Donderdag 13 Februari 1Ö0&
4öide Jaargang Na 3705.
Binnenlandsch Nieuws.
FEUILLETON.
Het A B C
VAN HET LEVEN.
A
El NiEDWS-,
AAIT.
AilKrteitie- k Laiilimllal.
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, wordeD
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Bureau: ftCJIAWEf, Laan, D 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W 1 R E L.
Prijs per jaar f 8.Franco per post f 8.60.
Afzonderliike nummers 6 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Vergadering van den Raad
der gemeente HOOGWOUD, op Maandag
10 Februari 1902, voormiddags 10 uur.
Afwezig wegens verkoudheid de heer Vel.
Na de opening der vergadering worden de
notulen van de vorige vergadering gelezen
en goedgekeurd.
Naar aanleiding dier notulen wenscht de
heer Kooij een vraag te doen. In de vorige
vergadering is naar aanleiding van het advies
van den heer Ronner, tot onderwijzeres in
de Kerkelaan benoemd mei. Hanxma. Naar
spr. echter gehoord heeft, loopt die juffrouw
aan beide kanten kwalijk, en nu neemt spr.
wel aan, dat zij in haar werk evengoed goed
wezen kan, maar als de Raad geweten had,
dat ze zoo liep, dan zon toch nit de 24 sollici
tanten wel een andere keuze gedaan zijn.
Daarom vraagt spr., of het voorz. bekend
was, dat juffrouw Hanxma zoo gebrek
kig liep.
De voorz. zegt, dat ze wel niet heelemaal
recht loopt, maar „je kunt het toch haast
niet zien. Spr. heeft die opmerking trouwens
ook al aan den heer Ronner gemaakt. En
die zei, dat dat toch niets hinderde.
Dat bedoelt de heer Kooij ook heelemaal
niet te zeggen. Maar spr. komt op zijn vraag
neerof Ronner er vóór de benoeming met
den voorz. over gesproken had.
Voorz. antwoordt ontkennend.
Dan vindt de heer Kooij dat van mijnheer
Ronner niet netjes. De Raad had hem zijn
vertrouwen geschonken, door aan hem het
onderzoek naar de candidaten op te dragen,
en dus kwam het niet te pas een dergelijke
omstandigheid te verzwijgen. Het mag waar
wezen, en het zal ook wel waar wezen, dat
zij voor d'er werk heel goed is, daar zegt
spr. niets vanmaar als de Raad het vooruit
geweten had, dat zij kwalijk liep, dan was
er toch zeker onder de 24 nog wel een
andere keuze geweest. En als Ronner dan zoo
geleerd is, als de menschen zeggen, zou hij
toch een andere voordracht gedaan moeten
hebben.
Eveneens naar aanleiding van de notulen
zegt de heer Vijn, dat immers naar het oordeel
van de commissie, de brandspuit te Opmeer
de beste was van de onderzochten?
Voorz. antwoordt toestemmend.
Die spuit te Opmeer, zegt de heer Vijn,
komt echter niet van Heiligerlee, maar van
de firma Broekman te Amsterdam. Spr. zou
het wel goed vinden als aan die fabriek ook
een bezoek gebracht werd.
Voorz. heeft daar niets tegen, maar wenscht
dat onderwerp straks te behandelen.
Aan de orde is nu de regeling van de
salarissen aan de Langereizer school. De
daaromtrent vastgestelde verordening had
geen genade gevonden hij Gedeputeerde
Staten. Zij wenschten het salaris van het
hoofd der school gesteld te zien op f50.
boven de wettelijke minima, en evenzoo dat
van mannelijke onderwijzers met 10 of meer
dienstjaren. Voor onderwijzeressen of voor
onderwijzers met minder dan 10 dienstjaren
konden zij met de vastgesteldebedragen
(gelijk aan 't wettelijke minimum) genoegen
nemen.
