de
tweede blad.
Zondag 5 October 1902.
46ste Jaargang No. 3772.
Kantongerecht Schagen.
Fragmenten
1IS
W. van Markel.
Uit den Ouden Tijd.
Ruwheid van taal en zeden.
FEUILLETON.
Ülinkend spittaal.
Eigenaardige actualiteit.
Binnenlandsch Nieuws.
COURANT.
Uitspraken van 2 October 1902.
4. van L., Haringcarspel, overtreding wet
op' den leerplicht, 1 gld. of 1 dag.
j s., 't Zand, idem, vrijgesproken wegens
armoede.
D op 't V., Anna Panlowna, idem, 10 gld.
0f 4 dagen.
Q. D., Dirkshorn, idem, 6 gld. of 8 dagen.
E. H., Egmond aan Zee, rijden met honden
zonder muilkorf (art. 32 reglement op de
wegen), 1 gld. of 1 dag.
P. K., Winkel, idem, idem.
5. B., Kalverdijk, Dronkenschap, 1 gld. of
1 dag
J. F., Eenigenbnrg, idem, idem.
W. S., Barsingerhorn, idem, 2 gld. of 2 d.
W. K., Ondcarspel, idem. idem.
M. K., Haringcarspel, en Joh. V St.Maarten,
overtreding Jachtwet, beiden 1 gld. of 1 dag.
A L., 't Zand, dronkenschap, 5 gld. of
8 dagen.
S. v. d. L., Enkhnizen, rijden op een rijwiei,
tnsschen zonsonder- en -opgang zonder helder
brandende lantaarn, 1 gld of 1 dag.
W. R., Noordscharwoude, idem, idem.
P. K., Schagerbrug, idem, (met rijtuig) 50
cent of 1 dag.
C. GSchagen, idem, (Hondenkar,), ont
slagen van rechtsvervolging.
Jb. B., Schagerbrug, rijden met rijwiel zon
der helder brandende lantaarn, 60 cent of
1 dag.
W. H. S., Schagen, idem, idem.
H. S., Wieringerwaard, idem (met rijtuig)
50 cent of 1 dag.
P. V., Schagen. idem, idem.
J. T., Zijpe, (Belkmarweg) idem, 1 gld.
of 1 dag.
H. van B., Schagerbrug, idem, idem.
J. B., Dirkshorn, idem, idem.
P. J. S., Noord-Scharwoude, idem, idem.
J. d. W., Zijpe (Buurtje), Dronkenschap,
2 gld of 2 dagen.'
J. B., Barsingerhorn (Kreil,) Overtreding
wet op den leerplicht, 2 boeten van 1 gld. of 1 d.
UIT
o
O— O—
Inleiding.
Wij Hollanders staan bekend als een nuch
ter verstandsvolk, dat maar zelden zijn ver
beelding den vrijen teugel laat. Bodem en
klimaat hebben ons van de oudste tijden af-
aan gedwongen tot arbeid en inspanning, in
tegenstelling met de bewoners van meer be
voorrechte landen, waar de natuur zelf hun
als het ware heur schatten in'den schoot komt
werpen, waar de mensch kan droomen en mijme
ren bij eindeloozen bloemengeur en eeuwigen
zonneschijn.
Maar toch, geen volk zóó arbeidzaam en
nnchterverstandig, of het heeft soms af en
toe behoefte, met den geest in vervlogen
tijden rond te dolen. Trouwens, niets is be
grijpelijker, want dat Verleden is de moeder
van het Tegenwoordige. We kunnen ons er
niet aan onttrekken. Telkens en telkens worden
wij er aan herinnerd Een oude munt, gevonden
op het veld van onzen arbeid, voert onze gedach
ten naar vroeger dagen terug; een overgebleven
slottoren doet ons onze verbeelding het gansclie
slot weer opbouwen en bevolken met de
gestalten van vergane geslachten een woord,
een uitdrukking, een spreekwijze, met taaie
levenskracht van eeuwen her bewaard geble
ven tot op den huidigen dagde natuur om
ons heen en de bodem die ons draagt, alle
zijn ze even zoovele aanleidingen voor den
menschelijken geest, om de vleugelen uit te
slaan en over de kloof der tijden heen te
vliegen, die het Heden van het Verleden
soheidt.
