BrifiïgD ut dg Maasstad INGEZONDEN. Zondag 13 April 1902. 40ste Jaargang No. 3722. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Het A B C VAN HET LEVEN. Uit en voor de Pers. GEMKNGD NIEUWS. CCLX. Rotterdam, 10 April 1902. Ik ben dol op antiquiteiten. Wat oud is en merkwaardig en niet levend, heeft mijn onbegrensde sympathie. Maar deze mijne dolheid is alleen voor antiquiteiten die ik zelf bezit. In een museum vervelen ze mij. Als over vele jaren alhier het historisch museum geopend wordt, waar van de ingewijden in de zaken der gemeente reeds voorlang de plannen kennen, zal ik er niet meer keeren heengaan, dan welstaands- halve noodig is, om niet van belangstelling- loosheid in de zaken dezer gemeente te wor den verdacht. Éénmaal per jaar bijvoorbeeld. Zoo'n museum van oudheden heeft voor mij iets kils als een grafkelder vol verweerde kisten, waarin eens grafwachters verklarende stem klinkt als uit een ver verieden. Ik voel er mij onplezierig, ik vind al die ouwe dingen niet interessant en de opgetogen be zoeker, die mij wijst op een „verrukkelijke" reeks zeer oude reliefs, op een kast vol ver weerde penningen en oude kannetjes opge graven, enzoovoorts, vind ik een mal mensch- product. Ik geloof dat hij zich aanstelt, maar ik laat me niet overbluffen. Zoo'n zaal vol oude dingen hot-en-haar naar zoogenaamde systemen neergezet, moet ieder verstandig mensch stom vervelend vin den. Vooral ook, omdat het mooi van anti quiteiten zoo betrekkelijk is. Het is een leugen dat zij, in zóó'n massa, spreken van voorge slachten die, enzoovoorts. Ze zijn zoo stom als de mummie van een stomgeboren Egyp tenaar. Hoogstens curieus veelal 1 Ter wereld weet ik niets zoo hopeloos eentonig als de beroemde oudheden-afdeelin- gen in het British Museum te Londen. Als ik te kiezen had tusschen levenslang cellu lair en levenslang vertoeven in-deze afdee- lingen, kooö ik de cel, als veel amusanter. Trouwens, in het algemeen geven de massa's in musea nooit het genot, dat één enkel klein en goed exemplaar geeft. Ik geniet meer van een enkel mooi schilderijtje, waarop ik mijue belangstelling concentreeren mag, dan van drie zalen vol groote meesters. Zooals een verstandig mensch méér profiteert van één lekkeren schotel, dan van een overladen rijk diner. Ik weet wel, dat je ook in een museum bij ééu stuk blijven kan, maar daartoe kom je nietje hebt je entrée betaald en je zou je bekocht achten als je 't bij één stuk liet. Is de toegang kosteloos, dan nog wil je méér zien, omdat daartoe nu eenmaal gelegenheid is. Voor antiquiten kan ik, zooals ik reeds het genoegen had op te merken, het meest in verrukking komen, als ik ze zelf bezit. Ik houd er van, dat rustig oud om mij heen te hebben. Met het bekijken van een zeer oud vaasje dat ik eens kocht, en van een half dozijn oude bordjes die ik geërfd heb, kan ik me een uur zeer aangenaam bezig houden. Ik ken ze zoo goed, ik weet elk lijntje van de ornamenten en do beschildering, ik waar deer elke ronding, elke karteling, elk relief. Als ik weer een nieuw oud tegeltje of scho teltje gekocht heb, verblijd ik me daarover vele dagen en laat het zich rustig in mijn ongevings-leven een plaatsje veroveren. Ik hoop er echter niet te veel van te krijgen omdat dan, naar ik vrees, mijn plezier er af zou gaan. Juist dat weinige, doch dat weinige de moeite van het bezit voor mij waard, houdt mijn sympathie voor antiqui teiten warm. Bovendien wordt, als men aan het verza melen gaat, zou gauw de eisch lager gesteld men verzamelt al wat oud is, rijp en groen, en er ontstaat een collectie waarvoor alleen conventioneeltjes en sufjes iets van bewonde ring kunnen veinzen. Ik ken verzamelingen, waarin alles zéér oud, maar het