Door den secretaris worden gelezen:
1. de brief, houdende de aanmerkingen
van Gedeputeerde Staten
2. de bereids te Nieuwe Niedorp overeen
komstig die aanmerkingen opgemaakte en
vastgestelde verordening.
Niemand heeft bezwaar deze verordening
meê vast te stellen en aan Gedeputeerde
D o o b
IDA BOY-ED.
o-o-o
15.
Maar het blok week niet van zijn plaats.
Conrad Brtigge scheen met de mannen
te beraadslagen. Daar viel Sylvia de cou
rant weer in en ze zocht. Bertie sloeg haar
gade. Niet zonder bedoeling had hij het toe
vallig hem opgevallen bericht neêrgelegd. Nu
zag hjj hetSylvia werd doodsbleekhet
was dus bij haar nog niet veranderd.
Stil liep Sylvia weg, ze ging naar Ber-
tie'a kamer en keek niet meer naar de
mannen buiten.
Zjj had onder de marine-berichten ge
lezen, dat het schip van kapitein Hollern
in Napels was aangekomen.
Reeds in Napels. Dan was Robert niet
bij zjjn moeder geweest. Of de reis
moest tot Genua zonder hem zijn gegaan en
was hij per spoor nagereisd.
Met de groote belangstelling, die lief
hebbenden vrouwen eigen is, zat Sylvia
over elke kleinigheid na te denken.
Buiten ging men met werken door.
Aan een licht trillen van het huis bemerkte
Sylvia, dat het reusachtige blok op den
grond gekanteld was.
Telkens weer las Sylvia het berichtje.
Zwart op wit had ze het voor zichhij
was weg. Dit was het gedrukte document
van de scheiding.
dusver had ze als in een droom ge-
611 zich telkens gezegd: neen, hjj is
Staten'ter goedkeuring terug te zenden.
Verder wordt gelezen en voor kennisgeving
aangenomen
1. dankbetuiging van mej. Hanxma, voor
hare benoeming tot onderwijzeres en verzoek
om den datum van in-functie-treding te
bepalen op 1 Februari
2. brief van de commissie tot wering van
schoolverzuim, mededeelende, dat tot voor
zitter is gekozen de heer Van Wijk en tot
secretaris de heer Ronner
3. verslag van dezelfde commissie van hare
verrichtingen over 1901. De commissie
constateerde met vreugde, dat de Leerplicht
wet gunstig werkte. Tweemaal was vergaderd
voor een geval van relatief schoolverzuim,
hetwelk naar aanleiding daarvan verbeterd
was. Absoluut schoolverzuim was niet te
harer kennis gekomen. Dank werd gebracht
aan den Burgemeester en aan den Raad voor
de welwillendheid en het toestaan van een
presentiegeld voor de leden.
Zonder discussie wordt aangenomen een
voorstel van B. en W. tot af- en overschrij
ving en betaling uit den post voor onvoor
ziene uitgaven, n.1.afschrijven van den post
voor onvoorziene uitgaven op volgno. 35
f 300.Jan Breebaart; op volgno. 102 sub
sidie Volksmiu, en betaling uit onvoorziene
f 50.tegemoetkoming in de huishuur
P. Verweij.
Ter tafel wordt nu gebracht een schrijven
van de Tram directie, in antwoord op het
verzoek om eene leuning te plaatsen langs
de kluften aan de Langereis, waar de tram
lijn den weg kruist. De Tramdirectie geeft
daarbij met alle bescheidenheid te kennen,
dat het niet hare taak is, voor de veiligheid
van de openbare wegen te zorgen, zoodat zij
niet bereid is, de gewenschte leuningen aan
te brengen. Voorz. vraagtwat zullen we
er nn meê doen
De heer Van Diepen vindt het heel onplei-
zierig, dat de Tram die leuninkjes niet
aanbrengen wil en dat de gemeente dat maar
doen moet.
