AllElEtl NiCöWS-
AiiertEitiR- Lnlliivl
r
uil
r.
Zondag 13 April 11*02.
Kiste Jaargang No. J722.
Rureau SCH 4WKJH, Laan, 4.
Uitgever J P. TRAPMAN.
HedewerherJ. W I V K F, L.
DERDE BLAD.
Teunis Ploeger.
Binnenlandsch Nieuws.
SCHAEE
ÜRANT.
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderliike nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 6 et
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
MANNENTItOUW
DOOB
A. HEDENSTJERNA.
o—o—
Karl was de zoon van den blikslager, en
Laura was de dochter van den kleermaker,
en er was een doorkijkje in de schutting, die
het erfje van den blikslager scheidde van het
bouwvallig achterhuis, waarin de kleermaker
twee kamers en eene keuken bewoonde.
De blikslager had een beetje geld, de
kleermaker niets dan schulden en kinderen.
Bovendien bezat hij eene zwarte, lange haar
lok op zijn voorhoofd, die bij eiken haastigen
steek aan versleten schooljongens- en werk-
manskielen, op en neêr vloog. Julin was na
melijk maar zoo'n lappertje. Voor de kleine
Laura bestond de wereld uit niet meer dan
de beide kamers, de keuken, het smerig plaatsje,
het doorkijkje in de schutting, het erfje van den
blikslager en Karl.
Maar die Karl was een ervaren, bereisde
jongenvijf mijlen in het ronde bezocht hij
met zijnen vader alle markten en verkocht
daar maten, trechters en blikken bussen.
Als Karl Back dan uit de wijde wereld en
van de markten in Wernamo en Skillinggard
terugkeerde, kroop hij 6nel door de schutting
in de schuur van den kleermaker en vertelde
wonderveel van renzengroote ossen en van de
zes groote blikken bussen, die de rijke schout
in Wernamo had gekocht. „Maar het prettigst
is toch, als ik weêr bij jou ben," zei hij altijd
ten slotte en daarbij legde hjj dan zijnen
kleinen, mageren arm om Lanra's rug en zag
haar trouwhartig in de groote, bruine oogen.
Van kussen had hij namelijk nog geen ver
stand, want hij was nog pas tien jaar.
Het vermogen van den blikslager en de
schulden van den kleermaker groeiden in
gelijke mate aan, en wit begon te worden
's kleermakers haarlok, die men door het
venster op en neer zag wippen. Karl en
Laura groeiden eveneens. Hij werd een lange,
schrale, bleeke jongen met vlasgeel haar en
leelijke houding. Laura, de roos op den mesthoop
van haars vaders plaatsje, werd met den dag
mooier. Op de straat in de kleine stad wend
den de deftige menschen het hoofd
naar haar om. De dames bewonderden het
knappe meisje, en de heeren zeiden zoo iets
van bastaard.
Nu weet ieder, die wat kennis van vogels
heeft, dat bastaarden het allermooist zingen,
en steeds helderder toon hadden de liederen,
die Karl uit het armoedig achterhuis tegen-
klonken. Karl had eens eene heele kroon
van zijnen vader gekregen en toen kort
daarna een troep komedianten in de stad
kwam, nam hij Laura meê op den tweeden
rang, waar het maar een halve kroon kostte.
Toen was het ongeluk geschiedNu wist
Laura, waartoe hare groote bruine oogen,
hare schoone slanke gestalte en hare heldere
weeke stem konden dienen. De première
amoureuse liep als eene razende rond op het
tooneel en deed allermalst, maar de toe
schouwers klapten toch in de handen en
brulden van plezierZag men de artiste op
straat, dan kreeg men den juisten indruk
dat het een verlepte oude juffrouw was. Maar
Laura was jong en zag er uit als Fortuna,
de godin van het geluk, in de mooie kamer
van den blikslager. Zij kon zich even goed
eene fraaie japon laten maken, tnsschen de
coulissen rondloopen, zich op de borst slaan,
van vreugde jubelen en van smart schreien.