grootste gedeelte belachelijk leelijk is. De leeftijd deed het hem, niet de vorm, niet de kleur; wat oud was werd waardig gekeurd om de collectie te verrijken. Beeldjes en vaasjes en koetjes en varkentjes zag ik er, waarbij de malste exemplaren uit onze schellingbazaars nog artistieke meesterwerken zijn. Doet er niet toe, gemaakt in de zestiende eeuw, dus goed betaald en in de vitrine, om daar door de Door IDA BOY-ED. o-o-o 81. „Sylvia, je bent veranderd. Zooveel rij per geworden." „Mijn hemeltoen ik hier terug kwam, teiden Willy en Karie ook zoo iet3 derge- lk verzeker je, het schynt maar zoo. ho„^e.6t even wcifig als vroeger. Ik ConraS 6n9 no£ de A-B-C-leerling, zooals Lonrad Brugge zegt." Wanneer11' 8ro°t °®er aannemen. En daarvn6 6PQS _zoudt willen trouwen? Trr i kaPitaal vlot moest maken „Ach. weet0 ie Sylvia °P bitteren toon. iaar Brbe wanneer men zes <W i8 gewacht en tevergeefs, Alen verW j de ®oep koud geflrordeD' hemel en frisschen moed. Mijn Steeds"w'p' lou gaarne genoeg willen. treden hum8!!0? het00'.n recht VrieQ ma een man daann' voor •Jat mMt" eea. kolossaal respect heeft,zie je, 6en mrp;tm°01 zÜn- Wat heb ik me er reeds te nemen6 Vq°r,8eKeven> om Conrad Brügge «egtbet ,hebt g'J 'l genoemd. Hy Al&nr as de zonde van een scholier, het gaatniei?" ^et de geschiedenis Ton HoHern?" ^enVvol'Veri ze'de Sylvia grot. £erat Will8'6 611 mürgen, nadat ze het J8 moeder had gevraagd, bfacht onnoozeltjes, al of niet te goeder trouw, te worden bewonderd. Welke toekomstrijkdommen liggen er ver borgen in dé zoo even genoemde schellingba zaars'! De prullen die gij thans terecht belache lijk vindt, zullen in 2202 door lui die verstand van antiquiteiten hebben, met goud worden betaald. Het is onmogelijk, dat in de zeventiende eeuw, waarin de kunstsmaak in Holland zoo enorm ontwikkeld was, do eeuw die de grootste meesterstukken ter wereld schiep, ook maar opgemerkt werden de prullen, die nu, als uit die eeuw afkomstig, schatten op brengen. Laten we eerlijk zijn. We vinden de groote massa van die koude nare bleek-blauwe Delftsche bordjes niet zoo schrikkelijk mooi. We praten elkaar na,of we doen 't uit beleefd heid voor den bezitter. Ik heb dezer dagen een proef genomen. Een afzichtelijke gemberpot, dien de meid in den vuilnisbak had gesmeten, heb ik daaruit gered, en ik heb hem op mijn bureau geplaatst. Het is eeu zeshoekig vierkant ding, blauwig vau kleur, doch het blauw bedekt, door de slor dige afwerking, slechts een deel van het aar dewerk dat overal licht grijs in plekken blootligt. Het is een zoo miserabel leelijk ding, dat ik me geneer voor deu vuilnisman, die het morgen te vervoeren krijgt. Maar nu liadt u, bij de meesten mijner kunstlievende amices, de extase moeten zien om dit brok pure leelijkheid Da's eeu verduiveld echt ding, zeg, mooi van kleur en zoo origineel, vreeseliik typisch, hoe kom je daar an Jij boft altijd. Wat een aardig potje is dat nou. Je zou zeggen wat konden die ouwe menscheu met hun eenvoud verbazend rare dingen doen. Kijk zoo'n potje eens, daar zit stemming in, dat is karakteristiek. Wat een verschil met die hopelooze eentonigheid van den rommel, dien ze je tegenwoordig als kunstindnstrie voorzetten. Zoo ging het voort en ik luisterde in deemoed. Nu trek ik natuurlijk de oprechtheid van deze beoordeelaars niet in twijfel, ze vonden waarlijk dit lor karakteristiek, omdat het bij mij op zoo'n eereplaats stond en zóó criant afschuwelijk was, dat er wel iets bijzonders in wezen móéstZe konden toch niet ver onderstellen dat ik een groven gemberpot pro- moveeren zou tot antiek stukje van belang. Ik beroep me dus niet op deze voor-den- gek-houderij, om te bewijzen dat de hulde, aan veel van het antieke