AllElEtl NiCöWS- AiiertEitiR- Lnlliivl r uil r. Zondag 13 April 11*02. Kiste Jaargang No. J722. Rureau SCH 4WKJH, Laan, 4. Uitgever J P. TRAPMAN. HedewerherJ. W I V K F, L. DERDE BLAD. Teunis Ploeger. Binnenlandsch Nieuws. SCHAEE ÜRANT. Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderliike nummers 5 Cent. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 6 et Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. MANNENTItOUW DOOB A. HEDENSTJERNA. o—o— Karl was de zoon van den blikslager, en Laura was de dochter van den kleermaker, en er was een doorkijkje in de schutting, die het erfje van den blikslager scheidde van het bouwvallig achterhuis, waarin de kleermaker twee kamers en eene keuken bewoonde. De blikslager had een beetje geld, de kleermaker niets dan schulden en kinderen. Bovendien bezat hij eene zwarte, lange haar lok op zijn voorhoofd, die bij eiken haastigen steek aan versleten schooljongens- en werk- manskielen, op en neêr vloog. Julin was na melijk maar zoo'n lappertje. Voor de kleine Laura bestond de wereld uit niet meer dan de beide kamers, de keuken, het smerig plaatsje, het doorkijkje in de schutting, het erfje van den blikslager en Karl. Maar die Karl was een ervaren, bereisde jongenvijf mijlen in het ronde bezocht hij met zijnen vader alle markten en verkocht daar maten, trechters en blikken bussen. Als Karl Back dan uit de wijde wereld en van de markten in Wernamo en Skillinggard terugkeerde, kroop hij 6nel door de schutting in de schuur van den kleermaker en vertelde wonderveel van renzengroote ossen en van de zes groote blikken bussen, die de rijke schout in Wernamo had gekocht. „Maar het prettigst is toch, als ik weêr bij jou ben," zei hij altijd ten slotte en daarbij legde hjj dan zijnen kleinen, mageren arm om Lanra's rug en zag haar trouwhartig in de groote, bruine oogen. Van kussen had hij namelijk nog geen ver stand, want hij was nog pas tien jaar. Het vermogen van den blikslager en de schulden van den kleermaker groeiden in gelijke mate aan, en wit begon te worden 's kleermakers haarlok, die men door het venster op en neer zag wippen. Karl en Laura groeiden eveneens. Hij werd een lange, schrale, bleeke jongen met vlasgeel haar en leelijke houding. Laura, de roos op den mesthoop van haars vaders plaatsje, werd met den dag mooier. Op de straat in de kleine stad wend den de deftige menschen het hoofd naar haar om. De dames bewonderden het knappe meisje, en de heeren zeiden zoo iets van bastaard. Nu weet ieder, die wat kennis van vogels heeft, dat bastaarden het allermooist zingen, en steeds helderder toon hadden de liederen, die Karl uit het armoedig achterhuis tegen- klonken. Karl had eens eene heele kroon van zijnen vader gekregen en toen kort daarna een troep komedianten in de stad kwam, nam hij Laura meê op den tweeden rang, waar het maar een halve kroon kostte. Toen was het ongeluk geschiedNu wist Laura, waartoe hare groote bruine oogen, hare schoone slanke gestalte en hare heldere weeke stem konden dienen. De première amoureuse liep als eene razende rond op het tooneel en deed allermalst, maar de toe schouwers klapten toch in de handen en brulden van plezierZag men de artiste op straat, dan kreeg men den juisten indruk dat het een verlepte oude juffrouw was. Maar Laura was jong en zag er uit als Fortuna, de godin van het geluk, in de mooie kamer van den blikslager. Zij kon zich even goed eene fraaie japon laten maken, tnsschen de coulissen rondloopen, zich op de borst slaan, van vreugde jubelen en van smart schreien. Waschtobbe en spoelkuip werden nu uit de schuur