Brien nit Be Maasstad. Zondag 8 December 1901. --- 45ste Jaargang No. 3686. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Binnenlandsch Nieuws. In een artikel, opgenomen in het nummer van Zondag 15 Sept., deed ik eenige mededeelingen omtrent de uitkomsten van eene proef, die in dit jaar en vorige jaren is genomen vanwege de Vereeniging tot ont wikkeling van den Landbouw in Hollands Noorderkwartier. Bij eene proef met vroege aardappelen ge nomen door den heer W. Singer Jjz. te Andijk, bleek dit jaar de opbrengst van poters, welke gekozen waren van stoelen, die zelve eene goede opbrengst hadden gegeven, veel grooter te zijn dan die van even groote poters van slechte stoelen en het verschil bedroeg per H.A. gemiddeld 78 H.L. groote aardappelen. Yan eene bij den heer J. Hartog Jbz. voort gezette proef met „Zeeuwsche blauwen" waren toen de opbrengsten nog niet bekend, doch ik beloofde deze later nog te zullen bekend maken. Om die belofte na te komen, kan ik thans het volgende mededeelen Bij den heer Hartog, waar de proef reeds in- 1899 werd begonnen, werd zij in 1901 voortgezet met vier soorten van poters, welke bij het oogsten in den herfst van 1900 werden uitgezocht. Deze vier soorten waren 1. Groote poters van beste af komst. In 1899 werden de beste stoelen uitgezocht, daarvan in 1900 groote poters uitgepoot en van de hiervan afkomstige beste stoelen werden de groote poters ge kozen. 2. Kleine poters van beste af komst. Deze werden gekozen van d e- zelfde stoelen als de groote poters van beste afkomst. 3. Groote poters van slechte afkomst. Deze werden verkregen door steeds groote poters uit te poten af kom- stig van slechte stoelen. In 1899 werden de slechtste stoelen uitgezocht, daarvan in 1900 groote poters uitgepoot en van de hiervan afkomstige slechte stoelen wer den de groote poters gekozen. 4. Kleine poters van slechte afkomst. Deze werden verkregen door steeds kleine poters uit te poten af komstig van slechte stoelen. In 1899 werden de slechtste stoelen uitgezocht, daarvan in 1900 kleine poters uitgepoot en van de hiervan afkomstige slechte stoelen werden weer de kleine poters ge nomen. Evenals bij den heer Singer, werden de poters van beste afkomst uitgepoot in de o n e v e n e regels en de poters van slechte afkomst in de even e regels, althans op de eerste vier beddenop de andere bedden was hec juist andersom. Ook hier zijn de groote en de kleine aardappelen van iederen stoel afzonderlijk, nauwkeurig gewogen en geteld en de uit komst was, dat op de eerste vier bedden de opbrengst van de onevene regels telkens veel hooger was dan die van de e v e n e regels. Er zouden in 't geheel 8 bedden worden bepoot, zoodat 1 en 5, 2 en 6, 3 en 7, 4 en 8 in alle opzichten aan elkan der gelijk zouden zijn. Door gebrek aan kleine poters van slechte afkomst bleef bed 8 weg en door een misverstand zijn op de bedden 5, 6 en 7 poters van minder beste of minder slechte afkomst gebruikt dan op de bedden I, 2, 3 en 4. Op bed 5, 6 en 7 was dus het verschil in afkomst veel minder groot en hier was dan ook het verschil tusschen de regels van beste afkomst en die van slechte afkomst niet zoo groot, terwijl in vier gevallen zelfs de regels van slechte afkomst iets hooger opbrengst gaven. Er waren dus in het geheel 7 bedden, waarvan 1, 2, 5 en 6 ieder bevatten 17 regels van 15 stoelen met een afstand tusschen de stoelen en tusschen de regels van 50 c.M., terwijl bed 3, 4 en 7 ieder bevatten 13 regels van 20 stoelen met een pootafstand van 4(3 c.M. De bedden 1, 3, 5 en 7 waren bepoot met groote poters (55—65 Gr.) en de bedden 2, 4 en 6 met kleine poters (25—30 0-0-0 89 H.L. kleine 87 15 55 55 55 55 60 