gebracht, onoprecht is; hoogstens om het zeer relatieve van oudheids- mooi aan te toonen. Verzamelaars hebben de waarde ervan opge voerd en sedert het iu Amerika een soort geluk is, iets van Oud-Holland te bezitten, stijgt die waarde nog met den dag. Ze maken tegenwoordig antiek aardewerk en antieke kasten voor Amerika, naar ik vernam. Koopers genoeg. Men moet er vorstand van hebben, zei een antiquiteitenhandelaar, tot wien ik schuchter deze bezwaren uitsprak, op zééi smalenden toon. Als je „verstand" ervan hebt, praat je anders. En hij wees er mij op, hoeveel geest drift bijvoorbeeld prentverzamelaars hebben voor een tweede exemplaar van eenzelfde zoo uiterlijk volkomen eendere prent, terwille van een audor jaartal of een gewijzigden afdruk in één der verborgen hoekjes. Hoe een postzegel, waarop de kop naar den ver keerden kant kijkt, alle verzamelaars in een soort revolutie brengt. Zie je, als je er maar verstand van hebt! U vindt zoo'n prent en zoo'n postzegel natuurlijk de moeite niet waardneen, natuurlijk niet, maar met dat al zijn het dingen, die verzamelaars innig gelukkig maken. De boeren, die uit hun dorpjes het antieke spul zich laten afkoopen en die misschien blij zijn dat ze ervan af zijn, omdat ze modern goed véél mooier vinden, laten je tegenwoordig handen met geldervoor betalen. Ze zijn wijs geworden. De boeren maken het goed duur en hoe duurder het is, hoe liever 't gekocht eu hoe meer 't bewonderd wordt. De prijs doet 'et hem. Een leelijk bordje van duizend gulden is mooier dan een prachtbordje van vijftig. Zoo is het! I>. Pensioen voor allen is belang van allen. Dat zulks meer en meer wordt ingezien, bewijst de gestadige toeneming van leden van den,, Bond voor Staatspensionneeriug"na een l'/i-jarig bestaan toch telt die bond 4') af- deelingen en eenige aangesloten vercenigin- gen, met een gezamenljk ledental van bijna 7000. En geen wonder! Wat eene ganscli andere wereld zou het zijn, wanneer elk mensch op zijn ouden dag zijn eigen brood zou kunnen eten wanneer de toekomst van elk oud, afge leefd mensch onbezorgder ware! Om tot zulk een toestand te geraken, hebben velen in den lande zich opgemaakt, eu zal Ds. Briedé van Kolhorn deze zaak bespreken op 17 April te Wieringerwaard. Dat velen van hucne belangstelling doen blijken Aller belangen staan hiermede in ver band, zoowel die des werkmans, als die van den werkgever. Thans is de algemeene toestand niet on gunstig, maar waren niet eenige jaren geleden, vooral in deze, onze provincie, de onde man nen- en vrouwenhuizen zoowel bevolkt met vroegere boeren en boerinnen, als met arbei ders en hun vrouwen? Hoe zwaar die gang voor velen was, zoowel naar weelderig inge richte, als naar armelijk uitziende liefdadig heidsgestichten, wie zal, wie kan het zeggen? Met de ingetreden 20ste eeuw vereenige men zich in elke Nederl. provincie, in elke gemeente, om dien gang, dou zwaarsten des levens, op te heffen. Weg dan ook, in de eerste plaats, met dat denkbeeldige dorpsstanden verschil. Eendracht maakt macht Ieder te Wieringerwaard ga Ds. Briedé hooren Een, wiens onde dag verzorgd zij, en dit voorrecht als recht elk zijner medemenscheu toewecscht. in ons vorig no. hebben we een uittreksel gegeven van een Van Dag tot Dag-artikel, van den heer Charles Boissevain, over de bui- landsche reizen van Minister Kuyper. De Standaard, het orgaan van onzen Pre mier, antwoordt daarop onder het opschrift: „Een contra-beleefdheid" het volgende De heer Charles Boissevain, de Van Dag tot Dag-schrijver, is een hoogst eenvoudig man. Sober iu al ziju doen. Rustig en kalm in heel zijn optreden. Bij hem geen zweein van ijdelheid of zucht om effect te maken, teneinde van zich te doen spreken. De man