Allernatuurlijkst echter zal daarbij de
mensch in de eerste plaats belangstelling in
de geschiedenis van zijn eigen woonplaats
aan den dag leggenSchagers begeerden bij
voorkeur het verleden van Schagen te kennen
en waar het ontbrak aan historische gege
vens, daar is men zelfs gaan fantaseereD, om
voor zijn retrospectieven weetlust toch maar
eenige bevrediging te vinden.
Zoo vinden we in de Kroniek van Dirk
Burger van Schoorel, als poging tot woord
verklaring, het volgende acrostichon
Soo gy rau vnand hoord,die na myn na tra kwam vragen,
Cigen heet ik eerat, maar na ia heel ik Schagen.
Al oad ii mya begin, wanneer ik ben gebmd,
QaneeH zeeker en gewis, ik ben veel jaren oad.
En zoo gy 't weien wilt, ik zal n regt verk'aren.
Na men drie hoodert achreel, en vier-en dertig jf.ren.
Uit geen enkel handvest, rekening of
eenig ander document is echter tot heden
ooit gebleken, dat de naam Schagen
vroeger C a g e n zon geluid hebben, („wegens
de menigvuldige Cagen", voegt Dirk Burger
er bij), en het beele versje is dan ook niets
anders dan een aardige bijdrage tot de kennis
van 's mans vernuft, een etymologie, bijkans
even vermakelijk, schoon minder geniaal, als
verscheidene van Bilderdijk, waar een taal-
vorscher als Professor Verdam nog dagelijks
om zit te schateren van pleizier.
Vermakelijker nog, om hnn verregaande
naïveteit, zijn de volgende etymologische
proefjes van Schageu's kroniekschrijverHij
aeeft het over „de eerste Perzoonen'' en zegt
dan„Daar was een Perzoon die Tjalle
genaamd wierde, die heeft de hoogte van
Tjallewal gemaakt.
Aaf, de Zuster van deze voorschreven Tjalle,
maakte een hoogte genaamd Avendorp
Deze voorschreven Tjalle zyn zoon, Lotaris,
die maakte de Loete, tegenwoordig aan
Schagen.
Nog wasser een Perzoon genaamd Kresing,
die maakte Kresing-werff.
Lotaris hadde een zoon die Tjaard was
geheeten. die maakte Tj aars-dorp, met zyn
Wyf en Kinderen.
Nog een Perzoon die genaamd wierde
Greëte ofte Groote, die maakte Grootewal.
Tjalle en Kresing, doe zy oud waren,
maakten zy met malaundoren, de Oudemans
Kaagshoogtens by Schagen.
Daar was ook een Weduwe, die Nessa
genaamd wierde, die maakte de Nesch met
eenig volk.
Deze Nessa voorschreven, hadde een Broeder
die was genaamd Wiebe, die heeft Wiebe-
werff gemaakt.
Luytke heeft Luttjewal gemaakt, daar de
buurte by malkander kwamen.
Nog wasser een die wierde Hemke ge
naamd, die heeft Hemkewerff gemaakt.
Nog wasser een Jan, die maakte met zyn
volk een hoogte, en riep dagelijkx, als zy
aan 't werken waren, haal, myn kinderkens
haal, ik zal 't u wel betalen, wierd tegen
woordig nog de Halen genaamd".