15 55 95 55 55 159 55 55 72 55 55 122 55 55 116 55 55 107 15 55 99 55 68 55 55 140 55 126 55 55 waar het ver- Gr.) De opbrengsten waren, per H. A. berekend bed 1 even 246 bed 2 oneven 421 bed 2 eveu 274 bed 3 oneven 416 bed 3 even 171 bed 4 oneven 433 bod 4 even 197 bed 5 even 373 bed 5 oneven 303 bed 6 even 374 bed 6 oneven 317 bed 7 even 350 bed 7 oneven 335 schil in afkomst groot was, hebben de poters van beste afkomst (oneven) eene veel grootere opbrengst aan groote aardappelen gegeven dan even groote poters van slechte afkomst. Het verschil in opbrengst bedroeg per H.A. gerekend op bed 1, 146 H.L.op bed 2, 147 H.L.op bed 3, 245 H.L. en 64 H.L. kleine minderop bed 4, 236 H.L. en 50 H.L. kleine minder. Op de laatste drie bedden, waar het verschil in afkomst niet zoo groot was, was ook het verschil in opbrengst geringer. Dit bedroeg per H.A. gerekend op bed 5, 70 H.L.op bed 6, 57 H.L. en op 7, 15 H.L., terwijl ook de opbrengst aan kleine bij beste afkomst heel wat grooter was. Dat de afkomst hier een sterk sprekenden invloed heeft gehad, blijkt ook uit het feit dat de opbrengst van de poters van minder beste afkomst op bed 5, 6 en 7 lager is geweest, dan die van de poters van de allerbeste afkomst op bed 1, 2, 3, en 4; terwijl die van de poters van minder slechte afkomst op bed 5, 6 en 7 hooger was dan die van de poters van de slechtste af komst op bed 1, 2, 3 en 4. De aardappelen zijn driemaal sterk be sproeid met Bordeausche papdaardoor heeft het loof van de aardappelziekte slechts weinig geleden en werd dus ontijdig af sterven voorkomen. Als een feit van groote beteekenis kan nog worden vermeld, dat dit jaar de aard appelen, voortgebracht door poters van beste at komst, uitmuntend van kwaliteit waren, terwijl de aardappelen, voortgebracht door poters van slechte afkomst, slechts matig bleken te zijn. Hoewel dus de opbrengst van de aard appelen van beste afkomst veel grooter was, bleek niettemin de kwaliteit nog beter te zijn. In 1900 is de kwaliteit van de.^ardappelen van beste en slechte afkomst niet afzonder lijk onderzocht. De juistheid van alle vroeger reeds mede gedeelde getallen is bij mij boven twijfel verheven, omdat ik de proefnemers ken als volkomen vertrouwbare en accurate per sonen en omdat de berekeningen met de meeste zorg zijn uitgevoerd. Wat betreft de oogstcijfers verkregen in het jaar 1901, kan ik voor de juistheid daarvan geheel instaan, daar ik bij het oogsten en afwegen zelf eenige dagen tegenwoordig ben geweest. De opbrengst verschillen, welke bij den heer Hartog zijn verkregen, waren dus nog grooter dan die bij den heer Singer. Dit is een natuur lijk gevolg hiervan, dat bij den heer Hartog de sorteering nu reeds twee jaar is volge houden. De gevolgtrekking, die in het vorig artikel reeds door mij werd gemaakt, is dus ten tweeden male volkomen gegrond gebleken, en ik herhaal het daarom hier, dat iedere aardappelteler zich zelf groot voordeel kan verschaffen door alleen poters te gebruiken, die genomen zijn van de beste stoe len. Mocht bij voortgezet onderzoek worden bevestigd, dat ook de kwaliteit van de aardappelen van beste afkomst beter is, dan zou alleen deze reden reeds voldoende zijn om eene zoodanige keuze van het pootgoed alge meen in toepassing te brengen. Behalve over den invloed van de afkomst 42. „En ge hebt die papieren gelezen?" vroeg Dartigues eindelijk. „0 neen, ik heb ze verbrand, zonder er een blik in te slaan, op een treurigen avond, toen bittere gedachten mij kwelden. Ik heb ze verbrand, ofschoon ik van plan was ze door te bladeren ik heb ze verbrand, omdat een persoon, die ik onbegrensd ver trouwen schenk, mij beval ze in het vuur te