verwijderd, al het hout in een hoekje opgestapeld en de grond netjes geveegd. Toen haalde Karl eene lamp en twee blikken bussen uit den winkel. De bussen werden op een hout blok geplaatst, waarop de keukenmeid van de eerste verdieping de kippen den kop afsloeg, en dit houtblok stelde een buffet voor. Met eene baret van blauw karton op het hoofd, den Zondagschen onderrok harer moeder schilderachtig om de schouders gedrapeerd, eene parapluie in de hand ten teeken dat zij uit den vreemde kwam, stond Laura achter het blok en zong „Kennst du das Land, wo die Citronen blühen Karl werd daardoor tot tranen geroerd en tei, dat die tooneelmamsel er niets bij was. Eindelijk geschiedde het, zooals het in het 1 boek des noodlots geschreven stond. Na een paar jaren verscheen de tooneeldirecteur Uskar Pettersson met zijnen troep in de stad en toen hij die weer verliet, had hij Laura kree de..nt4i:eve r°l geëngageerd. Traktement de v8 u16*' maar daarvoor rustte op haar het a?" nS>om door schitterende toiletten zich £V,B den troeP te verhoogen, die heugde. 26611 8eringe inkomsten ver- werd"1 de"00? T00r de afreis van den troep tehuttin® \óór ket doorkijkje in de omarmden efkf^'choven en Karl' en Laura heen dip d„ over den grooten emmer kad een 7 tZ','ne gewone plaats had. Karl Wa Ld J\met lekkers in de hand en oogen r°ote tranen ln de stralende bruine lk °P t0*8- Karl 1 Vergeet mij Dat ajnen JT?8. vee' voor Karl. Hij haalde met j»* voor den dag, snoot lang en hanp,, j ^joen neus en wischte zich de uit de oogen. toejj 5ra.' vergeet niet, datje, hoe het ook loopt, Dat 1 mijQ vrouwtje moet worden." Laura dan ook, maar zij was zijn, oordeel dat het niet kwaad zou fLj kt) iets anders dan blikslager werd. ktocM,„V 'mmers fabrikant worden en naar m gaan, dat was toch veel deftiger. Doch overal, waar de troep vjn Pettersson kwam, gaven de jongelui zooveel soupers voor de dames van het gezelschap en dan leerde zij in Byköping eenen assessor met eenen bariton kennen en uit Stockholm kwam een alleraardigste, melankolieke komiek, en zoo gebeurde het, dat Karl's beeld van liever lede wat op den achtergrond week. Karl werkte inmiddels in den winkel van zijnen vader en maakte lampen en blikken bussen. Van tijd tot tijd las hij in de provinciale bladen, dat mejuffrouw Julin beloofde eenmaal eene groote artiste te zullen worden. Hij had het gevoel, alsof zij hem meer en meer ontsnapte. Op haren geboortedag, met Kerst mis en Nieuwjaar, zond hij haar telkens een fraaie, bontgekleurde felicitatie-kaart met engelen en vergeet-mij-nietjes, en eens reisde hij zelfs naar Linköping, toen het gezelschap daar gastrollen gaf, om te zien of Laura zich zijner nog herinnerde. Hij kwam juist, toen de voorstelling zou beginnen. De heer Oskar Pettersson, die voor niets terugdeinsde, gaf Hamlet. Laura had het nu reeds zoover gebracht, dat zij de rol van Ophelia vervulde en de bewoners van Linköping waren betoo- verd. En Karl Back dan 1 Hij brulde, stampte met de voeten, en in de pauze kwam hij met een arm vol flesscben champagne achter de coulissen. Die tooneelspelers zouden merken, dat een blikslager het ook breed kon laten hangen Laura drukte zijne band aan haar hart, deed sentimenteel en stelde den gelief den vriend harer jeugd voor. De tooneel spelers ontvingen Karl zeer vriendelijk en directeur Pettersson dronk broederlijk met hem. Toen hij echter onder vier oogen Ophelia vroeg, of zij nu maar niet terstond hunne verloving publiek zouden maken, viel zij hem onder tranen om den hals en zei snikkend dat zij niet het hart had om de hooge, edele