Die laatste naamsverklaring doet stellig de
deur toe
Ook het wapen van Schagen heeft de
verbeelding van sommigen in beweging
gebracht en in verband met den naam Mag-
nuslaan, heeft het de phantasie het aanzijn
doen geven aan ridder Magnns van Schagen,
waarvan men te vertellen wist, dat hij (onder
graaf Willem I ter kruisvaart getogen) in
1219 aan de verovering van de stad Damiate
zou deelgeuomen hebben. Evenwel, op geen
enkelen redelijken grond. Naar alle waar
schijnlijkheid is de Reus met de knots in
het Schager wapen niets anders dan een
metamorphose van Schagen's schutspatroon,
den heiligen Christophorus, nadat de bevolking
grootendeels Hervormd geworden was. Een
metamorphose, waarbij de mijter voor den
krijgshelm, de kromstaf voor de oorlogs
knots hebben plaats gemaakt. Doch ook
dit is nog niet met zekerheid vastgesteld en
zoodoende zouden wij dus slechts een gis
sing voor een phantasie in de plaats stellen.
Of wij dan, met betrekking tot het Ver
leden, aan de phantasie alle recht van
spreken willen ontzeggen Volstrekt niet.
Integendeel, wij verklaren haar zelfs in dezen
voor geheel onmisbaar, om deD geest der
vervlogen tijden te leeren kennen Waar men
een wapenrusting ziet, daar moet de ver
beelding bij machte zijn, zich daar het lichaam
van den krijgsman in te denken. Waar men
het steenen werktuig terugvindt, daar moet
men zich dat kannen voorstellen in dienst
van de spierkracht des werkers. Met
andere woordende verbeelding wordt wel
degelijk vereischt, doch moet uitgaan van
onomstootelijke feiten en zóó ook willen
wij pogen, n af eu toe in dit blad het ver
leden van Schagen te doen zien, zooals dat
ons zelf, bij stadie en verbeelding, onder het
oog gekomen is.
Aan een doorloopende geschiedbeschrijving
is daarbij echter niet te denken. Die zou slechts
opgebouwd kannen worden uit rekeningen,
charters, enz., en tal van documenten zijn nog
altoos niet doorzocht, terwij! er, wie weet
hoevele, niet eens meer zullen bestaan.
In eenige volgende nummers geven wij
den belangstellenden lezer dns, in overeen
stemming met den titel, niets meer dan
enkele fragmenten uit de geschiedenis van
Schagen.
Amst. S. J. van Heijstebvelt.
Braaf afgehaald zijnde, wierd hem nog
maals gevraagt, of hij 't feit bekennen wilde
Maar de negative spelende, was het wederom
met versse Gardens „Neem gij," eD „Geef 't
hem. Kees-neef 1" en dat zoo lange, dat hij op
't laatst zoo gedwee wierd dat hij 't bekende.
Naderhand wierd hij agter 't Stadhuis in 't
publyk op het schavot, met den Rnikerd
boven zen kop, zoodanig gegeeseld, dat hem
het bloed in de boxze liepvervolgens wierd
hem zen bek opgesneden en toen mede in 't
Spinhuis gebannen."
Ziehier, lezer, een bijdrage tot de ruwheid
van het volksleven dier dagen en die we n i
onveranderd weergaven, om u tevens een
staaltje van den gewonen volkstoon te
schenken.
—o—o—o—
In een vorig nummer vau dit blad deelden
wij een beulsrekening meê van 1712. waaruit
bleek, hoe wreed de straffen destijds waren.
En toch, hoe wreed ze mochten wezen, ze
maakten nochtans weinig indruk op het volk
Zoo vertelt Van Spaan, in zijn Schermschool
der Huislieden, van iemand het volgende
„Het gebeurde eens, dat hij, te Rotterdam
gekomen, aldaar van een Meid, die met Salade
omliep, een Ruikerd koft. Deze Ruikerd
bond bij om 't einde van een stok en stak
in 't midden van den Rnikerd een Pennemes,
't geen het heft afgebroken was, met de
punt nitwaardsdit wel te deeg verzekerd
en vastgewoeld hebbende, marcheerde hij, zoo
dronken als hij was, met honderden van
jongens agter zich, de Stad door.