heeft heel veel gereisden zeker zal het hem wel veel moeite kosten, zoo tel kens in zijn Van Dag tot Dag-ontboezemingen aan zijn lezers mede te deelen, dat hij is geweest in Amerika, in Jeruzalem, in Rome en Turkije. Dat bij het doet, zal stellig zijns ondanks zóó zijn. Ook heeft hij gepraat en gecorrespondeerd met groote mannen, met Gladstone en wie al niet. Zijn lezers hebben dit al vele keeren van hem moeten vernemennatuurlijk geheel tegen zijn wil. Hij heeft getoornd en geprotesteerd tegen de Engelschen en aan hen lange brieven in bet Engelsch geschrevenen zeker tot zijn verdriet zijn al die brieven getrouw door hem vertaald in het Handelsblad geplaatst. Ge lukkig voor hem, dat de Engelschen zich hiel den, alsof er op heel de wereld geen Charles Boissevain bestond. Hadden ze op zijn brie ven geantwoord, dan zon hij in strijd met zijn aard, afkeerig van alle ijdelheid, die ant woorden ook al hebben moeten plaatsec. We kunnen het dan ook best verstaan, dat de beer Charles Boissevain geweldig verstoord is op Minister Kuyper, want deze schrijft wel geen Van Dag tot Dag-dingen, maar men schrijft in het buitenland over hem. En dit nu doet men Diet van den heer Boissevain. Daarvoor is hij te sober, te bescheiden, te kalm en te eenvoudig. Het is dan ook voor een man als hij, om tnrelnnrsch te worden. Minister Kuyper schrijft geen woorden men schrijft over hem. Hij. Charles Boissevain, schrijft in het zweet zijns aanschijusen niemand schrijft over hem. a ^et,is daarom, dat wij deze driestar aan den soberen en eenvondigen Van Dag tot Dag schrijver wijden. De beleefdheid, die hij iu zijn jongste Van Dag tot Dag bewijst aan den anti-revolutionnai- ren Minister Kuyper, dient in het orgaan der anti-revolutionnaire partij met een contra- beleefdheid beantwoord te worden. Al doet het ons leed, dat hij den iDdruk geelt geweldig boos te zijn, nu het blijkt, dat de Nota van onze Regeering niet demorali- seerend op de Boeren heeft gewerkt, maar hen integendeel heeft aangevuurd, om kloeker nog dan voorheen voor hun heilige zaak te strijden. ze Bertie in Karie's kamer. Juist scheen de zon daarbinnen en gaf alles een warmen glans. Het portret van Makarie hing in het volle licht. Het toonde haar lachend in een ongedwongen houding, de handen op den rug gevouwen, een ma- trozenhoedje op het hoofd, in een onopge smukte japon, die de hoekigheid van haar gestalte duidelijk deed uitkomen. „Was het maar mogelijk geweest, haar nog eenmaal in het leven te ontmoeten, om haar te kunnen vragen hoe het mogelijk was. Zóó gemakkelijk van mij tot hem", sprak hij zacht. „Taxeert gij Willy Mammling dan nog ver beneden jezelf?" vroeg Sylvia eenigs- zins scherp. „Neen", antwoordde Bertie, zonder den blik van Makarie's lachend gelaat af te wonden, „neen, zeker niet. Ik weet nog niet, waaraan het ligt, maar er gaat een ongewone invloed van hem uit. Er is iets ongemeen reins en vasts in dezen man. Maar bij staat in een gaDSch andere wereld. Van mij tot hem gaan, is hetzelfde als allen, allen levensinhoud veranderen." „Zie eens, wanneer dat nu maar niet noodig was Dat is juist mijn angst. Ik wil niet de liefde liefhebben en niet trou wen terwille van het huwelijk. Ik wil ook iets vau mijzelf behouden ik wil mijn man ook wat van mij geven. Ik wil geen alge meene bestemming vervullenik wil m y n e bestemming vervullen." „Dat is misschien te veel gewild", zeide Bertie. „Wie weet." Dan gi"gen de beide mannen in den zonnipen dag naar buiten, het land in. De nevels hingen nog over de velden. Dat was De Sumatrapost geeft het volgende vermakelijke verhaal over het werken van de Medansche brandweer, bij den brand te Medan(0.