Zondag '23 Maart 1902. 46sts Jaargang No. 3716. TWEEDE BLAD. Een goede raad. FEUILLETON. Het A B C VAN HET LEVEN. Uit den Ouden Tijd. Karei zonder baard. Binnenlandsch Nieuws. Uit het Engelsch, van I. Cassirer. o—o— Het is reeds lang geleden, dat de hier vol gende geschiedenis, die het voorrecht heeft van werkelijk gebeurd te zijn, voorviel. Het is een aardig bewijs voor de slimheid van een toen levend rechtsgeleerde, die voor ongeveer vijftig, zestig jaar geleden te Man chester eene nitgebreide practijk bezat, met name Mr. James Hadfield, chef der firma Hadfield en Massop. Een welgesteld landman uit een der pro vinciën, Nelson geheeten, was voor zaken naar Manchester gegaan. Behalve het geld. dat hij direct voor zijn zaken noodig had, had hij, om op alle eventualiteiten bedacht te zijn. een bedrag van honderd pond sterling in contanten in een linnen zak bij zich gestoken. Het bankwezen had toentertijd nog niet die vlucht genomen, die uitgebreidheid verkregen, waarop het zich nu beroemen kangeen wonder derhalve, dat de lieden uit de pro vincie slechts zelden op de gedachte kwamen, hun geld bij de eene of andere bank te be llet trof toevallig, dat te Manchester een massa vreemdelingen, hetzij om de wedrennen, of om de jaarmarkt, aanwezig was, toen Nelson zich daarheen begaf. Het logement waar hij ge woonlijk afstapte, was overvol en kon hem niet meer plaatsen. Een ander logement dus opgezocht, en uit vrees, dat de bewuste hon derd pond hem in de drukte en 't gewoel kon ontstolen worden, verzocht hij den kastelein dat bedrag voor hem te willen bewaren. Een voorzorgsmaatregel, toenmaals zeer gebrui kelijk en gewoon. De kastelein was daartoe gaarne bereid en Nelson overhandigde hem het geld, zonder dat daarbij getuigen waren, en vroeg daar voor evenmin een ontvangstbewijs. Het logement stond in een zeer goeden reuk. Mr. Nelson had niet de minste reden om aan de eerlijkheid of goede trouw van den kaste lein te mogen twijfelen. Een week was voorbijgegaan. Manchester was door de vreemdelingen voor het grootste deel verlaten geworden, waarom Nelson, wien het in zijn logement niet al te best beviel, besloot zijn gewoon logement, dat nu reeds over voldoende ruimte te beschikken had, weer op te zoeken, en dientengevolge den kaste lein verzocht, het hem toevertrouwde geld terug te willen geven. „Geld! Geld!? Mijn beste mijnheer, ik be grijp u niet, ik weet van geen geld „Wel man, ik heb n toch honderd pond in een linnen zak ter bewaring gegeven." De kastelein schudde hot hoofd. „Gij moet u al zeer vergissen, of uw geheugen speelt u parten. Hebt ge het ook aan iemand anders toevertrouwd bedenk u goed, voorenaleer ge een eerlijken naam zoo leelijk verdacht gaat maken." Mr. Nelson wist niet, wat hij hiervan den ken zou, een leelijk ding was, dat de zaak tusschen twee personen zonder getuigen, zonder bewijs had plaats gehad. Z ij n „ja" was zoo goed als het „neen" van den ander. Hoe zou hij ooit zijn recht kunnen bewijzen? De wanhoop nabij, ging hij doelloos de straatop, en ontmoette een ouden bekende,wien hij zijn nood klaagde. „Me dunkt, ge kunt niets beters doen, dan naar den advocaat Hadfield gaan. Deel hem uw wedervaren mede." Dat wilde Nelson graag doen, maar hij trof den advocaat niet op zijn bureau. De klerken deelden hem mee, dat mijnheer naar zijn landgoed was gereisd, om op de eendenjacht te gaan. Nelson besloot dadelijk hem na te reizen, hij was zoo gelukkig hem te mogen treffen en deelde hem onverwijld zijn omstan digheden mede. Mr. Hadfield, een zeer energiek heer, wiens heldere oogen en hoog voorhoofd een hooge mate van intelligentie verrieden, was voor een lastige of ingewikkelde kwestie direct te vinden, onverschillig, of hij op de jacht was, of