Brieyen lil den Polder. INGEZONDEN. Zondag 23 Februari 1902. 46ste Jaargang No. 3708. TWEEDE BLAP. FEUILLETON. Het ABC VAN HET LEVEN. 18. Uit den Ouden Tijd. Krijgen door te geven. Binnenlandsch Nieuws. SCHAKER XXIII. Een Causerie over vreemde Woorden, —oo—o— Het was tegen Nieuwjaar. Koosje had haar visite-kaartjes thuis gekregen, die ze bij den heer Trapman besteld had, en liet ze aan haar moeder zien. „Wel Heere-mijn-tijd, kindriep Grietje opeens, „wat is dat na voor malligheid Wat beteekent nu toch dat gekke woord voor je naam Ik werd een beetje nieuwsgierig, keek over mijn vrouw's schouder en lasMade- ui o i s 11 e Jacoba Ploeger. „Is 't anders niet?" vroeg ik verwonderd. „Anders niet riep Grietje verbaasd. „Maar Tennis, wat beteekent dat dan toch?" „Mademoiselle," zei ik, „beteekent zoo veel als mejuffrouw." „Welnu," zei ze tegen Koosje, „had er dat dan voor gezetdat is tenminste fat soenlijk Hollandsch. Maar ma...made... ik kan 't waarachtig niet eens goed uit spreken." „Mejuffrouw Jacoba Ploeger!" zei Koosje minachtend, „maar dat staat immers niet!" „Koosje heeft gelijk," bracht ik in het midden, „je moet in sommige dingen met je tijd meegaan. En ons Hollandsch is nu een maal, over het algemeen genomen, niet fat soenlijk meer. Naar onze hedendaagsche beschavingsbegrippen is het op zjjn best, wat Napoleon er zoo graag van had willen maken een taaltje, nog goed genoeg voor schippers en matrozen. Waren onze domme groot ouders nu maar niet zoo dwaas geweest, die Hollandsche taal zoo- lief te hebben dat zij er desnoods alles voor over hadden, we zou den er al lang van verlost zijn. Doch 't is waar, toen waren de menschen mogelijk zoo fatsoenlijk nog niet. Voor ónzen tijd echter is zij bepaald ordinair. Het rationeelste zou natuurlijk zijn, maar dadelijk een andere taal in te voeren. Maar je begrijpt, dat is nu eenmaal ondoenlijk. Om nu toch iets in de goede richting te doen, is men alvast begonnen met de meest onfatsoenlijke woor den door vreemde te vervangen, waar door de taal al aardig opgeknapt is. Ja, die drang tot taai-loutering heeft zich zelfs zóó zeer van alle rangen der Maatschappij meester gemaakt, dat ik laatst den ouden Tames, toen hij onder het melken wat door Kees geplaagd werd, hoorde roepen „Als je nou niet ophoudt, den zei ik je op je fiezelemie speule En Kees, die het raadzaam achtte om maar gauw zoete broodjes te bakken, riep terug „Kom, kom, zet nou maar niet zoo'n nijdig facie; ik meende 't ommera zoo kwaad niet Een ander voorbeeldVroeger kon men van hard werken beginnen te zweeten „Ajakkes, pa, wat een vies woord viel Koosje in. „Stil, kindIk zeg, vroeger kon je van hard werken zwéétentegenwoordig transpireert men er van. De minste „herberg" heet thans Café (is koffie), ook al kun je er nooit een kop koffie krijgen. Maar dat doet er niet toe als we maar van dat platte woord herberg af zijn. Je hebt er óók bij, die ze c a f é- chantant noemen, wat letterlijk „zingende koffie", dus „pruttelende koffie" zou beteekenen. 't Is echter overbekend, dat men daar helaas heel wat andera dan pruttelende koffie te hooren krijgt. Maar 't is een vreemd woord, en dat is het voornaamste. Zoo zal ook niemand meer spreken van een gezwel.... Hè, foei pa, wat een onfatsoenlijk woord," zei Koosje met een pruimemondje. „En u kunt anders toch zoo netjes zijn Hoor eens meid, bezondig je nu niet aan flikflooien(Koosje keek of ze opeens onpasselijk werd.) Aan adulatie, verbeterde ik gauw. ('t Arme kind kwam weer bij.) Ik wou maar zeggen, ging ik voort, dat dit leelijke woord „gezwel totaal heeft uitgediend; ieder spreekt tegenwoordig van abces. Op de huisbussen in onze steden lees je ook niet langer het woord „brieven", maar Doot IDA BOY-ED. 0-0-0 2. Wij hebben van elk haven, waar de boot aandeed, een teeken van leven van Bobert gehad, meest prentbrielkaarten, de laatste uit Singaporeen verder ia Robert in Shanghai reeds aan boord van de Ger- mania gegaan, zooals we in de courant lazen. 