BrifiïgD ut dg Maasstad
INGEZONDEN.
Zondag 13 April 1902.
40ste Jaargang No. 3722.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Het A B C
VAN HET LEVEN.
Uit en voor de Pers.
GEMKNGD NIEUWS.
CCLX.
Rotterdam, 10 April 1902.
Ik ben dol op antiquiteiten. Wat oud is
en merkwaardig en niet levend, heeft mijn
onbegrensde sympathie.
Maar deze mijne dolheid is alleen voor
antiquiteiten die ik zelf bezit. In een museum
vervelen ze mij. Als over vele jaren alhier
het historisch museum geopend wordt, waar
van de ingewijden in de zaken der gemeente
reeds voorlang de plannen kennen, zal ik er
niet meer keeren heengaan, dan welstaands-
halve noodig is, om niet van belangstelling-
loosheid in de zaken dezer gemeente te wor
den verdacht. Éénmaal per jaar bijvoorbeeld.
Zoo'n museum van oudheden heeft voor mij
iets kils als een grafkelder vol verweerde
kisten, waarin eens grafwachters verklarende
stem klinkt als uit een ver verieden. Ik
voel er mij onplezierig, ik vind al die ouwe
dingen niet interessant en de opgetogen be
zoeker, die mij wijst op een „verrukkelijke"
reeks zeer oude reliefs, op een kast vol ver
weerde penningen en oude kannetjes opge
graven, enzoovoorts, vind ik een mal mensch-
product. Ik geloof dat hij zich aanstelt, maar
ik laat me niet overbluffen.
Zoo'n zaal vol oude dingen hot-en-haar
naar zoogenaamde systemen neergezet, moet
ieder verstandig mensch stom vervelend vin
den. Vooral ook, omdat het mooi van anti
quiteiten zoo betrekkelijk is. Het is een leugen
dat zij, in zóó'n massa, spreken van voorge
slachten die, enzoovoorts. Ze zijn zoo stom
als de mummie van een stomgeboren Egyp
tenaar. Hoogstens curieus veelal 1
Ter wereld weet ik niets zoo hopeloos
eentonig als de beroemde oudheden-afdeelin-
gen in het British Museum te Londen. Als
ik te kiezen had tusschen levenslang cellu
lair en levenslang vertoeven in-deze afdee-
lingen, kooö ik de cel, als veel amusanter.
Trouwens, in het algemeen geven de massa's
in musea nooit het genot, dat één enkel klein
en goed exemplaar geeft. Ik geniet meer van
een enkel mooi schilderijtje, waarop ik mijue
belangstelling concentreeren mag, dan van
drie zalen vol groote meesters. Zooals een
verstandig mensch méér profiteert van één
lekkeren schotel, dan van een overladen rijk
diner. Ik weet wel, dat je ook in een museum
bij ééu stuk blijven kan, maar daartoe kom
je nietje hebt je entrée betaald en je zou
je bekocht achten als je 't bij één stuk liet.
Is de toegang kosteloos, dan nog wil je méér
zien, omdat daartoe nu eenmaal gelegenheid
is.
Voor antiquiten kan ik, zooals ik reeds het
genoegen had op te merken, het meest in
verrukking komen, als ik ze zelf bezit. Ik
houd er van, dat rustig oud om mij heen te
hebben. Met het bekijken van een zeer oud
vaasje dat ik eens kocht, en van een half
dozijn oude bordjes die ik geërfd heb, kan ik
me een uur zeer aangenaam bezig houden.
Ik ken ze zoo goed, ik weet elk lijntje van
de ornamenten en do beschildering, ik waar
deer elke ronding, elke karteling, elk relief.
Als ik weer een nieuw oud tegeltje of scho
teltje gekocht heb, verblijd ik me daarover
vele dagen en laat het zich rustig in mijn
ongevings-leven een plaatsje veroveren. Ik
hoop er echter niet te veel van te krijgen
omdat dan, naar ik vrees, mijn plezier er
af zou gaan. Juist dat weinige, doch dat
weinige de moeite van het bezit voor mij
waard, houdt mijn sympathie voor antiqui
teiten warm.