Waschtobbe en spoelkuip werden nu uit de
schuur verwijderd, al het hout in een hoekje
opgestapeld en de grond netjes geveegd. Toen
haalde Karl eene lamp en twee blikken bussen
uit den winkel. De bussen werden op een hout
blok geplaatst, waarop de keukenmeid van de
eerste verdieping de kippen den kop afsloeg,
en dit houtblok stelde een buffet voor. Met
eene baret van blauw karton op het hoofd,
den Zondagschen onderrok harer moeder
schilderachtig om de schouders gedrapeerd,
eene parapluie in de hand ten teeken dat zij
uit den vreemde kwam, stond Laura achter
het blok en zong
„Kennst du das Land, wo die Citronen blühen
Karl werd daardoor tot tranen geroerd en
tei, dat die tooneelmamsel er niets bij was.
Eindelijk geschiedde het, zooals het in het 1
boek des noodlots geschreven stond. Na een
paar jaren verscheen de tooneeldirecteur
Uskar Pettersson met zijnen troep in de stad
en toen hij die weer verliet, had hij Laura
kree de..nt4i:eve r°l geëngageerd. Traktement
de v8 u16*' maar daarvoor rustte op haar
het a?" nS>om door schitterende toiletten
zich £V,B den troeP te verhoogen, die
heugde. 26611 8eringe inkomsten ver-
werd"1 de"00? T00r de afreis van den troep
tehuttin® \óór ket doorkijkje in de
omarmden efkf^'choven en Karl' en Laura
heen dip d„ over den grooten emmer
kad een 7 tZ','ne gewone plaats had. Karl
Wa Ld J\met lekkers in de hand en
oogen r°ote tranen ln de stralende bruine
lk °P t0*8- Karl 1 Vergeet mij
Dat
ajnen JT?8. vee' voor Karl. Hij haalde
met j»* voor den dag, snoot lang en
hanp,, j ^joen neus en wischte zich de
uit de oogen.
toejj 5ra.' vergeet niet, datje, hoe het ook loopt,
Dat 1 mijQ vrouwtje moet worden."
Laura dan ook, maar zij was
zijn, oordeel dat het niet kwaad zou
fLj kt) iets anders dan blikslager werd.
ktocM,„V 'mmers fabrikant worden en naar
m gaan, dat was toch veel deftiger.
Doch overal, waar de troep vjn Pettersson
kwam, gaven de jongelui zooveel soupers
voor de dames van het gezelschap en dan
leerde zij in Byköping eenen assessor met
eenen bariton kennen en uit Stockholm kwam
een alleraardigste, melankolieke komiek, en
zoo gebeurde het, dat Karl's beeld van liever
lede wat op den achtergrond week. Karl
werkte inmiddels in den winkel van zijnen
vader en maakte lampen en blikken bussen.
Van tijd tot tijd las hij in de provinciale
bladen, dat mejuffrouw Julin beloofde eenmaal
eene groote artiste te zullen worden. Hij
had het gevoel, alsof zij hem meer en meer
ontsnapte. Op haren geboortedag, met Kerst
mis en Nieuwjaar, zond hij haar telkens een
fraaie, bontgekleurde felicitatie-kaart met
engelen en vergeet-mij-nietjes, en eens reisde
hij zelfs naar Linköping, toen het gezelschap
daar gastrollen gaf, om te zien of Laura
zich zijner nog herinnerde. Hij kwam juist,
toen de voorstelling zou beginnen. De heer
Oskar Pettersson, die voor niets terugdeinsde,
gaf Hamlet. Laura had het nu reeds zoover
gebracht, dat zij de rol van Ophelia vervulde
en de bewoners van Linköping waren betoo-
verd. En Karl Back dan 1 Hij brulde, stampte
met de voeten, en in de pauze kwam hij met
een arm vol flesscben champagne achter de
coulissen. Die tooneelspelers zouden merken,
dat een blikslager het ook breed kon laten
hangen Laura drukte zijne band aan haar
hart, deed sentimenteel en stelde den gelief
den vriend harer jeugd voor. De tooneel
spelers ontvingen Karl zeer vriendelijk en
directeur Pettersson dronk broederlijk met
hem. Toen hij echter onder vier oogen Ophelia
vroeg, of zij nu maar niet terstond hunne
verloving publiek zouden maken, viel zij hem
onder tranen om den hals en zei snikkend
dat zij niet het hart had om de hooge, edele
dramatische kunst, die in de provincie ge
weldig in verval was, aan haar lot over te
laten, te meer daar de tooneelrecensent in
Söderköping geschreven had, dat mejuffrouw
Julin eene opkomende ster was, die zonder
twijfel weldra een publiek, dat nog hooger
eischen stelde, zou betooveren. Karl moest
werkelijk «naar Stockholm verhuizen, zoodra
zij daar maar eerst een engagement had.
