mocht. Als het gestorven is, hebben ze ook mij om gebracht." Wij zagen Beppina nooit meer. Wat zal er in haar ziel zijn omgegaan, toen zij 's nachts het leven van haar kindje zag heengaan Toen het kind stijf en koud op zijn armzalig bedje lag, sloop de arme moeder zachtkeDS heen, haar laatste geld op het kussen leggend voor de begrafenis. In alle dakkamertjes en kelderwoningen in de buurt werd de verlaten echtgenoot beklaagd en het arme schepseltje gelukkig geprezen, dat God het tot zich had geno men, voordat het door die plichtvergeten moeder in den grond bedorven werd 1 In de heerlijk lichte ruimten, waarheen het arme zieltje is heengegaan, bidt wellicht een engel voor de zoo ongelukkige marte lares. Er is bepaald geen land, waar de fakkel der tweedracht zoo hel brandt als in Spanje. Hier zijn 't socialistische opstanden,daar repu- blikeinsche beroeringen, elders economische armoede en verbittering tegen de geestelijk heid, op andere plaatsen dynastische en fede ralistische vraagstukken, die tot eene ont binding zouden kunnen leiden. Aan het hoofd der gistende provinciën staan in de laatste jaren de Baskische Pro vinciën en Catalonië. De Baskische Pro vinciën, waarin de oude geest des hoogen adels en der geestelijkheid nog weelderig tiert, vormen de bakermat voor de oud-conser vatieven en ultra-clericalen. 't Is hier, dat de aanhangers van Don Carlos worden gevonden 't is mede hier, dat elke ingrijpende regeeringsaaad tot plaatselijke opstanden aanleiding geeft. Naast het immer gistende Noorden, staat het zelfstandige Noordoosten. 't Is eigenaardig, dat de geest der oude West- Gothen nog altijd in de provincie Catalonië zetelt, zóó zeer zelfs, dat Catalonië zich als een zelfstandig deel van Spanje be schouwt. Wanneer te eeniger dagen het ontbindings proces van Spanje grooter afmetingen zal hebben aangenomen, dan zal zeer zeker Barcelona het centrum van een nieuw regeerings-systeem worden. Het ligt voor de hand, dat, waar de geest dor zelfstan digheid een zoo vruchtbaren bodem vindt, oproeren aan de orde van den dag zijn. In de laatste dagen is het in Barcelona dan ook weer duchtig er van langs gegaan, zoo zelfs, dat de hooge regeering de uni versiteit aldaar heeft moeten sluiten. Dat was weer koren op den molen van de ontevreden studenten, die, gesteund door de werkelooze fabrieksarbeiders, gewel dig te keer zijn gegaan. Alleen het voor uitzicht van den staat van beleg heeft in de laatste dagen de gemoederen eenigszins kunnen kalmeeren. Het schijnt wel, dat in de laatste j aren de studeerende jeugd den revo- lutionnairen steen in beweging moet bren gen. Op do militaire opstanden zijn in Spanje de academische gistingen gevolgd. Men is hieroieê evenwel van kwaad tot erger geraakt. 't Is evenwel niet alleen in Spanje, dat da studenten aan het hoofd van politieke bewegingen staan. In Duitschland en Griekenland nemen wij in de laatste dagen eenzelfde verschijnsel waar. In Duitsch land waren het de hoogescholen, die den eersten stoot aan de agitatie tegen Engeland in 't algemeen en Chamberlain in 't bijzon der gaven. De onvoorzichtige woorden,door den Engel- schen Minister van Koloniën te Edinburg ge sproken, hebben door geheel Duitschland,van den Rijn tot den Weichsel, en van de boorden van Noord- en Oostzee tot aan de Alpen, de grootste verbittering opgewekt. De opgewondenheid is zóó algemeen en zóó ernstig, dat men zich afvraagt, of de regeering in staat zal blijken te zijn, haar tegenwoordige houding te bewaren. Natuur lijk heeft de machtige beweging in hooge mate de aandacht van Engeland getrokken. Ook daar wordt de vrees uitgesproken, dat Duitschland zijne neutraliteit wel eens zou kunnen laten varen. Eene kleine zwenking van Keizer Wilhelm zou genoeg zijn, om aan den Zuid-Afri- kaanschen oorlog een einde te maken. Doch hoe sterk zijn volk ook partij heeft gekozen, in de staatkunde der regeering is