Bovendien wordt, als men aan het verza
melen gaat, zou gauw de eisch lager gesteld
men verzamelt al wat oud is, rijp en groen,
en er ontstaat een collectie waarvoor alleen
conventioneeltjes en sufjes iets van bewonde
ring kunnen veinzen.
Ik ken verzamelingen, waarin alles zéér oud,
maar het grootste gedeelte belachelijk leelijk
is. De leeftijd deed het hem, niet de vorm, niet
de kleur; wat oud was werd waardig gekeurd
om de collectie te verrijken. Beeldjes en vaasjes
en koetjes en varkentjes zag ik er, waarbij de
malste exemplaren uit onze schellingbazaars
nog artistieke meesterwerken zijn. Doet er niet
toe, gemaakt in de zestiende eeuw, dus goed
betaald en in de vitrine, om daar door de
Door
IDA BOY-ED.
o-o-o
81.
„Sylvia, je bent veranderd. Zooveel rij
per geworden."
„Mijn hemeltoen ik hier terug kwam,
teiden Willy en Karie ook zoo iet3 derge-
lk verzeker je, het schynt maar zoo.
ho„^e.6t even wcifig als vroeger. Ik
ConraS 6n9 no£ de A-B-C-leerling, zooals
Lonrad Brugge zegt."
Wanneer11' 8ro°t °®er aannemen.
En daarvn6 6PQS _zoudt willen trouwen?
Trr i kaPitaal vlot moest maken
„Ach. weet0 ie Sylvia °P bitteren toon.
iaar Brbe wanneer men zes
<W i8 gewacht en tevergeefs,
Alen verW j de ®oep koud geflrordeD'
hemel en frisschen moed. Mijn
Steeds"w'p' lou gaarne genoeg willen.
treden hum8!!0? het00'.n recht
VrieQ ma een man daann' voor
•Jat mMt" eea. kolossaal respect heeft,zie je,
6en mrp;tm°01 zÜn- Wat heb ik me er reeds
te nemen6 Vq°r,8eKeven> om Conrad Brügge
«egtbet ,hebt g'J 'l genoemd. Hy
Al&nr as de zonde van een scholier,
het gaatniei?" ^et de geschiedenis
Ton HoHern?"
^enVvol'Veri ze'de Sylvia grot.
£erat Will8'6 611 mürgen, nadat ze het
J8 moeder had gevraagd, bfacht
onnoozeltjes, al of niet te goeder trouw, te
worden bewonderd.
Welke toekomstrijkdommen liggen er ver
borgen in dé zoo even genoemde schellingba
zaars'! De prullen die gij thans terecht belache
lijk vindt, zullen in 2202 door lui die verstand
van antiquiteiten hebben, met goud worden
betaald.
Het is onmogelijk, dat in de zeventiende
eeuw, waarin de kunstsmaak in Holland zoo
enorm ontwikkeld was, do eeuw die de
grootste meesterstukken ter wereld schiep,
ook maar opgemerkt werden de prullen, die
nu, als uit die eeuw afkomstig, schatten op
brengen.
Laten we eerlijk zijn. We vinden de groote
massa van die koude nare bleek-blauwe
Delftsche bordjes niet zoo schrikkelijk mooi.
We praten elkaar na,of we doen 't uit beleefd
heid voor den bezitter.
Ik heb dezer dagen een proef genomen.
Een afzichtelijke gemberpot, dien de meid in
den vuilnisbak had gesmeten, heb ik daaruit
gered, en ik heb hem op mijn bureau geplaatst.
Het is eeu zeshoekig vierkant ding, blauwig
vau kleur, doch het blauw bedekt, door de slor
dige afwerking, slechts een deel van het aar
dewerk dat overal licht grijs in plekken
blootligt. Het is een zoo miserabel leelijk ding,
dat ik me geneer voor deu vuilnisman, die het
morgen te vervoeren krijgt.