8. Peter is, jammer genoeg, weg, nadat we de „Lubina" en de „Libille" op win- terruat op de werf hebben gebracht. Hij vaart op een salonboot op de Middelland- sche Zee. Hij heeft reeds uit Messina ge schreven. Hier is de copie „Genadige mijn heer en mevrouw, ik wil u schrijven, dat ik tevreden ben, al is het dan ook niet zooals ik met u tevreden ben. Ik wilde u melden, dat ik in Suderfood in mijn kamer mjjne pijp met den zilveren dop ver geten heb. Mevrouw, is u zoo goed en pak hem op en let er op, dat niemand er uit rookt, dat zou ik heel goed vinden, iet goede gezondheid bljjf ik, uw j Peter." e, zult toegeven, dat dit is om rW van het 1 &chen. Willy en ik brief C>? van 8enoegen. Wij nemen Peter's 4 W^Uu i mec*e Daar Hamburg, faüle" drtmïiJen- de „Lubina" en de „Li- let t r e s, en het deed mij genoegen dat ik onlangs boven een overigens Hollandsch lied, dat iemand aan 0ude6luis opdroeg als titel: Souvenir de Oudesluis zag prijken". „Hollandsch zei Koosje smalend. „Hm 't is het Hollandschje wel „Een bewijs te meer, dat ons Hollandsch heeft uitgediendviel ik in. Dichtere heb ben toch steeds een ruim verschot van woorden tot hun beschikking. Ze kannen er das nog altijd de beste van uitkiezen. Maar als die menschen nu niet eens hun geestdrift meer in onze taal kunnen uiten, dan is het toch wel treurig met dat taaltje gesteld. In ieder geval, het is verblijdend, dat de titel van dat vers er alvast hoogst fat soenlijk uitziet. Ja, ja, er is gelukkig overal een streven naar taailoutering te bespeuren. Mijn vriend Lustniet b.v. is véél te fatsoen lijk om een glaasje „ouwe klare" te bestellen en bestelt bijgevolg een glas reseda. Ook zou hij zich schamen om te bekennen, dat hij gisteravond wat „dronken" was, maar hij verzekert u geheel uit eigen beweging en zonder blikken of blozen„ik was wat a b- normaal!" Iets anders: „Huisraad" vindt je alleen nog maar in de woningen van arme lui, doch wie het maar een béétje doen kan, heeft zijn ameublement. Men gaat niet meer „in den kost", ook al eet men bij de menschen aan tafel, maar e n pension; men is niet meer „zenuwachtig" maar nerveus, niet meer „ontdaan", doch geagiteerd. „Nu, ik vind het mooi lastig, al die vreemde poespas", pruttelde Grietje, „je kunt op die manier de helft van een gesprek niet verstaan „Och, wat doet er dat eigenlijk toe; de meeste gesprekken zijn toch wel zóó veel zeggend, dat je er best de helft van missen kunt. Doch soms ja, dan is het toch wel eens lastig ook. Je bent b.v. op reis, je wilt dineeren en stapt een restauratie binnen. De kellner reikt je de spijskaart... ik wil zeggen het menu toe, met de vraag, of het zoo uw goedkeuring kan wegdragen. Met een gewichtig gezicht ga je nu natuurlijk al die namen na, ofschoon je evengoed de hiërogliefen van een Egyp tisch koningsgraf bestudeeren kon en je knikt een oogenblik later bevestigend. In spijt van je kleine comedie, ben je er echter zoo goed als zeker van, dat die kellner, met zijn effen j gezicht, je in zijn hart toch uitlacht. En J je weet nog altijd niet wat je te eten krijgt. Ieder gerecht blijft een mysterie voor je, dat niet eerder ontsluierd wordt alvorens het op tafel staat. Maar wat klaag ik over een weinig onge rief, waar het een uiting van beschaving geldt? Want het blijkt uit alles toch maar zonneklaar, dat het vreemde woord veel be schaafder, veel fatsoenlijker dan het Holland sche woord klinkt. Daarom vrouw, je moet in 's Hemelsnaam je