geen verandering waar te nemen. De houding, door Frankrijk bij de Duitsche betoogingen tegen Chamberlain aangenomen, gebiedt Duitschland zeker groote voorzichtigheid. Met onverholen vreugde wordt aan de overzijde der Vogezen de verwijdering tussohen de Duitsche en Engelsche naties waargenomen. Zelfs in de gematigde Fransche bladen doet men alle moeite, voorraad te verzamelen om daarmede het vuurtje verder op te stoken. Duidelijk blijkt, dat Frankrijk een oorlog tusschen den erfvijand en Engeland hoogst aange naam zou zijD, en dat het daarbij geen onverschillig toekijker zou blijken, is zeker. In de dagen van het bekende telegram van Keizer Wilhelm aan Kruger heeft Frankrijk zich geducht in de kaart laten kijken. Toen de Engelsche regeering tot de mobilisatie van het Kanaal-eskader besloot, en tevens een vliegend smaldeel uitrustte, dacht de Fransche regeering, dat een oorlog onvermijdelijk was. In die spannende dagen nu stelde de Fran sche regeeriDg Engeland een offensief en de fensief verbond voor. In Lor.den was men han dig genoeg de Duitsche diplomatie iets van dit aanbod te laten voelen. Het gevolg was, dat de betrekkingen zich snel verbeter den en langzamerhand zelfs een zeer vriend schappelijk karakter hebben aangenomen. Duitschland had hierbij geleerd, dat de oude revanche-geest in Frankrijk nog altijd bestaat en dat deze wetenschap op zijn tegenwoordige staatkunde van invloed is, behoeft geen nader betoog. 't Is opmerkelijk, dat Frankrijk en Rus land zich onmachtig verklaren, voor Zuid- Afrika iets te doen, door de houding van Duitschland, en dat Duitschland juist tot die houding gedwongen wordt door Frank rijk. Waar zoo op de gelegenheid wordt ge wacht, om oude rekeningen af te doen, is van eene Europeesche tusschenkomst niets te wachten. Dit wordt algemeen zoo goed begrepen, dat de verschillende pavtijen als bij stil zwijgende overeenkomst Amerika trachten over te halen, partij voor de Boeren te trekken. Een hooggeplaatst Engelschman deelt de indrukken en verklaringen mede, die hij daarvan in Amerika heeft opgedaan. Wij lezen dienaangaande in een Engelsch blad: Bijna dagelijks wordt een beroep ge daan door de vertegenwoordigers der Euro peesche mogendhedon op de regeering der Vereeuigde Staten, om stappen te nemen ter beëindiging van den oorlog. Wij kunnen niets, zeggen de Mogendheden, wij zijn machteloos, en iedereen is machteloos. Slechts de Vereenigde Staten kunnen het moeilijke vraagstuk oplossen. Deze verklaring van Sir Reid wordt van andere zijde bevestigd, doch tevens wordt dan ook medegedeeld, dat president Roosevelt geen lust gevoelt, zich met de zaak te bemoeien. Het Hof van Arbitrage in Den Haag gevoelt zich onbevoegd Europa kan niet; Amerika wil niet; Engeland heeft derhalve vrij spel, om zijn bloedig beulenwerk tot het einde toe te volbrengen. Hoe jammer, dat de onstuimige zonen van Minerva,de studenten,die zelfs inGriekealand de regeering naar hunne hand zetten, voor Zuid-Afrika zoo weinig vermogen. Het studentenoproer te Athene, dat zoo groote gevolgen had, droeg een eigenaardig ka rakter. Als oorzaak wordt de bijbelvertaling van het oud-Grieksch in het nieuW-Grieksch genoemd. Door deze vertaling zou do Grieksche kerk op één standpunt met die van Rusland komen te staan. Men vreesde daarvan in de toekomst een staatkundige afhankelijkheid aan Rusland, ongeveer als die,waarinBulgarije enServië verkeeren,doch daarvan is de groote Grieksche partij niet gediend. Ook Griekenland heeft het oog gevestigd op Konstanfinopel. Door het krachtig protest der studenten zal voor- loopig van de russifiseering van den gods dienst niets komen. De leerplichtwet op sterven. In de Memorie van Antwoord op Hoofdstuk V (Binnenlandsche Zaken) van do Slaatsbcgrooting, heeft Minister Kuyper over de Leerplichtwet o. m. ge zegd, dat Lij, uit beginsel afkeerig zijnde van te snelle re-.ctie tegen onder ambts