te midden van zijne acten op zijn bureau zat. Na een korten tjjd zich bedacht te hebben, vroeg hij „Hebt ge dadelijk honderd pond beschikbaar?" „Jawel, mijnheer, ik heb in Manchester een partijtje tarwe verkocht, waarvan de Door IDA BOY-ED. -o-o-o 26. „Ja, stel je voor, lieveling", zeide Makarie tot haar man, „ik word nog eens beroemd en word in de levensschets van den grooten dichter Aschroth straks betiteld als „zijn eerste liefde". Het is om je dood te lachen. Och, laat hem komen, Iaat hem komen Wij zullen hem wel genezen van zijne dwaas heden. Ik zal het hem een duim dik laten zien, Willy, hoe lief ik j ou heb." En zij omhelsde Willy dadelijk en kuste hem en riep daartusschen „Ach jijach JU zoo n man is er maar één." Sylvia keek zeer ernstig en met groote oplettendheid naar een kleine katrol en nam die in haar hand. Hoe wonderlijk was het haar te moede. Zoo koud en stil. Zooals het je te moede is, als je een lieven bloedverwant verliest, iets verliest voor altjjd. Zij had op dat oogenblik de speel- ameraad van haar jeugd, de vriendin \an haar gansche leven verloren. Zij had Makarie niet meer hef.... „Dat is een katrol," zeide na een poosje b„t 6 j ze'^° het zóó ernstig, als was vc n .'re P'ickt, het dool van het kleine hare^-i^ te ve^Iaren, dat Sylvia tusschen notr het draaien en waarnaar ze En &f? ek' Sylvia was het, als had ze op dat opbrengst meer dan honderd pond bedraagt". „Mooi, vraag dan uw vriend, die u geraden heeft mij te raadplegen, met n naar dien schoft van een kastelein te gaan en zeg dan in tegenwoordigheid van dien vriend tot dien kerel, dat gij hem vergeving vraagt, hem zoo erg te hebben verdacht en na verzoekt, of hij als bewijs van nw vertrouwen honderd pond voor u in bewaring zon willen aannemen". „Heel goed, mijnheer de advocaat, ik zal doen wat u mij gezegd heeftbegrijpen doe ik u evenwel niet, waarom ik dien schelm voor de tweede maal zoo'n groote som toevertrouwen zal". „Voer maar precies uit, wat ik n heb voorgesteld, en kom dan over drie dagen op mijn bnrean terug". De advocaat nam afscheid van hem, ging weer op do eendenjacht en riep hem bij het weggaan nog toe: „Vergeet vooral niet, uw vriend mee te nemen Mr. Nelson deed precies wat de advocaat hem opgedragen had. De kastelein wilde er eerst volstrekt niet aan, hij wilde geen geld in bewaring nemen; daarmee had hij nu meer dan genoeg onaangenaamheden gehad. Nelson verzocht hem echter zóó dringend, hij wilde daarmee zóó gaarne goedmaken, wat hij onwillens verkorven had, dat de kastelein nolens volens zich wel gedwongen zag, het geld in bewaring aan te nemen. „Wat daarmede nu bereikt moet worden zei Nelson tot zijn vriend, toen ze het loge ment verlaten hadden, „zie ik met den besten wil niet in". „Ik evenmin, maar Mr. Hadfield weet wel wat hij doet, verlaat u daar gerust op ik ben niets bevreesd, of het zal wel goed af- loopen". Drie dagen later kwam Nelson op het bureau der heeren Hadfield en Massop. Hij trof den rechtsgeleerde thuis, en werd door een bediende naar zijn privaat bnrean geleid. „Ah, n komt voor dat geld in bewaring geven en niet terug krijgen, mij raadplegen, niet waar? Wel, hebt ge mijn raad opgevolgd „Zoo nauwkeurig mogelijk heb ik gedaan, wat my door u gezegd is." „Heel goed; ga dan nu weder daarheen en vraag nw geld terugmaar praat er met niemand over, gij hebt hierin alleen met den kastelein te doen." Mr. Nelson gehoorzaamde zonder tegen streven. Hij verzocht den kastelein de hem in bewaring gegeven honderd pond terug. Zonder eenig bezwaar voldeed de kastelein onmiddellijk aan zijn verzoek. Nelson begaf zich daarop direct weer naar zijn advocaat., „De tweede honderd pond heb ik nu wel terug, mijnheer, maar hoe ik nu aan mijn honderd pond komen