UI voor de MILITIE. EERSTE BLAD. AANGIFTE MM nvemcW fier wet Zondag 8 December 1901 Gemeente Sc hagen. Bekendmakingen. De afgehouwen hand. Buitenlandsch Nieuws. i SGHAGE Alieieci RUNT. AtTETtcilie- k LiilIiiflIM en Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADV ERTEN TIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau: 8CHAGEJü, Fjaan, 4. UitgeverP. TRAPMAN. Medewerker.1. \V I K II L. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. AD VERTEN TrEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 cf. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaai uit drie bladen. POLITIE. Ter Secretarie dezer gemeente worden inlichtingen verzocht omtrent 15 vermiste Schapen en 2 verloren gouden oorbelletjes, terwijl inlichtingen zijn te bekomen omtrent 4 achterge bleven schapen, een bos sleutels en een pet. Bekendmaking. De Burgemeester van SCHAÖEN brengt, ter voor koming van bekeuringen, ter kennis van de ingezetenen, dat de schoorsteenen, ingevolge het bepaalde bij de politie-verordening dier gemeente, ten minste twee malen 's jaars, en wel in December en Maart, moeten worden geveegd en schoongemaakt. Schagen, 3 December 1901. De Burgemeester voornoemd, H J. POT. JACHT. De Commissaris der Koningin in de Provincie Noord-Holland, Gezien bet besluit van Gedeputeerde Staten dier provincie d.d. 20 November 1901, no. 50; Gelet op artikel 11 der „Jigtwet" Brengt ter kennis van belanghebbenden dat in Noordholland de sluiting der jacht op klein wild, met uitzondering van die op houtsnippen, is bepaald op Dinsdag 31 December 1901, met zons ondergang en dat alzoo, op grond van het bepaalde bij het eerste lid van art. 27 der aangehaalde wet, het verkoopen, te koop uitstallen en vervoeren van het hierbedoelde klein wild, uiterljjk tot en met 14 Januari 1902 zal mogen plaats hebben. En zal dit besluit in het Prorinoiaal Blad worden geplaatst en voorts in elke gemeente van Nootdholland worden aangeplakt. Haarlem, 23 November 1901. De Commissaris der Koningin voornoemd, VAN TIENHOVEN. TER O BURGEMEESTEK en WETHOUDERS der Ge meente SCHAGEN brengen ter kennis van wie bet aangaat, en meer bijzonder van de in bet jaar 1883 geboren mannelijke personen, of van hnn vader, moe der, voogd of curator, dat bij de, ingevolge het Ko ninklijk besluit van den 16den November 1901 (Staatsblad No. 222) op 1 Januari 1902 in werking tredende Militiewet 1901 (Staatsblad No. 212 van 1901), het volgende is bepaald Art. 13. Voor de militie wordt ingeschreven: le. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko ninkrijk België verbljjf houdt; 2e. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in bet Koninkrijk België woonplaats heeft 3e. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die binnen bet Rjjk, in het Duitsche Rijk of in het Konink rijk België woonplaats heeft, 4e. ieder mannelijk ingezeten niel-Nederlander, zoo bij op den lsten Januari van het jaar het 19de levensjaar was ingetreden en Diet verkeert in een der bjj art. 15 omschreven gevallen. Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder 4e A. de binnen het Rijk verblijf houdende minder jarige niet-Nederlander a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën of be zittingen des Rijks in andere werelddeelen gehad heeft; b. van wiens ouders de langstlevende bij zijn of haar overljjden in het hierboven onder a omschreven geval verkeerde, al verkeert zijn voogd niet in dat geval, of al i8 deze buiten 's lands gevestigd c. die door zijn vader, moeder of voogd verlaten i». of die onderloos is, of in wettelijken zin geen vader of moeder heeft en van wien niet bekend is dat hij "n voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk verblijf gehouden heeft ®- de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rjjk woonplaats heeft en haar gedurende de voor afgaande achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezittingen des Rij ks in andere werelddeelen gehad heeft. Voor minderjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die minderjarig ia in den zin der Nederlandsche wet. Voor meerderjarig wordt voor de toepassing van het oepaalde hierboven onder B gehouden hjj, die meer derjarig is in den zin van voormelde wet. Art. 14. De inschrijving geschiedt: 1. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo. zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader, moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in do gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd zoo hjj binnen hel Rijk verbljjf houdt en zijn vader, moeder of voogd elders dan binnen het Rijk woon plaats heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt zoo hjj door zjjn vader, moeder ot voogd verlaten 's, ouderloos ia, of in wetteljjken zin geen vader of moeder heeft, en het niet bekend is dat hij een voogd heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt; zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf hondt, in de gemeente Amsterdam; zoo hy in het Koninkryk België verblyf houdt, 'n de gemeente Rotterdam 2o. van hem, bedoeld inarl. 13, eerste zinsnede 2o. zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft binnen het Ryk, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd ia de woonplaats van vader, moeder of voogd in e' Duitsche Rjjk, in de gemeente Amsterdam in het Koninkryk België, in de gemeente 3. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3o. zoo hij woonplaats heeft binnen het Ryk, in de gemeente zijner woonplaats; zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Ryk, in de gemeente Amsterdam; zoo hij woonplaats heeft in het Koninkryk België, in de gemeente Rotterdam 4. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o., indien hy minderjarig iB zoo hy verkeert in het geval, in de tweede zinsnede van dat artikel onder Aa omschreven, in de gemeente, waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft; zoo hij verkeeit in het geval, in die zinsnede onder Ab omschreven, in de gemeente waar zijn voogd woonplaats heeftis de woonplaats van dezen buiten 's lands, dan geschiedt de inschryving in de gemeente, waar de minderjarige verblijf houdt zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbe- doelde zinsnede onder Ac omschreven, in de gemeente, waar hy verblyf houdt; B. van hein, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 4o, indien hij meerderjarig is: in de gemeente, waar hij woonplaats heeft. De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving aangewezen gemeente is die, waar het verblijf of de woon plaats gevestigd ia of was op den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te echryven persoon het 18de levensjaar volbracht, tenzij het iemand geldt, wiens inschryving te Amsterdam of te Rotterdam moet geschieden wegens verblijf ot woonplaats onderscheidenlyk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België. Art. 15. Voor de militie wordt niet ingeschreven 1. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te behooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen, of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen 2. hij, die bewyst in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen verblyf te houden of woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder, voogd of curator woonplaats binnen het Rijk. Art. 