Maar nu liadt u, bij de meesten mijner
kunstlievende amices, de extase moeten zien
om dit brok pure leelijkheid
Da's eeu verduiveld echt ding, zeg,
mooi van kleur en zoo origineel, vreeseliik
typisch, hoe kom je daar an Jij boft altijd.
Wat een aardig potje is dat nou. Je zou
zeggen wat konden die ouwe menscheu met
hun eenvoud verbazend rare dingen doen.
Kijk zoo'n potje eens, daar zit stemming in,
dat is karakteristiek. Wat een verschil met
die hopelooze eentonigheid van den rommel,
dien ze je tegenwoordig als kunstindnstrie
voorzetten.
Zoo ging het voort en ik luisterde in
deemoed.
Nu trek ik natuurlijk de oprechtheid van
deze beoordeelaars niet in twijfel, ze vonden
waarlijk dit lor karakteristiek, omdat het bij
mij op zoo'n eereplaats stond en zóó criant
afschuwelijk was, dat er wel iets bijzonders
in wezen móéstZe konden toch niet ver
onderstellen dat ik een groven gemberpot pro-
moveeren zou tot antiek stukje van belang.
Ik beroep me dus niet op deze voor-den-
gek-houderij, om te bewijzen dat de hulde, aan
veel van het antieke gebracht, onoprecht is;
hoogstens om het zeer relatieve van oudheids-
mooi aan te toonen.
Verzamelaars hebben de waarde ervan opge
voerd en sedert het iu Amerika een soort
geluk is, iets van Oud-Holland te bezitten,
stijgt die waarde nog met den dag. Ze
maken tegenwoordig antiek aardewerk en
antieke kasten voor Amerika, naar ik vernam.
Koopers genoeg.
Men moet er vorstand van hebben, zei een
antiquiteitenhandelaar, tot wien ik schuchter
deze bezwaren uitsprak, op zééi smalenden
toon. Als je „verstand" ervan hebt, praat je
anders. En hij wees er mij op, hoeveel geest
drift bijvoorbeeld prentverzamelaars hebben
voor een tweede exemplaar van eenzelfde zoo
uiterlijk volkomen eendere prent, terwille
van een audor jaartal of een gewijzigden
afdruk in één der verborgen hoekjes. Hoe
een postzegel, waarop de kop naar den ver
keerden kant kijkt, alle verzamelaars in een
soort revolutie brengt. Zie je, als je er maar
verstand van hebt! U vindt zoo'n prent en
zoo'n postzegel natuurlijk de moeite niet
waardneen, natuurlijk niet, maar met
dat al zijn het dingen, die verzamelaars innig
gelukkig maken. De boeren, die uit hun
dorpjes het antieke spul zich laten afkoopen
en die misschien blij zijn dat ze ervan af zijn,
omdat ze modern goed véél mooier vinden,
laten je tegenwoordig handen met geldervoor
betalen. Ze zijn wijs geworden.
De boeren maken het goed duur en hoe
duurder het is, hoe liever 't gekocht eu hoe
meer 't bewonderd wordt. De prijs doet 'et
hem. Een leelijk bordje van duizend gulden
is mooier dan een prachtbordje van vijftig.
Zoo is het!
I>.
Pensioen voor allen is belang
van allen.
Dat zulks meer en meer wordt ingezien,
bewijst de gestadige toeneming van leden van
den,, Bond voor Staatspensionneeriug"na een
l'/i-jarig bestaan toch telt die bond 4') af-
deelingen en eenige aangesloten vercenigin-
gen, met een gezamenljk ledental van bijna
7000.
En geen wonder! Wat eene ganscli andere
wereld zou het zijn, wanneer elk mensch op
zijn ouden dag zijn eigen brood zou kunnen
eten wanneer de toekomst van elk oud, afge
leefd mensch onbezorgder ware! Om tot
zulk een toestand te geraken, hebben velen in
den lande zich opgemaakt, eu zal Ds. Briedé
van Kolhorn deze zaak bespreken op 17 April
te Wieringerwaard.
