Donderdag 13 Februari 1Ö0& 4öide Jaargang Na 3705. Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON. Het A B C VAN HET LEVEN. A El NiEDWS-, AAIT. AilKrteitie- k Laiilimllal. Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, wordeD ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Bureau: ftCJIAWEf, Laan, D 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. W 1 R E L. Prijs per jaar f 8.Franco per post f 8.60. Afzonderliike nummers 6 Cent. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Vergadering van den Raad der gemeente HOOGWOUD, op Maandag 10 Februari 1902, voormiddags 10 uur. Afwezig wegens verkoudheid de heer Vel. Na de opening der vergadering worden de notulen van de vorige vergadering gelezen en goedgekeurd. Naar aanleiding dier notulen wenscht de heer Kooij een vraag te doen. In de vorige vergadering is naar aanleiding van het advies van den heer Ronner, tot onderwijzeres in de Kerkelaan benoemd mei. Hanxma. Naar spr. echter gehoord heeft, loopt die juffrouw aan beide kanten kwalijk, en nu neemt spr. wel aan, dat zij in haar werk evengoed goed wezen kan, maar als de Raad geweten had, dat ze zoo liep, dan zon toch nit de 24 sollici tanten wel een andere keuze gedaan zijn. Daarom vraagt spr., of het voorz. bekend was, dat juffrouw Hanxma zoo gebrek kig liep. De voorz. zegt, dat ze wel niet heelemaal recht loopt, maar „je kunt het toch haast niet zien. Spr. heeft die opmerking trouwens ook al aan den heer Ronner gemaakt. En die zei, dat dat toch niets hinderde. Dat bedoelt de heer Kooij ook heelemaal niet te zeggen. Maar spr. komt op zijn vraag neerof Ronner er vóór de benoeming met den voorz. over gesproken had. Voorz. antwoordt ontkennend. Dan vindt de heer Kooij dat van mijnheer Ronner niet netjes. De Raad had hem zijn vertrouwen geschonken, door aan hem het onderzoek naar de candidaten op te dragen, en dus kwam het niet te pas een dergelijke omstandigheid te verzwijgen. Het mag waar wezen, en het zal ook wel waar wezen, dat zij voor d'er werk heel goed is, daar zegt spr. niets vanmaar als de Raad het vooruit geweten had, dat zij kwalijk liep, dan was er toch zeker onder de 24 nog wel een andere keuze geweest. En als Ronner dan zoo geleerd is, als de menschen zeggen, zou hij toch een andere voordracht gedaan moeten hebben. Eveneens naar aanleiding van de notulen zegt de heer Vijn, dat immers naar het oordeel van de commissie, de brandspuit te Opmeer de beste was van de onderzochten? Voorz. antwoordt toestemmend. Die spuit te Opmeer, zegt de heer Vijn, komt echter niet van Heiligerlee, maar van de firma Broekman te Amsterdam. Spr. zou het wel goed vinden als aan die fabriek ook een bezoek gebracht werd. Voorz. heeft daar niets tegen, maar wenscht dat onderwerp straks te behandelen. Aan de orde is nu de regeling van de salarissen aan de Langereizer school. De daaromtrent vastgestelde verordening had geen genade gevonden hij Gedeputeerde Staten. Zij wenschten het salaris van het hoofd der school gesteld te zien op f50. boven de wettelijke minima, en evenzoo dat van mannelijke onderwijzers met 10 of meer dienstjaren. Voor onderwijzeressen of voor onderwijzers met minder dan 10 dienstjaren konden zij met de vastgesteldebedragen (gelijk aan 't wettelijke minimum) genoegen nemen. Door den secretaris worden gelezen: 1. de brief, houdende de aanmerkingen van Gedeputeerde Staten 2. de bereids te Nieuwe Niedorp overeen komstig die aanmerkingen opgemaakte en vastgestelde verordening. Niemand heeft bezwaar deze verordening meê vast te stellen en aan Gedeputeerde D o o b IDA BOY-ED. o-o-o 15. Maar het blok week niet van zijn plaats. Conrad Brtigge scheen met de mannen te beraadslagen. Daar viel Sylvia de cou rant weer in en ze zocht. Bertie sloeg haar gade. Niet zonder bedoeling had hij het toe vallig hem opgevallen