Brien nit Be Maasstad.
Zondag 8 December 1901.
---
45ste Jaargang No. 3686.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Binnenlandsch Nieuws.
In een artikel, opgenomen in het nummer
van Zondag 15 Sept., deed ik eenige
mededeelingen omtrent de uitkomsten van
eene proef, die in dit jaar en vorige jaren is
genomen vanwege de Vereeniging tot ont
wikkeling van den Landbouw in Hollands
Noorderkwartier.
Bij eene proef met vroege aardappelen ge
nomen door den heer W. Singer Jjz. te Andijk,
bleek dit jaar de opbrengst van poters, welke
gekozen waren van stoelen, die zelve eene
goede opbrengst hadden gegeven, veel grooter
te zijn dan die van even groote poters van
slechte stoelen en het verschil bedroeg per
H.A. gemiddeld 78 H.L. groote aardappelen.
Yan eene bij den heer J. Hartog Jbz. voort
gezette proef met „Zeeuwsche blauwen" waren
toen de opbrengsten nog niet bekend, doch
ik beloofde deze later nog te zullen bekend
maken.
Om die belofte na te komen, kan ik thans
het volgende mededeelen
Bij den heer Hartog, waar de proef reeds
in- 1899 werd begonnen, werd zij in 1901
voortgezet met vier soorten van poters,
welke bij het oogsten in den herfst van 1900
werden uitgezocht. Deze vier soorten waren
1. Groote poters van beste af
komst. In 1899 werden de beste stoelen
uitgezocht, daarvan in 1900 groote poters
uitgepoot en van de hiervan afkomstige
beste stoelen werden de groote poters ge
kozen.
2. Kleine poters van beste af
komst. Deze werden gekozen van d e-
zelfde stoelen als de groote poters
van beste afkomst.
3. Groote poters van slechte
afkomst. Deze werden verkregen door
steeds groote poters uit te poten af kom-
stig van slechte stoelen. In 1899 werden
de slechtste stoelen uitgezocht, daarvan
in 1900 groote poters uitgepoot en van de
hiervan afkomstige slechte stoelen wer
den de groote poters gekozen.
4. Kleine poters van slechte
afkomst. Deze werden verkregen door
steeds kleine poters uit te poten af
komstig van slechte stoelen. In 1899
werden de slechtste stoelen uitgezocht,
daarvan in 1900 kleine poters uitgepoot en
van de hiervan afkomstige slechte
stoelen werden weer de kleine poters ge
nomen.
Evenals bij den heer Singer, werden de
poters van beste afkomst uitgepoot in de
o n e v e n e regels en de poters van slechte
afkomst in de even e regels, althans op
de eerste vier beddenop de andere bedden
was hec juist andersom.
Ook hier zijn de groote en de kleine
aardappelen van iederen stoel afzonderlijk,
nauwkeurig gewogen en geteld en de uit
komst was, dat op de eerste vier bedden de
opbrengst van de onevene regels telkens
veel hooger was dan die van de
e v e n e regels.
Er zouden in 't geheel 8 bedden worden
bepoot, zoodat 1 en 5, 2 en 6, 3 en 7,
4 en 8 in alle opzichten aan elkan
der gelijk zouden zijn. Door gebrek aan
kleine poters van slechte afkomst bleef bed 8
weg en door een misverstand zijn op de
bedden 5, 6 en 7 poters van minder beste
of minder slechte afkomst gebruikt dan op
de bedden I, 2, 3 en 4.
Op bed 5, 6 en 7 was dus het verschil in
afkomst veel minder groot en hier was dan
ook het verschil tusschen de regels van
beste afkomst en die van slechte afkomst
niet zoo groot, terwijl in vier gevallen zelfs
de regels van slechte afkomst iets hooger
opbrengst gaven.