Dat velen van hucne belangstelling doen
blijken Aller belangen staan hiermede in ver
band, zoowel die des werkmans, als die van
den werkgever.
Thans is de algemeene toestand niet on
gunstig, maar waren niet eenige jaren geleden,
vooral in deze, onze provincie, de onde man
nen- en vrouwenhuizen zoowel bevolkt met
vroegere boeren en boerinnen, als met arbei
ders en hun vrouwen? Hoe zwaar die gang
voor velen was, zoowel naar weelderig inge
richte, als naar armelijk uitziende liefdadig
heidsgestichten, wie zal, wie kan het zeggen?
Met de ingetreden 20ste eeuw vereenige
men zich in elke Nederl. provincie, in elke
gemeente, om dien gang, dou zwaarsten des
levens, op te heffen.
Weg dan ook, in de eerste plaats, met dat
denkbeeldige dorpsstanden verschil.
Eendracht maakt macht
Ieder te Wieringerwaard ga Ds. Briedé
hooren
Een, wiens onde dag verzorgd zij,
en dit voorrecht als recht elk zijner
medemenscheu toewecscht.
in ons vorig no. hebben we een uittreksel
gegeven van een Van Dag tot Dag-artikel,
van den heer Charles Boissevain, over de bui-
landsche reizen van Minister Kuyper.
De Standaard, het orgaan van onzen Pre
mier, antwoordt daarop onder het opschrift:
„Een contra-beleefdheid" het volgende
De heer Charles Boissevain, de Van Dag tot
Dag-schrijver, is een hoogst eenvoudig man.
Sober iu al ziju doen. Rustig en kalm in
heel zijn optreden.
Bij hem geen zweein van ijdelheid of zucht
om effect te maken, teneinde van zich te doen
spreken.
De man heeft heel veel gereisden zeker
zal het hem wel veel moeite kosten, zoo tel
kens in zijn Van Dag tot Dag-ontboezemingen
aan zijn lezers mede te deelen, dat hij is
geweest in Amerika, in Jeruzalem, in Rome
en Turkije. Dat bij het doet, zal stellig zijns
ondanks zóó zijn.
Ook heeft hij gepraat en gecorrespondeerd
met groote mannen, met Gladstone en wie
al niet. Zijn lezers hebben dit al vele keeren
van hem moeten vernemennatuurlijk geheel
tegen zijn wil.
Hij heeft getoornd en geprotesteerd tegen
de Engelschen en aan hen lange brieven in
bet Engelsch geschrevenen zeker tot zijn
verdriet zijn al die brieven getrouw door hem
vertaald in het Handelsblad geplaatst. Ge
lukkig voor hem, dat de Engelschen zich hiel
den, alsof er op heel de wereld geen Charles
Boissevain bestond. Hadden ze op zijn brie
ven geantwoord, dan zon hij in strijd met
zijn aard, afkeerig van alle ijdelheid, die ant
woorden ook al hebben moeten plaatsec.
We kunnen het dan ook best verstaan, dat
de beer Charles Boissevain geweldig verstoord
is op Minister Kuyper, want deze schrijft wel
geen Van Dag tot Dag-dingen, maar men
schrijft in het buitenland over hem. En dit
nu doet men Diet van den heer Boissevain.
Daarvoor is hij te sober, te bescheiden, te
kalm en te eenvoudig.
Het is dan ook voor een man als hij, om
tnrelnnrsch te worden.
Minister Kuyper schrijft geen woorden
men schrijft over hem.
Hij. Charles Boissevain, schrijft in het
zweet zijns aanschijusen niemand schrijft
over hem.
a ^et,is daarom, dat wij deze driestar aan
den soberen en eenvondigen Van Dag tot Dag
schrijver wijden.
De beleefdheid, die hij iu zijn jongste Van
Dag tot Dag bewijst aan den anti-revolutionnai-
ren Minister Kuyper, dient in het orgaan
der anti-revolutionnaire partij met een contra-
beleefdheid beantwoord te worden.