dramatische kunst, die in de provincie ge weldig in verval was, aan haar lot over te laten, te meer daar de tooneelrecensent in Söderköping geschreven had, dat mejuffrouw Julin eene opkomende ster was, die zonder twijfel weldra een publiek, dat nog hooger eischen stelde, zou betooveren. Karl moest werkelijk «naar Stockholm verhuizen, zoodra zij daar maar eerst een engagement had. Misschien kon hij haar 36 daalders leenen, die zij juist voor een nieuw kostuum als „de Afrikaansche" noodig had. Eene verloving zou na haar geheele kunstenaarsloopbaan vernietigen. Karl reisde weer huiswaarts, maakte in den treure lampen en blikken bussen, en moest het aanhooren, hoe zijn vader zwoer, dat zoo'n kleermakersmeid, zoo'n tooneeljuf, nooit als zijne schoondochter op de sofa in zijne mooie kamer zou zitten. Zoo vlood de tijd, en Karl's hart leed. Na eenige jaren schreef Karl aan Laura en vroeg voor de laatste maal, of zij nu met hem wilde trouwen. Papa Back was gestor ven en Karl's huis verwachtte nu eene mees teres. Acht dagen, veertien dagen verliepen er, maar er kwam geen antwoord. Karl schreef zijnen brief nog eens en liet hem aanteekenen. Maar toen hij nu nog geen antwoord kreeg, verkocht hij huis en winkel aan zijnen mees terknecht, kocht een klein landgoed in eene andere provincie, leed aan Weltschmerz en verbouwde klaver, iets wat een voortreffelijk middel tegen hartepijn moet zijn. Mejuffrouw Julin vierde nog eenigen tijd triomfen als première amoureuse in provincie schouwburgen, maar toen hoorde men eens klaps niets meer van haar. Later had zij haar geluk in de hoofdstad beproefd, maar de Stockholmers hebben nu zoo hunnen eigen smaak. De recensenten verklaarden, dat zij hoegenaamd geen talent had en daarna was het in de provincie ook uit met haar succes. Er verliepen weer verscheidene jaren. Karl reisde naar Stockholm voor eene vee-tentoon stelling. Hij ging toen even naar de redactie van eene courant en informeerde, bij welk gezelschap juffrouw Julin nu was. De redac teur verzocht hem plaats te nemen en vroeg alle andere heeren van de redactie naar juL frouw Julin. Al die heeren waren echter nog t0 jong en geen van hen herinnerde zich ooit van juffrouw Julin gehoord te hebben. „Dus zij speelt niet in den Koninklijken Schouwburg Neen daarvoor konden zij beslist instaan. Den avond van dienzelfden dag was er oafé-chantant in de Variétés. Karl B&ck was eigenlijk geen vriend van dergelijke amuse menten, maar de avond moest toch dood geslagen worden. Hij nam plaats bij een tafeltje aan den ingang en bekeek onver schillig het programma. Eensklaps werd hij bleek, rilde en stond zoo haastig op, dat hij tafel en stoel omversmeet. De pianist speelde, de jongelui vloekten, de toddy-glazen rinkelden en de kellner joeg twee vechtende honden naar buiten. Maar nog altijd ging het scherm niet op. Eindelijk verscheen de heer Brytnacki, „de onbestreden eerste trapèzekunstenaar van Europa," en deelde mede, dat mejuffrouw Julin, die het eerste nummer van het pro gramma had moeten zingen, plotseling onge steld was geworden en dat in hare plaats mejuffrouw Ritzki met verlof van het geëerde publiek een Hongaarsch volkslied zou voor- j dragen. In de artistenkamer zat Karl Biick naast eene geschminkte dame van moeilijk te be palen leeftijd. I n twee roode beekjes vloot het opgelegde kleurtje over de wangen der dame. Zij schreide tranen met tuiten en kuste Karl zóó innig, dat zijn blonde bakke- I baard er rood van werd. Karl trilde over zijn gansche ljjf en wischte zich met zijnen geblokten zakdoek het gelaat af. „Wij zijn niet jong