Er waren dus in het geheel 7 bedden,
waarvan 1, 2, 5 en 6 ieder bevatten 17 regels
van 15 stoelen met een afstand tusschen
de stoelen en tusschen de regels van 50 c.M.,
terwijl bed 3, 4 en 7 ieder bevatten 13 regels
van 20 stoelen met een pootafstand van
4(3 c.M. De bedden 1, 3, 5 en 7 waren
bepoot met groote poters (55—65 Gr.) en de
bedden 2, 4 en 6 met kleine poters (25—30
0-0-0
89 H.L.
kleine
87
15
55
55
55
55
60
15
55
95
55
55
159
55
55
72
55
55
122
55
55
116
55
55
107
15
55
99
55
68
55
55
140
55
126
55
55
waar het ver-
Gr.) De opbrengsten waren, per H. A.
berekend
bed 1 even 246
bed 2 oneven 421
bed 2 eveu 274
bed 3 oneven 416
bed 3 even 171
bed 4 oneven 433
bod 4 even 197
bed 5 even 373
bed 5 oneven 303
bed 6 even 374
bed 6 oneven 317
bed 7 even 350
bed 7 oneven 335
schil in afkomst groot was, hebben de
poters van beste afkomst (oneven) eene veel
grootere opbrengst aan groote aardappelen
gegeven dan even groote poters van
slechte afkomst.
Het verschil in opbrengst bedroeg per
H.A. gerekend op bed 1, 146 H.L.op bed
2, 147 H.L.op bed 3, 245 H.L. en 64 H.L.
kleine minderop bed 4, 236 H.L. en 50
H.L. kleine minder.
Op de laatste drie bedden, waar het
verschil in afkomst niet zoo groot was, was
ook het verschil in opbrengst geringer. Dit
bedroeg per H.A. gerekend op bed 5, 70
H.L.op bed 6, 57 H.L. en op 7, 15 H.L.,
terwijl ook de opbrengst aan kleine bij beste
afkomst heel wat grooter was.
Dat de afkomst hier een sterk sprekenden
invloed heeft gehad, blijkt ook uit het feit
dat de opbrengst van de poters van minder
beste afkomst op bed 5, 6 en 7 lager is
geweest, dan die van de poters van de
allerbeste afkomst op bed 1, 2, 3, en 4;
terwijl die van de poters van minder slechte
afkomst op bed 5, 6 en 7 hooger was
dan die van de poters van de slechtste af
komst op bed 1, 2, 3 en 4.
De aardappelen zijn driemaal sterk be
sproeid met Bordeausche papdaardoor
heeft het loof van de aardappelziekte slechts
weinig geleden en werd dus ontijdig af
sterven voorkomen.
Als een feit van groote beteekenis kan
nog worden vermeld, dat dit jaar de aard
appelen, voortgebracht door poters van beste
at komst, uitmuntend van kwaliteit waren,
terwijl de aardappelen, voortgebracht door
poters van slechte afkomst, slechts matig
bleken te zijn.
Hoewel dus de opbrengst van de aard
appelen van beste afkomst veel grooter
was, bleek niettemin de kwaliteit nog beter
te zijn.
In 1900 is de kwaliteit van de.^ardappelen
van beste en slechte afkomst niet afzonder
lijk onderzocht.
De juistheid van alle vroeger reeds mede
gedeelde getallen is bij mij boven twijfel
verheven, omdat ik de proefnemers ken als
volkomen vertrouwbare en accurate per
sonen en omdat de berekeningen met de
meeste zorg zijn uitgevoerd. Wat betreft de
oogstcijfers verkregen in het jaar 1901, kan ik
voor de juistheid daarvan geheel instaan,
daar ik bij het oogsten en afwegen zelf
eenige dagen tegenwoordig ben geweest.
De opbrengst verschillen, welke bij den heer
Hartog zijn verkregen, waren dus nog grooter
dan die bij den heer Singer. Dit is een natuur
lijk gevolg hiervan, dat bij den heer Hartog
de sorteering nu reeds twee jaar is volge
houden.