Misschien kon hij haar 36 daalders leenen,
die zij juist voor een nieuw kostuum als „de
Afrikaansche" noodig had. Eene verloving
zou na haar geheele kunstenaarsloopbaan
vernietigen.
Karl reisde weer huiswaarts, maakte in
den treure lampen en blikken bussen, en
moest het aanhooren, hoe zijn vader zwoer,
dat zoo'n kleermakersmeid, zoo'n tooneeljuf,
nooit als zijne schoondochter op de sofa in
zijne mooie kamer zou zitten.
Zoo vlood de tijd, en Karl's hart leed.
Na eenige jaren schreef Karl aan Laura
en vroeg voor de laatste maal, of zij nu met
hem wilde trouwen. Papa Back was gestor
ven en Karl's huis verwachtte nu eene mees
teres.
Acht dagen, veertien dagen verliepen er,
maar er kwam geen antwoord. Karl schreef
zijnen brief nog eens en liet hem aanteekenen.
Maar toen hij nu nog geen antwoord kreeg,
verkocht hij huis en winkel aan zijnen mees
terknecht, kocht een klein landgoed in eene
andere provincie, leed aan Weltschmerz en
verbouwde klaver, iets wat een voortreffelijk
middel tegen hartepijn moet zijn.
Mejuffrouw Julin vierde nog eenigen tijd
triomfen als première amoureuse in provincie
schouwburgen, maar toen hoorde men eens
klaps niets meer van haar. Later had zij
haar geluk in de hoofdstad beproefd, maar
de Stockholmers hebben nu zoo hunnen eigen
smaak. De recensenten verklaarden, dat zij
hoegenaamd geen talent had en daarna was
het in de provincie ook uit met haar succes.
Er verliepen weer verscheidene jaren. Karl
reisde naar Stockholm voor eene vee-tentoon
stelling. Hij ging toen even naar de redactie
van eene courant en informeerde, bij welk
gezelschap juffrouw Julin nu was. De redac
teur verzocht hem plaats te nemen en vroeg
alle andere heeren van de redactie naar juL
frouw Julin. Al die heeren waren echter nog
t0 jong en geen van hen herinnerde zich
ooit van juffrouw Julin gehoord te hebben.
„Dus zij speelt niet in den Koninklijken
Schouwburg
Neen daarvoor konden zij beslist instaan.
Den avond van dienzelfden dag was er
oafé-chantant in de Variétés. Karl B&ck was
eigenlijk geen vriend van dergelijke amuse
menten, maar de avond moest toch dood
geslagen worden. Hij nam plaats bij een
tafeltje aan den ingang en bekeek onver
schillig het programma. Eensklaps werd hij
bleek, rilde en stond zoo haastig op, dat hij
tafel en stoel omversmeet.
De pianist speelde, de jongelui vloekten,
de toddy-glazen rinkelden en de kellner joeg
twee vechtende honden naar buiten.
Maar nog altijd ging het scherm niet op.
Eindelijk verscheen de heer Brytnacki, „de
onbestreden eerste trapèzekunstenaar van
Europa," en deelde mede, dat mejuffrouw
Julin, die het eerste nummer van het pro
gramma had moeten zingen, plotseling onge
steld was geworden en dat in hare plaats
mejuffrouw Ritzki met verlof van het geëerde
publiek een Hongaarsch volkslied zou voor- j
dragen.
In de artistenkamer zat Karl Biick naast
eene geschminkte dame van moeilijk te be
palen leeftijd. I n twee roode beekjes vloot
het opgelegde kleurtje over de wangen der
dame. Zij schreide tranen met tuiten en
kuste Karl zóó innig, dat zijn blonde bakke- I
baard er rood van werd. Karl trilde over
zijn gansche ljjf en wischte zich met zijnen
geblokten zakdoek het gelaat af.
„Wij zijn niet jong meer, Laura maar wil
je wil je nu toch eindelijk mijne vrouw
worden
„En je vraagt heelemaal niet, wat ik al
dien tijd geweest ben en wat ik nu
„Ik wil niet weten wat je geweest bent
en wat je nu bent. Voor mij blijf je de kleine
Lama, die mij bij de schutting tegemoet kwam
en in de schuur naast mij zat. Wil je?"