best maar eens doen, om er zoo af en toe ook eens wat yreemde woorden uit te gooien. Koosje is in dat opzicht aardig vooruit gegaan. Als je ze vroeger aan het werk zette, dan klaagde ze altijd over „schrikkelijke hoofdpijn" nietwaar? terwijl zo nu in zoo'n geval steeds affreuze migraine heeft. Koosje keek erg onvriendelijk. Maar op het zelfde oogenblik bracht de post haar een brief en zie opeens veranderde dat gezichtje en kreeg ze een kleur tot achter de ooren. „Je bent toch niet zoo'n beetje aan 't vrijen?" vroeg ik achterdochtig. „Vrijen!" zei Roosje diepbeleedigd. „Als u nog vroeg of ik een amourette had Maar, stel u gerust pa", ging ze voort, „het is een brief van de meisjes uit Brussel." O, zoo! Ja, Griet, ging ik voort, vrijen is ook al niet fatsoenlijk meer. En och, och j niet waar we hebben er in onzen jongen tijd toch wat aan gedaanMaar tegenwoor- dig hebben de jongelui een amourette, of ze maken a m o u r s. Nu, dat is ook wèl zoo netjes. Zoo ook wordt mijn vriend Eenling (en terecht) boos, als men hem een „ouwen vrijer" noemt, maar hij lacht om zijn dwaze vrin den die zich „aan banden" lieten leggen en met trots verklaart hij zich celibatair, wat trouwens ook heel wat fijner is. In onzen huidigen, allerfatsoenlijksten tijd zijn er ook geen kleermakers meer, maar tailleurs en ge bestelt niet langer een „pak", maar een c o s t u n m. Ja, zelfs de meest ouderwetsche dorpstailleur, die nog achterlijk genoeg is om zich „kleermaker'' te noemen, levert u toch reeds een broek thnis, al is hij ook naar het snit van uw groot vader, met de woorden„ziedaar meneer, nw pantalon!" Waar we nu overal zooveel vooruitgang zien op taalgebied, daar vraag ik mezelf af hoe ter wereld kon nu toch de president van het gerechtshof te 's-Gravenhage, mr. J. J. van Geuns, zijn ambt aanvaarden met een rede, waarin onder anderen déze ouwerwet- sche en betreurenswaardige zinsnede voor komt „Aan het beginsel, dat ik op den voor grond stelde, en aan den eerbied voor de Koningin, in wier naam recht gesproken wordt, zijn we tevens verschuldigd, onze be slissingen en hare uiticerking in duidelijk Nederlandsch te geven. Woorden als „reqnest, requirant, opposant, geopposeerde", ja zelfs van appellant en geïntimeerde,uit vroegere gewoon ten onder Bonrgondischen invloed en uit Fransche toestanden overgebleven, zullen lang zamerhand voor „verzoekschrift, eischer en gedaagde in verzet, eischer en gedaagde in beroep" moeten plaats maken, enz., enz. Maar nu vraag ik jehoe zal men in '8 Hemelsnaam dan aan de meeste advocaten voortaan kunnen merken,dat ze in het wezen en de beteekenis zijn doorgedrongen der onover troffen uitspraken van het Romeinsche recht, wanneer ze in plaats van de Latijnsche uit drukkingen qualitate qua en cum 8 o c i i 8 de woorden „in hoedanigheid" en „met anderen" moeten gebruiken Bovendien, het zou verbazend dom wezen ook. Wat toch zou er terecht komen van den eerbied voor de balie, als elk van haar leden in algemeen verstaanbare taal spreken gingNeen, ieder vak behoort nu eenmaal zijn eigen taal te hebben, waardoor, als bij de oude Egypte- naren, niemand in de geheimen kan door dringen. Daarom zijn de heeren van de veeartsenij er vrij wat beter achterOp de 42e algem. vergadering der Maatsch. tot Bev. der Vee artsenijkunde te Utrecht, sprak de heer H. Markus over „Primair sarcoon van het j u j u n u m bij het paard," terwijl de heer M. H. J. P. Thomassen behandelde„Het wezen en de pathogenesis van hemiplegia 1 a r y n g i s bij het paard, met demonstra tie van praeparaten." Kijk, dat is verstan dig, op die manier hou je Jan en Alleman er buiten en bega je al eens een flater, welnu, het blijft onder ons. Het voornaamste van vreemde woorden