De gevolgtrekking, die in het vorig artikel
reeds door mij werd gemaakt, is dus ten
tweeden male volkomen gegrond gebleken,
en ik herhaal het daarom hier, dat iedere
aardappelteler zich zelf groot
voordeel kan verschaffen door
alleen poters te gebruiken, die
genomen zijn van de beste stoe
len.
Mocht bij voortgezet onderzoek worden
bevestigd, dat ook de kwaliteit van de
aardappelen van beste afkomst beter is, dan
zou alleen deze reden reeds voldoende zijn om
eene zoodanige keuze van het pootgoed alge
meen in toepassing te brengen.
Behalve over den invloed van de afkomst
42.
„En ge hebt die papieren gelezen?" vroeg
Dartigues eindelijk.
„0 neen, ik heb ze verbrand, zonder er
een blik in te slaan, op een treurigen avond,
toen bittere gedachten mij kwelden. Ik
heb ze verbrand, ofschoon ik van plan was
ze door te bladeren ik heb ze verbrand,
omdat een persoon, die ik onbegrensd ver
trouwen schenk, mij beval ze in het vuur
te werpen en ze niet te lezen."
„Die je beval Wie mag dat zijn geweest
„Mijn moeder 1" antwoordde Pierre met
oon lachje.
„Zoo 1" riep de vader, bewogen in de
kamer op en neerloopend. Na een paar
minuten bleef hij voor zijn zoon staan.
„En welke reden gaf zij daarvoor op
„Deze eene: dat een zoon zijn vader niet
mocht verdenken. Wanneer zij er iets aan
kad kunnen doen, dan zou mij de beproe-
v'og bespaard zijn gebleven, welke ik nu
doormaak.Goed, grootmoedig, edel en fier als
zij is, zou zij zich eerder hebben gedood,
dan dat ze mij den geest bevlekt,den geest
verscheurd had. Maar de anderen, uwe
vrienden, die onverschilligen, diegenen die
u slechts naar uwe werken beoordeelen, die
nebben gesproken, en ik moest vernemen,
Waarom ik ben opgegroeid aan de zjjde van
Jn^ne verlaten moeder, en ik moest ervaren,
der poters, zijn door deze proeven ook gegevens
verkregen omtrent de vraag, welke soort van
poters de voorkeur verdient, de groote of
liever middelmatige poters (5070 Gr.), of
de kleine (2030 Gr.)
In 1901 hebben de groote poters het op
beide proefvelden, dus zoowel bij „Duitsche
muizen" als bij „Zeeuwsche blauwen", tegen 1
de kleine poters moeten afleggen, en in
1900 hebben bij de „Zeeuwsche blauwen" de
groote poters van beste afkomst het van
de kleine poters van beste afkomst ge
wonnen, terwijl bij slechte afkomst de
kleine poters iets beter resultaat gaven.
In 1901 gaven op beide proefvelden de
groote zoowel als de kleine poters de hoogste
opbrengst per H.A. op den kleinsten
pootafstand. In 1900 was bij de „Zeeuw-
sche blauwen" voor de groote poters de
groote afstand de beste en voor de
kleine poters de kleine afstand. Voor
de kleine poters is dus telkens de kleine
afstand de beste gebleken, terwijl dit voor
de groote poters in beide jaren verschillend
was.
Het heeft eenigen schijn, alsof de groote j
poters alleen dan eene hoogere opbrengst
zouden geven dan de kleine, wanneer de j
weersomstandigheden gunstig zijn en het loof
niet door ziekte wordt aangetast en de poot-
afstand vrij groot is, zoodat de planten
gelegenheid, tijd en ruimte hebben
om tot volle ontwikkeling te komen. Zijn
daarentegen de weersomstandigheden minder
gunstig of treedt de ziekte op, dan zou de
kleine poter zijn aan te bevelen, omdat de
groote poters dan te veel kriel en kleine
aardappelen voortbrengen en te weinig groote.