werpen en ze niet te lezen." „Die je beval Wie mag dat zijn geweest „Mijn moeder 1" antwoordde Pierre met oon lachje. „Zoo 1" riep de vader, bewogen in de kamer op en neerloopend. Na een paar minuten bleef hij voor zijn zoon staan. „En welke reden gaf zij daarvoor op „Deze eene: dat een zoon zijn vader niet mocht verdenken. Wanneer zij er iets aan kad kunnen doen, dan zou mij de beproe- v'og bespaard zijn gebleven, welke ik nu doormaak.Goed, grootmoedig, edel en fier als zij is, zou zij zich eerder hebben gedood, dan dat ze mij den geest bevlekt,den geest verscheurd had. Maar de anderen, uwe vrienden, die onverschilligen, diegenen die u slechts naar uwe werken beoordeelen, die nebben gesproken, en ik moest vernemen, Waarom ik ben opgegroeid aan de zjjde van Jn^ne verlaten moeder, en ik moest ervaren, der poters, zijn door deze proeven ook gegevens verkregen omtrent de vraag, welke soort van poters de voorkeur verdient, de groote of liever middelmatige poters (5070 Gr.), of de kleine (2030 Gr.) In 1901 hebben de groote poters het op beide proefvelden, dus zoowel bij „Duitsche muizen" als bij „Zeeuwsche blauwen", tegen 1 de kleine poters moeten afleggen, en in 1900 hebben bij de „Zeeuwsche blauwen" de groote poters van beste afkomst het van de kleine poters van beste afkomst ge wonnen, terwijl bij slechte afkomst de kleine poters iets beter resultaat gaven. In 1901 gaven op beide proefvelden de groote zoowel als de kleine poters de hoogste opbrengst per H.A. op den kleinsten pootafstand. In 1900 was bij de „Zeeuw- sche blauwen" voor de groote poters de groote afstand de beste en voor de kleine poters de kleine afstand. Voor de kleine poters is dus telkens de kleine afstand de beste gebleken, terwijl dit voor de groote poters in beide jaren verschillend was. Het heeft eenigen schijn, alsof de groote j poters alleen dan eene hoogere opbrengst zouden geven dan de kleine, wanneer de j weersomstandigheden gunstig zijn en het loof niet door ziekte wordt aangetast en de poot- afstand vrij groot is, zoodat de planten gelegenheid, tijd en ruimte hebben om tot volle ontwikkeling te komen. Zijn daarentegen de weersomstandigheden minder gunstig of treedt de ziekte op, dan zou de kleine poter zijn aan te bevelen, omdat de groote poters dan te veel kriel en kleine aardappelen voortbrengen en te weinig groote. Bij alle genomen proeven kon het feit worden opgemerkt, dat de kleine poters op alle bedden grooter aardappelen voort brachten dan de groote poters. Bij de „Duitsche muizen" was op de ver schillende bedden het gemiddeld gewicht der groote aardappelen afkomstig van groote poters 49 48 43.5 41.5 48.5 47 41.5 41.5 Gr. kleine poters 53 52 46 44 49 49 44 43 Gr. van groote poters gemiddeld 45 Gr., van kleine poters gemiddeld 47.5 Gr. Bij de „Zeeuwsche blauwen" was het in 1900 bij afkomst van groote poters 43 49 34 en 43, gemiddeld 42 Gr. kleine poters 53 61 50 en 53, gemiddeld 54 Gr. En in 1901 bij afkomst van groote poters 58 50 50 en 47, gemiddeld 51 Gr. kleine poters 68 59 56 en 59, gemiddeld 60 Gr. In de practijk heeft men dit verschijnsel ook wel opgemerkt en men is daar over 't algemeen tegen het gebruik van groote poters, omdat, naar men meent, de plant dan te lang op de moederkuol teert. De uitkomsten, die de proeven tot nog toe hebben opgeleverd, zijn dus eer in het voordeel van de kleine dan van de groote poters, mits de pootafstand niet te groot wordt genomen. De Bijkslandbouwleeraar voor Noordholland, C. NOBEL. Schagen, 5 December 1901. CCLI. Botterdam, 5 December 1901. Ik ben in de Sinterklaasstemming, iets van boterletters en iets van edelachtbaarheid gevoel ik, rustig huisvader, wiens