te gebruiken, is echter, ik kan dat niet genoeg herhalen: het staat zoo hoogst fatsoenlijk! Uit een diep besef van de platheid onzer Hollandsche taal had ik dan ook besloten, maar geen Polderbrieven meer in de Schager te schrijven, alvorens ik ze heelemaal in het Fransch stellen kon. Ik ben dus een paar maanden ijverig aan de studie geweest, maar mijn oude hoofd kou daar toch niet meer tegen en ik zal me tevreden moeten stellen met wat ik onthouden heb en hetgeen j ik zoo te hooi en te gras nog eens mocht opdoen. De lezer moet het dus zóó maar voor lief nemen. Immersook het stréven isj 8 c h o o n en dat blijkt duidelijk uit het opschrift van dezen briefopzettelijk toch heb ik het beschaafde woord causerie gebruikt in plaats van het banale „een klets praatje." Teunis Ploeger. o De regenten van het wees- en armhuis te G o e s hadden in vroeger tijd een eigenaar dige bevoegdheid, die om de curiositeit wel verdient, nog eens in herinnering gebracht te worden. Ze bestond hierin, dat twee der regenten met twee diakenen der Hervormde Gemeente eens per jaar alle te Goes prac- tiseerende notarissen behoorlijk tracteerden. Dit ging voor gezamenlijke rekening van het wees- en armhuis en de diaconie. Oppervlakkig schijnt dit een allesbehalve zuinig beheer, doch onze regenten waren wijze mannen en wisten wel wat zij deden. J Zij gooiden, om zoo te zeggen, een spierinkje uit, om een kabeljauw te vangen. Immers, wat toch was het geval. Als de heeren notarissen zich na het genot van het diner en bijbehoorend glaasje wijn recht lek ker gevoelden, dan stak de beste woordvoer der der diakenen of regenten een roerende speech af. In sombere en aangrijpende kleuren schilderde hij den nood der armen en van het huis. Met vurige woorden drukte hij den notarissen op het hart. om bij het schrijven van testamenten of andere beschikkingen de armen en het huis in de ontferming der tes- tateuren aan te bevelen; om al het mogelijke te doen, dat een deel der nalatenschappen te hunnen bate kwam. Nu, de notarissen bleken niet ondankbaar. Voor het minzaam onthaal stelden zij hun machtige hulp met vaak goeden uitslag in de plaats. Het was dus een verkeerde zuinig heid, dat latere regenten zich in de uitoefe ning van deze bevoegdheid zoo slap betoonden, dat ze eindelijk geheel in onbruik geraakte. W. van Markel. Niet-geplaatste ingezonden stukken worden nimmer teruggegeven.) Mijnheer de Redacteur I Sta mij 8. v. p. toe, van de gastvrijheid van nw blad gebruik te maken, voor het volgende Uw blad van Zondag 16 Febr. lezende, trok mijn aandacht een berichtje onder „Plaatselijk Nieuws", betreffende de „Groote Noord-Hollandsche Najaars-verloting", in het bijzonder het daarin vermelde telegram en nog méér in 't bijzonder de onderteekening daarvan. Nu is het mij bekend, dat er in ons Land méér Jansen's, zelfs zéér veel Jansen's zijn doch het feit, dat ondergeteekende zijdelings bij genoemde verloting betrokken was, doet 't hem wenschelijk toeschijnen, door middel van uw blad onder de aandacht van het publiek te brengen le. dat hij bij de trekking van bovenge noemde verloting niet is tegenwoordig ge weest 2e. dat hij bovengenoemd telegram niet heeft verzonden eu ook niemand last heeft gegeven, dit uit zijn naam te doen. U, mijnheer de redacteur, bij voorbaat dank zeggende voor de plaatsing, teeken ik met de meeste hoogachting, UEd. dw., W. Janssen, Loten-debitant. Keetgracht 6, Alkmaar. Alkmaar, Febr. 1902. Vergadering van den Raad, der gemeente OUDE NIEDORP, op Woens dag 19 Februari 1902, voormiddags 11 uur. Tegenwoordig alle leden. Voorzitter de Burgemeester, de heer A. Wonder Pz. Na opening der Vergadering worden de notulen der vorige vergadering gelezen en