46ste Jaargang No. 3724. TWEEDE BLAD. u rTirrr M S TT FEUILLETON. Het A B C VAN HET LEVEN. BETERE RA A D. Kantongerecht Schagen. Uit het Dnitsch van Fa. Osweb. De wind, die van het water over de duinen streek, was krachtiger muzikant dan Jan Petersen, die, op zijn scheepskist gezeten, een vroolijke matrozenpolka op zijn harmonica begonnen was. Hij kon wel uitscheiden, die klanken toch werden overstemd door het wilde lied, daarbuiten door zijn kameraad krachtig en forsch gezongen. Het werd stil in de kamerde mannen en vrouwen, rond de tafel gezeten, zwegen. „Wat een weer!" zei er een, toen ze langen tijd geluisterd hadden. Het was nu nog ééns zoo gezellig in de warme kamer geworden. Do lichten op de witgedekte tafel glans den in de mooi geslepen glazen, schitterden in de suikervazen en karaffen, en op de harde, verweerde trekken der gasten was die eigen aardige, gemoedelijke vroolijkheid waar te nemen, die zoo prettig stemmen kan. De vroolijkste oogen bezat het bruidspaar, dat aan het boveneinde der tafel zat. De mannen smookten uit hunne Holland- sche aarden pijpen er duchtig op los, en ver telden hun wedervaren, op verre reizen opge daan de meesten hadden een goed stuk van de wereld gezien en zich een oordeel gevormd over vreemde menschen en gewoonten. De toast op het jonge paar was door Frans Schreiber uitgebracht, de eenige onder hen, die niet ter zee voer; hij had een mooie eu zeer bewonderde rede gehouden, en zoo netjes op „z'n stads", dat ze hem „de fijne Schreiber" noemden. De avond was snel voorbij gegaan, midder nacht had geslagen, het was tijd van heen gaan. Clans Harms deed ziju gasten uitgeleide. Het was bar Novemberweer; de mannen, die elkaar stilzwijgend de hand gaven, die wisten wat dat te beduiden kon hebben, gingen ieder huns weegs. Toen Claus weer binnenkwam, bleef hij op den drempel der kamer als gebannen staanwat zag alles er nog feestelijk uit. Het mooie groote schip, dat aan den zolder hing, het model van een schoener, door hem in zijne vrije uren gemaakt, was met ge kleurde waskaarsen versierd. Achter en tus- schen de zeilen straalden ze van top en boeg en wierpen hun glans op zijn jonge vrouw, die met schitterend gelaat voor hare bruids geschenken stond. Hij keek zoo zalig geluk kig in zijn heerlijk warm en licht huisje rond, en het was hem een behoefte des har ten, haar eenvoudig en toch zoo diepgevoe- lend toe te roepen,,'t; Is onze kerst avond, Gesin!" Hij trad op haar toe, maar hij vreesde byna haar blonde hoofd in ziju handen te nemen, zoo ruw tegenover zoo teer. Claus Harms was een bastaard, nuchter, eenvoudig man, altijd aan den arbeid, om de vrouwen zich heel niet bekommerend. Toen Gesin als meid bij den herbergier van het dorp in dienst was gekomen, was dat op éénmaal anders met hem geworden. Hij word als naar haar toe getrokken. Deden dat hare vroolijke oogen, hare lenige gestalte, haar mond, die zoo heerlijk lachen kon? kwam het door de groote tegenstelling met zijn manier van doen? Hij kon uren lang zitten toezien, hoe ze behendig en vlug bediende en zich weerde. Zij had nooit bijzonder op hem gelet, hij was al gelukkig, als ze een enkel woordje voor hem over had. Toen kwam er een tijd, waarin ze zoo stil wezen kon, zoo treurig voor zich heen kon zien en lachen en springen als verleerde. Op een schemeravond, toen hij de leege gelagkamer was binnengekomen, zag hij haar weenend in een hoekje zitten. Ze was zoo ongelukkig, zeide ze slechts. Hij ging bij haar zitten, maar hoe te troosten, waar hij haar leed niet kende? Hij nam haar hand, sprak tot haar wat het hart hem ingaf; rustiger werd ze, maar hij bemerkte wel, dat hare gedachten ver weg waren. Eu toen hij haar gevraagd had, waaraan ze toch dacht, was ze opgeschrikt. Hij drong er verder niet op aan, maar omdat zij er zoo bedroefd uit zag, was zijn liefde moediger geworden en deed hem haar vragen, zijne vrouw te willen worden. Lang had ze hem met groote oogen aangezien, als verstond ze hem niet. Toen had ze hem over de tafel heen, hare handen gereikt, haar gelaat naar hem gekeerd en zachtkens „ja" gezegd. Zij was weer vroolijk geworden en was nu zijne vrouw. Was dat nu waar? zuivere werkelijkheid? Stond hij niet op het dek in volle zee, zoo als zoo dikwijls, en was het nu geen droom? Neen, neen, een werkelijk, levend geluk, kon hij met zijn eigen handen voelen en tasten, warm en zalig leunde het tegen zijn schouder. Claus had menige zeereis gedaan, menigen storm beleefd, vastgestaan als alles stampte en slingerde, maar als hij op dat lieve schepseltje neerzag, daar dicht aan ziju schou der, dan werd hij duizelig eu wankelde op zijn beenen. De eene na de andere kaars had het opgegeven op de tafel brandde slechts nog één licht. Alles was in het dorp in diepe rust. Zij alléén waakten nog, en het geluk was bij hen. Geen enkel levensgeluid drong tot hen door; slechts van verre huilde de wind. Naderbij kwam de wind, krachtiger werd ziju geluid, hij raasde en joelde om hun huis. Zuchten leken het soms van die allen die sedert eeuwen door zee en