kinderkens bóven te keer gaan vanwege de opwinding en de zoetigheid van dezen avond. Genoten heb ik de voortreffelijke Sint- Nicolaasgaven mijns banketbakkers en van het óók voortreffelijk gemeenteraadsverslag in het Nieuwsblad. Maag en geest heb ik gelijkelijk ingespannen. Bakker en verslag gever hebben gelijkelijk hun best gedaan Eerlijkheidshalve heb ik te erkennen, dat ik het raadsverslag na de boterletters genoot en dat derhalve mijn maag mijn geest ietwat afleidde. Mijn visie op het leven en de dingen des levens was alzoo ietwat onzuiver gewor den. Ik releveer dit, wijl men aan hetgeen ik schrijven ga, ditmaal niet al te groote waar de moet hechten. Veelal ben ik er opgesteld, waarom hij, die u bij mijne moeder vervangt, in zijn hoogste barmhartigheid mij zijn naam schonk." „Pierre „Vader, ik zou deze verklaring gaarne tusschen ons hebben vermeden, maar u maakt ze noodig, onvermijdelijk. Wij moeten nu tot een eind komenwij moeten weder- keerig elkaar als 't ware in de ziel kun nen lezen. Zoolang ik voor u sta, sla ik u gade, luister ik naar uw woorden en be reid ik mij er op voor, over u een oordeel te vellen. Wees zoo barmhartig, daaraan te denken. Van datgene wat u zegt en doet, hangt mijn genegenheid, hangt mijn achting voor u at. Al is het u onverschil lig dat vreemden u aanklagen, u loopt nu alle gevaar door uw zoon te worden ver oordeeld." Als door een toovermacht was Dartigues plotseling rustig geworden. Hij nam tegen over Pierre plaats en sprak met volkomen kalmte Ik wist niet, mijn zoon, dat, wanneer ik "met je sprak, ik op mijne woorden zoo moest letten. Gij kunt mij niet van hui chelarij beschuldigen, want ik heb je niets van datgene verborgen, wat ik dacht. Mijn geheele eerzucht, al wat ik yan de toe komst hoop, heb ik aan je bloot gelegd. Ik meende op jo teederheid te kunnen rekenen en bemerk eerst nu, dat ik jouw gevoelens met de mijne heb verwisse.d, dat, toen ik mij aan je overgaf, gij terug getrokken bleeft en nadacht, hoe gij mij zoudt moeten behandelen." Hij lachte en ging voort„In den grond van de zaak is mij deze verhouding liever, het zal mij mijn optreden lichter maken en mij mijn zekerheid teruggeven. Wat wij bespreken, is bijna een zakelijk iets, ik gevoel mij dus in mijn element. Zijt ge het al met jezelf eens, wat offer ge van mij zult vragen?" „Ik weet, dat u zedelijk verplicht zijt, mijn verlangen in te willigen!" „Praatjes Louter praatjes riep Dar tigues spottend. „Hoevele verplichtingen heeft men niet, waarvan men zich toch zoo gemakkelijk losmaakt? Mijnheer Des Barres, zegt ge, heeft mij een gewichtigen dienst bewezengoed, hij deed dat omdat gij het hem hebt gevraagd. Ook goedHeb ik hem opgedragen, zorg te hebben voor mijne belaDgen Kan ik dan door een stap, dien hij deed tegen mijn wil, verplicht zijn hem te gehoorzamen, wat hij ook van mjj mocht eischen moet ik mij dan, aan handen en voeten gebonden, aan hem overgeven Mijn lieve kind, je moet zelf begrijpen, dat je eisch onmogelijk is in te willigen." „Vader, er is hier geen sprake van, dat u gebonden zijt of niet riep Pierre heftig. „Ik moet weten, of ik dat ben. Ik heb in uw naam verplichtingen op mij genomen. Ik heb naar mijn beste weten en willen gehandeld, in uw belang, om uw eer te redden. Ik deed dat evenzeer voor mij zelf, als vooru. Wij behoorden op dat punt bij elkaar. Des Barres heeft zich zeer grootmoedig gedragen. Wanneer ik van u zou eischen, zijn groot voorbeeld te vol gen, wat zou u daarop antwoorden „Mijn vriend „Met het oog op u zelf, vader, laat ons niet verder uitwijden. Elk woord van u doet de achting verminderen, welke ik u zoo gaarne toedragen wil.Zeg eenvoudig, ja of neen. Het