-I),waarbij drie groote huizen,,,DaDeli Bazar, het gebouw der firma „Guntzel en Schumacher" en de „Chartered Bank", een prooi der vlammen werden. „Een vervaarlijk schreeuwende en tierende hoop inlanders, rondloopende om de spuiten, als kippen zonder kop, dedeu alles wat juist niet gedaan moest worden om een brandspuit ook werkelijk te laten spuiten. Ze liepen elkaar onderst-boven, grepen met tienen naar hetzelfde koppelstuk van een slang, wildon allemaal tegelijk een straalpijp opschroeven, wat natuurlijk tengevolge had dat dit een kwartier langer duurde dan wanneer het door één persoon gedaan was. De politie-oppassers sleepten inlanders en Chineezennaar de spuit, om heu te laten pompen, en een aantal oppassers vau den Toenkoe Bandahara raakten slaags met de politie, toen deze een maleier, waarschijnlijk een sobat van een der eerste, tot pompon wilden dwingen. Eerst toon de adsisteut- resident, gewaarschuwd door een der om standers, op het troepje toeliep, vlogen de Bandahara-kerels uiteen, om in het donker van de Esplanade te verdwijnen. En te midden van al dit geharrewar, stond dan een Europeaan spuitmeester noemen ze zoo iemand, hoewel hij heelemaal geen meester is over zijn spuit schreeuwend en razend tegen de Chineezen, die moesten pom pen, maar daar niet veel trek in hadden, die slangen moesten aandragen en met einden j touw kwamen aanloopeu. Eu of de man nu al vloekte in het Hollandsch, of raasde in het Maleisch, of bij herhaling dat ééne woordje Cbineescb, dat hij wel eens ergens schijnt te hebben opge vangen, uitbrulde: bö, bó, bó-ööhet gaf allemaal niets, het water kwam er niet. Intusschen was ook het dak van de Chartered Bank aan het branden geraakt, het derde ge bouw dus dat werd aangetast Maar nog steeds geen water. Daar zoowel de directeur van den Deli- schen Bazaar ais het geheele personeel van de Chartered Bank, niet in Medan waren, en dedenou ja, ze noemen het brand weereu de brandweer dan, het te druk had met alles in 't honderd te jagen, begon nen particulieren maar vast te redden, wat te redden was. De heer Chits, bij de firma Güntzel Schumacher in betrekking, die juist voorbij kwam, liep met behulp van een paar andere personen een der deuren van zijn toko in, en wist nog een aantal papieren te redden en enkele schrijftafels naar buiten te sleepeD. Toen ook de Chartered Bank begon te branden, kwamen de heeren Marmelstein en Molleman van de Ned. Handelsmaatschappij aansnellen, om, nadat de deur wus iugeloopen, boeken en papieren te redden, waarin ze, terwijl reeds het vuur als het ware van het dak naar binnen druppelde, gelukkig slaagden. Toen was een slang klaarzeker wel drie kwartier na het uitbreken van den braad. „Water! water!" werd er geschreeuwd, eu er kwam water, maar, iu plaats dat enkele ongelukkige straaltje dat men dan eindelijk toch had kunnen produceeren, nu te richten op de Chartered Bank, waar zelfs op dat oogenbük nog veel te redden zou zijn geweest, spoot men in de reusachtige vnnrzee die het gebouw van den Delischen Bazaar te zien gat. en waar zelfs voor de meest uitstekend werkende brandweer niets meer te redden zou geweest zijn. Eerst toen uit het publiek geroepen werd, dar het toch vrij wat beter zou zijn om het andere gebouw nat te houden, begonnen de, biijxbaar door den gloed min of meer gebla kerde hersens der spuitmenschen weer te werken en met „Ja, betoel!" sleepten ze de s'a"Sniet tot voor de Chartered Bank, want ze bleek te kort. Komt jongens, dan maar een stuk er aan gezet.en weer had men een kwartier noodig omniets te doen. Dat intusschen ook de Chartered Bank zoover op streek was, dat er geen redden meer aan was, spreekt vanzelf. 