„Hierop riep de eeue jongen „Houd je
roer regtDe andere„Laat je zwaard val
len Een derde vatte hem bij de schooten
van zijn wambes, en ringelde hem dat hij
bijna ter neder tuimelde. (Men ziet hieruit,
dat de straatjeugd destijds al niet veel beter
was dan tegenwoordig). Hierop liep hij de
Jongens na, en sneed er na of hij dol was,
dog dewijl de Jongens gaauwer in 't loopen
waren als hij, kon hij er niet één beet krijgen.
Eindelijk komt deze Drenkeling (dronkaard)
omtrent den Doelaldaar komt hem een Blei
kers Meid met een kruiwagen tegen hierop
zeide hij tegen de Meid: „Hier Meisje,ruik eens!"
en gaf er met eenen een brave veeg in den
bek. De Schout en Dienders, toen juist in
den Doel zijnde, en 't geschreeuw hoorende,
kwamen ze welhaast voor den dag stuiven.
Toen ze nu zagen hoe 't laken geschoren
was, vatten ze hem bij de lappen, smeten
de paternosters om zen handen, haalden het
mes uit zen zak, en maakten zen boxband
los, die ze hem met de andere hand deden
vasthouden, en dus bragten ze hem onder
het stadhuis, alwaar hij, ondervraagt, het
feit wel stout en assnrant ontkende.
Hierop de Schoorsteenveger ontboden zijnde
(dit was een diender, die van het hoofd tot
de voeten met een linnen kazak bedekt en
daardoor onkenbaar was, om te voorkomen,
dat de door hem gegeeselde zich later op
hem zon kunnen wreken.) Hierop de Schoor
steenveger ontboden zijnde, trok hem die zijn
wambes en hemdrok uit, en stroopte hem
het hemd over de schoudersen dus, met
het bovenlijf naakt, wierd hij aan een katrol,
die boven aan den zolder vast is, met de
handen omhoog gehaald, werdende zijn voeten
ook bij malkanderen gebonden, en aan een
kram in den vloer verzekerd. In dit postuur
staande, wierd hem nogmaals gevraagt of
hij 't feit bekennen wilde of niet, of dat ze
hem zoo ongenadig zonden laten geeselen,
dat hem de lappen om de ooren zouden stui
ven. Dog even hardnekkig blijvende, zat er
de Schoorsteenveger met ronde Baleinen of
excellente Gardens, fits, fats, zoodanig op,
en streek, dat het een lust om te zien was.
„Hierop begon hij te dansen en te zingen van
Fnnladeral»,
Tantarelara,
Tontiery, tou'arv lourcyne.
Bij mea en by knijf
Zeer digt op dat lijf
Met Roeden en ronde Baleinen, la, la
Met Roeden en ronde Baleinen
dog hoe hij dit zingen meiude, kond gij wel
denken.
Door
OTTO ELSNER.
0-0-0—
86.
Ofschoon deze mededeelingen den Dotaris
reeds zeer interesseerden, een bericht, dat hij
in den loop van den volgenden dag ontving,
was bjjzonder in staat, hem opgewonden te
maken. Men deelde hem namelijk mede, dat
tegelyk met den zieke, of weinige dagen
na zijn komst, een vrouw gekomen was.
Waarschijnlijk hoorde die in Duitschland
thuis. Aan haar zorgen was de krankzin
nige voornamelijk toevertrouwd zij was de
teiige persoon, die met den armen man in
aanraking kwam.
„Wie ter wereld kafi dat zijn?" vroeg
de notaris zich af.
Op zijn verdere vragen schilderde men
hem de vreemdelinge af a's eenvoudig, stil
®n treurig. Zy maakte den indruk, alsof
het noodlot haar reeds zwaar had bezocht
»oor den zieke was ze goed en
hefdevol. Als een moeder voor haar kind,
"re goed was de vrouw voor den krank
zinnige. Dat hadden de menschen gezien, als
21J er getu'ge van waren, dat beiden bij
mooi weer eens rondwandelden. Daardoor
scheen het lot van den zieke ook niet zoo
^-slshet geweest zou zijn wanneer dr.