goedgekeurd. Voor kennisgeving worden aangenomen: 1°. een uittreksel uit het register van be sluiten van Gedeputeerde Staten van 5 Fe bruari, waaruit blijkt, dat de huurwaarde van de woningen der hoofden van scholen, is gesteld op f200.per jaar; 2°. missive van Gedeputeerde Staten ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit tot het in erfpacht uitgeven van 78 Aren grond aan „Het Witte Kruis". Verder is van Gedeputeerde Staten een schrijven ingekomen, dat zij, ondanks de door het Gemeentebestuur gedane opmerkingen, blijven aandringen op een regeling van de onderwijzers-jaarwedden, waarbij aan de hoof den van scholen tenminste f60.boven het wettelijk minimam wordt toegekend. Waar in nagenoeg alle gemeenten in Noord-Holland do jaarwedde der hoofden op minstens f800.tot f 1000.- is gesteld, meenen Ged. Staten, dat voor Oude Niedorp daarop geen uitzondering behoeft te worden gemaakt. Daarentegen dient te vervallen de gratifi catie, die de Raad boven dejaarweddeu wenschte toe te kennen bij eventuëele benoeming. Voorts herinneren Gedeputeerde Staten op- wet in Kiel, maar in Hamburg op de werf gegeven, wat je maar weinig zal interesseeren, want ondanks je gelukkig debuut, gaat ge nog niet op in zeemanszaken. Ziezoo, dit heb ik nu eens ordeljjk ver teld. Van ons leven zal ik je niets zeggen, het kon je misschien bang maken, en dat zou verkeerd zijn. Het is zoo heerlijkZoo eenzaam en zoo vrjj. En dan dat opgaan in elkaar, dat zoo alles begrijpen van Willy, dat gevoel den flinkste en beste aller mannen naast zich te hebben. Nu kom ik eerst tot de hoofdzaak. Dus mijn portret staat op Bertie's schrijftafel? Dat, en alles wat ge daarbij hebt medege deeld, is eenvoudig om erom te gillen. Wat moet dat beteekenen hij praat zichzelf toch niet voor, dat hij om mjj treurt Ik erger mjj over dat portret, en ik beveel je, het weg te nemen, als je weggaat. Open lijk of heimelijk. Steel het. Dien diefstal wil ik gaarne op mijne rekening hebben. Het mag daar niet blijven. Ik ben Willy's vrouw. Mijn portret hoort niet op de schrijf tafel van een anderen man. Dat Bertie jouw broer is en mijn speelkameraad is geweest, is hier geene verontschuldiging, omdat de kinderen tot groote menschen zijn opgegroeid. En jij bent er bevreesd voor, dat Bertie zich op die Paulette zal verlieven? Dat zou me zeer spijten voor Bertie. Ik heb hem tot nog toe steeds gehouden voor een man van eer. Aan tragische hartstochten en al die buitengewonigheden, moet je weten, geloof ik niet. 't Kan voorkomen dat een man niet gelukkig is met zijn vrouw en ook omgekeerd, maar dat houdt een mensch binnenboord. En komt het woms eens voor, dat je van een ander denkt„Die schijnt me beter toe dan mijn betere helft," nu, dan ga je het gewoon uit den weg. Ik houd het voor jouw plicht daar in te grijpen. Evenzoo in Bertie's warwinkel. Menschen, die hun geld niet kunnen behee- ren, moeten onder voogdijschap worden gesteld, zegt mijn Willy. Dat over Bertie's geldaangelegenheden is bet eenige, dat ik Willy uit je brief heb voorgelezen en wat je mij bepaald wel zult vergeven. Mag ik aan het slot van mijn epistel eens indiscreet zijn, mijn engel In uw brief is er zeer vele malen sprake van een beeldhouwer, en je prijst hem verbazend. Wanneer je den man nu zoo trouw ver pleegt, zal het mij zeer verwonderen, als het zaakje niet met een huwelijksaanzoek eindigt. Zijt ge er zeker van, dat zijn ledematen weder heel worden want heel en flink moet een man zijn, zal men respect voor hem hebbenwaarom eigenlijk, dat kan ik mezelf zoo niet verklaren, maar ik ben altijd trotsch op mijn Willy, wanneer ik hem, koen en flink, te water of te land gadesla dus wanneer zijn beenen heel worden neem hem IIk kan ook