zal vlugger, flinker en barmhartiger zijn." in mijn schuldelooze briefkens ietwat docee- rend te zijnik geef den menscken graag iets te leeren, getuigen mijn brieven over be lastingbiljetten, Botterdamsche beschaving, den boycot, trampaarden, Zuid-Afrika, moreele politiek en andere onderwerpen van den dag. Ik sticht ook gaarne en ontzie overigens al les, behalve ijdelheid en nog een paar klei nigheden. Dat het veertiende: gsch vermanen iets helpt, ben ik overigens ontwend te gelooven. Onlangs, in een stil avondstation netje, zag ik op do leestafel, onder het Technisch Week blad, een verouderd Nieuws van den Dag, een exemplaar van „Op Beis" en een spoorboekje, een exemplaar van dit blad liggen. Ik nam het op en mijn oog viel dadelijk op een „Brief". Bescbeidenlijk lei ik het weer neer, met den brief boven, en tot mijn verrassing zag ik een mede-wachtende op den trein die tus schen twee haakjes een kwartier te laat was het spijt me dat de Nieuwe Botterdammer niet doorgegaan is met zijn spoorwegver maningen het blad met mijn brief grij pen. Lichtelijk pedant „verslond" mijn oog den makker, die, o toeval, mijn brief óók op merkte en hem, naar het mij voorkwam, be gon te lezen. Het kwam mij eveneens voor dat de man reden had tot dankbaarheid over zulk een tijdpasseering. Maar, hij was een gruwel jk onbeschaafd lezer. Althans, hij las niet zorgvuldig, met' inspanning van zijn intellect, gelijk ik het toch verdien, zijn oog ging onverschillig over de regels heen, toen gaapte hij zwaar, smeet de krant neer, rekte zich uit, gaapte nog eens, nam weer de krant op, blikte in mijn brief en dutte in. Ik was hoogelijk verontwaardigd en mijn wraak-ademend gemoed fokte den stillen wensch, dat de vent doorslapen en den trein straks missen zou. Wat niet gebeurde. Hij werd op tijd wakker en stapte met mij in eenzelfden tweede-klasse-coupé. Schuchter en éérlijk verklaar ik 't zon der pedanterie, trachtte ik een gesprek te beginnen over mijn brief. Dat was wel een aardig artikeltje, daar in die krant Wat bedoelt U een artikeltje Ja, daar in die wachtkamer; ik had het juist gelezen entoen zag ik dat U er ook aan begon. Zóó, o ja, dat, datartikeltje, ja Och, ze schrijven tegenwoordig zoo veelde kranten motten vol ja ja, 't was wel aardig, niet veel soeps, erg gewild èn pedant, ik kreeg er slaap van. Och, 't was toch heuseh, vond ik Ja wel, ja, iedereen schrijft tegenwoor dig, hè. Allerlei menschen. 't Is zoo 'makke lijk. Vroeger schreven alleen ervaren men schen, anderen kregen niets gedrukt, nu kan iedereen het tot leadingartikels brengen. Zekermaar dat artikeltje Och, doodgewoon, een ifauwigheidje Ik kreeg daar een harde les en mijn ijdel heid een pats. Daarom, als bewijs dat 't geval niet naliet mijn zelfingenomenheid te tempe ren, de waarschuwing dat ook dit briefje niet veel soeps zal zijn. De boterletters en de gemeenteraad zitten mij dwars en liefst ging ik in het nieuwe boek van den grooten Hen- ri Borel zitten lezen: „Yan de Engelen", een boek voor mijn stemming, maar de veertien- daagsche brief moet af. Waarover zal ik het hebben? over boterlet ters, of over den raad, of over beiden Er is overeenkomst. Een boterletter en een gemeen teraad zien er van buiten smakelijker uit dan van binnen en je hebt van beide gauw genoeg. Ook bederven zij beiden den eetlust, wegen zij beiden zwaar op de hand, zijn zij beiden in verschen staat 't meest genietbaar. Er is nog meer overeenkomst, spits er uw vernuft maar op Of raadsleden óók boterletters eten dacht ik. Was iedere letter van een raadslidwoord even kostbaar als een boterletter, hoopte ik er zou minder gepraat worden. Ook bedacht ik, dat er in onzen raad