Als andere heeren opmerken, dat een der
gelijk antwoord van de Tram eerwacht kon
worden, omdat de zorg voor de veiligheid
der wegen aan het gemeentebestuur is, zegt
de heer Van Diepen, dat de gemeente toch
maar niet overal voor die veiligheid kan
zorgendan kon er hier en daar nog wel
veel meer wezen en dan moet de gemeente
dat maar allemaal betalen en onderhouden
Spreker is er sterk tegen.
De heeren Kooij, Hartog en Vijn achten
eene leuning op genoemde plaats zeer nuttig
en meenen, dat zoo iets zeer zeker op den weg
van het gemeentebestuur ligt.
De heer Van Diepen is van oordeel, dat de
Maatschappij „een harde huid heeft" en, zegt
spr., „zij kunnen ons toch niet verplichten
om daar eene leuning te maken."
„Dat doen ze ook niet", repliceert de heer
Kooij, „maar wij achten eene leuning noodig
en zij zijn niet verplicht die aan te brengen.
De heer Schermer beaamt wat de heer
Van Diepen zei, dat de gemeente niet altijd
zorgen kan voor de veiligheid, maar er is nu
sprake van maar één plaats, dus kan spr. er
wel meê meegaan om bij de Tram aan de
Langereis leuningen aan te brengen.
Per slot van rekening zijn allen daarvoor,
uitgezonderd de heer Van Diepen.
Nu stelt voorz. de vraaghoe lang moeten
de leuningen worden; elk 60 Meter?
De heer Hartog gelooft, dat 40 Meter wel
voldoende zal zijn; dat wordt dan 4 maal 40
is 160 Meter leuning.
De heer Kooij meent, dat het moeilijk is,
om dat hier maar dadelijk te zeggen. Spr.
niet weg, het is niet waar, het kan niet
waar zjja.
Daar stónd het nu, dat het wel degelijk
waar was. En mijlen en mijlen waren er
reeds tusschen hen.
En zijn terugkomsthij kwam niet
weer tot haar, niet in haar leven, in haar
hart
Zij sprong op.
Wat was dat? Was dat niet een
schreeuwneen, een jammerkreet ge
weest kwam dat niet uit een men-
schenmond
Een koude rilling liep haar langs den
rug.
Stilte
Neen, een dof gemompel. Uitroepen van
schrik
Zij liep gejaagd naar buiten.
Voor het huis? NeeD, daar waren niets
dan sporen op het gras van het zware blok
marmer. Overal plat gras, gebroken takken,
geulen in de paden.
En dat spoor liep achter het huis om.
Sylvia zag het niet zij liep sis van
zelf dat pad na.
Door den tuin ging het naar het atelier
van Conrad Brugge
O God, wat was dat
Op den grond lag hij, bewusteloos, met
een gelaat als van een doode.
In doffen schrik stonden de arbeiders er
om heen.
Bertie knielde naast hem en hield de
handen van den ongelukkige in de zijne.
En het was, als had zich over den ver
wilderden, zonneloozen kleinen tuin een
oneindige treurigheid gelegd.
Weenend viel Sylvia naast haar broeder
op de knieën.
Contil, tegen het marmerblok leunend,
dunkt, dat het het beste zou zijn, als Burge
meester en Wethouders den toestand ter
plaatse gingen opnemen en daarna de lengte
van de leuningen bepaalden. Dit wordt alge
meen goedgevonden, evenals het voorstel van
den voorz., om voor de leuniDgen Amerikaansch
grenen hout te bezigen.
Nu toch de tram ter sprake is, zou de
heer Kooij wel aan het Trambestuur willen
verzoeken, of de gemeente in het wacht-
lokaaltje, den blikken trommel, te Aartswoud,
een bank mag maken. Spr. gelooft, dat dit
velen aangenaam zou wezen en de kosten
zijn natuurlijk heel gering.
De voorz. meent, dat zoo iets geheel het
werk van de Tram is. Spr. heeft weinig
lust om die onbillijkheid weg te nemen, door
voor gemeenterekening een bank te maken.
Ten slotte wordt goedgevonden, dat de
voorz. in de a. s. Mei-vergadering van de
Tram dit pnnt ter sprake zal brengen.