vier uitroepteekens plaatsen, zooals je ziet. Kijk eens, ik verbeeldde me, dat ik verliefd was op Bertie. Maar toen Willy, dien ik nog zeer weinig kende, mijn jawoord vroeg, toen kreeg ik zoo'n komisch idee ik dacht dat het toch wel leuk zou zijn, geëngageerd te zijn, en eindelijk eens bij ondervinding te weten, wat het huwelijk was. Stel dus vast: ik was op Bertie ver liefd, of geloofde het te zijn, en nam Willy En hoe .gelukkig ben ik geworden! Willy is eenvoudig alles en alles. In elk opzichtSedert weet ikde liefde komt in het huwelijk. Daarom, neem, op mijne verantwoording, rustigjes je blonden Germaan. Een weinig geld hebt ge, daarmede kan je hem vooruit helpen, want ik neem als een vaststaand feit aan, dat hij niemendal heeft. En wanneer hij zoo geniaal is als gij zegt, zullen wij hem wel de hoogte in krijgen. De lange Mammling heeft een fameus rijke vrouw en de noodige invloedrijke kennisseneveneens Ludwig Mammling in Hamburg. En dan al de groote heeren, met wie Willy in de Jacht club omgaat. En nu het slot Willy heeft reeds vijf maal geroepen. Ik moet met hem mede. Er moeten een paar hazen geschoten wor den. Die nemen we mede naar moeder Mammling. Blijde feestdagenGeen groet aan Bertie, ook al was zijne onsterfelijkheid van de eerste kwaliteit. Uw Conrad Brligge kunt ge evenwel groeten. Of hjj wel zoo veel kunst zou hebben, om ons nieuw jacht te teekenen? Wat hij dan natuurlijk uit pure liefde voor de vrienden van zijn vriendin doen moet, want onze financiën zijn niet zoo fameus, dat we een kunste naars-honorarium kunnen betalen. Willy is namelijk bezig een klein model van een jacht te bouwen, waarbij de „Lubina" een bakerkind is, wat schoonheid van ljjnen betreft. Zoodra wij voor de „Lubina" een kooper hebben, wordt het nieuwe jacht ge bouwd. Help maar reeds een naam beden ken. Want het moet een zeer buitenge wone zijn. Zoo een, die noch in Cowes, nieuw aan het regelen van de vergoeding voor het herhalingsonderwijs. De heer Hille zou denken, dat de Raad er nu genoeg aan gedaan heeft, om de regeling te krijgen zooals hij die het beete oordeelde, en het bedrag is te klein, naar sprekers mee- ning, „om er nog meer water an vuil te maken". Daarbij komt, dat nn de gratificatiën moeten vervallen. Algemeen is men van hetzelfde gevoelen, zoodat besloten wordt, aan het verlangen van Gedeputeerde Staten te voldoen en de jaar wedden der hoofden na elke 6 jaar te doen klimmen van f 800.tot f 1000. Op voorstel van den Voorz. wordt verder goedgevonden, de vergoeding voor het geven van herhalingsonderwijs te bepalen op het in de wet genoemde minimum-bedrag van 60 cent per lesuur. De jaarlijksche schoorsteenschouw was tot heden aan de brandmeesters opgedragen. Br en W. achten dit evenwel niet regel matig. Eerstens is het geen werk, om aan de brandmeesters op te dragen, waarvan het gevolg dan ook al is, dat het niet altijd naar eisch wordt uitgevoerd, en ten tweede kun nen vaklui als b.v. timmerlui veel, beter som mige gebreken in een rookgeleiding opmerken en beoordeelen. B. en W. stellen daarom voor, dit werk op te dragen aan de heeren W.Kriller te O. Niedorp en J. van Leeuwen te Zijdewind. Dit voorstel vindt algemeene instemming. Voorts wenschen B. en W. den Raad te vra gen, of hij uitvoerbaar acht een bepaling in de akte van landverhuring, dezen herfst, dat de beste gebruikers na het verstrijken van den huurtijd, hunne perceelen onderhands kunnen inhuren. In den boezem van B. en W. was men het over de uitvoerbaarheid en zelfs over de wenschelijk heid van een dergelijke bepaling niet eens. Zij wenschen daarom geenszins een voorstel in dien geest te doen, doch vragen slechts, hoe de Raad over een dergelijke be paling zou denken. De