Bij alle genomen proeven kon het feit
worden opgemerkt, dat de kleine poters
op alle bedden grooter aardappelen voort
brachten dan de groote poters.
Bij de „Duitsche muizen" was op de ver
schillende bedden het gemiddeld gewicht der
groote aardappelen afkomstig van
groote poters 49 48 43.5 41.5 48.5 47 41.5 41.5 Gr.
kleine poters 53 52 46 44 49 49 44 43 Gr.
van groote poters gemiddeld 45 Gr., van
kleine poters gemiddeld 47.5 Gr.
Bij de „Zeeuwsche blauwen" was het in
1900 bij afkomst van
groote poters 43 49 34 en 43, gemiddeld 42 Gr.
kleine poters 53 61 50 en 53, gemiddeld 54 Gr.
En in 1901 bij afkomst van
groote poters 58 50 50 en 47, gemiddeld 51 Gr.
kleine poters 68 59 56 en 59, gemiddeld 60 Gr.
In de practijk heeft men dit verschijnsel
ook wel opgemerkt en men is daar over
't algemeen tegen het gebruik van groote
poters, omdat, naar men meent, de plant dan
te lang op de moederkuol teert.
De uitkomsten, die de proeven tot nog toe
hebben opgeleverd, zijn dus eer in het voordeel
van de kleine dan van de groote poters, mits
de pootafstand niet te groot wordt genomen.
De Bijkslandbouwleeraar
voor Noordholland,
C. NOBEL.
Schagen, 5 December 1901.
CCLI.
Botterdam, 5 December 1901.
Ik ben in de Sinterklaasstemming, iets van
boterletters en iets van edelachtbaarheid
gevoel ik, rustig huisvader, wiens kinderkens
bóven te keer gaan vanwege de opwinding
en de zoetigheid van dezen avond.
Genoten heb ik de voortreffelijke Sint-
Nicolaasgaven mijns banketbakkers en van
het óók voortreffelijk gemeenteraadsverslag
in het Nieuwsblad. Maag en geest heb ik
gelijkelijk ingespannen. Bakker en verslag
gever hebben gelijkelijk hun best gedaan
Eerlijkheidshalve heb ik te erkennen, dat ik
het raadsverslag na de boterletters genoot en
dat derhalve mijn maag mijn geest ietwat
afleidde. Mijn visie op het leven en de dingen
des levens was alzoo ietwat onzuiver gewor
den.
Ik releveer dit, wijl men aan hetgeen ik
schrijven ga, ditmaal niet al te groote waar
de moet hechten. Veelal ben ik er opgesteld,
waarom hij, die u bij mijne moeder vervangt,
in zijn hoogste barmhartigheid mij zijn
naam schonk."
„Pierre
„Vader, ik zou deze verklaring gaarne
tusschen ons hebben vermeden, maar u
maakt ze noodig, onvermijdelijk. Wij moeten
nu tot een eind komenwij moeten weder-
keerig elkaar als 't ware in de ziel kun
nen lezen. Zoolang ik voor u sta, sla ik u
gade, luister ik naar uw woorden en be
reid ik mij er op voor, over u een oordeel
te vellen. Wees zoo barmhartig, daaraan
te denken. Van datgene wat u zegt en
doet, hangt mijn genegenheid, hangt mijn
achting voor u at. Al is het u onverschil
lig dat vreemden u aanklagen, u loopt nu
alle gevaar door uw zoon te worden ver
oordeeld."
Als door een toovermacht was Dartigues
plotseling rustig geworden. Hij nam tegen
over Pierre plaats en sprak met volkomen
kalmte
Ik wist niet, mijn zoon, dat, wanneer
ik "met je sprak, ik op mijne woorden zoo
moest letten. Gij kunt mij niet van hui
chelarij beschuldigen, want ik heb je niets
van datgene verborgen, wat ik dacht. Mijn
geheele eerzucht, al wat ik yan de toe
komst hoop, heb ik aan je bloot gelegd.