bericht neêrgelegd. Nu zag hjj hetSylvia werd doodsbleekhet was dus bij haar nog niet veranderd. Stil liep Sylvia weg, ze ging naar Ber- tie'a kamer en keek niet meer naar de mannen buiten. Zjj had onder de marine-berichten ge lezen, dat het schip van kapitein Hollern in Napels was aangekomen. Reeds in Napels. Dan was Robert niet bij zjjn moeder geweest. Of de reis moest tot Genua zonder hem zijn gegaan en was hij per spoor nagereisd. Met de groote belangstelling, die lief hebbenden vrouwen eigen is, zat Sylvia over elke kleinigheid na te denken. Buiten ging men met werken door. Aan een licht trillen van het huis bemerkte Sylvia, dat het reusachtige blok op den grond gekanteld was. Telkens weer las Sylvia het berichtje. Zwart op wit had ze het voor zichhij was weg. Dit was het gedrukte document van de scheiding. dusver had ze als in een droom ge- 611 zich telkens gezegd: neen, hjj is Staten'ter goedkeuring terug te zenden. Verder wordt gelezen en voor kennisgeving aangenomen 1. dankbetuiging van mej. Hanxma, voor hare benoeming tot onderwijzeres en verzoek om den datum van in-functie-treding te bepalen op 1 Februari 2. brief van de commissie tot wering van schoolverzuim, mededeelende, dat tot voor zitter is gekozen de heer Van Wijk en tot secretaris de heer Ronner 3. verslag van dezelfde commissie van hare verrichtingen over 1901. De commissie constateerde met vreugde, dat de Leerplicht wet gunstig werkte. Tweemaal was vergaderd voor een geval van relatief schoolverzuim, hetwelk naar aanleiding daarvan verbeterd was. Absoluut schoolverzuim was niet te harer kennis gekomen. Dank werd gebracht aan den Burgemeester en aan den Raad voor de welwillendheid en het toestaan van een presentiegeld voor de leden. Zonder discussie wordt aangenomen een voorstel van B. en W. tot af- en overschrij ving en betaling uit den post voor onvoor ziene uitgaven, n.1.afschrijven van den post voor onvoorziene uitgaven op volgno. 35 f 300.Jan Breebaart; op volgno. 102 sub sidie Volksmiu, en betaling uit onvoorziene f 50.tegemoetkoming in de huishuur P. Verweij. Ter tafel wordt nu gebracht een schrijven van de Tram directie, in antwoord op het verzoek om eene leuning te plaatsen langs de kluften aan de Langereis, waar de tram lijn den weg kruist. De Tramdirectie geeft daarbij met alle bescheidenheid te kennen, dat het niet hare taak is, voor de veiligheid van de openbare wegen te zorgen, zoodat zij niet bereid is, de gewenschte leuningen aan te brengen. Voorz. vraagtwat zullen we er nn meê doen De heer Van Diepen vindt het heel onplei- zierig, dat de Tram die leuninkjes niet aanbrengen wil en dat de gemeente dat maar doen moet. Als andere heeren opmerken, dat een der gelijk antwoord van de Tram eerwacht kon worden, omdat de zorg voor de veiligheid der wegen aan het gemeentebestuur is, zegt de heer Van Diepen, dat de gemeente toch maar niet overal voor die veiligheid kan zorgendan kon er hier en daar nog wel veel meer wezen en dan moet de gemeente dat maar allemaal betalen en onderhouden Spreker is er sterk tegen. De heeren Kooij, Hartog en Vijn achten eene leuning op genoemde plaats zeer nuttig en meenen, dat zoo iets zeer zeker op den weg van het gemeentebestuur ligt. De heer Van Diepen is van oordeel, dat de Maatschappij „een harde huid heeft" en, zegt spr., „zij kunnen ons toch niet verplichten om daar eene leuning te maken." „Dat doen ze ook niet", repliceert de heer Kooij, „maar wij achten eene leuning noodig en zij zijn niet verplicht die aan te brengen. De heer Schermer beaamt wat de heer Van Diepen zei, dat de gemeente niet altijd zorgen kan voor de veiligheid, maar er is nu sprake van maar één plaats, dus kan spr. er wel meê meegaan om bij de Tram aan de Langereis leuningen aan te brengen. Per slot van rekening zijn allen daarvoor, uitgezonderd de heer