^eiffa alleen het toezicht liad gehad. Wantdit
he^deeD woea'aar(i en een elk, die hem
e' zou er wei voor oppassen, hem een
^®ke toe te vertrouwen.
Voor den notaris vormden al deze
mededeelingen een bijna onoplosbaar
raadsel.
Maar bij zeide zichzelf ook, dat de
eenige sleutel om het op te lossen, daarin
bestond, dat hij de vreemde vrouw leerde
kennen en haar vertrouwen trachtte te
winnen.
Het werd den notaris niet gemakkelijk
gemaakt, om dat doel te bereiken.
Eerst week zy hem schuw uit den weg.
Maar de gladde menschenkencer wist, hoe
hij den weg tot dit gesloten karakter
moest vinden. Van zijn lippen vloeide de
huichelarij, de fijnste vriendelijkheid. Zijn
plannen werden ondersteund door het
feit, dat dr. Delffs afwezig was. Hij
was op re.s naar Zwitserland, om een
nieuwen zieke af te halen.
„Weder een offer vroeg de notaris
met schijnbaar verontwaardigd gelaat.
„Zoo zal het waarschijnlijk zijn", ant
woordde de vreemdelinge.
Zy ontstelde toen zy vernam, met wien ze
sprak. Notaris Gelzioger - dat was de
naam, die steeds op de lippen van haar
zieke zweefde, wanneer de krankzinnigheid
minder erg was. Om hem riep hij steeds
in zijn batige uren, hem wenschte hij te
zien soms beval hy, onder de grofste bedrei
gingen, dat men hem zou roepen; hem
noemde hij de bron van ai zijn ellende.
Dat laatste begreep de notaris niet.
De vreemdelinge deelde hem mede, dat
zij Magdalena Bertius heette.
Over haar eigen leven wilde zij abiioluut
niets zeggen. Dat moest een geheim blyven
en bad met deze kwestie ook nuits te
maken. De plaats als verpleegster was
haar onverwacht, zonder dat ze wist door
o—o—o—
Een deel onzer lezers weet waarschijnlijk,
dat verleden jaar te Bazel geconstitueerd is
een „Internationale Vereeniging voor wette
lijke bescherming der arbeiders". Haar zetel is
gevestigd in de genoemde Zwitsersche stad,
waar tevens als haar blijvend orgaan is opge
richt een internationaal bureau, hetwelk voor
namelijk tot taak heeft, gegevens te verza
melen en te verwerken, omtrent de arbeids
wetgeving, de uitvoering en de werking
ervan in de verschillende landen. Ter
wijl de vereeniging haar nationale afdee-
lingen heeft tot nu toe zijn, behalve ons
land, aangesloten Zwitserland, Duitschland,
Oostenrijk, Italië, Frankrijk en België is
haar doel, door nanwkenrige bestudeering
der feiten en door daarop gegronde actie,
zooveel mogelijk overeenstemming te verkrij
gen tnsschen de wettelijke regelingen in alle
betrokken landen, en den tijd voor te bereiden,
waarin die overeenstemming een volledige
zal worden. Te dien einde tracht zij ook voe
ling te hebben en te houden met de regee
ringen, die zich in het internationaal bestuur
der vereeniging kunnen doen vertegenwoor
digen. Daarvan heeft onder andere de Neder-
laudsche regeering gebruik gemaakthaar
vertegenwoordiger is de heer Talma, het lid
vau de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Onnoodig, te drukken op het hoogo belang
van de bemoeiingen dezer vereeniging. Voor
de vrienden eener ingrijpende arbeidswetge
ving kan zij niet alleen een steun zijn inzóó-
ver, als zij voor achterblijvende landen een
prikkel zal worden tot beter voorwaarts-
schrijden op den ingeslagen weghaar betee-
kenis ligt ook hierin, dat de beoogde overeen
stemming tusschun de bepalingen in de ver
schillende wetgevingen verscherpte voorschrif
ten voorzooveel de export-industrieën betreft,
zullen vergemakkelijken. All rminst behooren
wij tot dezulken, die verkondigen, dat de
wetgever voor maatregelen ter bescherming
van de arbeiders moet terugdeinzen, omdat
onze vaderlandsche industriëelen dientenge
volge niet zouden kunnen mededingen op de
wereldmarktwant een behoorlijk bescherm
de, en daardoor werkkrachtige arbeidersbevol
king is naar onze schatting juist óók een
industrieel belang. Doch dit neemt niet weg,
dat de strijd voor het erlangen van doeltref
fende wettelijke beschermings-voorschriften
een minder zware zon zijn, indien aan de
oppositie het wapen van de concurrentie op
de wereldmarkt feitelijk uit de handen kon
worden geslagen.