Ik meende op jo teederheid te kunnen
rekenen en bemerk eerst nu, dat ik jouw
gevoelens met de mijne heb verwisse.d,
dat, toen ik mij aan je overgaf, gij terug
getrokken bleeft en nadacht, hoe gij mij
zoudt moeten behandelen."
Hij lachte en ging voort„In den grond
van de zaak is mij deze verhouding liever,
het zal mij mijn optreden lichter maken en
mij mijn zekerheid teruggeven. Wat wij
bespreken, is bijna een zakelijk iets, ik
gevoel mij dus in mijn element. Zijt ge
het al met jezelf eens, wat offer ge van mij
zult vragen?"
„Ik weet, dat u zedelijk verplicht zijt,
mijn verlangen in te willigen!"
„Praatjes Louter praatjes riep Dar
tigues spottend. „Hoevele verplichtingen
heeft men niet, waarvan men zich toch zoo
gemakkelijk losmaakt? Mijnheer Des Barres,
zegt ge, heeft mij een gewichtigen dienst
bewezengoed, hij deed dat omdat gij het
hem hebt gevraagd. Ook goedHeb ik
hem opgedragen, zorg te hebben voor mijne
belaDgen Kan ik dan door een stap, dien
hij deed tegen mijn wil, verplicht zijn hem
te gehoorzamen, wat hij ook van mjj mocht
eischen moet ik mij dan, aan handen en
voeten gebonden, aan hem overgeven Mijn
lieve kind, je moet zelf begrijpen, dat je
eisch onmogelijk is in te willigen."
„Vader, er is hier geen sprake van, dat
u gebonden zijt of niet riep Pierre heftig.
„Ik moet weten, of ik dat ben. Ik heb in
uw naam verplichtingen op mij genomen.
Ik heb naar mijn beste weten en willen
gehandeld, in uw belang, om uw eer te
redden. Ik deed dat evenzeer voor mij
zelf, als vooru. Wij behoorden op dat punt
bij elkaar. Des Barres heeft zich zeer
grootmoedig gedragen. Wanneer ik van
u zou eischen, zijn groot voorbeeld te vol
gen, wat zou u daarop antwoorden
„Mijn vriend
„Met het oog op u zelf, vader, laat ons
niet verder uitwijden. Elk woord van u
doet de achting verminderen, welke ik u
zoo gaarne toedragen wil.Zeg eenvoudig, ja
of neen. Het zal vlugger, flinker en
barmhartiger zijn."
in mijn schuldelooze briefkens ietwat docee-
rend te zijnik geef den menscken graag
iets te leeren, getuigen mijn brieven over be
lastingbiljetten, Botterdamsche beschaving,
den boycot, trampaarden, Zuid-Afrika, moreele
politiek en andere onderwerpen van den dag.
Ik sticht ook gaarne en ontzie overigens al
les, behalve ijdelheid en nog een paar klei
nigheden. Dat het veertiende: gsch vermanen
iets helpt, ben ik overigens ontwend te
gelooven.
Onlangs, in een stil avondstation netje, zag
ik op do leestafel, onder het Technisch Week
blad, een verouderd Nieuws van den Dag, een
exemplaar van „Op Beis" en een spoorboekje,
een exemplaar van dit blad liggen. Ik nam
het op en mijn oog viel dadelijk op een
„Brief".
Bescbeidenlijk lei ik het weer neer, met
den brief boven, en tot mijn verrassing zag ik
een mede-wachtende op den trein die tus
schen twee haakjes een kwartier te laat was
het spijt me dat de Nieuwe Botterdammer
niet doorgegaan is met zijn spoorwegver
maningen het blad met mijn brief grij
pen. Lichtelijk pedant „verslond" mijn oog
den makker, die, o toeval, mijn brief óók op
merkte en hem, naar het mij voorkwam, be
gon te lezen. Het kwam mij eveneens voor
dat de man reden had tot dankbaarheid over
zulk een tijdpasseering.