Al doet het ons leed, dat hij den iDdruk
geelt geweldig boos te zijn, nu het blijkt, dat
de Nota van onze Regeering niet demorali-
seerend op de Boeren heeft gewerkt, maar
hen integendeel heeft aangevuurd, om kloeker
nog dan voorheen voor hun heilige zaak te
strijden.
ze Bertie in Karie's kamer.
Juist scheen de zon daarbinnen en gaf
alles een warmen glans. Het portret van
Makarie hing in het volle licht. Het toonde
haar lachend in een ongedwongen houding,
de handen op den rug gevouwen, een ma-
trozenhoedje op het hoofd, in een onopge
smukte japon, die de hoekigheid van haar
gestalte duidelijk deed uitkomen.
„Was het maar mogelijk geweest, haar
nog eenmaal in het leven te ontmoeten, om
haar te kunnen vragen hoe het mogelijk
was. Zóó gemakkelijk van mij tot hem",
sprak hij zacht.
„Taxeert gij Willy Mammling dan nog
ver beneden jezelf?" vroeg Sylvia eenigs-
zins scherp.
„Neen", antwoordde Bertie, zonder den
blik van Makarie's lachend gelaat af te
wonden, „neen, zeker niet. Ik weet nog
niet, waaraan het ligt, maar er gaat een
ongewone invloed van hem uit. Er is
iets ongemeen reins en vasts in dezen
man. Maar bij staat in een gaDSch andere
wereld. Van mij tot hem gaan, is hetzelfde
als allen, allen levensinhoud veranderen."
„Zie eens, wanneer dat nu maar niet
noodig was Dat is juist mijn angst. Ik
wil niet de liefde liefhebben en niet trou
wen terwille van het huwelijk. Ik wil ook
iets vau mijzelf behouden ik wil mijn man
ook wat van mij geven. Ik wil geen alge
meene bestemming vervullenik wil m y n e
bestemming vervullen."
„Dat is misschien te veel gewild", zeide
Bertie.
„Wie weet."
Dan gi"gen de beide mannen in den
zonnipen dag naar buiten, het land in. De
nevels hingen nog over de velden. Dat was
De Sumatrapost geeft het volgende
vermakelijke verhaal over het werken van
de Medansche brandweer, bij den brand te
Medan(0.-I),waarbij drie groote huizen,,,DaDeli
Bazar, het gebouw der firma „Guntzel en
Schumacher" en de „Chartered Bank", een
prooi der vlammen werden.
„Een vervaarlijk schreeuwende en tierende
hoop inlanders, rondloopende om de spuiten,
als kippen zonder kop, dedeu alles wat juist
niet gedaan moest worden om een brandspuit
ook werkelijk te laten spuiten. Ze liepen
elkaar onderst-boven, grepen met tienen naar
hetzelfde koppelstuk van een slang, wildon
allemaal tegelijk een straalpijp opschroeven,
wat natuurlijk tengevolge had dat dit een
kwartier langer duurde dan wanneer het door
één persoon gedaan was.
De politie-oppassers sleepten inlanders en
Chineezennaar de spuit, om heu te laten
pompen, en een aantal oppassers vau den
Toenkoe Bandahara raakten slaags met de
politie, toen deze een maleier, waarschijnlijk
een sobat van een der eerste, tot pompon
wilden dwingen. Eerst toon de adsisteut-
resident, gewaarschuwd door een der om
standers, op het troepje toeliep, vlogen de
Bandahara-kerels uiteen, om in het donker
van de Esplanade te verdwijnen.
En te midden van al dit geharrewar, stond
dan een Europeaan spuitmeester noemen
ze zoo iemand, hoewel hij heelemaal geen
meester is over zijn spuit schreeuwend en
razend tegen de Chineezen, die moesten pom
pen, maar daar niet veel trek in hadden, die
slangen moesten aandragen en met einden
j touw kwamen aanloopeu.