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te worden ingesch:even, is verplicht, zich daartoe bij burgemeester en wethouders der gemeente, waar volgens art. 14 de inschrijving moet geschieden, aan te geven tusachen den lsten en den 31sten Januari van het jsar, volgende op dat, waarin hy het 18de levensjaar volbracht. By ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich ter inschrijving moet aangeven, alsmede in eer der gevallen, hierna in de vierde zinsnede omschreven, rust de verplichting tot het doen der aangifte indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd indien het een meerderjarige betreft, die onder curatele gesteld is, op zyn curator. De verplichting van vader, moeder ot voogd geldt evenwel slechts zoo hy of zij binnen het Ryk, in het Duitsche Ryk of in het Konink.ijk België woonplaats heeft. Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsnede gemaakt, rust de zorg voor het doen der aangifte uitsluitend op den in te schijven minderjarige indien zyn vader, moeder of voogd niet binnen het Ryk, in het Duitsche Ryk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft indien zyn vader of moeder of beiden de ouderlijke macht missen indien hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten isof indien hij ouderloos is of in wettelyken zin geen vader of moeder heeft en het niet bekend is, dat hy een voogd heeft. Hy, die door de bestuurders, in art. 22 vermeld, ter inschrijving moet worden opgegeven, of die in dienst is bij de zeemacht, de marine-reserve en het corps mariniers hieronder begrepen, hij het leger hier te lande of by de koloniale troepen, is tot het doen van de aangifte niet verplicht. Voor hem of haar, die fot het doen der aangifte verplicht ia, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd. De volmacht blijft onder burgemeester en wethouders berusten. De wijze, waarop van de gedane aangifte blijken, wordt door Ons bepaald. Ait. 18. Voor de militie wordt ook ingeschreven of wordt op nieuw ingeschreven 1. ieder minderjarig mannelyk Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin bij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zyn verblijf binnen het Ryk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkryk België gevestigd heeft; 2. ieder minderjarig mannelyk Nederlander, wiens vader, moeder of voogd na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van diens 21ste levensjaar, zijne of hare woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkryk België gevestigd heeft; 3'. ieder mannelijk minderjarige, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levenejaar, Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo bij in een der hierboven onder 1 omschreven gevallen verkeert, of wiens vader, moeder of voogd verkeert in een der gevallen, hier boven onder 2 omschreven; 4. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden van het 21ste levensjaar, zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkryk België gevestigd of er woonplaats verkregen he6.t' ieder mannelyk meerderjarige, die na den lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hy het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden van het 21ste levensjaar, Nederlander of op nieuw Neder lander is geworden, zoo hij in een der hierboven onder 4 omschreven gevallen verkeert 6. ieder mannelijk met-Nederlander, lsten Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en voor het intreden van het 21ste levensjaar, ingezetene of °Pn!eu^ zetene is geworden in den zin der tweede zinsnede "Hierbjj példen de laatste zinsnede van dat artikel en art. 15. Ten aanzien van de vroeger ingeschreven, doch van het register afge voerd, na het terug erlangen van het Nederlander schap of van het ingezetenschap, of na de vestiging van verblyf o( de vestiging of het verkrijgen van woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België. De inschrijving geschiedt ia het register betreffende de lichting van het jaar, waartoe de in de eerste zinsnede van dit artikel bedoelde persoon volgens zijnen leeftijd behoort. Art. 166. Met boete van ten minste vijftig cents en ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding van de artt. 16, 18 en 22. Zij, die ingevolge bovenstaande wetsbepalingen deze Gemeente voor de militie moeten worden schreven, moeten mitsdien hiertoe bij hen, Burgemees ter en Wethouders, ter Gemeente-Secretarie, tusschen den lsten en den 31sten Januari 1902 worden aan gegeven, met overlegging van een kosteloos verkrijg baar uittreksel nit de geboorte-akte van den in te schrijven persoon, indien deze elders is geboren. Voor het ontvangen van de aangifte zal zitting worden gehouden op iederen werkdag, van des voor- middaga 9 ure tot des namiddags 4 ure. Gedaan voor de eerste maal te Schagen, den 6 December 1901. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, DENIJS. H. J. POT. in inge. moet ongelukken verhaalde. Toen ik opgehouden had met spreken, hoorde ik, dat hij zachtjes zeide „arme kleineHierna liet hij de drie goudstukken, die ik hier heb, in mijn mandje glijden, gaf mij een stuk van den keten, dien hij om den hals droeg, en zeide, dat ik dit morgen den wachthebbenden officier in het paleis van den sultan moest laten zien, dan zonde ik toegelaten worden. „In het paleis van den sultan", riep Mehe- met's vader, „dat is vreemd Den volgenden morgen meldde de knaap zich aan de poort van het paleis aan. Nadat hij het stuk van den keten getoond had, leidde meu hem door de binnenste vertrekken en bracht hem in een soort kiosk, waar hij zijnen redder van den vorigen dag, gezeten op zijden kussens, opmerkte. Met een dier lieflijke houdingen, die alleen kinderen eigen zijn, trad hij op den grooten heer toe, nam diens hand en drukte deze aan zijne lippen. Twee zwarte schaduwen bewogen zich, doch op een wenk van hunnen meester keerden zij tot hunne onbeweeglijk heid terug. De vorst der geloovigen deed het kind aan zijn zijde plaats nemen. Hij onder hield zich eenigen tijd met hem en werd meer en meer aangetrokken door de lieflijk heid en de ontwikkeling van den kleinen Mehemet Ali. Hij ontbood eindelijk den mi- t-o(o)<W- nister van onderwijs, gaf dezen omtrent den Ik bevond mij een vijftiental dagen te Kon- knaap eenige bevelen en zond daarna zijn stantinopel en had ruimschoots gelegenheid beschermeling naar diens vader terug, terwijl geliad de schoonheid van den Bosporus, der Bij hem overlaadde met geschenken en hem Aja Sopliia en andere moskeeën te bewon- zeide, dat hij altijd op zijn steun rekenen kon. deren. Ik begon, zooals in den regel het ^n toe wonderbaar De sultan hield woord geval is als wo het voornaamste gezien heb- en vergat den knaap niet. Eenige dagen later ben, mij reeds te vervelen, toen op zekeren werd Mehemet op een der beste scholen van dag een van hout opgetrokken huis, hetwelk Konstantinopel geplaatst. Door zijnen aanleg aan eene voorname straat stond, mijne aan- en ontwikkeling werd hij spoedig een der dacht trok. Niet door wonderlijke of buiten- Beste leerlingen. Yan tijd tot tijd ontbood de gewone bouworde liep het in het oog, immers, sultan hem en deed onderzoek naar zijne vor- het was in zoo'n primitieven stijl gebouwd, deringen, er niet weinig trotsch op zijnde, dat dat men moeilijk eene bepaalde bouworde Bij zoo'n ontwikkelde knaap ontdekt had. daaraan herkennen kon. Neen, iets anders Maar al die voorspoed had Mehemet toch zijn boeide mij. Het was een zwart-marmeren vader niet doen vergeten. Dank zij zijn hoogen plaat, die boven den ingang geplaatst was beschermer, kende de grijsaard geen verdriet en waarop een hand uitgehouwen was, die geen zorgen meer, en gelukkig waren vroeger blijkbaar verguld was geweest. Deze vader en zoon nu in de gelegenheid, elkaar hand wekte mijne nieuwsgierigheid op. Mijn j,i betere omstandigheden wederzijdsche aan- gids, toevallig een ontwikkeld man, merkte hankelijkheid te betoonen. Mehemet be- mijne bevreemding op. minde zijn vader