Maar, hij was een gruwel jk onbeschaafd
lezer. Althans, hij las niet zorgvuldig, met'
inspanning van zijn intellect, gelijk ik het
toch verdien, zijn oog ging onverschillig over
de regels heen, toen gaapte hij zwaar, smeet
de krant neer, rekte zich uit, gaapte nog eens,
nam weer de krant op, blikte in mijn brief
en dutte in.
Ik was hoogelijk verontwaardigd en mijn
wraak-ademend gemoed fokte den stillen
wensch, dat de vent doorslapen en den trein
straks missen zou. Wat niet gebeurde. Hij
werd op tijd wakker en stapte met mij in
eenzelfden tweede-klasse-coupé.
Schuchter en éérlijk verklaar ik 't zon
der pedanterie, trachtte ik een gesprek te
beginnen over mijn brief.
Dat was wel een aardig artikeltje, daar
in die krant
Wat bedoelt U een artikeltje
Ja, daar in die wachtkamer; ik had het
juist gelezen entoen zag ik dat U er
ook aan begon.
Zóó, o ja, dat, datartikeltje, ja
Och, ze schrijven tegenwoordig zoo veelde
kranten motten vol ja ja, 't was wel
aardig, niet veel soeps, erg gewild èn pedant,
ik kreeg er slaap van.
Och, 't was toch heuseh, vond ik
Ja wel, ja, iedereen schrijft tegenwoor
dig, hè. Allerlei menschen. 't Is zoo 'makke
lijk. Vroeger schreven alleen ervaren men
schen, anderen kregen niets gedrukt, nu kan
iedereen het tot leadingartikels brengen.
Zekermaar dat artikeltje
Och, doodgewoon, een ifauwigheidje
Ik kreeg daar een harde les en mijn ijdel
heid een pats. Daarom, als bewijs dat 't geval
niet naliet mijn zelfingenomenheid te tempe
ren, de waarschuwing dat ook dit briefje niet
veel soeps zal zijn. De boterletters en de
gemeenteraad zitten mij dwars en liefst ging
ik in het nieuwe boek van den grooten Hen-
ri Borel zitten lezen: „Yan de Engelen", een
boek voor mijn stemming, maar de veertien-
daagsche brief moet af.
Waarover zal ik het hebben? over boterlet
ters, of over den raad, of over beiden Er is
overeenkomst. Een boterletter en een gemeen
teraad zien er van buiten smakelijker uit dan
van binnen en je hebt van beide gauw genoeg.
Ook bederven zij beiden den eetlust, wegen zij
beiden zwaar op de hand, zijn zij beiden in
verschen staat 't meest genietbaar. Er is nog
meer overeenkomst, spits er uw vernuft maar
op
Of raadsleden óók boterletters eten dacht
ik. Was iedere letter van een raadslidwoord
even kostbaar als een boterletter, hoopte ik
er zou minder gepraat worden. Ook bedacht
ik, dat er in onzen raad niet één banket
bakker zit en hier stuitte ik op een lacune
in ons bestuurscollege. Naast den medischen
en den technischen en den arbeidsspecialiteit
behoort, afgescheiden nog van zijn ook niet
in onzen raad vertegenwoordigd winkelier
schap, een bakkers-specialiteit. Men kon
hem lid van de gezondheidscommissie maken
en zijn advies zou vèr strekkend kunnen zijn.
Koud en vastberaden richtte Dartigues
zich op.
„Néén, als ge het dan per sé wilt hooren."
„U slaat dus mijn verzoek af?"
„Om aan jou mijn eerzucht op te offeren,
zekerHoudt ge mij dan nog voor zulk
een kind Denkt ge er wel over na, wat
ge daar van mij vordert Voor jou wil ik
slechts zoo handelen, voor jou wil ik mijn
vermogen vertienvoudigen. Jouw naam wil
ik met roem beladen. Je hebt er geen be
grip van tot welk een som ik mijn ver
mogen heb'gebracht, en het nog zó.1 bren
gen als ik mijn voet maar eerst heb
geplaatst op de eerste sport van de lad
der, die naar macht voert. Behoort mij de
toekomst, dan behoort ook alles jou."