Van Diepen. Nu stelt voorz. de vraaghoe lang moeten de leuningen worden; elk 60 Meter? De heer Hartog gelooft, dat 40 Meter wel voldoende zal zijn; dat wordt dan 4 maal 40 is 160 Meter leuning. De heer Kooij meent, dat het moeilijk is, om dat hier maar dadelijk te zeggen. Spr. niet weg, het is niet waar, het kan niet waar zjja. Daar stónd het nu, dat het wel degelijk waar was. En mijlen en mijlen waren er reeds tusschen hen. En zijn terugkomsthij kwam niet weer tot haar, niet in haar leven, in haar hart Zij sprong op. Wat was dat? Was dat niet een schreeuwneen, een jammerkreet ge weest kwam dat niet uit een men- schenmond Een koude rilling liep haar langs den rug. Stilte Neen, een dof gemompel. Uitroepen van schrik Zij liep gejaagd naar buiten. Voor het huis? NeeD, daar waren niets dan sporen op het gras van het zware blok marmer. Overal plat gras, gebroken takken, geulen in de paden. En dat spoor liep achter het huis om. Sylvia zag het niet zij liep sis van zelf dat pad na. Door den tuin ging het naar het atelier van Conrad Brugge O God, wat was dat Op den grond lag hij, bewusteloos, met een gelaat als van een doode. In doffen schrik stonden de arbeiders er om heen. Bertie knielde naast hem en hield de handen van den ongelukkige in de zijne. En het was, als had zich over den ver wilderden, zonneloozen kleinen tuin een oneindige treurigheid gelegd. Weenend viel Sylvia naast haar broeder op de knieën. Contil, tegen het marmerblok leunend, dunkt, dat het het beste zou zijn, als Burge meester en Wethouders den toestand ter plaatse gingen opnemen en daarna de lengte van de leuningen bepaalden. Dit wordt alge meen goedgevonden, evenals het voorstel van den voorz., om voor de leuniDgen Amerikaansch grenen hout te bezigen. Nu toch de tram ter sprake is, zou de heer Kooij wel aan het Trambestuur willen verzoeken, of de gemeente in het wacht- lokaaltje, den blikken trommel, te Aartswoud, een bank mag maken. Spr. gelooft, dat dit velen aangenaam zou wezen en de kosten zijn natuurlijk heel gering. De voorz. meent, dat zoo iets geheel het werk van de Tram is. Spr. heeft weinig lust om die onbillijkheid weg te nemen, door voor gemeenterekening een bank te maken. Ten slotte wordt goedgevonden, dat de voorz. in de a. s. Mei-vergadering van de Tram dit pnnt ter sprake zal brengen. De voorz. vraagt, aan welken timmerman het maken van de leuningen zal worden opge dragen. De heer Vijn krijgt op zijne vraag, hoe dat gewoonlijk gaat, ten antwoord, dat het werk verdeeld wordt. Verder vraagt Spr., of één het leeuwendeel wel niet er's krijgt, hetgeen voorz. ontkent. Voorz. vraagt of Arie Meijer het maar doen moet; die woont er het dichtst bij; of Arie Meijer en P. Schipper elk de helft? De heer Vijn zegt, dat er enkele timmerlui in de gemeente zijn, die nooit's gemeente werk hebben; zoo bijv. W. de Groot aan de Gouw. Aan de Gouw is geen school of ander gemeente-gebouw, zoodat de ambachts lui daar zelden of nooit wat aan de gemeente verdienen. Spr. wil er in 't geheel niet op aanstaan, dat aan hen het maken van deze leuningen wordt opgedragen, maar voor het vervolg wenscht hij, dat ook aan de ambachts lui aan de Gouw gedacht wordt. Dit werk, zoo wordt besloten, zal aan Meijer en Schipper worden opgedragen. Verder is ingekomen een opgave van het bestuur van de zuivelfabriek „de Hoop" in de Weere, dat de vereeniging f 35.wil geven voor het oude brandspuithuis op haar terrein, en f15.— voor de opheffing van het recht van opstal op den grond, tezamen dus f50.—. Het huisje is, volgens het bestuur, niet zooveel dubbeltjes waard als er guldens voor worden geboden. Voorz. deelt hierbij mede, dat de gemeente f75.verlangd heeft, f60.