grenzenloos. Hij beminde „Deze marmerplaat zeide hij, „herinnert zooais aneen een Mohammedaan be- mij aan een oude geschiedenis. Verlangt ge mjnrLen kan. Zóó hartstochtelijk, dat de haar te hooren u i bijwijlen opkomende nukken van vader of zoon „Ik wilde u juist daarom verzoeken, ant- niet geweten werden aan hem die er mede woordde ik. behept was, doch altijd aan een ongelukkig Eenige minuten later zaten wij in een cafe, toeval. De knaap groeide op tot een jonkman waar men ons zeer kleine kopjes mokka en j en door de macht van den beheerscher der zeer groote pijpen voorzette, en mijn metge- j geloovigen stond hij ook op de maatschappe- zel vertelde mij de navolgende geschiedenis jjjke ladder snel op een der hoogste sporten. Het is ongeveer twintig jaren geleden, Laar hij langen tijd verkeerd had onder rechts- die ra den waar de inschrijving ia t; ■Rotter Ten aanzien van ae geiuccu>=, - - of de inschryving opnieuw moet geschieden en van de verplichting tot het doen van aangifte ter ïnschrijv g of ter inschrijving opüieuw gelden deeeis es zin» van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van art. 16. De aangifte ter inschrijving of ter }nsc^«" opnieuw van hem, die volgens de ee.ste zinsnede van dat het huis, hetwelk ge zooeven gezien hebt, nog leelijker, nog onooglijker was dan thans. Niemand, die voorbijging en toevallig zijn blik richtte op dat huis, kon zich voorstellen, dat daar geloovige Mohammedanen leven kondenin dit krot, dat goed genoeg was voor joden of christenen En toch woonden daar geloovigen. Ze leefden en leden daar. In een der kamers van dit huisje lag op eenige met stroo gevulde kussens een zieke oude man. Aan zijne zijde stond een knaap van omstreeks tien jaar, wiens handen hij in de zijne hield. „Houd moed, lieve vader," sprak het kind. „Moed," antwoordde de zieke met zwakke stem, „hoe zoude ik moed kunnen honden Ik lijd, ik zie je lijden. Ach Mehemet, er is zelfs geen para meer in huis en wie zegt mij, wanneer dat verbetert „O, misschien binnen een paar uren al," sprak het kind. Daarna drukte hij een kus op des grijsaards mond en nam een korfje, hetwelk aan den muur hing, ter hand. „Wat gaat ge doen vroeg de vader. „Ik ga naar den bakker, voor wien ik dikwijls boodschappen doe, en ik zal hem vragen, mij wat broodjes te geven om ze te verkoopen op de wandelplaats Kiahat-Khana, iammer en het zou al zéér ongelukkig zijn, als ik M daar niets mede zou verdienen." „Ga, mijn kind, dat God u bescherme Het was nauwelijks twee uren later, toen het kind weder het huisje binnenkwam, met roodgeschreide oogen en een glimlach om den mond. Men kon duidelijk zien dat hij geweend had, maar het geluk sprak uit geheel zijn wezen. „O vader, al ons ongeluk neemt voor goed een einde," sprak hij, terwijl hij op een krukje plaats nam. „Hoe kunt gij dit beweren?" sprak de grijsaard, zich op z'n leger omkeerend. „Stel u voor, vader, voor dat ik aan Kiahat kwam, had ik de helft van mijn broodjes al verkochtGe kunt denken, hoe gelukkig ik was! Ik plaatste mij op het plein tegen een hoorn en prees, luid roepend, mijne koopwaar aan. Mijn korfje werd langzamerhand ledig, toen een soldaat van de garde des sultans voorbijkwam. Hij nam twee broodjes en verwijderde zich zonder te betalen. Ik liep hem na en vroeg hem de para's die hij mij schuldig was. Doch hij weigerde niet alleen te betalen, maar mijn ontvangst, die onder in het mandje lag, opmerkend, strekte hij ook daar de hand naar uit. Juist wilde hij het geld wegnemen, toen hij een hand op z'n schouder voelde leggen. Hij wendde zich om en stond tegenover een man met een verheven, majestueuze gestalte en eerbiedafdwingend voorkomen. „Dief," sprak deze tot den soldaat, en tot twee politiedienaren die bij hem stonden, zeide hij „Voert dien schurk weg, opdat liii gestraft worde." Hierop opende hij zijn kaftan en de politiebeambten wierpen zich ter aarde. Toen wendde hij zich tot mij. Hij, mijn redder, ondervroeg alles en de heer had zulk een opnieuw van nou., „„.