meer, Laura maar wil je wil je nu toch eindelijk mijne vrouw worden „En je vraagt heelemaal niet, wat ik al dien tijd geweest ben en wat ik nu „Ik wil niet weten wat je geweest bent en wat je nu bent. Voor mij blijf je de kleine Lama, die mij bij de schutting tegemoet kwam en in de schuur naast mij zat. Wil je?" Ja, nn wilde zij. Terwijl de heer Brytnacki op het tooneel het publiek zóó in geestdrift ontstak, dat het van verrukking met de voe ten trappelde en stampte, verliet de prima donna ongemerkt den schouwburg, om daar buiten in de wereld een nieuw leven te be ginnen. Met Gods hulp zal het haar gelukken, want zij heeft een tehuis gevonden aan het hart van een braaf man, die nooit leerde vergeten, maar gaarne wil vergeven. N. R. Crt. XXV. Voorbereidende gesprekken tot een „Geschiedenis van den Boerenstand." (Ie Avond.) In de Paaschweek heb ik mijn neef, den student, over gehad, een bezoek dat mij véél sigaren, véél wijn en mijn zalige Polderrnst heeft gekost. Nu, wat den wijn en de sigaren betreft, dat behoeft natuurlijk geen toelichting, en het verlies van mijn zielevreê zal uit het volgende wel blijken. En zoo ik merk, schrijft n tegen woordig vroeg neef, nadat we reeds over alles en nog wat gepraat hadden. Och, dat haalt niet uit," zei ik nederig. Jawel, jawelik heb trouw uw brieven in de Schager gelezen Maar weet je wat u doen moest, oom, u moest 'ereis iets wetenschappelijks schrijven HmIets wetenschappelijksDe wetenschap zit er anders dunnetjes bij mij op, als ik het ronduit moet zeggen. Och kom, wat doet dèt er nu toe U doet maar net als de meeste studenten die hun dissertatie schrijvenEen heeleboel geleerde citaten, liefst uit het Latijn, met een heel klein schijntje eigen werk erbij Vooral veel Latijn dat klinkt Maar het zal zoo'n werk zijnopperde ik nog. Och ja, oompje, natuurlijk, maar u weet„A bsque labore gravi, non venit ulla seges." Kijk, daar heb je nu al dadelijk een voorbeeld, boeveel deftiger, boeveel waardiger het Latijn dan het Hollandsch klinkt. Want zeg dat nu eens in onze taal„Zonder arbeid komt er geen koren in de schuur," en het klinkt plat en zonder de minste distinctie. Het Latijnsche gewaad hield het geïsoleerd van de groote menigte en na wij het dat kleed hebben uitgetrokken, is het opeens een duvelstoejager geworden in het gebied der taal, een litterarisch schooiertje, een spreekwoord van Jan Alleman Och, het is er al krek meê, als met onze eigen kleedingTrek uw deftigen zwarten rok aan bent u daardoor degelijker, verstandiger of geleerder geworden, dan toen u nog rondliep in uw werkpak of in uw huisjasje? Maar toch, de menschen zullen u er te hooger om taxeeren. Welnu, zoo is het ook met de taal het geval. Het Latijn is in het rijk der taal wat de zwarte rok is in de samenleving. Ik kan u daar nog een heel mooi voorbeeld van aanvoeren. Onlangs bood de voorzitter van onze debating-clnb een afscheidsdiné aan, waarbij de spijskaart luidde, in statig Latijn Sorbito cuin globnhi* jecoralibm et lncanicis. Jas rx linguit boviuis facturn campanifioia. Caro bovinu cum braasics capitata 4ssurn vnulinum cum Jactnca. Coff-a. Potabimus cerevisiain x honieo bavarico Sit sa'uti! Niet waar, dat klinkt voornaam Maar ont doe het nu eens van zijn deftigen Latijnschen rok, trek het een Hollandschen jekker aan I en je krijgt het ordinaire Soep met lever en wnretballetjes Jus van aasetong met broo Iplnksel. Ossevleescb uiet kool Gebraden kalfsvleeach met andijvie. Koffie. G,dronken wordt Beierech g^rs'ebier. Moge 't n goed opbreken I „Verbazend, wat een verschilriep ik in alle oprechtheid. „Niet