„Het zij zoo; ik zal evenwel niet blijven
om uw triomf bij te wonen."
„Wat zegt ge daar?"
Pierre streek met zijn hand over het
voorhoofd.
„Alles is uit, vader U heeft mijn laat
ste illusie verstoord. Ik had kunnen aan
nemen, dat in dezen strijd uw eigenbelang
u zou gaan boven elk ander gevoel van
eigenwaarde. U was_ arm en verlangde
naar meer. De strijd mag hard geweest
zijn, en een slechte raadgever stoDd aan
uw zijde.Ik sprak u vrij van schuld, ik
was bereid het booze te vergeten, dat ge
aan anderen en aan mijzelf hebt misdaan.
Ik wilde u zoo gaarne lietkebben en ach
ten zoo gaarne dat ik de oogen vrijwillig
voor het verleden gesloten had, wanneer u
mij maar eenigen borg voor de toekomst
hadt gegeven. Daar u dat evenwel weigert,
daar uw eerzucht grooter is dan uw liefde,
daar u mij de rechtschapen belooning wei
gert, welke ik voor een grooten dienst
Vanzelf kom ik hier weer tot de utiliteit.
Het wordt noodig, dat er in de bakkers
aangelegenheid eens een specialiteit, gewich
tig door zijn vroed-heid, opsta. Want er is
behoefte aan toezicht en raad. Ik spreek
nu nog niet van de Sintnicolaasbakkerij
schoon ik zwaar gevoel dat mijn boterletters
beter gekund hadden en dat zij wellicht
margarineletters, althans vitello-letters ge
weest zijn wie zal Sinterklaas lastig vallen,
hem of zijne trawanten, om een bedorven
maag Maar er is reden tot klagen over
't gewone bakkerschap, althans over dat van
mijn eigen leveranciers. En waarom zou
juist ik het zoo bijzonder treffen? Mijn
dagelijksch brood en ik verdien het niet
zoo gemakkelijk is klef en ongaarook
weegt het schandelijk licht en een boterham
ervan is meer gat dan brood, wat, naar mijn
vrouw beweert, onvoordeelig is voor de
boter. Multatuli, die over alles ter wereld
geschreven heeft en geklaagd, schreef en
klaagde ook over het Hollandsche brood.
In géén land van Europa, zegt hij, wordt
zóó slecht brood gegeten als in Holland.
Ik heb Frankrijk, Duitschland en België
bezocht (Parijs, den Bijn en Brussel) en ik
vond daar werkelijk het brood een delicatesse.
Zoo'n lang Fransch brood, met het uiterlijk van
een z waren knoestigen boomstam, maakt
een ontbijt tot iets verheugends en bij 't diner
eet je vanzelf méér brood dan iets anders.
En neem nu eens een Hollandsche boterham
bij de soep? 'tls een kleffe meelbal,waarmee
je je bord dempt, onverteerbaar, ongenietbaar.
Eet een versch Hollandsch cadetje bij 't ont
bijt en je voelt het opzwellen in je maag,
vullen je maag, uitwringen je maag, één
Hollandsch cadetje met een kop thee en je
hebt voor den dag genoeg.
Zie, ik ben geen cosmopoliet. Parijs, de Bijn
en Brussel maken dat nog niet van je. Maar
ik wenschte, dat onze bakkers het wel waren.
Ik kom tot dieper-ingrijpende kwesties.