„hifidt binnen mij omtrent alles en ue neer aan zuns. een hy goedig voorkomen, dat ik hem al onze geleerden, behoorde hij spoedig tot de scherp zinnigsten onder hen. Door den sultan werd hij aangesteld als diens tweede secretaris en het duurde niet lang, of er gebeurde iets, dat hem wederom in de oogen des sultans moest verheffen. Een vreemd nieuwtje verspreidde zich in het paleis. Men had een samenzwering ont dekt tegen het leven van den sultan. De vorst, die de zaak persoonlijk wilde onder zoeken, benoemde zijn oom tot tijdelijk re gent, doch spoedig bleek deze maatregel overbodig te zijn, daar alle samenzweerders gevat waren. Zonder te weten hoe het kwam, meende Mehemet in dat feit de voorspelling te zien van een ongeluk. Den volgenden dag bleek dit voorgevoel waarheid te zijn. Uithoofde van zijn ambt liep hij de lijst der samenzweerders door en tot zijn grootste verwondering en droefheid vond hij onder de namen der mannen, die het op het leven zijns weldoeners aangelegd hadden, den naam zijns vaders Juist trad de sultan hij Mehemet binnen. „Ik zie aan uw gezicht, sprak de vorst, „dat ge slecht nieuws vernomen hebt. Ook mij is dat nieuws bekend. Het is zeer voor uik weet, hoeveel liefde ge uw vader toedraagt. Ik wenschte, dat hij er niet in betrokken ware geweest. Echter moeten we allen op één lijn stellen en ik verlang, dat ge mij niet om genade voor hem smeekt. Ik heb besloten, dat het recht zijn loop moet hebben en ik zal uwe voor spraak dus niet in aanmerking nemen en zelfs niet aanhooren." De jonge rechter merkte èn aan de hou ding, èn aan den toon waarop de sultan sprak, dat deze geen tegenspraak verwachtte en verwijderde zich met wanhoop in het hart. De onde Mehemet Ali had met eenige leden der oud-turksche partij werkelijk tegen des sultans leven samengespannen. Hoe hij vergeten kon, wat hij en zijn zoon den vorst verschuldigd waren, was onbegrijpelijk doch het was een feit, dat hij de grootst mogelijke misdaad begaan had en dat het gerechtshof hem en de anderen, verzachtende omstandigheden in aanmerking nemend, slechts veroordeelde tot het afhouwen der linkerhand, welk vonnis den volgenden dag voltrokken zou worden. Op den dag dat het vonnis uitgesproken was, verzocht de jonge Mehemet Ali een audiëntie bij den sultan. „Heer," sprak hij, toegelaten zijnde, „ik kom U een gunst vragen De vorst fronste het voorhoofd. „Het is niet", vervolgde de jonkman levendig, „een gunst voor mijn vader, neen heb slechts de goedheid Heer, mij eenige oogenblikken aan te hooren, en ik weet, u zult mij de gunst, welke ik U vraag, niet weigeren U dank ik alles," hernam de secretaris na een oogenblik zwijgens. „Gij hebt van mij gemaakt wat ik ben. Zonder ophouden hebt gij my met weldaden overladen. Nimmer was ik echter in de gelegenheid u een blijk mijner gehechtheid en erkentelijkheid te geven. Heden biedt zich de gelegenheid daartoe aan. Ellendigen hebben het gewaagd tegen u samen te spannen en onder hen bevindt zich mijn vader. De rechtbank heeft hen veroordeeld tot het afhouwen der linkerhand. Mij is het niet genoeg, dat zy gestraft worden. Een treffend voorbeeld worde hier gesteld en ik kom u eerbiedig verzoeken, verlof te mogen erlangen, zelf het vonnis aan mijn vader te voltrekken." „Wat," riep de sultan uit, „ge wilt dus de plaats van den scherprechter vervullen!" „Ja, Heer." „Maar uwe genegenheid voor uw vader „Zijn daad heeft mijne genegenheid gedood Lang staarde de sultan peinzend voor zich. Eindelijk, als door een plotselinge ingeving, vestigde hij zijne blikken op den jonkman en sprak„Het is u toegestaanmaar ik eisch, dat gij persoonlijk mij