— acht Spr. dan ook te weinig, temeer, omdat verleden jaar nog een nieuwe afvoergoot gemaakt is, enz. De heer Vijn meent, dat de gemeente, die slechts recht van opstal heeft, geen nieuw huisje op den grond zal mogen bouwen en het bestaande huisje kan niet langer dienst doen, zoodat de gemeente met een bod van f50 best tevreden kan zijn. Ook de heer Hartog acht een nieuw huisje en op een betere plaats, noodig. Hier ver schimmelt alles. De heer Schermer wil bever nog een paar jaar wachten; zoolang de oude spuit er nog is, meent Spr., dat het huisje nog wel dienst kan doen. De heer Kooij vreest, dat dan het bod van f50.wel vervallen zal zijn. Eindelijk wordt besloten, huisje en recht van opstal voor f 50 te zamen over te doen. De plaats voor een nieuw huisje is nu eeu punt van langdurige overweging De heer Vijn acht daarvoor het best, zooals hij reeds in de vorige vergadering zei, het hooge hofje beoosten Berkhout. De Voorz. dacht het schoolplein het best. Het zal het schoolplein ontsieren, meent de keek treurig toe. Nu lag het steenen ongeluk rustig. Het blok had, nadat het een ketting had ge broken, het been van Conrad Brugge ver brijzeld. „Is er om een dokter gezonden vroeg Sylvia. Het was nog niet gebeurd. De schrik scheen reeds uren te duren, ofschoon het slechts eenige minuten geleden was gebeurd. „Ja een dokter zeide Contil, „waar woont er hier een Zij hadden er nog geen noodig gehad. Maar Sylvia stormde reeds naar huis terug. Sehuberger moest het toch weten En dadelijk daarop kwam zij reeds terug met doeken, kussens, water en verdere benoodigdheden. Wat zij zelf niet kon dragen, bracht juffrouw Schaberger achter haar aan. En een arbeider moest dadelijk een paard uitspannen en naar de stad rennen. De door medelijden en schrik als met lamheid geslagen mannen gehoorzaamden dadelijk. Sylvia's bevelen waren zeker en snel. Alle droefheid bad zij overwonnen. Men schoof een groote deken onder den ongelukkige en droeg hem daarop in het atelier, waar Sylvia van kussens en dekens een bed had gemaakt. Het was een algemeen gedraaf. En in al de drukte van zorgend medelijden bemerkte Sylvia niet, dat Contil verdween en daarna ook Bertie. Deze kwam evenwel spoedig terug. Hij vond zijne zuster op hare knieën naast Conrad, bezig hem slapen en voorhoofd met water te wasschen. De bewustelooze man was blauw om mond en neus. Juist hem, dien sterke, aan geen leed. heer Vijn, en de jongens, zitten er dadelijk op enz. Als het onder de waranda komt, toch niet, zegt Voorz., en op andere plaatsen, waar geen toezicht is, zitten ze er nog meer op. De waranda daar gedeeltelijk voor te bestem men, acht men niet wenschelijk. De heer Kooij meent, dat, als het spnit- huisje op het schoolplein moet komen, de Zuidoosthoek vlak aan den weg de beste plaats zal zijn. De heer Vijn houdt echter vol, dat het hooge hofje veel beter plaats is. Met betrekking tot dit hofje heeft Voorz. evenwel iets anders te bespreken. Als de verslaggever deze zaak begrepen heeft, dan is Klaas Hiele bij Voorz. geweest, en heeft verzocht van dat hooge hofje tus schen D. Berkhout en Pancras 2 roeden grond in erfpacht te mogen hebben om er een huis op te bonwen. Hij zou dan op zich nemen te zorgen dat de beide armzalige huisjes „de tenten die een ongewenscht bezit der gemeente zijn, doch nog altijd bewoners j hebben, gesloopt en weggevoerd werden. De Voorz. had wel ooren naar dat verzoek. Daarom stelt Spr. voor aan Klaas Hiele 2 Aren van i genoemd hofje in erfpacht af te staan tegen een canon van f 5.en op voorwaarde, dat I van de gezegde huisjes niets meer te zien is, terwijl hij voor den eigendom der daarvan komende materialen een kleine som betaalt. Ook de Raad schijnt naar dit idéé wel ooren te hebben. De heer Vijn meent echter te weten, dat Neel Groot er niet uit wil. Enfin, dat is z ij n zaak. De grond op het hofje zou natuurlijk slechts afgegeven worden nadat de huisjes verdwenen zijn. Bij de verdere besprekingen deelt de heer Vijn mede, dat genoemd erf pl.m. 13 Meter breed is. Er zou dus, al wordt aan het ver zoek van Hiele voldaan, nog wel ruimte over zijn voor een brandspuithuisje. Ten laatste wordt besloten, het verzoek van Hiele toe te staan met nog de voorwaarde er bij, dat aan den Oostkant van den weg een gedeelte voor de plaatsing van een brand spuithuisje wordt in beslag genomen. De jaarlijksche erfpacht wordt bepaald op f5.en de som te betalen voor de materialen van de huisjes, op f25.