moet, waarmede de 6choft mij zoo liederlijk heeft beetgenomen, blijft mij nog een raadsel." „Begrijpt ge dat niet? Nu, ik des te beter. Nu gaat ge wéér naar den kastelein, maar nu met uw vriend, en vraagt om de honderd pond, die gij in tegenwoordigheid van uw vriend, hem in bewaring hebt gegeven." „Maar hij zal immers zeggen die heb ik u terug gegeven „Dat kan wel. Maar nu staan er twee „ja's" tegenover één „neen". Gij hebt een getuige bij uwe handeling gehad, hij niet. En zoo hij geen lust mocht krijgen, U te betalen, zeg dan maar, dat ik dat zaakje voor u eens netjes zal beredderen." Vergezeld van zijn vriend, kwam Nelson bjj den kastelein en vroeg om zijn in bewa ring gegeven honderd pond. Hoe de kerel ook raasde en schold, hij moest wel inzien, dat hij tegenover den getuige in een even tueel proces niet opgewassen wezen zon, en vooral niet, waar een zoo gewikst advocaat als Mr. Hadfield aan de zijde van zijn tegen partij zou staan. En zoo kwam ook de eerste honderd pond weer in handen van den wettigen eigenaar. Het duurde niet lang, of deze geschiedenis deed de ronde door geheel Manchester. Mr. Hadfield's roep werd nog grooter en de kastelein hield het voor geraden, te ver huizenzijn nering toch verliep geheel! —O— De liefhebberij om aan zijn medemenschen bijnamen te geven, begint heel wat te ver minderen, maar is er by het volk toch nog niet heelemaal uit. Het is echter nog niet zoo héél lang geleden, dat haast ieder dorps bewoner, behalve den naam bjj zijne geboorte ontvangen, van zijn plaatsgenooten nog een bijnaam kreeg, waaronder hij v*ak nog beter dan onder zijn geboortenaam bekend stond. De nietigste omstandigheid werd soms aan leiding om iemand zoo'n bijnaam te bezorgen. Mijn oom Cornelis b. v. was nog een school jongen, toen hij (bij gelegenheid van de groote schoonmaak, als wanneer alles en nog wat voor den dag pleegt te komen) een onden gedenkten hoogcn hoed ontdekte. Het ding op te zetten en er meê de straat op te gaan tot amusement van zijn kornuiten, was het werk van een oogenblik. Maar nog dien zelfden dag ontving hij den bijnaam van „Kees Hoed" en tot aan zijn dood heeft hij dien behouden. In héél onden tijd echter was het geven van bijnamen een ware hartstocht bij de men- schen, waaraan zelfs Keizers en Koningen niet ontkwamen. Doch het waren dan minder schèldnamen, dan wel benamingen naar een of andere in het oog springende eigenschap. Men denke slechts aan een Karei den Stouten, Reinout den Zwarten, Lodewijk den Vromen, enz. En zoo ook had Gelderland in de 16e eenw zijn Karei zonder baard. Die naam is tegenwoordig zoo goed als vergeten, want de gewone handboeken over Geschiedenis noemen den man altijd Karei van Gelder of Karei van Egmond. Maar bij zijn leven was het zijn alledaagsche naam en wist ieder, waarom hjj zoo heette. Die krijgshaftige en gevreesde Hertog, dien wij ons gewoonlijk voorstellen als zoo'n hal ven wildeman, deed in zucht tot opschik voor den meest eleganten saletjonker niet onder. Was zijn vader, Adolf van Gelder, beroemd geweest om zijn mooie, zwierige lokken, hij daarentegen volgde de mode daarin, dat hij van niets harigs wilde wetenzijn hooid liet hij kaal scheren en zijn baard met een fijn tangetje uitplukken. Op dien kunstmatig kalen knikker droeg hij een netje van gouddraad, waarop hij zijn hoed drukte, die scliitterde van edelgesteenten en veelkleurige pluimen. De plaats waar zijn baard had moeten zitten, liet hij inwrijven met welriekende zalven. Wel terecht noemden hom dus zijn tijdgenooten Hertog Karei zonder baard. W. van Markel. Het nut der vaccinatie. Aan het slot van een artikel over „Gezond heidszorg bij inenting tegen pokken" schrijft dr. G. W. Bruinsma in de „Hygiënische Bladen" van Maart „De vaccinatie, al mochten er nog enkele tegeustanders gevonden worden, is volgens onze vaste overtuiging een voorbehoedmiddel tegen de pokken. In den laatsten tijd is van meer dan eene zijde er op gewezen, dat de tegenwoordige artsen deze ziekte eigenlijk niet kennen. Schrijver van het bovenstaande behoort niet tot henin de jaren 1870 en '71, toen hij in een streek van Nederland ge vestigd was, waar slechts een gedeelte der bevolking zich aau deze kunstbewerking wilde onderwerpen, heeft hij de meest sprekende voorbeelden van besmetting onder de niet- gevaccineerden en onvatbaarheid bij ingeënten kunnen waarnemen en in die jaren de ziekte in haar meest gevaarlijke en afschrikwekkende vormen gezien. Uit herhaalde gevallen, uit België naar Noord-Brabant overgebracht en waardoor het vorige jaar o.a. te Tilburg eene vrij uitgebreide locaalepidemie zich heeft ont wikkeld, is het duidelijk, dat de kiem der vreeselijke ziekte nog niet van den Neder- landschen bodem verdwenen is en zij nog immer dreigende blijft. De zinspreuk van een der oudste inrichtingen tot voortplanting der beschermende vaccinestof te Rotterdam „ne pestis intret vigila" waak, opdat de besmettelijke ziekte niet binnentrede mag daarom ook nu nog niet worden verwaar loosd, doch tevens is het een dure plicht van allen, die gaarne willen medewerken haar overal ingang te doen vinden, om angstvallig er voor te waken, dat lasten, ongerief, na- deelen of gevaren, volgens sommigen nog oogenblik een zesde zintuig gekregen.En met dit zesde zintuig begreep ze het dadelijk en plotselingde man schaamt zich om het optreden van zijne vrouw, maar hij schaamde zich ook om die schaamte, omdat zjjn hart zijn vrouw voorsprak. Sylvia waagde het niet, hem aan te zien. Hoe zouden deze oogenblikken van stom begrijpeo, van doodelijke verlegenheid een geschikt einde krijgen Want Sylvia voelde het: hij, met zijn ongehoorde fijnheid van denken, hij wist nauwkeurig, wat er in haar omging. Geen blik. geen woord tusschen hen, en tóch een volkomen verstaan en begrijpen hoe kon dat tusschen twee menschen bestaan Makarie had evenwel van alles niets gemerkt. „Kinderen", zeide ze, welgemutst als altijd, „dus de hoofdzaak is, dat we dade lijk na tafel naar den Sood gaan. Karaten zal een gat in het jjs slaan en aalsnoeren uitgooien. Het wordt spoedig dooiweer, op zijn laatst morgen, meent Drews. Dan zijn de beestjes op zijn best te pakken te krijgen." En daarbij bleef het. Sylvia vond na tafel nauwelijks tijd aan Bertie een telegram te schrijven, dat de postbode, die 's mid dags kwam, zou kunnen meènemen. Zij sloeg haar broeder een ontmoeting in Ham burg voor en wees er vaag op, dat zich wel een uitweg zou laten vinden. Bij het 1 eten had Willy haar kalm gezegd, dat zij Bertie het huis moest afkoopen, zij kon het dan afwachten tot zich een betere kooper opdeed. Zoo maakte men Bertie weer vlot, zonder zelve al te veel te wagen. Het was een zeer gezonde raad Maar Ma karie hemelde het op, als was het minstens immer aan deze vaccinatie verbonden, tot de geringst mogelijke afmetingen worden terug gebracht. Uit de toestanden in Nederland, vergeleken met die in andere landen, blijkt, dat in dat opzicht nog wel het een en ander te wenschen is overgebleven." Te NIJMEGEN stonden m e j. K. en haar 20-jarige nicht op het achterbalkon der eerste verdieping harer woning aan den Joden berg, om beddegoed uit te hangen, toen plotseling het balkon onder haar voeten wegzakte en zij beiden met het geheele balkon naar beneden stortten. Meer dood dan levend van den schrik werden zij door de hearen Jansen en Weners van onder den chaos i van balken, planken en beddegoed van daan gehaald. Bij onderzoek bleek, dat zij alleen eenige kneuzingen of ontvellingen aan de beenen en armen hadden bekomen, zoodat het ongeval nogal goed afliep. Men meldt: Uit het westelijk gedeelte van ZEEUWSCH- VLAANDËREN vertrekken in de laatste weken tal van boerenarbeiders naar Noord- Amerika, om daar hun geluk te beproeven. Zoo zijn op 't laatst der vorige week niet minder dan 43 personen derwaarts vertrok ken. In April zullen nog een zestigtal de reis aanvaarden. Verscheidene arbeiders hebben een eigen hnisje. 