voorgangers tot stand gekomen wettelijke regelingen, de intrekking van de Leer plichtwet niet wenscht voor te stellen, zoolang niet gebleken zal zijn, dat niet met verbetering van wat de practijk als onhoudbaar aantoont,kan worden volstaan. Gegevens, als in het Voorloop:g Ver slag worden gevraagd, kunnen thans nog niet worden verstrekt zoo heet het verder. Over de wijze, waarop het sta tistisch materiaal, dat met leerplicht ver band houdt, zal zijn te bewerken, wordt overleg gepleegd met de centrale commis sie voor de statistiek. Het ligt in de be doeling, omtrent verschillende onder werpen een overzicht te geven in een jaarlijksch verslag van den staat der hooge-, middelbare en lagere scholen. Hoewel nu niet geheel den minister in zijn baard willende vliegen, is bet de Katholieke „Maasbode", blijkbaar wel een wat te lange weg, dien dr. Kuyper bewandelt. Het blad schrijft We begrijpen het uitnemend wel, dat Kuyper èn uit deferentie voor lijn ambts voorganger Borgesius, èn uit pr;ncipiëele atkeerigheid om onmiddellijk at te breken wat pas opgebouwd werd, de anti-natio nale dwangwet nog eene spanne tijds leven iaat om daarna te beslissen tus schen wijziging en formeele intrekking. Ook wenschen wij niet voorbij te zien, dat Kuyper aan de groene tafel niet gezeten is als journalist. Maar hij zij dan journalist, kamerlid of minister, wij mogen toch wel zeggen, dat hij, die een paar jaar lang ia ontel bare artikelen en asterisken niet enkel over de wot zelve, maar ook over hare toe komstige werking in het volksleven, de meest ongunstige opinies heett voorge staan en verdedigd en van alle Christe lijke politici ea journalisten misschien wel de felste oppositie heeft gevoerd dit deze staatsman na niet zoo op eens door statistiek en enquête tot ander in zicht zal komen. Maar, hooren we zeggen, het is toch mogeljjk, dat deze man, die over de waarde der voor hem liggende wet wel eens een juist oordeel zal gehad hebben, niettemin zich vergissen kon over de werking der wet, die, als iets toe komstigs zijnde, ook voor hem nog blijken moest. Deze opwerping verstaan we goed, en juist daarom gelooven we, dat Kuy per, voor algeheel „acquit de conscionce" warst het geldt hier toch een radicaal ingrijpen in de raderen der staatsmachine in zijne Memorie het alternatief ge steld heeft van intrekken of wijzigen. Een wijs ea voorzichtig minister, die het besef heeft van de hooge plaats waar hij staat, doet niet anders. Maar toch, zoo wij een persoonlijk ge voelen mogen uitspreken, zouden wij zeggen, dat dr. Kuyper, die door jaren lange ervaring èa met onderwijszaken èn met de draagkracht ea de behoeften van het Ne ler'andsche volk in al zijn standen en schakeeringen zoo uitnemend bekend is, feitelijk niet zoo omvangrijke enquête vau noode heeft, om te weteD, dat de Leerplichtwet, die, met één stem meer derheid ia het leven geroepen, al aan stonds de doodstrekken vertoonde, nu ook niet voor medicijn vatbaar zai wezen. Om van andere Christelijke bladen niet to sproken, de „Standaard", die toch zeker nog wel op dr. Kuyper's leestafel zal liggen, zorgt er uitnemend voor, om door allerlei bericht en beschouwing, het principieel foutieve, het anti-nationale, het verregaand onpractisehe, hot wreeda zelfs en het onbarmhartige dezer wet met zeldzame volharding in het volle licht te zetten, zoodat de minister verdere enquête of statistische tabel gevoegelijk ontberen kan. Dcch, hoe mon hierover denk«q de erquête is in werking, en wij, die niet wijzer willen zijn dan de manuen, die in deze de verantwoording to dragen hebben, zullen mot de plannen en de bedoelingen van den minister gsarne vrede hebben. Tevens ons oordeel opschortende tot zoolang het jaarlijk iche Regeeringsverslag over het onderwijs, dat naar het zeggen der Memorie do resullaten der önquêta zal mededeelen, in ons bezit is.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 1