waar riep neef opgetogen. „En daarom, Latijn hoor oom En vooral ook wat klassieke namen er doorheen ge werkt Een pudding met krenten moet het lijkenKijk, dat geeft naam, weet ge en daar draait toch het heele schrijven om." Ik beken, dat het denkbeeld om iets we tenschappelijks te schrijven, mij nu hoe langer hoe meer begon toe te lachen. Maar waar zal ik het over hebben vroeg ik. Niet dat ik mij plotseling in alle mogelijke wetenschap bekwaam gevoelde, maar uit het gesprek met onzen student was het mij voorgekomen, dat er bij al die ge leerde geschriften een heeleboel lariekoek moest zijn. 't Kwam er, dacht me, alleen maar op aan om een goed onderwerp te heb- ben. „Maar waarover zal ik het hebben zei ik nog eens, toen ik niet dadelijk ant woord kreeg. „Hm,... waarover, hè?... Ja... me dunkt (telkens werd de zin door het uitblazen van een zwaren rookwolk onderbroken) me dunktals u het ereis over de boe ren had „Over de Boeren Daar staan de kranten immers vól van Nu ja, maar ik bedoelover den boeren stand Een boek over de geschiedenis var. den Nederlandschen boerenstandDat moet stellig voor u een interessant onderwerp zijn U begint natuurlijk met een groote inleiding die nergens toe dient Maar dat hoort er zoo bij. Dat doet ieder wetenschappelijk man, of die er voor wil doorgaan. Dan zegt het publiek wat hééft die schrij ver z'n taak breed opgevat 1 Bovendien, als je maar zoo dadelijk met je onderwerp begon, zou je veel te gauw aan het eind zijn. U begint dus met als inleiding te praten over den toestand van den landbouw en de boeren in de Oudheid. Daar kunt u mooi Xenophon, Theocritus, Livius, Horatius en de hemel weet hoeveel andere ouwe pruiken nog wel bij te pas brengen." Drommels, zei ik, terwijl ik me over mijn kalen schedel streek, „daar zal ik een miserabel schijntje van terecht brengen I" Och kom, allemaal gekheid oom, Ik zal u wel helpen! Als we eerst samen de stof bespreken, zal het u later genoeg meeval len, Maar, zou U de meid niet waar schuwen, dat ze nog wat wijn brengt? Het zou wat laat kunnen worden met onze besprekin gen en dan mocht ze bij dat al naar bed zijn." Tlr overtuigde mij nu, dat er nog sigaren genoeg waren, liet Mietje nog een paar fles- schen wijn brengen en toen nam de eerste voorbereidende samenspreking een aanvang. „In Egypte, zoowel als in onderscheidene landen van Azië," zoo begon mijn neef, „maakten de landlieden een of meer kasten uit Dat wil zeggen „Jawel," viel ik in, om te toonen dat ik er niet voor spek en boonen bij behoefde te zitten, maar zelf óók nog wel wat wist „Dat wil zeggen, ze hadden het heele volk om zoo te spreken gesorteerd in verschillende hoopjes. In 't eene hoopje de vechters bazen, in 't andere de kooplui, enz. „Jawel" zei neef, een teng uit zijn glas nemend, „en zoo had men daar 7 kasten, en aan het hoofd daarvan „Stonden de domlné's", viel ik in. Hm de priesterorde meent u. En fin, onder die 7 kasten dan, vond men er één, waarin de veehoeders, een ander waarin de zwijnenhoeders waren afgeperkt. Geen boerenstand dus, maar een kaste van land lieden, een ondergeschikt brok van den staat. En n weet, hoe een dergelijke afpasserij en beperking, iedere maatschappelijke ontwikke ling in den weg staat Ho, stop ereis evenriep ik. Mijn neef zette verrast het glas neer, dat hij juist weer aan den mond wilde brengen. Je gelooft toch zeker, dat Jozef, toen hij in Egypte zoo'n branie geworden was, daar wel een einde aan zal gemaakt hebben? Want onder de aartsvaders en in het land van belofte was er van zoo'n kastenwinkel geen sprake. De boerenstand was er in