't Was een Janboel!" Een revisie. Bijna een kwart eeuw geleden werd te 1 arijs de apotheker Dauval tot levenslange d portat e veroordeeld, omdat hij schuldig was verklaard zijn vrouw met arsenicum te hebben vergiftigd. Tot het laatst had hij zijn onschuld volgehouden, maar de voornaamste r?ru geboorde deskundigen, dr. Bergeron, lneld zóo stokstijf vol dat hij in de ingewan- j den een groote hoeveelheid arsenicum had gevonden, dat de jury het schuldig uitsprak, ofschoon zij door andere verklaringen blijk- haar geschokt was in hare overtuiging en daarom tevens „verzachtende omstandigheden" aannam. Dit maakte dat de beschuldigde niet ter dood werd veroordeeld, maar tot depor tatie. Een Fransch journalist, de heer Jacqnes Dhur, heeft onlangs een bezoek gebracht aan Nieuw-Galeionië, het Fransche deportatie- eiland in Australië, en daar van Dauval opnieuw de betuiging van zijn onschuld ver- nomeu. Zyn verhaal in „Le Journal" heeft het gevolg gehad, dat een aantal bekwame Fransche genees- en scheikundigen, o. a. de hoogleerareu Cornil en Gauthier, die in 1878 bij de behandeling van het proces nog jong waren, en toen reeds twijfelden, nu hun be denkingen hebben openbaar gemaakt. Daarbij is o. a. het ontzettend feit aan het licht gekomen, dat de genoemde deskundige dr. Bergeron op zeer lichtvaardige wijze bij zijn onderzoek is te werk gegaan, en zelfs ten deele ontoerekenbaar was. Over het hoofd was o. a. gezien dat do vergiftigde vrouw een geneesmiddel had gebrnikt, waarin arse nicum voorkomt, en dat de gevonden hoe veelheid van dit vergif niet grooter was dan in arsenicum houdende minerale wateren wordt aangetroffen. Er is nu in Frankrijk een beweging gaande om een herziening van het veroordeelend arrest te verkrijgen. De vereeniging van apothekers en die van studenten in de phar- macie ziju bezig daartoe de vereischte geldeu bijeen te brengen. —O ugegeneerd. Te Berlijuwordt de volgende auecdote verhaald Ongeveer 3 jaar geleden had het hoofd van de firma Wannamaker te Philadelphia, tijdens een reis door het noorden van Duitsch- land, verzocht, aan keizer Wilhelm te worden voorgesteld. De ontmoeting had plaats aan boord vau het stoomschip „Augusta Victoria", Nadat Wannamaker was voorgesteld, schudde hij den keizer krachtig de hand, ter wijl hij opmerkte Het doet me veel genoegen, kennis te maken met een zoo ondernemend jongmensch als gij zijt. De keizer had veel schik in de openhartig heid van den Amerikaan en verklaarde later aan zijn omgeving: Ik heb nog nooit zoo'n vermakelijk ge sprek gevoerd. De papierfabrieken dei wereld. Er zijn tegenwoordig 3985 papierfabrieken in de wereld, die jaarlijks 1450 miljoen K.G. papier opleveren. Daarvan wordt de helft voor drukkerijen gebruikt en wel alleen voor de couranten 335 miilioen K.G. In de laatste tien jaren is het verbruik vaji courantenpapier met 110 miljoen K.G. toegenomen. Het jaarlijksch papiervorbrnik bedraagt over de inwoners verdeeld per hoofd: in Engeland 6.5; in de Vereenigde Staten 5.7; in Duitsch- land 4.4 in Frankrijk 4 2 in Italië en Oosten- irijk 2 en in Spanje 0.85 K.G. een oogemak, dat de natuur lachend droeg. Broederlijk had Wil'y zyn gast gehol pen om deze wandeling, door modder en papperige sneeuw met succes te kunnen ondernemen. Bertie had een nieuw gevoel naast dezen man. Hem, die gewoon was voor degenen die cm hem leefden, een eerste autoriteit te zijn, ging het nu als ware hij een scholier naast den ander. Dat kon er onmogelijk van komen dat hij hier de vreemdeling was en alles hier paste rondom den gast heer, ofschoon de grootsten zich soms in een vreemde omgeving op den achtergrond gedrongen zien. De reden er van moest bepaald liggen in den persoon van Willy Mammling. Bertio vond, dat Willy een leelijke man was. Maar uit dat magere gelaat, dat j zich