Ja, nn wilde zij. Terwijl de heer Brytnacki
op het tooneel het publiek zóó in geestdrift
ontstak, dat het van verrukking met de voe
ten trappelde en stampte, verliet de prima
donna ongemerkt den schouwburg, om daar
buiten in de wereld een nieuw leven te be
ginnen. Met Gods hulp zal het haar gelukken,
want zij heeft een tehuis gevonden aan het
hart van een braaf man, die nooit leerde
vergeten, maar gaarne wil vergeven.
N. R. Crt.
XXV.
Voorbereidende gesprekken tot een
„Geschiedenis van den Boerenstand."
(Ie Avond.)
In de Paaschweek heb ik mijn neef, den
student, over gehad, een bezoek dat mij
véél sigaren, véél wijn en mijn zalige
Polderrnst heeft gekost.
Nu, wat den wijn en de sigaren betreft,
dat behoeft natuurlijk geen toelichting, en
het verlies van mijn zielevreê zal uit het
volgende wel blijken.
En zoo ik merk, schrijft n tegen
woordig vroeg neef, nadat we reeds over
alles en nog wat gepraat hadden.
Och, dat haalt niet uit," zei ik nederig.
Jawel, jawelik heb trouw uw brieven
in de Schager gelezen Maar weet je
wat u doen moest, oom, u moest 'ereis
iets wetenschappelijks schrijven
HmIets wetenschappelijksDe
wetenschap zit er anders dunnetjes bij mij
op, als ik het ronduit moet zeggen.
Och kom, wat doet dèt er nu toe
U doet maar net als de meeste studenten die
hun dissertatie schrijvenEen heeleboel
geleerde citaten, liefst uit het Latijn, met
een heel klein schijntje eigen werk erbij
Vooral veel Latijn dat klinkt
Maar het zal zoo'n werk zijnopperde
ik nog.
Och ja, oompje, natuurlijk, maar u
weet„A bsque labore gravi, non
venit ulla seges." Kijk, daar heb
je nu al dadelijk een voorbeeld, boeveel
deftiger, boeveel waardiger het Latijn dan
het Hollandsch klinkt. Want zeg dat nu
eens in onze taal„Zonder arbeid
komt er geen koren in de schuur,"
en het klinkt plat en zonder de minste
distinctie. Het Latijnsche gewaad hield het
geïsoleerd van de groote menigte en na wij het
dat kleed hebben uitgetrokken, is het opeens
een duvelstoejager geworden in het gebied
der taal, een litterarisch schooiertje, een
spreekwoord van Jan Alleman
Och, het is er al krek meê, als met onze
eigen kleedingTrek uw deftigen zwarten
rok aan bent u daardoor degelijker,
verstandiger of geleerder geworden, dan toen
u nog rondliep in uw werkpak of in uw
huisjasje? Maar toch, de menschen zullen
u er te hooger om taxeeren.
Welnu, zoo is het ook met de taal het
geval. Het Latijn is in het rijk der taal wat
de zwarte rok is in de samenleving. Ik kan
u daar nog een heel mooi voorbeeld van
aanvoeren. Onlangs bood de voorzitter van
onze debating-clnb een afscheidsdiné aan,
waarbij de spijskaart luidde, in statig Latijn
Sorbito cuin globnhi* jecoralibm et lncanicis.
Jas rx linguit boviuis facturn campanifioia.
Caro bovinu cum braasics capitata
4ssurn vnulinum cum Jactnca.
Coff-a.
Potabimus
cerevisiain x honieo bavarico
Sit sa'uti!
Niet waar, dat klinkt voornaam Maar ont
doe het nu eens van zijn deftigen Latijnschen
rok, trek het een Hollandschen jekker aan I
en je krijgt het ordinaire
Soep met lever en wnretballetjes
Jus van aasetong met broo Iplnksel.
Ossevleescb uiet kool
Gebraden kalfsvleeach met andijvie.
Koffie.
G,dronken wordt Beierech g^rs'ebier.
Moge 't n goed opbreken I
„Verbazend, wat een verschilriep ik in
alle oprechtheid.