't Gaat niet zeer gemakkelijk, dit te verkoopen. Anders zonden wellicht nog meer personen naar de Nieuwe Wereld vertrekken. De slechte vooruitzichten met betrekking tet de snikerbieten doen velen besluiten, om naar Amerika te emigreeren. Immers, de bieteutjjd is voor hen een tjjd van groote verdiensten. Een achterdeurtje. Onlangs deelden wij mede, dat de heer L. Sligcher, te MONNIKENDAM, bij de be voegde autoriteiten concessie had gevraagd, om de Gouwzee droog te leggen, waardoor o. a. het eiland Marken met den vasten wal verbonden zoude worden. Uit een schrijven blijkt, dat deze aanvrage echter niet als ernstig beschouwd kan worden. „Het hoogheemraadschap Waterland is van plan den zeedijk door Monnikendam op te hoogen, wat meer veiligheid bieden zal aan de achterliggende landen, en waardoor voor komen wordt het plaatsen van kistingen, als I de Zuiderzee (bij noord-westelijke winden) boven peil gerezen is. Doch do inwoners van Monnikendam, die hunne huizen aan den buitenkant van dien zeedijk plaatsten, hebben groot bezwaar tegen de ophooging, omdat hunne perceelen dan meer in de diepte komen te liggen. „Om nu uitstel te verkrijgen van dit werk, is de concessie aangevraagd. Men hoopt, dat, hangende het onderzoek, Waterland niet tot uitvoering van het plan zal overgaan. Of het pogen baten zal, betwijfelen wij zeer." Men schrijft uit FRIESLAND: En in onze steden, èn op het platte land wouingnoodEr zijn dorpen, waar 5 tot 10 gezinnen met 12 Mei a.s. de verhuisdag in onze provincie geene woning hebben. Pas verspreidt zich het gerucht, dat een huis kans heeft vrij te komen op dien datum, of de eigenaar wordt bestormd door de liefheb bers, die den huurprijs tegen elkander opbie den. Een van zulke eigenaars kreeg dezer dagen ook dusdanig bezoek, omdat de huidi ge bewoner naar gezegd werd nominer één was op eene aanbeveling voor de betrek king van vader in een armhuis. De eigenaar informeerde bij den huurder, die van niets afwist. Hij solliciteerde niet eens In de gemeente Schoterland, met name te Heeren veen, zijn de huizen zóó krap, dat zelfs een lid van den gemeenteraad met 12 Mei a.s. nog geene woning heelt. Alle pogingen om er eene te krijgen, mislukken steeds is het bescheid„al bezet niettegenstaande er nog verschillende nieuwe hnizen bij gebouwd zullen worden vóór 12 Mei. Al die huizen, welke n. b. in 7 weken kant en klaar moeten zijn, zijn reeds verhuurd, natuurlijk tegen flinke prijzen. Te Arnm, St. Nicolaasga op de klei en op het zand overal gebrek aan buizen, vooral voor den kleinen burgerstand en arbeiders. De groote voorj aars veemarkt te HOORN zal dit jaar gebonden worden op Maandag 28 April. De Zangvereeniging „Cres cendo" te ANNA PAULOWNA geeft 2en Paaschavond een concert, waarop o.m. zal worden gegeven het Zangspel „Rika's Droom," van Mart. SchuyL De hengst „Adolf van de Hengstenvereeniging Hollands Noorderkwar tier, welke op de Maandag jL te Schagen fihouden premiekeuring, de' bijdrage van 400.uit de Rijkssubsidie verwierf, be haalde Donderdag bovendien nog f 400. als premie voor den be6ten hengst uit de geheele provincie. Hiervoor is Donderdag te BEVERWIJK eene extra-keuring gehouden, waar, op aanwijzing van de Keurings-Com- missie, met Adolf hebben medegedongen de hengsten Frits II van de Vereeniging IJpol ders, en Weltman van de Vereeniging Haar lemmermeer. Frits II behaalde Dinsdag jl. te Beverwijk eene provinciale bijdrage van f 250.