De vorige week nu heeft de vorenge
noemde internationale vereeniging te Keulen
haar algemeene vergadering gehouden. Man
nen van de wetenschap, vau de industrieele
practijk eu van de sociale politiek wareu daar
bijeen. Aan de orde waren het vraagstuk van
den nachtarbeid van vrouwen, al»mede dat
van die industrieën, die bijzonder gevaarlijk
zijn voor de gezondheid der werklieden, met
name van de phosphor- en de loodwit-
indnstrieën.
Al die onderwerpen werden ten slotte ver
wezen naar internationale commissiën, die in
een volgende bijeenkomst nauwkeurig uitge
werkte voorstellen moeten doen op de grond
slagen, welke reeds ditmaal zijn vastgelegd.
Wij bepalen ons tot het vermelden van die
grondslagen len aanzien van het eerstvermelde
onderwerp, waaromtrent genomen werd het
navolgende besluit
De stand van de wetgevingen ter zake
van den nachtarbeid van vrouwen, alsmede
haar invloed op den toestand der nijver
heid in 't algemeen, op dien der nijver
heidsondernemingen en der arbeiders in
't bijzonder, rechtvaardigt principiëel een
algemeen verbod van dezen arbeid. Een
commissie onderzoeke de middelen om dat
algemeene verbod allerwege tot werkelijk
heid te maken, en hoe de thans nog daarop
bestaande uitzonderingen snel kunnen wor
den weggenomen."
Met betrekking tot dit onderwerp maakt
Nederland stellig geen slecht fignnr. Want
zooals men weet, is reeds krachtens onze
wetgeving het verbod van nachtarbeid voor
vrouwen volstrekt algemeen, en geldt daarop
totdnsver geen enkele uitzondering. Maar men
weet eveneens, dat op het woord „tot dus ver"
de klem moet vallen, aangezien door den
minister Kuyper bij de Staten-Generaal aan
hangig is gemaakt een wetsontwerp om, ten
behoeve van het haringspeeten. in dit verbod
een eerste bres weliswaar een kleine bres,
maar toch een bres te schieten.
Zoo heeft het te Kenlen genomen besluit
voor ons land eigenaardige actnaliteit. Het
verklaart in de hoogste mate gewenscht de
wegneming van bestaande uitzonderingen. En
Nederland staat juist op het pnnt, voor de
eerste maal een uitzondering toe te laten.
Geenszins miskende men te Keulen de
mogelijkheid, dat het ten slotte ondoenlijk
zal blijken, met alle nitzonderingen te breken.
Maar wat men heeft willen betuigen, is dit
zij mogen niet bestendigd en nog veel minder
gemaakt worden, tenzij de ondoenlijkheid der
toepassing van den regei op alle industrieën
boven eiken twijfel is verheven.