De voorz. vraagt, aan welken timmerman
het maken van de leuningen zal worden opge
dragen.
De heer Vijn krijgt op zijne vraag, hoe
dat gewoonlijk gaat, ten antwoord, dat het
werk verdeeld wordt. Verder vraagt Spr.,
of één het leeuwendeel wel niet er's krijgt,
hetgeen voorz. ontkent.
Voorz. vraagt of Arie Meijer het maar
doen moet; die woont er het dichtst bij; of
Arie Meijer en P. Schipper elk de helft?
De heer Vijn zegt, dat er enkele timmerlui
in de gemeente zijn, die nooit's gemeente
werk hebben; zoo bijv. W. de Groot aan de
Gouw. Aan de Gouw is geen school of
ander gemeente-gebouw, zoodat de ambachts
lui daar zelden of nooit wat aan de gemeente
verdienen. Spr. wil er in 't geheel niet op
aanstaan, dat aan hen het maken van deze
leuningen wordt opgedragen, maar voor het
vervolg wenscht hij, dat ook aan de ambachts
lui aan de Gouw gedacht wordt.
Dit werk, zoo wordt besloten, zal aan
Meijer en Schipper worden opgedragen.
Verder is ingekomen een opgave van het
bestuur van de zuivelfabriek „de Hoop" in
de Weere, dat de vereeniging f 35.wil
geven voor het oude brandspuithuis op haar
terrein, en f15.— voor de opheffing van het
recht van opstal op den grond, tezamen dus
f50.—. Het huisje is, volgens het bestuur,
niet zooveel dubbeltjes waard als er guldens
voor worden geboden.
Voorz. deelt hierbij mede, dat de gemeente
f75.verlangd heeft, f60.— acht Spr. dan
ook te weinig, temeer, omdat verleden jaar
nog een nieuwe afvoergoot gemaakt is, enz.
De heer Vijn meent, dat de gemeente, die
slechts recht van opstal heeft, geen nieuw
huisje op den grond zal mogen bouwen en
het bestaande huisje kan niet langer dienst
doen, zoodat de gemeente met een bod van
f50 best tevreden kan zijn.
Ook de heer Hartog acht een nieuw huisje
en op een betere plaats, noodig. Hier ver
schimmelt alles.
De heer Schermer wil bever nog een paar
jaar wachten; zoolang de oude spuit er nog
is, meent Spr., dat het huisje nog wel dienst
kan doen.
De heer Kooij vreest, dat dan het bod van
f50.wel vervallen zal zijn.
Eindelijk wordt besloten, huisje en recht
van opstal voor f 50 te zamen over te doen.
De plaats voor een nieuw huisje is nu eeu
punt van langdurige overweging
De heer Vijn acht daarvoor het best, zooals
hij reeds in de vorige vergadering zei, het
hooge hofje beoosten Berkhout.
De Voorz. dacht het schoolplein het best.
Het zal het schoolplein ontsieren, meent de
keek treurig toe.
Nu lag het steenen ongeluk rustig. Het
blok had, nadat het een ketting had ge
broken, het been van Conrad Brugge ver
brijzeld.
„Is er om een dokter gezonden vroeg
Sylvia.
Het was nog niet gebeurd. De schrik
scheen reeds uren te duren, ofschoon het
slechts eenige minuten geleden was gebeurd.
„Ja een dokter zeide Contil,
„waar woont er hier een Zij hadden er
nog geen noodig gehad.
Maar Sylvia stormde reeds naar huis
terug. Sehuberger moest het toch weten
En dadelijk daarop kwam zij reeds terug
met doeken, kussens, water en verdere
benoodigdheden. Wat zij zelf niet kon
dragen, bracht juffrouw Schaberger achter
haar aan. En een arbeider moest dadelijk
een paard uitspannen en naar de stad
rennen.
De door medelijden en schrik als met
lamheid geslagen mannen gehoorzaamden
dadelijk. Sylvia's bevelen waren zeker en
snel. Alle droefheid bad zij overwonnen.