—. De secretaris herinnert, dat het hofje in eigendom behoort aan. het armbestuur. De zaak zal dus beschouwd worden alsof het armbestuur er toe besloten heeft, met goed keuring van den Raad, terwijl de goedkeuring van Gedeputeerden gevraagd zal worden. De voorz. deelt mede, een verzoek gehad te hebben van den heer Ronner, om hij hem op den zolder voor het „kapelletje" een kamertje te maken. De heer Ronner had de onderwijzeres in den kost, en was die er soms niet meer, dan wilde hij het voor studeer- of voor slaapkamertje inrichten. De heer Vijn is er niet voor, dit verzoek toe te staan. De heer Ronner kon morgen, overmorgen wel weer een commensaal hou den en opnieuw vragen een kamertje te maken. Bovendien vreest spr. gelijke ver zoeken van anderen. Als het daar een beetje geschikt gemaakt kan worden en „we kunnen Ronner daar een plezier meê doen," dan kan de heer Kooij wel méégaan met het voorstel van den voorz., om het verzoek toe te staan. Aldus wordt besloten. Voor kosten wordt geraamd f 50, ofschoon de heer Kooij niet begrijpt, dat zooveel noodig zal zijn. Algemeen wordt goedgevonden, dat, zooals in de vorige vergadering al gezegd was, een commissie naar Heiligerlee zal gaan, om daar verschillende brandspuiten in werking te zien. De commissie zal dan nu, naar aanleiding gewoon, had dit eerste vreeselijke, dat hem trof, geheel omvergeworpen. Met groote jammer in het hart keek Sylvia toe. Wat was daar vermorzeld gewordenDie torsche, mooie mannen- gestalte 't was een genot geweest om er naar te kijken. Als een held uit den sprookjestijd kwam hij haar voor. En zjjn vroolijke, kinderlijke opgewektheid had zoo goed gepast bij zijn blonde Germanen-ge- stalte. Dat verhoogde den indruk van het oorspronkelijke, krachtvolle. Zooals hij optrad, zoo hadden zich be paald ook gedragen de ombekommerde ver overaars uit de oudheid. En nu wellicht een kreupele, een lamme voor eeuwig Misschien een stervendereeds zoo lang lag hjj bleek en stom Sylvia legde haar oor op zjjn hart. Het klopte, o, God zij danken haar oogen werden vochtig. „Hij leeftfluisterde zjj Bertie toe, die nu aan Conrad's andere zjjde was neergeknield. Hij stond dadelijk weer op. „ik zal het Paulette zeggen", mompelde hij, „dat arme kind. Zij ligt te weeuen van angst. Haar teere ziel kan dit schok kend leed niet verdragen Sylvia keek hem aanverwonderd, en dan steeg een bittere toorn in haar binnenste op. „Ah", stiet ze uit, en het was een kreet van verwijt en weerzin, dien Bertie onmo gelijk misverstaan kon. Verborg hij het, of was hij blind en doofhij ging werkelijk „H^ komt bij hij komt bjj", fluis terde Sehuberger bewogen. Ja, hij kwam tot zichzelf. Sylvia zag het. Een zwaar ademen deed zjjn borst zwellen. van het voorstel-Vijn, ook naar Amsterdam gaan. Men beaamt het idee van den Voorz., dat het wenscheljjk is, dit op te dragen aan dezelfde commissie, die ook de andere spuiten gezien heeft. De heer Hartog acht het beter, dat in plaats van een der leden, de opperbrand- ineester méégaat. Spr. wil als lid der com missie gaarne daartoe zjjn plaats afstaan. Men vindt echter beter, dat de commissie in haar geheel heengaat. Hierna doet Voorz. de rondvraag. De heer Schermer geeft in overweging aan de Paad een tweeden brandroeper te be noemen. De Noorder- en Zuiderpaad is te veel voor één man. Naar aanleiding