(daar deze hengst reeds 2 maal de Rijks-snbsidie van f 400.heeft ontvangen, kou deze hem voor de 3e maal niet worden toegekend), en Weltman eene rijkssubsidie van f 400.te Hoofddorp Woensdag jl. De Hengsten-Vereeniging „Hollands Noor derkwartier" heeft voorwaar een ongekend succes met de hengsten, door haar aange kocht. Bij hare oprichting kocht zij aan: de hengsten „Haidnk en „Adalbert". „Haiduk" verwierf zich: in 1898 en 1900, onderhouds bijdragen van f 400.—; in 1899 en 1902 sub- sidiën van f 260.in 1901 subsidie van f 125. „Adalbert" behaalde in 1898 en 1899 snbsidiën ad f250.Vervolgens werd „Bill- stein" aangekocht, waaraan in 1899 f 400. in 1900, 1901 en 1902 telkens f250.werd toegekend; en ten laatste, in het vorige jaar, heeft de Vereeniging den hengst „Adolf' aangekocht en hiermede heeft zij een buiten gewoon succes. De hengst heeft zich ontwikkeld tot een zeldzaam schoon dier, en is thans erkend als den bes ten hengst uit de geheele provincie. In 1901 behaalde Adolf te Schagen eene snbsidie van f 250.dit jaar 2 rijkspremiën van f 400.—. Ook de afstammelingen van de hengsten der Vereeniging ontwikkelen zich tot edele dieren. Wij noemen als bewijs slechts de bekroningen van afstammelingen, in dit jaar plaats gehad De hengst „Frank" van den heer N. D. Kaan te Anna Paulownn, vader Billstein, verwierf snbsidie van f 250.„Joubert" van den heer H. Waiboer Az. te Winkel, vader Haidnk, werd te Schagen no. 6 geplaatst. De 2-jarige hengst Nelson II van den heer J. Breebaart Kz. had tot vader Haidnk „Disponibel" van den heer N. D. Kaan te Paulowna tot vader Billsteindeze beide 2-jarige hengsten werden te Schagen Maan dag j.1. bekroond met eene onderhoudsbijdrage van f 160 Wij zeggen dus niet te veel, als we bewe ren, dat de Vereeniging veel doet voor de verbetering van het paardenras in dit gewest eu daarom komt eere en hnlde toe aan de kop- stukkenvan de Hengstenvereeniging Hollands Noorderkwartier. Ter keuring te HOOFDDORP, voor inschrijving van hengsten in't stamboek, zijn aangeboden 8 stuks, waarvan 4 werden ingeschreven. Voor de premiekeuring van hengsten, die in 1899 en vroeger zijn geboren, werden 13 stuks aangeboden, waarvan prijzen kregen „Weltman Vereeniging Haarlemmermeer, f400; „Victor", van Associatie Haarlemmer meer. f250; „Coriander", van de Vereeniging Haarlemmermeer, O-zijde, f250; „Jonker van H. F. Bultman Hz.. Haarlemmermeer,f250. Keuring van 2-jarige hengsten, aangeboden 9 stuks. Prijzen bekwamen D. Knibhe, Haar lemmermeer. f 150Zuider Legmeer, flöO; P. S. Zijl mans, f160. Kieviten. In de provincie FRIESLAND getal kieviten van jaar tot jaar het natuurlijk gevolg van het zooveel duizenden eieren. Het is thans weer duidelijk merkbaar. Koninklijk bezoek aan AM- STERDAM. Naar wordt medegedeeld, zal H. M. de Koningin dit jaar het gewoon bezoek aan Amsterdam niet brengen. wordt het kleiner, als rapen van verschijnsel een uitspraak van den grooten Salomo zeli. Hoe eerlijk en standvastig moest deze man van inborst zijn, dat deze aanbidding hem niet bedierf. Na tafel wandelden ze dwarsveld door de witte veldeD. Achter hen aan stapte Karsten met aller lei gereedschap op den schouder. Hjj droeg zware waterlaarzen en daar hjj bjj het gaan verbazend met de knieën knikte, was het bepaald een potsierlijk gezicht den man te zien loopen. Karsten had een rooden baard, die hem royaal tot de borst reikte. De man droeg een wollen muts, die ééns zwart was geweest wellicht, maar nu grauw-groen was. Zijn kolossale, stevige romp was in een ruige jas gestoken. Zijn heer en meesteres zagen er niet minder