Men schoof een groote deken onder den
ongelukkige en droeg hem daarop in het
atelier, waar Sylvia van kussens en dekens
een bed had gemaakt.
Het was een algemeen gedraaf. En in al
de drukte van zorgend medelijden bemerkte
Sylvia niet, dat Contil verdween en daarna
ook Bertie.
Deze kwam evenwel spoedig terug. Hij
vond zijne zuster op hare knieën naast
Conrad, bezig hem slapen en voorhoofd met
water te wasschen.
De bewustelooze man was blauw om
mond en neus.
Juist hem, dien sterke, aan geen leed.
heer Vijn, en de jongens, zitten er dadelijk op
enz. Als het onder de waranda komt, toch
niet, zegt Voorz., en op andere plaatsen, waar
geen toezicht is, zitten ze er nog meer op.
De waranda daar gedeeltelijk voor te bestem
men, acht men niet wenschelijk.
De heer Kooij meent, dat, als het spnit-
huisje op het schoolplein moet komen, de
Zuidoosthoek vlak aan den weg de beste
plaats zal zijn.
De heer Vijn houdt echter vol, dat het
hooge hofje veel beter plaats is.
Met betrekking tot dit hofje heeft Voorz.
evenwel iets anders te bespreken.
Als de verslaggever deze zaak begrepen
heeft, dan is Klaas Hiele bij Voorz. geweest,
en heeft verzocht van dat hooge hofje tus
schen D. Berkhout en Pancras 2 roeden grond
in erfpacht te mogen hebben om er een huis
op te bonwen. Hij zou dan op zich nemen
te zorgen dat de beide armzalige huisjes „de
tenten die een ongewenscht bezit der
gemeente zijn, doch nog altijd bewoners
j hebben, gesloopt en weggevoerd werden. De
Voorz. had wel ooren naar dat verzoek. Daarom
stelt Spr. voor aan Klaas Hiele 2 Aren van
i genoemd hofje in erfpacht af te staan tegen
een canon van f 5.en op voorwaarde, dat
I van de gezegde huisjes niets meer te zien is,
terwijl hij voor den eigendom der daarvan
komende materialen een kleine som betaalt.
Ook de Raad schijnt naar dit idéé wel ooren
te hebben. De heer Vijn meent echter te
weten, dat Neel Groot er niet uit wil.
Enfin, dat is z ij n zaak. De grond op het
hofje zou natuurlijk slechts afgegeven worden
nadat de huisjes verdwenen zijn.
Bij de verdere besprekingen deelt de heer
Vijn mede, dat genoemd erf pl.m. 13 Meter
breed is. Er zou dus, al wordt aan het ver
zoek van Hiele voldaan, nog wel ruimte over
zijn voor een brandspuithuisje.
Ten laatste wordt besloten, het verzoek van
Hiele toe te staan met nog de voorwaarde
er bij, dat aan den Oostkant van den weg een
gedeelte voor de plaatsing van een brand
spuithuisje wordt in beslag genomen.
De jaarlijksche erfpacht wordt bepaald op
f5.en de som te betalen voor de materialen
van de huisjes, op f25.—.
De secretaris herinnert, dat het hofje in
eigendom behoort aan. het armbestuur. De
zaak zal dus beschouwd worden alsof het
armbestuur er toe besloten heeft, met goed
keuring van den Raad, terwijl de goedkeuring
van Gedeputeerden gevraagd zal worden.
De voorz. deelt mede, een verzoek gehad
te hebben van den heer Ronner, om hij hem
op den zolder voor het „kapelletje" een
kamertje te maken. De heer Ronner had de
onderwijzeres in den kost, en was die er soms
niet meer, dan wilde hij het voor studeer-
of voor slaapkamertje inrichten.
De heer Vijn is er niet voor, dit verzoek
toe te staan. De heer Ronner kon morgen,
overmorgen wel weer een commensaal hou
den en opnieuw vragen een kamertje te
maken. Bovendien vreest spr. gelijke ver
zoeken van anderen.