eere! Zegt zelfs niet Salomo: „Gewis, het genoe gen des landbouws gaat alles te boven; een koning is hij, wiens rijk het veld is!" Niet onmogelijk, dat Jozef de landlieden een klein beetje uit die verderfelijke kasten- indeeiing heeft zoeken te verheffen maar (Die wijn is bepaald goed ,oom I) maar bedenk, dat hij slechts onderkoning was. Bovendien was er nog iets, dat de ontwikkeling van den landman in den weg stond. Namelijk de jaarlijksche overstrooming door den Nijl. Als je akkers vanzelf vruchtbaar worden, waar voor zal je dan je hersenen inspannen tot verbetering van het land 't Is er al krek meê als met den wijn hier- Nu die vóór ons staat, hebben we dien alleen maar tot ons te nemen. (Meteen maakte neef aanschouwelijk, hoe dat in z'n werk ging.) Dat gaat buiten het hoofd om Dat is te zeggen, m ij n hoofd schijnt daar dan een uitzondering op te maken, bracht ik in het midden, want Och, dat verbeeldt u zichMaar, u begrijpt me niet. Ik bedoel, zoolang wij den wijn maar voor het drinken hebben, hebben wij slechts in te schenken. (Neef scheen mij bepaald te willen laten zien, wat men onder inschenken" te verstaan had.) Maar zoodra ook deze flesch leeg is, (en dat rampzalig oogenblik zal dadelijk aanbreken) begint opeens de geestesarbeid. Dan gaan we (want de meid is nu allang naar bed) ons brein spitsen, hoe we weer aan eene nieuwe flesch zullen komen. We gissen, waar de sleutel van den kelder wezen kan, we overpeinzen de geschiktste middelen om dien te bemach tigen, kortom, er is een phase van ontwik keling ingetreden. En En daar wij natuurlijk beiden groote voorstanders van ontwikkeling zijn, moesten we na maar naar bed gaan en die ontwik- kelingsphase tot morgenavond laten voort duren," bracht ik in 't midden. Op weg naar de slaapkamer hield ik mijn hoofd vast onder de invloeden van vandaag en mijn hért bij de gedachte aan morgen. En toch, auteursijdelheid en valsche schaamte weerhielden mij, om mijn pian weer op te geven. Ik bedacht echter met schrik, dat we morgenavond wellicht Griekenland zouden behandelen, ach hemel, ook Italië kwam nog aan de beurt 1 En dat waren u-y nlanden Wat was ik begonnen Wat was ik begonnen DUBBELE MOORD. In den nacht van Woensdag op Donderdag is een gruwelijke moord gepleegd te AM STERDAM. In perceel Czaar Peterstraat 37 woont sinds 26 jaar de ongeveer 60-jarigo Pieter Bronwer, die daar een flinke kruide nierszaak heeft. De man is sinds 10 jaar weduwnaar en lijdt nogal aan zenuwen, waar door hij zich moeilijk beweegt. Het huishou den werd sinds dien tijd waargenomen door de thans 36 jaar oud zijnde Johanna Smal, nicht van Brouwer. Betje Polman, 28 jaar, was winkeljuffrouw bij Brouwer, 's Avonds half 11 ging Betje gewoonlijk naar huis en kwam 's morgens tegen 7 uur bij Brouwer terug. Zij voDd dan altijd de winkeldeur reeds geopend. Nu was de deur bij haar komst echter gesloten. Tusschen perceel 37 en perceel 35, waarin de schoenenzaak van den heer C. van Dekken is gevestigd, bevindt zich de gang, die toe gang tot de bovenhuizen verleent. Tevens geeft genoemde gang toegang tot de keukens en achterplaatsen van genoemde winkelhuizen. Beije Polman ging nu, toen zij aan de voor deur geen gehoor kreeg, naar de gangdeur, die naar de keukendeur leidt, en vond deze open. Ook de keukendeur bleek geopend. In de keuken gekomen, zag ze alles in wanorde dooreen gesmeten. Het meisje week verschrikt terug, riep de buren, terwijl de politie gewaarschuwd werd. De buren, die daarop het huis binnen drongen, gingen dadelijk in de slaapplaat sen der bewoners kijken. Brouwer sliep in een bedstede