uws vaders hand zult toonen Mehemet verwijderde zich zwijgend en de sultan zei tot zichzelven„Ziedaar, wat over dreven dienstijver van een zoon kan maken." Den volgenden dag meldde zich de jonge Mehemet Ali hij den sultan aan. Hij was zeer bleek en scheen met moeite te loopen. „Welnu vroeg de Sultan. „De strafoefening heeft plaats gehad Heerantwoordde Mehemet, en zwijgend hield hij zijn meester een nog bloedende hand voor. „Ellendigeriep de vorst woedend, „ge dacht u mijne gunst waardig te maken en mij op dusdanige wijze uwe aanhankelijkheid te toonen. Dat is schandelijk! Al nwe plichten als zoon hebt ge met voeten getreden, om uwen dienstijver te doen blijkenHet is wèl, uw ijver heeft mij méér dan voldaan, doch mijne bescherming is in ongenade veranderd, en wijl ik u deze ten strengste wil doen gevoelen, veroordeel ik u tot levenslange gevangenisstraf. Bewakers, voert dezen man weg, bindt hem de handen, en brengt hem naar het kasteel met de zeven torens." Na dit bevel gehoord te hebben, sprak Mehemet geen woord, doch twee dikke tranen biggelden langs zijne wangen. Toen de soldaten hem in hun midden namen om hem te binden,hief een van hen Mehemet's linkerarm op, doch liet hem met een kreet van ontzetting weder los. Aan dezen arm, welke met zwachtels, die met bloed bevlekt waren, ontwikkeld was, ontbrak de hand Dit ziende, begreep de sultan oogenblikkelijk wat gebeurd was. Mehemet had verlof gevraagd het vonnis zeiven te mogen uitvoeren, omdat hij volgens zijn plan te werk zou kunnen gaan om zijn vader te sparen en het vonnis aan zich zeiven te voltrekken. De afgehouwen hand,die hij den sultan getoond had, was van hem zelf. „Laat af van Mehemetkeert naar uwe plaatsen terugsprak de beheerscher der geloovigen tot zijn bewakers. En zich tot den jongen man wendend, zeide hij„Ik heb u slecht beoordeeld Mehemet, ik ben u dus een vergoeding schuldig. Vanaf heden zijt ge mijn eerste secretaris. Uwen vader schenk ik nu vergiffenis en ik wensch, dat tot herinnering aan uwe kinderlijke gehechtheid in den voorgevel van uw huis geplaatst wordeeen zwart marmeren plaat uitgehouwen zij een hand „Zie daar", sprak mijn gids, „de geschie denis van de afgehouwen hand. welker beeltenis ge zooeven gezien hebt. En hij dronk zijn veertiende kopje koffie leeg. waarop De spil, waarom de wereldpolitiek draait, ligt in Europa, en aan de uiteinden der as liggen het tweevoudig en het drievou dig verbond. Dit is geen overdrijving, maar een werkelijk bestaande toestand. Elke gebeurtenis op politiek gebied, wordt door deze as bewogen, en natuurlijk al naar gelang de omstandigheden zulks meêbrengen, of naar de personen die daarbij betrokken zijn, uitgelegd. Zoo wordt het bezoek, dat markies Ito, de gewezen president-minister van Japan, thans aan Europa brengt, ook al weer aan de alliantie-balans gehangen. De markies bezocht na Washington eerst Parijs, en nu is hij de gevierde gast te Sint Petersburg. Geen wonder, dat er algeineon vermoed wordt, dat Japan eene toenadering tot Rusland en Frankrijk wenscht. Nu zijn er vele redenen, die het voor Japan wenschelijk maken, zich met. Rusland te verstaan. Met China is Bus- land de mogendheid, waarmee men in Japan rekening moet houden. Eigen lijk kan men China in do eerste jaren buiten rekening lateD, zoodat Rusland alleen de mogendheid van den dag blijft. Eerstens heeft Japan groote belangen in Mantsjoerije te behartigen, dus in de provincie, waarop Rusland de hand heeft gelegd. Dan nog zijn Rusland en Japan na betrokken bij Korea, het Italië van Ooat-Azië. In Korea vooral ligt de Achilles pees van Japan, geen wonder dus, dat het eilandenrijk er naar streeft om zonder ernstige beroeringen, de hangende kwesties op te lossen. Het zou derhalve niet onmogelyk zijn

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 1