Als het daar een beetje geschikt gemaakt
kan worden en „we kunnen Ronner daar een
plezier meê doen," dan kan de heer Kooij wel
méégaan met het voorstel van den voorz.,
om het verzoek toe te staan.
Aldus wordt besloten. Voor kosten wordt
geraamd f 50, ofschoon de heer Kooij niet
begrijpt, dat zooveel noodig zal zijn.
Algemeen wordt goedgevonden, dat, zooals
in de vorige vergadering al gezegd was, een
commissie naar Heiligerlee zal gaan, om daar
verschillende brandspuiten in werking te zien.
De commissie zal dan nu, naar aanleiding
gewoon, had dit eerste vreeselijke, dat hem
trof, geheel omvergeworpen.
Met groote jammer in het hart keek
Sylvia toe. Wat was daar vermorzeld
gewordenDie torsche, mooie mannen-
gestalte 't was een genot geweest om
er naar te kijken. Als een held uit den
sprookjestijd kwam hij haar voor. En zjjn
vroolijke, kinderlijke opgewektheid had zoo
goed gepast bij zijn blonde Germanen-ge-
stalte. Dat verhoogde den indruk van het
oorspronkelijke, krachtvolle.
Zooals hij optrad, zoo hadden zich be
paald ook gedragen de ombekommerde ver
overaars uit de oudheid.
En nu wellicht een kreupele, een lamme
voor eeuwig
Misschien een stervendereeds zoo
lang lag hjj bleek en stom
Sylvia legde haar oor op zjjn hart. Het
klopte, o, God zij danken haar oogen
werden vochtig.
„Hij leeftfluisterde zjj Bertie toe, die nu
aan Conrad's andere zjjde was neergeknield.
Hij stond dadelijk weer op.
„ik zal het Paulette zeggen", mompelde
hij, „dat arme kind. Zij ligt te weeuen
van angst. Haar teere ziel kan dit schok
kend leed niet verdragen
Sylvia keek hem aanverwonderd,
en dan steeg een bittere toorn in haar
binnenste op.
„Ah", stiet ze uit, en het was een kreet
van verwijt en weerzin, dien Bertie onmo
gelijk misverstaan kon.
Verborg hij het, of was hij blind en
doofhij ging werkelijk
„H^ komt bij hij komt bjj", fluis
terde Sehuberger bewogen.
Ja, hij kwam tot zichzelf. Sylvia zag het.
Een zwaar ademen deed zjjn borst zwellen.
van het voorstel-Vijn, ook naar Amsterdam
gaan.
Men beaamt het idee van den Voorz., dat
het wenscheljjk is, dit op te dragen
aan dezelfde commissie, die ook de andere
spuiten gezien heeft.
De heer Hartog acht het beter, dat in
plaats van een der leden, de opperbrand-
ineester méégaat. Spr. wil als lid der com
missie gaarne daartoe zjjn plaats afstaan.
Men vindt echter beter, dat de commissie
in haar geheel heengaat.
Hierna doet Voorz. de rondvraag.
De heer Schermer geeft in overweging aan
de Paad een tweeden brandroeper te be
noemen. De Noorder- en Zuiderpaad is te
veel voor één man. Naar aanleiding daarvan
zon de heer Hartog iD overweging willen
geven, om voor brandroeper» alleen „fietsers"
te nemen. Men gelooft niet, dat dit in alle
wijken mogelijk zal zijn. De heer Kooij be
veelt aan, eiken brandroeper van een hoorn
te voorzien dat zal zoo erg veel niet kosten.
Een en ander zal nader worden overwogen.
De heer Kooij informeert, hoe het afge-
loopen is met Ott.
Voorz. zegt, dat dit aan 't Dagelijksch
Bestuur is. IntusschenOtt is best tevreden.