Eu of de man nu al vloekte in het
Hollandsch, of raasde in het Maleisch, of bij
herhaling dat ééne woordje Cbineescb, dat
hij wel eens ergens schijnt te hebben opge
vangen, uitbrulde: bö, bó, bó-ööhet gaf
allemaal niets, het water kwam er niet.
Intusschen was ook het dak van de Chartered
Bank aan het branden geraakt, het derde ge
bouw dus dat werd aangetast
Maar nog steeds geen water.
Daar zoowel de directeur van den Deli-
schen Bazaar ais het geheele personeel van
de Chartered Bank, niet in Medan waren, en
dedenou ja, ze noemen het brand
weereu de brandweer dan, het te druk
had met alles in 't honderd te jagen, begon
nen particulieren maar vast te redden, wat
te redden was.
De heer Chits, bij de firma Güntzel
Schumacher in betrekking, die juist voorbij
kwam, liep met behulp van een paar andere
personen een der deuren van zijn toko in, en
wist nog een aantal papieren te redden en
enkele schrijftafels naar buiten te sleepeD.
Toen ook de Chartered Bank begon te
branden, kwamen de heeren Marmelstein en
Molleman van de Ned. Handelsmaatschappij
aansnellen, om, nadat de deur wus iugeloopen,
boeken en papieren te redden, waarin ze,
terwijl reeds het vuur als het ware van het
dak naar binnen druppelde, gelukkig slaagden.
Toen was een slang klaarzeker wel
drie kwartier na het uitbreken van den braad.
„Water! water!" werd er geschreeuwd, eu
er kwam water, maar, iu plaats dat enkele
ongelukkige straaltje dat men dan eindelijk
toch had kunnen produceeren, nu te richten
op de Chartered Bank, waar zelfs op dat
oogenbük nog veel te redden zou zijn geweest,
spoot men in de reusachtige vnnrzee die het
gebouw van den Delischen Bazaar te zien
gat. en waar zelfs voor de meest uitstekend
werkende brandweer niets meer te redden
zou geweest zijn.
Eerst toen uit het publiek geroepen werd,
dar het toch vrij wat beter zou zijn om het
andere gebouw nat te houden, begonnen de,
biijxbaar door den gloed min of meer gebla
kerde hersens der spuitmenschen weer te
werken en met „Ja, betoel!" sleepten ze de
s'a"Sniet tot voor de Chartered Bank,
want ze bleek te kort. Komt jongens, dan
maar een stuk er aan gezet.en weer had
men een kwartier noodig omniets te doen.
Dat intusschen ook de Chartered Bank
zoover op streek was, dat er geen redden
meer aan was, spreekt vanzelf.
't Was een Janboel!"
Een revisie.
Bijna een kwart eeuw geleden werd te
1 arijs de apotheker Dauval tot levenslange
d portat e veroordeeld, omdat hij schuldig
was verklaard zijn vrouw met arsenicum te
hebben vergiftigd. Tot het laatst had hij zijn
onschuld volgehouden, maar de voornaamste
r?ru geboorde deskundigen, dr. Bergeron,
lneld zóo stokstijf vol dat hij in de ingewan-
j den een groote hoeveelheid arsenicum had
gevonden, dat de jury het schuldig uitsprak,
ofschoon zij door andere verklaringen blijk-
haar geschokt was in hare overtuiging en
daarom tevens „verzachtende omstandigheden"
aannam. Dit maakte dat de beschuldigde niet
ter dood werd veroordeeld, maar tot depor
tatie. Een Fransch journalist, de heer Jacqnes
Dhur, heeft onlangs een bezoek gebracht aan
Nieuw-Galeionië, het Fransche deportatie-
eiland in Australië, en daar van Dauval
opnieuw de betuiging van zijn onschuld ver-
nomeu. Zyn verhaal in „Le Journal" heeft
het gevolg gehad, dat een aantal bekwame
Fransche genees- en scheikundigen, o. a. de
hoogleerareu Cornil en Gauthier, die in 1878
bij de behandeling van het proces nog jong
waren, en toen reeds twijfelden, nu hun be
denkingen hebben openbaar gemaakt. Daarbij
is o. a. het ontzettend feit aan het licht
gekomen, dat de genoemde deskundige dr.