„Niet waar riep neef opgetogen. „En
daarom, Latijn hoor oom En vooral
ook wat klassieke namen er doorheen ge
werkt Een pudding met krenten moet
het lijkenKijk, dat geeft naam, weet ge
en daar draait toch het heele schrijven om."
Ik beken, dat het denkbeeld om iets we
tenschappelijks te schrijven, mij nu hoe langer
hoe meer begon toe te lachen.
Maar waar zal ik het over hebben
vroeg ik. Niet dat ik mij plotseling in alle
mogelijke wetenschap bekwaam gevoelde,
maar uit het gesprek met onzen student was
het mij voorgekomen, dat er bij al die ge
leerde geschriften een heeleboel lariekoek
moest zijn. 't Kwam er, dacht me, alleen
maar op aan om een goed onderwerp te heb-
ben.
„Maar waarover zal ik het hebben
zei ik nog eens, toen ik niet dadelijk ant
woord kreeg.
„Hm,... waarover, hè?... Ja... me
dunkt (telkens werd de zin door het uitblazen
van een zwaren rookwolk onderbroken) me
dunktals u het ereis over de boe
ren had
„Over de Boeren Daar staan de
kranten immers vól van
Nu ja, maar ik bedoelover den boeren
stand Een boek over de geschiedenis var.
den Nederlandschen boerenstandDat moet
stellig voor u een interessant onderwerp zijn
U begint natuurlijk met een groote inleiding
die nergens toe dient Maar dat hoort er
zoo bij. Dat doet ieder wetenschappelijk man,
of die er voor wil doorgaan.
Dan zegt het publiek wat hééft die schrij
ver z'n taak breed opgevat 1 Bovendien, als
je maar zoo dadelijk met je onderwerp begon,
zou je veel te gauw aan het eind zijn.
U begint dus met als inleiding te praten
over den toestand van den landbouw en de
boeren in de Oudheid. Daar kunt u mooi
Xenophon, Theocritus, Livius, Horatius en
de hemel weet hoeveel andere ouwe pruiken
nog wel bij te pas brengen."
Drommels, zei ik, terwijl ik me over
mijn kalen schedel streek, „daar zal ik een
miserabel schijntje van terecht brengen I"
Och kom, allemaal gekheid oom, Ik zal
u wel helpen! Als we eerst samen de stof
bespreken, zal het u later genoeg meeval
len, Maar, zou U de meid niet waar
schuwen, dat ze nog wat wijn brengt? Het zou
wat laat kunnen worden met onze besprekin
gen en dan mocht ze bij dat al naar bed zijn."
Tlr overtuigde mij nu, dat er nog sigaren
genoeg waren, liet Mietje nog een paar fles-
schen wijn brengen en toen nam de eerste
voorbereidende samenspreking een aanvang.
„In Egypte, zoowel als in onderscheidene
landen van Azië," zoo begon mijn neef,
„maakten de landlieden een of meer kasten
uit Dat wil zeggen
„Jawel," viel ik in, om te toonen dat
ik er niet voor spek en boonen bij behoefde
te zitten, maar zelf óók nog wel wat wist
„Dat wil zeggen, ze hadden het heele volk
om zoo te spreken gesorteerd in verschillende
hoopjes. In 't eene hoopje de vechters
bazen, in 't andere de kooplui, enz.
„Jawel" zei neef, een teng uit zijn glas
nemend, „en zoo had men daar 7 kasten, en
aan het hoofd daarvan
„Stonden de domlné's", viel ik in.
Hm de priesterorde meent u. En
fin, onder die 7 kasten dan, vond men er
één, waarin de veehoeders, een ander waarin
de zwijnenhoeders waren afgeperkt. Geen
boerenstand dus, maar een kaste van land
lieden, een ondergeschikt brok van den staat.
En n weet, hoe een dergelijke afpasserij en
beperking, iedere maatschappelijke ontwikke
ling in den weg staat
Ho, stop ereis evenriep ik. Mijn neef
zette verrast het glas neer, dat hij juist weer
aan den mond wilde brengen.
Je gelooft toch zeker, dat Jozef, toen
hij in Egypte zoo'n branie geworden was,
daar wel een einde aan zal gemaakt hebben?
Want onder de aartsvaders en in het land
van belofte was er van zoo'n kastenwinkel
geen sprake. De boerenstand was er in eere!