Verder bepleit de heer Kooij ten behoeve
van IJ. Pool vrijstelling van betaling van
schoolgeld. Na kort beraad wordt besloten,
dat huisgezin onder de onvermogenden te
rangschikken,wat betreft de schoolgeldheffing.
Op aandringen van den heer Vijn wordt
voorts besloten, een 60-tal boomen in de
Weere aan den onderkant van den kruin te
laten snoeien. Dfe heer Vijn moet de af
komende takken maar wat verdeelen onder
de arme lui daar.
Op advies van den heer Vijn wordt nog
besloten, ook het gezin van P. Poolland Jbz.
van het betalen van schoolgeld vrij te stellen.
Verder brengt de heer Vijn ter sprake eene
verbetering van de „kuil" van P. Glashet
water is daar zoo langzamerhand genaderd
tot één a twee voet van de straat. Het is das
noodig, eene schoeiïng te maken en de tusschen-
ruimte met aarde aan te vullen.
Als het van den zomer droog is, zal deze
zaak onderzocht en in orde gemaakt worden.
En, zegt de heer Vijn, hebben we in den
winter watersnood, in den zomer hebben we
waternood. Over een heele lengte in de Weere
is in 't geheel geen water. Ook met het oog
op brandgevaar acht spr. het dus zeer wensche
lijk, daar een nortonput te slaan, b.v. tusschen
K. Koenis en J. Bosch, of tusschen dezen
laatste en P. Klaver.
De heer Hartog meent, dat dit aan het
Koggebestuur dient te worden gevraagd.
Daartoe wordt algemeen besloten.
De Voorz. slnit hierna de vergadering.
DeTweedeKamer is opgeroepen
tegen 18 Februari, des namiddags te 2 nur.
De moord te TILBURG.
In verband met den moord op het meisje
Kessels, komt in de Nieuwe Tilburgsche Cou
rant de volgende oproeping voor
„De schrijver van de brieven, onderteekend
„Een Koetsier", wordt beleefd verzocht zich
persoonlijk te vervoegen bij de justitie of po
litie, om nadere mededeeling te doen.
„Wanueer die mededeeling van belang is,
zal hem eene groote belooning worden toe
gekend".
Verder bevat hetzelfde blad deze adver
tentie
„Vrouw Bijnen weet alles van de gruwel
daad. Zulks is in handen van de politie, doen
er niets voor. Een Koetsier".
Hjj rekte zijne leden en de oogen werden
even geopend. Maar dadelijk sloot hij ze
weer en een uitdrukking van de smartelijkste
pijn sidderde er over het bleeke gelaat.
Sylvia boog zich over hem heen. „Dade
lijk komt er een dokter", zeide zjj zacht.
„Doet het veel pjjn
Hij keek haar aan. En werkeljjk, hjj
trachtte te glimlachen, hartbrekend; met eene
mannelijke poging om zich te bedwingen.
Hij bewoog zjjn vingers„God
mijn armendie heb ik nog", fluis
terde hjj.
Zijn werk, zijn werk 1 dat was zijn eerste
gedachteDe zekerheid, verder te kunnen
scheppen
Syivia greep zijn beide handen, hief
ze en weinig op en drukte ze stevig.
„Heelemaal goed zeide ze, op zulk een
opge wekten toon als kon ze hem daar
mede de scheppingskracht voor verschil
lende werken ingeven.
„Wanneer komt de dokter?" vroeg hij
steunend.
„Spoedig, dadeljjkbepaald dade
lijk
„En mijn bcenenbeiden weg
een kreupele een verminkte
Hij sloot de oogen. Steeds helderder
werd zjjn bewustzijn en hjj begreep nu
eerst weer het verschrikkelijke.
„Beide vroeg Sylvia
Ze keek ontzet tot Sehuberger op, die aan
het hoofdeneind van den ongelukkige stond.
Hoe Beide Slechts het eene been scheen
verbrijzeld, slechts het linker, want alleen
daarvan was de pantalon door bloed be-
Viekt en verscneuid en het lag als een slap
aanhangsel.
WORDT VERVOLGD.