Bergeron op zeer lichtvaardige wijze bij zijn
onderzoek is te werk gegaan, en zelfs ten
deele ontoerekenbaar was. Over het hoofd
was o. a. gezien dat do vergiftigde vrouw
een geneesmiddel had gebrnikt, waarin arse
nicum voorkomt, en dat de gevonden hoe
veelheid van dit vergif niet grooter was dan
in arsenicum houdende minerale wateren wordt
aangetroffen.
Er is nu in Frankrijk een beweging gaande
om een herziening van het veroordeelend
arrest te verkrijgen. De vereeniging van
apothekers en die van studenten in de phar-
macie ziju bezig daartoe de vereischte geldeu
bijeen te brengen.
—O ugegeneerd. Te Berlijuwordt
de volgende auecdote verhaald
Ongeveer 3 jaar geleden had het hoofd
van de firma Wannamaker te Philadelphia,
tijdens een reis door het noorden van Duitsch-
land, verzocht, aan keizer Wilhelm te worden
voorgesteld. De ontmoeting had plaats aan
boord vau het stoomschip „Augusta Victoria",
Nadat Wannamaker was voorgesteld,
schudde hij den keizer krachtig de hand, ter
wijl hij opmerkte
Het doet me veel genoegen, kennis te
maken met een zoo ondernemend jongmensch
als gij zijt.
De keizer had veel schik in de openhartig
heid van den Amerikaan en verklaarde later
aan zijn omgeving:
Ik heb nog nooit zoo'n vermakelijk ge
sprek gevoerd.
De papierfabrieken dei wereld.
Er zijn tegenwoordig 3985 papierfabrieken in
de wereld, die jaarlijks 1450 miljoen K.G.
papier opleveren. Daarvan wordt de helft
voor drukkerijen gebruikt en wel alleen voor
de couranten 335 miilioen K.G.
In de laatste tien jaren is het verbruik
vaji courantenpapier met 110 miljoen K.G.
toegenomen.
Het jaarlijksch papiervorbrnik bedraagt over
de inwoners verdeeld per hoofd: in Engeland
6.5; in de Vereenigde Staten 5.7; in Duitsch-
land 4.4 in Frankrijk 4 2 in Italië en Oosten-
irijk 2 en in Spanje 0.85 K.G.
een oogemak, dat de natuur lachend droeg.
Broederlijk had Wil'y zyn gast gehol
pen om deze wandeling, door modder
en papperige sneeuw met succes te
kunnen ondernemen.
Bertie had een nieuw gevoel naast dezen
man. Hem, die gewoon was voor degenen
die cm hem leefden, een eerste autoriteit
te zijn, ging het nu als ware hij een scholier
naast den ander. Dat kon er onmogelijk
van komen dat hij hier de vreemdeling
was en alles hier paste rondom den gast
heer, ofschoon de grootsten zich soms in
een vreemde omgeving op den achtergrond
gedrongen zien. De reden er van moest
bepaald liggen in den persoon van Willy
Mammling.
Bertio vond, dat Willy een leelijke man
was. Maar uit dat magere gelaat, dat
j zich bij elk lachje in vele rimpels trok,
keken twee ongewone oogen, zoo helder
blauw en zoo vast. En de witte tanden
schitterden.
„Is het onbescheiden als ik vraagzijt
ge het met Sylvia eens kunnen worden
Niet waar? het zou huichelarij zijn, als
ik deed, alsof ik uw toestand niet kende."
„Ik ben het met mijn zuster eens ge
worden. Slechts daarover niet, dat ik een
met mij bevrieud geweest man uit zijn
betrekking moet dringen. Het zou er
als een leelijke wraakneming uitzien, onder
de tegenwoordige omstandigheden."