Is dat bewijs door de Nederlandsche regee
ring voldingend geleverd ten opzichte van
haar wetsvoordracht betreffende het haring
speeten Naar onze meening op het oogen-
blik, waarop wij deze regelen schrijven, nog
niet. Tot rechtvaardiging van die meening
zouden wij in bijzonderheden moeten treden,
waarop onze lezers wel niet belust zullen
zijn. Laat ons daarom slechts dit zeggen al
behelsde de Memorie van Antwoord een vrij-
wat deugdelijker pleidooi, dan de hoogst
gebrekkige Memorie van Toelichting geleverd
had, toch bleef er ook na de eerste nog
ruimte voor twijfel, die geheel zou mooten
zijn weggenomen, opdat wij vrede zouden
kunnen hebben met de aanneming van het
wetsontwerp.
Zooals men kan weten, is de openbare
beraadslaging erover reeds achter den rug,
en de beslissing reeds gevallen. In allen ge
valle is gebleken, dat onze geestverwanten
in de Kamer zich daarbij geplaatst hebben
op dit standpuntóf wegneming van eiken
twijfel omtrent de noodzakelijkheid, óf ver
werping.
Dinsdag j. 1. had eene publieke
verhuring plaats vanwege den POLDER
WAARD en GROET, van 8 perceelen bouw
land, tezamen groot pl. m. 25 H.A., gelegen
langs den zeedijk van den polder, in de
gemeenten Winkel en Barsingerhorn.
Vijf perceelen zijn verhuurd en wel als
volgt: 1. A. Pater, Kolhorn, voor f 205. 2.
P. de Graaf, Kolhorn, voor f 280. 3. K. Por-
tegijs, Kolhorn, voor f 120. 4 en 5 dezelfde,
voor f 450.De verhuring is geschied voor
den tijd van 6 jaren.
Een lastig geval.
Een weduwe, door den kantonrechter te
ROTTERDAM tot geldboete veroordeeld, was
niet bij machte dat te betalen, en werd dus
ontboden tot het ondergaan der vervangende
drie dagen hechtenis. De vrouw kwam, en
bracht liare zes kinderen, waarvan het oudste
12 jaar, mede, want zij kon hen toch niet
alleen in huis laten. Als de heeren de kinde
ren zoolang hier wilden houden. Daarin had
den de heeren niet veel zin, en zagen even
min kans aan het geval een goede oplossing
te geven. Moeder werd met haar kroost dus
maar weer naar huis gezonden
Dievenbende gesnapt.
De „Limburger Koerier" meldt
Sedert maanden reeds werd de driehoek,
gevormd door Vaals—Maastricht—Luik on
veilig gemaakt door ontelbare diefstallen.
Geen plaatsje is onbezocht gebleven. In
wie, aaDgebcden geworden. Hoe dr. Delffs
op haar zyn keus had gevestigd, was haar
tot dusverre nog een raadsel. By zijn geslo
ten karakter viel het hem natuurlijk niet in,
haar dat te vertellen. En zij vroeg er den arts
ook niet naar, omdat ze den diepsten afschuw
voor hem gevoelde. Hy had haar genomen
als verpleegster voor een krankzinnige,
maar langzamerhand was zij tot de con
clusie gekomen, dat de zieke niet moest
genezen, maar zoo vlug mogelijk uit den
weg geruimd.
„Help mij vroeg ze den notaris
„Geef me middelen, wijs me een weg
aan, om het deel van dien afschuwelijken
man te verijdelen.Myn leven is zonder
dit reeds zoo vervuld van kommer en
ellende, dat ik niet opnieuw medeplich
tigheid aan een misdaad op mijn geweten
laden wil."
„Kan ik den zieke niet eens zien?" vroeg
hij loerei-d.
„U zult hem zien Ge kunt geheel
over mij beschikken.Ik heb slechts die
eeDe gedachteden armen man, wiens
dagen geteld schijnen, aan de klauwen van
dien gier te ontrukken, aan wien hy als
prooi is overgegeven."
Hilde keek strak voor zich teen.
Voor haar lagen brieven uit Zweden.