niet één banket bakker zit en hier stuitte ik op een lacune in ons bestuurscollege. Naast den medischen en den technischen en den arbeidsspecialiteit behoort, afgescheiden nog van zijn ook niet in onzen raad vertegenwoordigd winkelier schap, een bakkers-specialiteit. Men kon hem lid van de gezondheidscommissie maken en zijn advies zou vèr strekkend kunnen zijn. Koud en vastberaden richtte Dartigues zich op. „Néén, als ge het dan per sé wilt hooren." „U slaat dus mijn verzoek af?" „Om aan jou mijn eerzucht op te offeren, zekerHoudt ge mij dan nog voor zulk een kind Denkt ge er wel over na, wat ge daar van mij vordert Voor jou wil ik slechts zoo handelen, voor jou wil ik mijn vermogen vertienvoudigen. Jouw naam wil ik met roem beladen. Je hebt er geen be grip van tot welk een som ik mijn ver mogen heb'gebracht, en het nog zó.1 bren gen als ik mijn voet maar eerst heb geplaatst op de eerste sport van de lad der, die naar macht voert. Behoort mij de toekomst, dan behoort ook alles jou." „Het zij zoo; ik zal evenwel niet blijven om uw triomf bij te wonen." „Wat zegt ge daar?" Pierre streek met zijn hand over het voorhoofd. „Alles is uit, vader U heeft mijn laat ste illusie verstoord. Ik had kunnen aan nemen, dat in dezen strijd uw eigenbelang u zou gaan boven elk ander gevoel van eigenwaarde. U was_ arm en verlangde naar meer. De strijd mag hard geweest zijn, en een slechte raadgever stoDd aan uw zijde.Ik sprak u vrij van schuld, ik was bereid het booze te vergeten, dat ge aan anderen en aan mijzelf hebt misdaan. Ik wilde u zoo gaarne lietkebben en ach ten zoo gaarne dat ik de oogen vrijwillig voor het verleden gesloten had, wanneer u mij maar eenigen borg voor de toekomst hadt gegeven. Daar u dat evenwel weigert, daar uw eerzucht grooter is dan uw liefde, daar u mij de rechtschapen belooning wei gert, welke ik voor een grooten dienst Vanzelf kom ik hier weer tot de utiliteit. Het wordt noodig, dat er in de bakkers aangelegenheid eens een specialiteit, gewich tig door zijn vroed-heid, opsta. Want er is behoefte aan toezicht en raad. Ik spreek nu nog niet van de Sintnicolaasbakkerij schoon ik zwaar gevoel dat mijn boterletters beter gekund hadden en dat zij wellicht margarineletters, althans vitello-letters ge weest zijn wie zal Sinterklaas lastig vallen, hem of zijne trawanten, om een bedorven maag Maar er is reden tot klagen over 't gewone bakkerschap, althans over dat van mijn eigen leveranciers. En waarom zou juist ik het zoo bijzonder treffen? Mijn dagelijksch brood en ik verdien het niet zoo gemakkelijk is klef en ongaarook weegt het schandelijk licht en een boterham ervan is meer gat dan brood, wat, naar mijn vrouw beweert, onvoordeelig is voor de boter. Multatuli, die over alles ter wereld geschreven heeft en geklaagd, schreef en klaagde ook over het Hollandsche brood. In géén land van Europa, zegt hij, wordt zóó slecht brood gegeten als in Holland. Ik heb Frankrijk, Duitschland en België bezocht (Parijs, den Bijn en Brussel) en ik vond daar werkelijk het brood een delicatesse. Zoo'n lang Fransch brood, met het uiterlijk van een z waren knoestigen boomstam, maakt een ontbijt tot iets verheugends en bij 't diner eet je vanzelf méér brood dan iets anders. En neem nu eens een Hollandsche boterham bij de soep? 