daarvan zon de heer Hartog iD overweging willen geven, om voor brandroeper» alleen „fietsers" te nemen. Men gelooft niet, dat dit in alle wijken mogelijk zal zijn. De heer Kooij be veelt aan, eiken brandroeper van een hoorn te voorzien dat zal zoo erg veel niet kosten. Een en ander zal nader worden overwogen. De heer Kooij informeert, hoe het afge- loopen is met Ott. Voorz. zegt, dat dit aan 't Dagelijksch Bestuur is. IntusschenOtt is best tevreden. Verder bepleit de heer Kooij ten behoeve van IJ. Pool vrijstelling van betaling van schoolgeld. Na kort beraad wordt besloten, dat huisgezin onder de onvermogenden te rangschikken,wat betreft de schoolgeldheffing. Op aandringen van den heer Vijn wordt voorts besloten, een 60-tal boomen in de Weere aan den onderkant van den kruin te laten snoeien. Dfe heer Vijn moet de af komende takken maar wat verdeelen onder de arme lui daar. Op advies van den heer Vijn wordt nog besloten, ook het gezin van P. Poolland Jbz. van het betalen van schoolgeld vrij te stellen. Verder brengt de heer Vijn ter sprake eene verbetering van de „kuil" van P. Glashet water is daar zoo langzamerhand genaderd tot één a twee voet van de straat. Het is das noodig, eene schoeiïng te maken en de tusschen- ruimte met aarde aan te vullen. Als het van den zomer droog is, zal deze zaak onderzocht en in orde gemaakt worden. En, zegt de heer Vijn, hebben we in den winter watersnood, in den zomer hebben we waternood. Over een heele lengte in de Weere is in 't geheel geen water. Ook met het oog op brandgevaar acht spr. het dus zeer wensche lijk, daar een nortonput te slaan, b.v. tusschen K. Koenis en J. Bosch, of tusschen dezen laatste en P. Klaver. De heer Hartog meent, dat dit aan het Koggebestuur dient te worden gevraagd. Daartoe wordt algemeen besloten. De Voorz. slnit hierna de vergadering. DeTweedeKamer is opgeroepen tegen 18 Februari, des namiddags te 2 nur. De moord te TILBURG. In verband met den moord op het meisje Kessels, komt in de Nieuwe Tilburgsche Cou rant de volgende oproeping voor „De schrijver van de brieven, onderteekend „Een Koetsier", wordt beleefd verzocht zich persoonlijk te vervoegen bij de justitie of po litie, om nadere mededeeling te doen. „Wanueer die mededeeling van belang is, zal hem eene groote belooning worden toe gekend". Verder bevat hetzelfde blad deze adver tentie „Vrouw Bijnen weet alles van de gruwel daad. Zulks is in handen van de politie, doen er niets voor. Een Koetsier". Hjj rekte zijne leden en de oogen werden even geopend. Maar dadelijk sloot hij ze weer en een uitdrukking van de smartelijkste pijn sidderde er over het bleeke gelaat. Sylvia boog zich over hem heen. „Dade lijk komt er een dokter", zeide zjj zacht. „Doet het veel pjjn Hij keek haar aan. En werkeljjk, hjj trachtte te glimlachen, hartbrekend; met eene mannelijke poging om zich te bedwingen. Hij bewoog zjjn vingers„God mijn armendie heb ik nog", fluis terde hjj. Zijn werk, zijn werk 1 dat was zijn eerste gedachteDe zekerheid, verder te kunnen scheppen Syivia greep zijn beide handen, hief ze en weinig op en drukte ze stevig. „Heelemaal goed zeide ze, op zulk een opge wekten toon als kon ze hem daar mede de scheppingskracht voor verschil lende werken ingeven. „Wanneer komt de dokter?" vroeg hij steunend. „Spoedig, dadeljjkbepaald dade lijk „En mijn bcenenbeiden weg een kreupele een verminkte Hij sloot de oogen. Steeds helderder werd zjjn bewustzijn en hjj begreep nu eerst weer het verschrikkelijke. „Beide vroeg Sylvia Ze keek ontzet tot Sehuberger op, die aan het hoofdeneind van den ongelukkige stond. Hoe Beide Slechts het eene been scheen verbrijzeld, slechts het linker, want alleen daarvan was de pantalon door bloed be- Viekt en verscneuid en het lag als een slap aanhangsel. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 1