Zy las ze weer, en nog eens weer. De
inhoud ervan gat haar blijkbaar zeer veel
hoofdbrekens.
„Die Dr. Delffs is een schurkzeide
zij „Ik vrees, dat ik me in hem heb
vergistZijn bedoeling is alleen
om zoo mogelijk mij nog meer geld af te
persenVan de week zal hij, meent hy,
sterven
Zij sidderde, alsof zij bang was zyn
naam uit te spreken. De bediende kwam
binnen en bracht een nieuwen brief.
„Weer uit Zweden I" zeide Hilde, ter
wijl ze haastig het couvert losscheurde en
den inhoud met gretige oogen doorlas.
Plotseling stiet ze een kreet uit.
„Barmhartige God Ook dat nog
Moet ik dan den lijdenskelk tot den bodem
ledigen
Als door furiën gejaagd, sprong ze op
haar paard en reed naar de plaats waar
zy een rendezvous zou hebben met Axel.
Hij wachtte haar reeds.
Wanneer ze scherp had opgelet, had ze
moeten zien, dat hij een brief wegstopte
juist toen ze naderde. Die brief droeg het
zelfde poststempel en was door dezelfde
hand geschreven als die, we'ke Hilde zulk
een ontzetting had ingeboezemd.
Hilde wierp zich snikkend aan zijn
borst.
„Je zult je zin hebben fluisterde ze
„Ik wil de jouwe wordende
jouwe voor de eeuwigheid Maar in
de allereerste plaats weg van hier weg
uit deze lucht, die my verstikt, weg van
deze menschen, die ryij en jou hatenin
een ander land, ver weg van hier, willen we
oes thuis opslaan Jy en ik, ik en jij
zonder eenigen omgang... zonder her
inneringen. Daar, ik zweer het je, zal ik
je vrouw worden. Maar, niet waar, eerst
brengt ge mij weg van hier
„WaDneer .wil je, dat we vertrekken?"
„Morgen vandaag dadelijk ant
woordde ze met trillende stem.
Hij dacht een oogenblik ta.
„Laten we ons vertrek op overmorgen
vaststellen IIk moet nog vele zaken
in orde brengen. Want, geloof me, Hilde,
het is een zeer zware stap, dien ik ga
doen, en daarenboven is het plicht, de ge
volgen te overwegen, welke die stap na zich
kan sleepen."
Z:j zag niet den treurigen, byna dreigen
den blik in zijne oogen. Zij hoorde niet den
grooten ernst, die er in zyn woorden lag.
Zijn kus zocht ze, om hem met graagte
van ziju lippen te drinken, als ware het
bet eenige middel, om de gedachten te
dood9n, welke door haar hoofd raasden.
„Ik heb je lief, Axelsnikte ze.
Het antwoord vernam ze niet
„Hij komt niet!" mompelde Hilde. De
dag liep reeds ten einde, waarop Axel
haar halen zou, om met hem voor altijd
het kasteel Everest te verlaten.
Hilde had niet de minste voorbereidin
gen getroffen. Deze moesten, cm geen ach
terdocht te wekken, achterwege blijven.
Niemand mocht ook maar eeuigszins vermoe
den, wat plan zij hadden. Zij zouden zoo veel
baar geld meenemen, als maar eenigszins
mogeiyk was. Axel beschikte, sinds hy
met zijn moeder weer op goeden voet
leefde, over een aanzienlijk inkomen en
Hilde had eveceens een geduchte som los
gemaakt. Zoodoende was het een aanzien
lijk vermogen, waarover zij konden be
schikken. Daarmede konden zij overal op
de meest onbezorgde wjjze leven.
Axel wilde zoo publiek als moge
lijk was op het slot Everest komen,
om haar voor een ritje at te haler.
De menschen zouden de hoofden wel
bij elkaar steken, maar dat was zonder
belang in vergelijking met wat zy later toch
te weten zouden komen. Zy zouden zich