in de bin nenkamer achter den winkel, Johanna in een bedstede in de keuken. Hier vond men echter het meisje nietwel stonden haar pantoffels voor het bed. Toen naar binnen gaande, aanschouwde men in de bedstede van Brouwer een tooneel vol ontzetting. Overdekt met bloed, met een kus sen op zijn gezicht, lag de maD ineengedron gen met afgesneden hals en vond men aan het voeteneinde, door onbeschrijfelijken angst geheel onder de dekens weggekropen, zijn nicht Johanna, eveneens met een halssnede en andere wonden, die zij vermoedelijk door verweer zal hebben opgeloopen. In huis lag alles overhoop, terwijl het onderzoek aantoonde, dat diefstal de aanlei ding tot deze laaghartige daad geweest moet zijn, daar al het geld uit huis was verdwenen gouden en zilveren sieraden zijn echter niet meêgenomen. Mogelijk is het, dat Johanna, wier slaap plaats in de keuken is, den inbreker van uit haar bed ontdekte en toen bij den hulpbe- hoevenden Brouwer zelf hulp is gaan zoeken. Dit heeft het onderzoek aan te wijzen. Een bijl, die op de plaats lag, werd daar nog ge vonden, doch een groot vlijmscherp kaasmes was uit den winkel verdwenen en vond men in de kamer terug. 't Is opmerkelijk, dat geen der talrijke buren iets heeft vernomen, 't Tijdstip der misdaad zal dan ook wel in 't hartje van den nacht liggen. De agitatie en de verontwaardiging in de buurt zijn algemeen. Brouwer en ook zijn nicht Johanna, daar wonende vanaf den bouw der perceelen (26 jaar) waren algemeen bekend en bemind. Spoor van den moordenaar of moordenaars is niet gevonden. De Algemeene Vergadering van de Hollandsche Maatschappij van Land bouw had Donderdag plaats in het gebouw Krasnapolsky. Het was de 70e Algemeene Vergadering. I Ter vergadering waren vertegenwoordigd 44 afdeelingen, samen uitbrengende 376 stemmen. Als eerste punt van de agenda kwam in bespreking een voorstel van de afdeeling „Opmeer en Omstreken", om met ingang van 1 Jan. 1903 het jaarboekje der Maatschappij een anderen vorm te geven, liefst den vroe- geren vorm. Omtrent de inrichting van dit boekje werden van verschillende zijden eenige wenken aan het Hoofdbestuur ge geven. Opmeer zou een drietal prijzen beschikbaar willen stellen, uit te loven voor \het beste jaarboekje dat wordt ingeleverd. Het Hoofdbestuur wil gaarne zooveel mogelijk tegemoet komen aan ingebrachte klachten en zou misschien een splitsing van gedrukte gegevens en het eigenlijke zakboekje kunnen verstrekken. Ten slotte wordt besloten te handelen in den geest van bet Hoofdbestuur, in te gaan op 1 Januari 1903. Na de pauze werd medegedeeld, dat tot lid van het Hoofdbestuur in de plaats van wijlen den heer S. de Jongh, is gekozen de heer Chr. Oortman Gerlings te Hoorn, met 276 van de 376 uitgebrachte stemmen. In behandeling kwam daarna de vraag, of het contract met het „Nederlandsch La'nd- bouwcomité" ten aanzien van het„Nederlandsch Land bouw-Week blad" verlengd zal worden Naar aanleiding van de klachten, die in den laatsten tijd over het blad gehoord werden, deelde de voorzitter mede, dat het Hoofd bestuur met het Landbouw-comité bespre kingen voert De vergadering dient echter uit te spreken, of het verdere samenwerking ten aanzien van het Weekblad wenscht; wenscht men die verder niet, dan is natuurlijk verder overleg onnoodig. De vergadering gaf door applaus te kennen dat het verlangt, dat het Hoofdbestuur in deze verder diligent zal blijven. Daarna werden door den Zuivelconsulent van Zuid-Holland eenige mededeelingen 1re- daan over de botercontróle en kwam in

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 9