'tls een kleffe meelbal,waarmee je je bord dempt, onverteerbaar, ongenietbaar. Eet een versch Hollandsch cadetje bij 't ont bijt en je voelt het opzwellen in je maag, vullen je maag, uitwringen je maag, één Hollandsch cadetje met een kop thee en je hebt voor den dag genoeg. Zie, ik ben geen cosmopoliet. Parijs, de Bijn en Brussel maken dat nog niet van je. Maar ik wenschte, dat onze bakkers het wel waren. Ik kom tot dieper-ingrijpende kwesties. Waarom blijven onze Hollandsche handwerks- lui zoo dicht bij honknemen de bakkers bijvoorbeeld er niet eens een studiereisje van naar buitenlandsche collega's Er zouden minder catarrhale aandoeningen ook in Botter dam te betreuren zijn De boterletter wordt weerspannig in me en mijn anti-bakkersstemming groeit. Ja, waarom niet een bakker in den raad? 't Vak zou zich gaan voelen. Met veel genoegen heb ik dezer dagen gelezen, dat de overleden burgemeester van Tilburg, het Tweede Kamerlid Jansen, eertijds bakkersknecht was en met zijns meesters weduwe huwde, wat zijn eerste stap was op de maatschappelijke ladder. Zoo iets verheft het vak. Bakkersknechts (de Neder lander zegt in het algemeen nijvere arbeiders) weten, dat er een toekomst voor hen is, mits hun baas bijtijds sterft en zijn weduwe hen hebben wilen zij zullen nu wellicht een meer universeele ontwikkeling wenschen, met het burgemeester- en het kamerlidmaatschap vóór zich. Wij zullen dan beter brood eten. Voorloopig prijs ik nog een bakker in den raad als iets broodnoodigs aan. Hij zal dan wat op zijn brood krijgen, misschienbrood dronken zal hij wel eens wezen(welk nieuw raadslid is het niet, zoolang nog de brood kruimels hem steken), maar hij zal onder onzen strengen burgemeester zoete broodjes ieeren bakken. Het vak heeft opbeuring noodig, een hart onder den riem, en wij zullen van zijn oplevende energie profiteeren. Daarom, bij de eerste vacature een bakker in den raad Een drama. Men schrijft uit HAABLEM Hendrik Kleinenborg was 23 jaar bij zijn patroon geweest, meesterknecht bij den sla ger Heek in de Kleine Houtstraat te Haar lem. Er was iets voorgevallen en tegen Za terdag kreeg hij zijn ontslag. Dat was een hard ding voor een man met 10 kinderen. Hij kwam hij den patroon vragen, of hij blijven mocht. Het antwoord luidde ont kennend, en de ongelukkige, in radeloosheid of drift, nam een hakmes en sneed zich een hand ai op het hakblok. Politie en genees heer werden dadelijk ontboden, de hoofdin specteur Wolffram legde het eerste verband en liet hem naar het Gasthuis vervoeren. De man is, blijft hij in leven, voor altijd ver minkt. vorder, die een onaantastbaar man van eer u op de edelste manier bracht, scheur ik mij van u los, breng ik dat ten einde wat u is begonnen, voor twintig jaar, toen u mijn moeder verliet. Vaarwel, vader, en nu voor eeuwig!" Hij wilde heengaan, maar Dartigues snelde op hem toe, ontsteld door de uit drukking van diepe smart in Pierre's stem. „Waar ga je heen „Wat kan u daaraan gelegen zijn „Ik wil niet, dat ge van mij heengaat?" „Ik kan niet bljjven na datgene, wat er tusschen ons is gebeurd." „O verleg. Neem geen overijlde besluiten." Hij legde de hand op den schouder van den jongen man en zijn mond aan zijn oor brengend, fluisterde hij beteekenisvol „Denk aan Bella „O, mijn Godriep Pierre met vertwij feld gelaat. „U is zelfs gruwelijker, dan ik vreesde Bella „Wilt ge haar dus nooit wederzien Zij leett in mijn huis haar moeder volgt mijn raad; zij hangt van mij af,en ik geef haar jou!" „Te laat;nu is het daar geen tyd meer voor." „Dus je ziet er van af, gelukkig te leven De jonge man antwoordde met smartelijke vastberadenheid „Ja, ik doe er afstand van te leven!" Zijty stem drong Dartigues diep in het harthij voelde, dat er iets heel ernstigs zou volgen en vroeg daarom op gebieden den toon „Wat moet dat beteekenen „Wel heel eenvoudig, vader. Terwijl Des Barres u tegen het verraad van Claude Brun beschermd heeft, wreekte ik u op Claude over geuite beleedigingen omtrent

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1901 | | pagina 5