„Al is er maar van verre een vrouw by
in het spel, dan moeten we dikwijl nobeler
zijn, daD ons verstand wel goed oordeelt.
Dat dat Sylvia evenwel Diet naar den zin
is, kun ik mij best begrijpen. Zeer veel
concessies geven, is niet haar gewronte."
Daar Bertie zweeg, voegde Willy er
bedachtzaam aan toe
„Waarover ik evenwel geen afkeuring
wil uitspreken."
Hierop vervielen beiden in diep naden
ken. En elk ried, waarover de andere zoo
zwijgend nadacht. Zij hadden immers beiden
een vrouw gekend, die haar ganscke wezen
had veranderd ter wille van een ander?
Toen Willy Mammling eindelijk weer
begon te spreken, meende Bertie een
bekentenis te zulien hooren do bekentenis
van een angst, waarvan hij, die 't voelde,
waarschijnlijk onbewust was.
„Uw vriend de beeldbouwer is een uit
stekend portrettist, zegt Sy via. Zou hij
een portretbuste of eeu reiief van Ma kar
kunnen maken naar oen bestaand portret
Ik zou dat zoo gaarne willen. Zij was er
dan nog weer nog weer bij ons. Hoe
verschrikkelijk vlug verdwijnt de toon vau
een menscheDstem uit de gedachten hoe
snel wordt hot moeilijk, zich nauwkeurig
den blik van ean oog voor te stellen ik
zou gaarue zoo iets van Makarie hebben."
„Dat heeft hij noodigdat dacht
Bertie in groote verwondering. „Gaf ze
hem zóó weinig kan zijn ziel zoo in
't geheel niets van haar gekregen heb
ben
Hij, hij zelf bezat zijn eerste liefde nog
geheel en alOf was dat ook siechts een
kunstmatig frisch gehouden gevoel
„Ge zwijgt
„Pardon. Ik dacht er over ra dat Conrad
dat hier zou moeten maken, met uw critiek
met de critiek van allen die Makarie de
laatste jaren hebben gekend."
„Dat kan hij dat kan hij. Hij moet
maar hier komen. In mijn werkkamer is
licht en ruimte. En g.j komt ook weer
eens terug
„Hanneer u het mij toestaat, Sylvia op
haar verjaardag te komen gelukwensohen
„Maar dat spreekt immers vanzelf. Wan
neer is dat O, ik weet het reeds. Makarie
stuurde steeds ia Mei een koek weg, dien
Hikö Drews gebakken had. Ja, ik herinner
't mij. Des in Mei, afgesproken."
Over Makarie spraken zij niet meer,
ofschoon zij beiden van verlangen er naar
brandden.
Er was angst in dit verlangen. Bertie,
die zichzelf controleerde, wist het nauw
keurig.
Iu Wi y Mnmmling's ziel was een onbe
stemd" treurigheid.
Tot u zy naar huis terugkeerden, zag
Sylvia hen komen en dachtwat zouden ze
wol met eikaar hebben besproken
Zij zou verwonderd geweest zijn, wan
neer ze het had ervaren, hoe weinig. Eu
nog meer verwonderd, dat beide mannen,
ondanks die weinige woorden, met elkaar
omgingen als twee, die elkander zeer dicht
genaderd waren.
Na Bertie's vertrek kwamen er dagen
en weken van groote stilte voor de bewoners
van Süderfood. De morgennevel hing
's morgens dikwijls dik voor de vensters,
zoodat dezen er uit zagen als waren ze van
matglas v rvaardigd. De vochtige aarde
kon niet al het water in zich opslurpen en
het vulde zoodoende de Jucht met
een zware vochtigheid. Wanneer in dea mid
dag de zon den nevel opjoeg, dan steeg hy
toch 's avonds opnieuw op, wanneer de lucht
koeler werd en de rivier en het meer
dampten.
tiet was, a,.-of de wolken van hare
hoogten ware„ neergedaald en nu op de