heer Over verwacht van zoodanige bepaling moeilijkheden, vooral waar het geldt het maken van een grens tusschen goed en best gebruik. Hoe zal men voorkomen, dat op die wijze zelfs geen schijn opgewekt wordt van voorliefde voor één of anderen huurder De heer Strijbis meent, evenals de heer •Kriller, dat de commissie voor de landerijen van een zoodanige bepaling zeer veel onaange naamheden zou ondervinden. De heer Stam acht het niet billijk en niet in het belang der gemeente, om door zoo'n be paling aan andere ingezetenen na het verstrij ken van den huurtijd de gelegenheid te ont nemen als huurder 'mede te dingen. Ook de heer Hille is voor de vrije concur rentie op dat gebied. De heer Van der Oord wil geen voorstel doen tot het opnemen van een bepaling als door denVoorz. genoemd, maar twijfelttoch niet, of ze zal wel uitvoerbaar wezen. Er is toch wel een grens te trekken tusschen het land verbeteren, goed gebruiken, of slechter maken. Zoo goed als de commissie thans vertrouwd wordt, zal ze ook vertrouwd worden ten opzichte van de waardeering van het land gebruik. Voorts gelooft Spr. met den heer Kriller, dat een dergelijke bepaling wel zal aansporen tot goed gebruik. Aangezien de eerstkomende verhuring pas dezen herfst is en er dus nog tijd is, om dit punt nader te overdenken, wordt op voorstel van den voorzitter goedgevonden, in een latere vergadering hieromtrent een beslissing te nemen. De vergadering wordt hierop tot 1 unr geschorst, waarna de heer K. Bos ter verga dering komt, die met de raadsleden de heeren O. Ovor, J. Stam en J. Ligthart het Burger lijk Armbestuur uitmaakt, welk bestuur rekening en verantwoording zal doen van zijne administratie over 1901. Uit die rekening, post voor post nagegaan, blijkt, dat totaal is ontvangen f 2082.76' uitgegeven f 1148.61, dus overgehouden f 934,15'. De ontvangsten bestonden uit: saldo dienst 1900 f 766.61', huis- en land- huren f 126.25 en subsidie uit de gemeente kas f 1200.De uitgaven betroffen ver sterkende middelen f 27.62', uitgedeeld door deu rendant te Zijdewind, den heer J. Stam, f 644 55 en idem door den heer C. Over te O. Niedorp f 156.75Geneeskundige hulp f 303.30 en kleine uitgaven f 16.38'. De rekening wordt op de genoemde cijfers goedgekeurd met dankzegging bij monde van noch in Travemünde, noch in Kiel ge hoord is. Vriendelijk groeten je Willy en Makaria. P. S. En laat je dat in 's hemels naam nu door je nieuwen vriend niet wijs maken, hoor, dat het leven een verwarde en zware geschiedenis is. Het is de heerlijkste en eenvoudigste zaak van de gansche wereld. Bijzonder natuurlijk, wanneer men zulk een man heeft als Willy en met al die kramerq van opvoeding enz. niet noodig heeft „Nu vroeg Conrad Brugge, „is het zeer or bescheiden, of mag ik wel wat uit den brief hooren Het heeft een tyd ge duurd eer hij kwam, maar nu schijnt het me dan ook een bom van een brief te zjjn." Waarom zou Sylvia er niets uit meê- deelen Slechts de beide zinnen over Robert en de geheele verhandeling over een huwelijk met Conrad Briigge leenden zich niet tot voorlezen. Hy luisterde scherp toe. „Deze vrouw is kostelijk", zeide hij dan. „Die bevalt me. Zeer eenvoudig. Oordeelt er dapper op I03. Maar zoo benijdenswaard zeker op haar plaats." „Meent u ook, dat ik me met Bertie's zaken moet bemoeien „Onder geen enkele omstandigheid. Gij hebt daar geen recht toe." „Ik ben toch zijn zuster Hij lachte. „Een logica uit de kinderkamer. Bertie's levensdoel is het niet, uw broeder te zijn, maar zich als persoon te doen gelden." „Ach, ik weet menigmaal niet meer, of hij op oen hoogte staat, of in een afgrond." „Dat kan tegelijkertijd. Dat kan allebei

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 5