bij elk lachje in vele rimpels trok, keken twee ongewone oogen, zoo helder blauw en zoo vast. En de witte tanden schitterden. „Is het onbescheiden als ik vraagzijt ge het met Sylvia eens kunnen worden Niet waar? het zou huichelarij zijn, als ik deed, alsof ik uw toestand niet kende." „Ik ben het met mijn zuster eens ge worden. Slechts daarover niet, dat ik een met mij bevrieud geweest man uit zijn betrekking moet dringen. Het zou er als een leelijke wraakneming uitzien, onder de tegenwoordige omstandigheden." „Al is er maar van verre een vrouw by in het spel, dan moeten we dikwijl nobeler zijn, daD ons verstand wel goed oordeelt. Dat dat Sylvia evenwel Diet naar den zin is, kun ik mij best begrijpen. Zeer veel concessies geven, is niet haar gewronte." Daar Bertie zweeg, voegde Willy er bedachtzaam aan toe „Waarover ik evenwel geen afkeuring wil uitspreken." Hierop vervielen beiden in diep naden ken. En elk ried, waarover de andere zoo zwijgend nadacht. Zij hadden immers beiden een vrouw gekend, die haar ganscke wezen had veranderd ter wille van een ander? Toen Willy Mammling eindelijk weer begon te spreken, meende Bertie een bekentenis te zulien hooren do bekentenis van een angst, waarvan hij, die 't voelde, waarschijnlijk onbewust was. „Uw vriend de beeldbouwer is een uit stekend portrettist, zegt Sy via. Zou hij een portretbuste of eeu reiief van Ma kar kunnen maken naar oen bestaand portret Ik zou dat zoo gaarne willen. Zij was er dan nog weer nog weer bij ons. Hoe verschrikkelijk vlug verdwijnt de toon vau een menscheDstem uit de gedachten hoe snel wordt hot moeilijk, zich nauwkeurig den blik van ean oog voor te stellen ik zou gaarue zoo iets van Makarie hebben." „Dat heeft hij noodigdat dacht Bertie in groote verwondering. „Gaf ze hem zóó weinig kan zijn ziel zoo in 't geheel niets van haar gekregen heb ben Hij, hij zelf bezat zijn eerste liefde nog geheel en alOf was dat ook siechts een kunstmatig frisch gehouden gevoel „Ge zwijgt „Pardon. Ik dacht er over ra dat Conrad dat hier zou moeten maken, met uw critiek met de critiek van allen die Makarie de laatste jaren hebben gekend." „Dat kan hij dat kan hij. Hij moet maar hier komen. In mijn werkkamer is licht en ruimte. En g.j komt ook weer eens terug „Hanneer u het mij toestaat, Sylvia op haar verjaardag te komen gelukwensohen „Maar dat spreekt immers vanzelf. Wan neer is dat O, ik weet het reeds. Makarie stuurde steeds ia Mei een koek weg, dien Hikö Drews gebakken had. Ja, ik herinner 't mij. Des in Mei, afgesproken." Over Makarie spraken zij niet meer, ofschoon zij beiden van verlangen er naar brandden. Er was angst in dit verlangen. Bertie, die zichzelf controleerde, wist het nauw keurig. Iu Wi y Mnmmling's ziel was een onbe stemd" treurigheid. Tot u zy naar huis terugkeerden, zag Sylvia hen komen en dachtwat zouden ze wol met eikaar hebben besproken Zij zou verwonderd geweest zijn, wan neer ze het had ervaren, hoe weinig. Eu nog meer verwonderd, dat beide mannen, ondanks die weinige woorden, met elkaar omgingen als twee, die elkander zeer dicht genaderd waren. Na Bertie's vertrek kwamen er dagen en weken van groote stilte voor de bewoners van Süderfood. De morgennevel hing 's morgens dikwijls dik voor de vensters, zoodat dezen er uit zagen als waren ze van matglas v rvaardigd. De vochtige aarde kon niet al het water in zich opslurpen en het vulde zoodoende de Jucht met een zware vochtigheid. Wanneer in dea mid dag de zon den nevel opjoeg, dan steeg hy toch 's avonds opnieuw op, wanneer de lucht koeler werd en de rivier en het meer dampten. tiet was, a,.-of de wolken van hare hoogten ware„ neergedaald en nu op de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 5