Zegt zelfs niet Salomo: „Gewis, het genoe
gen des landbouws gaat alles te boven; een
koning is hij, wiens rijk het veld is!"
Niet onmogelijk, dat Jozef de landlieden
een klein beetje uit die verderfelijke kasten-
indeeiing heeft zoeken te verheffen maar
(Die wijn is bepaald goed ,oom I) maar bedenk,
dat hij slechts onderkoning was. Bovendien
was er nog iets, dat de ontwikkeling van den
landman in den weg stond. Namelijk de
jaarlijksche overstrooming door den Nijl. Als
je akkers vanzelf vruchtbaar worden, waar
voor zal je dan je hersenen inspannen tot
verbetering van het land 't Is er al krek meê
als met den wijn hier- Nu die vóór ons
staat, hebben we dien alleen maar tot ons te
nemen. (Meteen maakte neef aanschouwelijk,
hoe dat in z'n werk ging.) Dat gaat buiten
het hoofd om
Dat is te zeggen, m ij n hoofd schijnt
daar dan een uitzondering op te maken,
bracht ik in het midden, want
Och, dat verbeeldt u zichMaar, u
begrijpt me niet. Ik bedoel, zoolang wij den
wijn maar voor het drinken hebben, hebben
wij slechts in te schenken. (Neef scheen mij
bepaald te willen laten zien, wat men onder
inschenken" te verstaan had.) Maar zoodra
ook deze flesch leeg is, (en dat rampzalig
oogenblik zal dadelijk aanbreken) begint
opeens de geestesarbeid. Dan gaan we (want
de meid is nu allang naar bed) ons brein
spitsen, hoe we weer aan eene nieuwe flesch
zullen komen. We gissen, waar de sleutel
van den kelder wezen kan, we overpeinzen
de geschiktste middelen om dien te bemach
tigen, kortom, er is een phase van ontwik
keling ingetreden. En
En daar wij natuurlijk beiden groote
voorstanders van ontwikkeling zijn, moesten
we na maar naar bed gaan en die ontwik-
kelingsphase tot morgenavond laten voort
duren," bracht ik in 't midden.
Op weg naar de slaapkamer hield ik mijn
hoofd vast onder de invloeden van vandaag
en mijn hért bij de gedachte aan morgen.
En toch, auteursijdelheid en valsche schaamte
weerhielden mij, om mijn pian weer op te
geven. Ik bedacht echter met schrik, dat we
morgenavond wellicht Griekenland zouden
behandelen, ach hemel, ook Italië kwam nog
aan de beurt 1 En dat waren u-y nlanden
Wat was ik begonnen Wat was ik begonnen
DUBBELE MOORD.
In den nacht van Woensdag op Donderdag
is een gruwelijke moord gepleegd te AM
STERDAM. In perceel Czaar Peterstraat 37
woont sinds 26 jaar de ongeveer 60-jarigo
Pieter Bronwer, die daar een flinke kruide
nierszaak heeft. De man is sinds 10 jaar
weduwnaar en lijdt nogal aan zenuwen, waar
door hij zich moeilijk beweegt. Het huishou
den werd sinds dien tijd waargenomen door
de thans 36 jaar oud zijnde Johanna Smal,
nicht van Brouwer.
Betje Polman, 28 jaar, was winkeljuffrouw
bij Brouwer, 's Avonds half 11 ging Betje
gewoonlijk naar huis en kwam 's morgens
tegen 7 uur bij Brouwer terug. Zij voDd dan
altijd de winkeldeur reeds geopend. Nu was
de deur bij haar komst echter gesloten.
Tusschen perceel 37 en perceel 35, waarin
de schoenenzaak van den heer C. van Dekken
is gevestigd, bevindt zich de gang, die toe
gang tot de bovenhuizen verleent. Tevens geeft
genoemde gang toegang tot de keukens en
achterplaatsen van genoemde winkelhuizen.
Beije Polman ging nu, toen zij aan de voor
deur geen gehoor kreeg, naar de gangdeur,
die naar de keukendeur leidt, en vond deze
open. Ook de keukendeur bleek geopend. In
de keuken gekomen, zag ze alles in wanorde
dooreen gesmeten.
Het meisje week verschrikt terug, riep de
buren, terwijl de politie gewaarschuwd werd.
De buren, die daarop het huis binnen
drongen, gingen dadelijk in de slaapplaat
sen der bewoners kijken.