barbaarsch uit dan hun knecht. Makarie droeg eeD soort jachtcostuum, op haar hootd had ze eveneens een bonten muts en een buks had ze over den linker schouder. Willy was ook zoo gekleed, met dit verschil natuurljjk, dat hjj iu plaats van rokken, een pantalon droeg. Ook hij droeg een geweer, want zonder geweer gingen zji nooit uit. Het kon best ge beuren dat ze het noodig hadden, je kon dat vooruit nooit weten. Een wilde eend, een haas of iets anders, kondigde niet vooruit zijne komst aan. dus was het vol gens Makarie steeds zaak, de buks bij de har.d te hebben. Sylvia had het geleerd,voor dergelijke toch ten ook iets praktisch aan te trekken. Ze had een eind van haar rok afgeknipt om onbelemmerd te kunnen stappen en een paar schoenen laten maken in het dorp, die volkomen waterdicht waren. Zij liepen zonder veel te praten, maar in opgewekte stemming voort. Steeds weer had Sylvia zich voorgehou den na het gesprek van heden morgen, hoe vele goede eigenschappen Makarie wel niet had. Zij was openhartig, eerlijk, zonder eischen, altijd even vrooljjk. Mocht men, kón men haar er een verwjjt van maken, dat zjj in haar groote liefde voor haar man alle zelfcritiek verloren had Maar wel gevoelende, dat al deze goede dingen het verstoorde vriendschapsgevoel niet meer kon teruggeven, zocht Sylvia daarvoor eene vergoeding. Zj vond het daarin, dat ze Makarie nu dubbel zoo vriendelijk behandelde. Willy bespeurde dat dadeljik en het deed hem innig goed. Hoe was het mogelijk, dat Sylvia nu eerst bemerkte, dat hjj meer fijnheid van gevoel had dan Bertie, en Conrad Briigge ea en nog iemand. De Sood, een bijna eikelronde watervlakte, was met jjB bedekt. De oever was afgescho ren, zoodat er rondom een breede strook riet stoppels was. Zoover het oog reikte, scheen de gansche omtrek een eindeloos wit veld. Een verheven stilte lag over het witte kleed. Bijna roodgeel stond de zon nu aan den hemel. Een meeuw vloog over den Sood. Haar grauwe vederen schenen door het zonnelicht met goud overdekt. De drie menschen stonden stil en keken de treurige, stomme grootheid in van het starre landschap. „Nu," zeide Willy eindeljjk, halfluid, „is er bjj ons iets te zien, of niet „Ja, het is grootsch," antwoordde Sy'via. „In zulke oogenblikken heb ik een gevoel j ik meen, zooals de eerste mensch dat heeft ondervonden, voor hjj zich van zijn plicht bewust was. Zoo heel stil. Zoo zonder eenigen wenach. Klein, en toch tegelijk verheven door haar grootheid." Willy, die op zijn stok geleund stond, maakte met de rechterhand een wjjde be weging. Dat was nu net als toen op de Lubina, toen hij gezegd had: „Wat kan men daar tegen doen „Maar'' begon Sylvia aarzelend„dat kan onmogelijk het laatste doel van het leven zijn zjjn krachten braak te laten liggen om slechts voor de natuur te leven Hij keek haar verrast aan. Eer hij iets had kunnen antwoorden, knalde er een schot. Makarie had haar buks aangelegd en de meeuw neergeschoten. Zwaar viel het dier honderd schreden van haar af in de sneeuw neer., Makarie draaide er dadelijk heen, greep het dier bjj de vleugels en zwaaide er triomfantelijk mede boven haar hoofd. Onderwijl had Karsten, langs den oever van den Sood loopend, een plaats uitge zocht, waar hij een gat wilde slaaDWilly en Sylvia liepen achter hem aan. Achter zich hoorden zjj een kraken en knappen. Zjj keken achter zich. Makarie, met de opgewektheid vaD een kind, trapte het ijs met haar schoenen stuk. Het was bom-jjsluchtig lag dit over het vaste ijs heen. „Weet je nog wel, hoe we als kinderen steeds dat bom-ijs stuk trapten riep ze vergenoegd haar vriendin toe. „Laat dat", waarschuwde Willy, „je kont zoo gemakkelijk in diep water of in

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 5