Waarom blijven onze Hollandsche handwerks-
lui zoo dicht bij honknemen de bakkers
bijvoorbeeld er niet eens een studiereisje van
naar buitenlandsche collega's Er zouden
minder catarrhale aandoeningen ook in Botter
dam te betreuren zijn
De boterletter wordt weerspannig in me en
mijn anti-bakkersstemming groeit. Ja, waarom
niet een bakker in den raad? 't Vak zou zich
gaan voelen. Met veel genoegen heb ik dezer
dagen gelezen, dat de overleden burgemeester
van Tilburg, het Tweede Kamerlid Jansen,
eertijds bakkersknecht was en met zijns
meesters weduwe huwde, wat zijn eerste stap
was op de maatschappelijke ladder. Zoo iets
verheft het vak. Bakkersknechts (de Neder
lander zegt in het algemeen nijvere arbeiders)
weten, dat er een toekomst voor hen is, mits
hun baas bijtijds sterft en zijn weduwe hen
hebben wilen zij zullen nu wellicht een
meer universeele ontwikkeling wenschen, met
het burgemeester- en het kamerlidmaatschap
vóór zich. Wij zullen dan beter brood eten.
Voorloopig prijs ik nog een bakker in den
raad als iets broodnoodigs aan. Hij zal dan
wat op zijn brood krijgen, misschienbrood
dronken zal hij wel eens wezen(welk nieuw
raadslid is het niet, zoolang nog de brood
kruimels hem steken), maar hij zal onder
onzen strengen burgemeester zoete broodjes
ieeren bakken.
Het vak heeft opbeuring noodig, een hart
onder den riem, en wij zullen van zijn
oplevende energie profiteeren. Daarom, bij
de eerste vacature een bakker in den raad
Een drama.
Men schrijft uit HAABLEM
Hendrik Kleinenborg was 23 jaar bij zijn
patroon geweest, meesterknecht bij den sla
ger Heek in de Kleine Houtstraat te Haar
lem. Er was iets voorgevallen en tegen Za
terdag kreeg hij zijn ontslag. Dat was een
hard ding voor een man met 10 kinderen.
Hij kwam hij den patroon vragen, of
hij blijven mocht. Het antwoord luidde ont
kennend, en de ongelukkige, in radeloosheid
of drift, nam een hakmes en sneed zich een
hand ai op het hakblok. Politie en genees
heer werden dadelijk ontboden, de hoofdin
specteur Wolffram legde het eerste verband
en liet hem naar het Gasthuis vervoeren. De
man is, blijft hij in leven, voor altijd ver
minkt.
vorder, die een onaantastbaar man van eer
u op de edelste manier bracht, scheur ik
mij van u los, breng ik dat ten einde wat
u is begonnen, voor twintig jaar, toen u
mijn moeder verliet. Vaarwel, vader, en
nu voor eeuwig!"
Hij wilde heengaan, maar Dartigues
snelde op hem toe, ontsteld door de uit
drukking van diepe smart in Pierre's
stem.
„Waar ga je heen
„Wat kan u daaraan gelegen zijn
„Ik wil niet, dat ge van mij heengaat?"
„Ik kan niet bljjven na datgene, wat er
tusschen ons is gebeurd."
„O verleg. Neem geen overijlde besluiten."
Hij legde de hand op den schouder
van den jongen man en zijn mond aan zijn
oor brengend, fluisterde hij beteekenisvol
„Denk aan Bella
„O, mijn Godriep Pierre met vertwij
feld gelaat. „U is zelfs gruwelijker, dan ik
vreesde Bella
„Wilt ge haar dus nooit wederzien Zij
leett in mijn huis haar moeder volgt mijn
raad; zij hangt van mij af,en ik geef haar jou!"
„Te laat;nu is het daar geen tyd meer voor."
„Dus je ziet er van af, gelukkig te leven
De jonge man antwoordde met smartelijke
vastberadenheid
„Ja, ik doe er afstand van te leven!"
Zijty stem drong Dartigues diep in het
harthij voelde, dat er iets heel ernstigs
zou volgen en vroeg daarom op gebieden
den toon
„Wat moet dat beteekenen
„Wel heel eenvoudig, vader. Terwijl
Des Barres u tegen het verraad van Claude
Brun beschermd heeft, wreekte ik u op
Claude over geuite beleedigingen omtrent