Brouwer sliep in een bedstede in de bin
nenkamer achter den winkel, Johanna in een
bedstede in de keuken. Hier vond men echter
het meisje nietwel stonden haar pantoffels
voor het bed.
Toen naar binnen gaande, aanschouwde men
in de bedstede van Brouwer een tooneel vol
ontzetting. Overdekt met bloed, met een kus
sen op zijn gezicht, lag de maD ineengedron
gen met afgesneden hals en vond men aan
het voeteneinde, door onbeschrijfelijken angst
geheel onder de dekens weggekropen, zijn
nicht Johanna, eveneens met een halssnede
en andere wonden, die zij vermoedelijk door
verweer zal hebben opgeloopen.
In huis lag alles overhoop, terwijl het
onderzoek aantoonde, dat diefstal de aanlei
ding tot deze laaghartige daad geweest moet
zijn, daar al het geld uit huis was verdwenen
gouden en zilveren sieraden zijn echter niet
meêgenomen.
Mogelijk is het, dat Johanna, wier slaap
plaats in de keuken is, den inbreker van uit
haar bed ontdekte en toen bij den hulpbe-
hoevenden Brouwer zelf hulp is gaan zoeken.
Dit heeft het onderzoek aan te wijzen. Een
bijl, die op de plaats lag, werd daar nog ge
vonden, doch een groot vlijmscherp kaasmes
was uit den winkel verdwenen en vond men
in de kamer terug.
't Is opmerkelijk, dat geen der talrijke
buren iets heeft vernomen, 't Tijdstip der
misdaad zal dan ook wel in 't hartje van
den nacht liggen.
De agitatie en de verontwaardiging in de
buurt zijn algemeen.
Brouwer en ook zijn nicht Johanna, daar
wonende vanaf den bouw der perceelen (26
jaar) waren algemeen bekend en bemind.
Spoor van den moordenaar of moordenaars
is niet gevonden.
De Algemeene Vergadering
van de Hollandsche Maatschappij van Land
bouw had Donderdag plaats in het gebouw
Krasnapolsky. Het was de 70e Algemeene
Vergadering.
I Ter vergadering waren vertegenwoordigd
44 afdeelingen, samen uitbrengende 376
stemmen.
Als eerste punt van de agenda kwam in
bespreking een voorstel van de afdeeling
„Opmeer en Omstreken", om met ingang van
1 Jan. 1903 het jaarboekje der Maatschappij
een anderen vorm te geven, liefst den vroe-
geren vorm. Omtrent de inrichting van dit
boekje werden van verschillende zijden
eenige wenken aan het Hoofdbestuur ge
geven. Opmeer zou een drietal prijzen
beschikbaar willen stellen, uit te loven voor
\het beste jaarboekje dat wordt ingeleverd.
Het Hoofdbestuur wil gaarne zooveel
mogelijk tegemoet komen aan ingebrachte
klachten en zou misschien een splitsing van
gedrukte gegevens en het eigenlijke zakboekje
kunnen verstrekken.
Ten slotte wordt besloten te handelen in
den geest van bet Hoofdbestuur, in te gaan
op 1 Januari 1903.
Na de pauze werd medegedeeld, dat tot
lid van het Hoofdbestuur in de plaats van
wijlen den heer S. de Jongh, is gekozen de
heer Chr. Oortman Gerlings te Hoorn, met
276 van de 376 uitgebrachte stemmen.
In behandeling kwam daarna de vraag, of
het contract met het „Nederlandsch La'nd-
bouwcomité" ten aanzien van het„Nederlandsch
Land bouw-Week blad" verlengd zal worden
Naar aanleiding van de klachten, die in den
laatsten tijd over het blad gehoord werden,
deelde de voorzitter mede, dat het Hoofd
bestuur met het Landbouw-comité bespre
kingen voert De vergadering dient echter
uit te spreken, of het verdere samenwerking
ten aanzien van het Weekblad wenscht;
wenscht men die verder niet, dan is natuurlijk
verder overleg onnoodig.
De vergadering gaf door applaus te kennen
dat het verlangt, dat het Hoofdbestuur in
deze verder diligent zal blijven.
Daarna werden door den Zuivelconsulent
van Zuid-Holland eenige mededeelingen 1re-
daan over de botercontróle en kwam in