wind verloren waren gegaan. Ze rukten en trokken aan deuren en vensters, als wilden 7.e den zaligen vrede daarbinnen verstoren. Maar raze, wat razen wil, de muren die dit geluk omsluiten, zyn sterkgeweld hier tevergeefs, machte loos, maar wat was dat? Een schot! nog een schotaan de kust is iets gebeurd. Claus Harms laat zijn vrouw los, buigt zich over de tafel, de vuisten saamgebald, en luistert. Een beven ging door zijn sterk lichaam. Alles wordt wakker in 't dorp, de hoorn klinkt, stemmen roepen; voetstappen naderen, komen dichterbij, komen naar zijn huis. Zij willen hem halen, hij moet meê, moet zijp plaats in de boot bezetten, de stormachtige zee in, helpen redden wat te redden is. Hoor! zij kloppen. Hij wil naar de deur gaanzijne leden zijn als lood. Zijn vrouw klemt zich aan hem vast en ziet hem aan, met hare angstige, smeekende oogen. Weer wordt er geklopt. „Kom er uitkom er uit!" Hij tilt zijn arm op, om haar af te weren. Zij liet niet af, sloeg de armen om ziju hals en drukte hem dicht aan zich. Hare oogen waren vlak bij de zijnen, Voor do derde maal wordt er geklopt op raam en deurziju naam wordt geroepen, uitgeschreeuwd. Alsof hij onder betoovering was: losrukken wilde hij zich, maar hij ver mocht hot niet. Toen blies zij de kaars uit, trok hem in den leunstoel en drukte zijn hoofd in haar schoot. Willoos lag hij daar voor haar, hij zag noch hoorde iets meer. Het kloppen had opgehouden, de stemmen verstomden. Het ratelen van den wagen, waarop de reddingsboot wordt vervoerd, werd niet meer gehoord, alles was stil. Nog lag de nacht donker en grauw over zee eu kust. Tegen het hekje van zijn tuintje stond Claus Harms geleund, het hoofd diep gebo gen op de bor»# De scherpe punten van bet hekje drongen in het vleesch zijner handen hij voelde geen pijn. Met steeds vernieuwde marteling boorden do meest folterende ge dachten zich in zijn hart. Hij steunde en kreunde als een die veel pijn lijdt. Al liep hij nu naar het strand, wat zou het baten Te laatVer waren ze vooruit, van inhalen geen sprake meer. Zijn heele leven lang niet. Hij hield de handen voor de vast toegeknepen oogen gedrukthij waagde het niet in de duisternis te turen. Hoe zou hij ze, als het vólle daglicht gekomen was, tegemoet durven gaan En een gewicht als lood boog hem ter neder en dragen moest hij het, dragen zijn leven lang. Of zij reeds terug waren of sliepen ze reeds hun rustigen, zwaren slaap? Hij luis terde, maar geen enkel geluid dan het dof gedreun der golven drong tot hem door. Langen tijd stond hij zoo, bevend onder zoo felle marteling. Dau kon hij het niet meer uithoudennaar het strand werd hij gedreven, gejaagd. Zwarte, donkere wolken joegen langs den hemelhet was nog zoo donker, dat hij het pad onder zijne voeten niet zien kon. Als een uitgestootene was hij, een verwor peling. Wie zou hem de vriendenhand toe steken Als om hulp zoekend, zag hij om zich heen. Was er dan niets, heelemoal niets, dat hem bevrijden kon van zooveel schande en jammer Het schijnsel van een lichtje trof zijn oog. Van zijn huisje kwam het. En hij zag weer de zoo vroolijk verlichte kamer en alles wat daar in was. Had hij na geen recht, geen aanspraak meer op vreugde en hoop was nu alles voor goed verloren En een onbedwingbaar verlangen naar zijn geluk greep hem aan en langzaam aan verkreeg het macht over zijne vertwijfeling. Ja, hij zou alles dulden, verdragen de diepste vernedering. Want verdiend had hij die, al kon hij zich nu nog niet indenken, hoe Gods ter wereld het toch mogelijk was geweest, dat een zoo laffe, onmanlijke daad door hem had kunnen worden bedreven. Maar zijn huisje zouden ze hem toch gunnen, zijn heerlijk geluk hem toch laten. En wanneer hij dan zijn geheele leven geven wou, om in te boeten, goed te maken die vreeselijke schuld, zou er dan geen uur kunnen komen, waarop zij hem groeten, vriendelijk toeknikken zonden als voorheen En levensmoed kwam er weer in zijn borst, de hoop steeg weer op en met haar kwam er vrede, kalmte. Opgeruimder zag hij naar dat dierbaar lichtje. Zijn gezond, krach tig lichaam rokte zich uit. Een oogenblik later stond hij op de hoogte, en vóór hem lag het strand. Het was doodstil geworden. Alléén de zee was nog niet tot rust gekomen. Hemel hooge golven stegen op en beukten met donderend geraas het strand. Zee en lucht schenen één te wezen, onafscheidbaar. Hij zag naar omlaag en in de morgen schemering, die langzaam aanbrak, zag hij een zich heen en weer bewegende hoop menschen. Zou het mogelijk wezen, dat ze nog niet terug waren Hij sloop ter zijde af, ver van de menschen, naar het strand. Er was niets te zien, geen schip, geen boot, niets dan een vreeselijke branding. Hij moest de handen op de borst leggen, zijn hart sloeg alsof het bersten zou. Eu onder die allen, die daar bij elkaar stonden, kon geen vrouw haar man, geen kind zijn vader met banger angst verwachten, dan hij. Waarom kwamen ze niet? waarom kwamen ze nog niet In eindelooze rijen torenden de golven aan den gezichteinder en rolden aan, maar de verwachten, de verlangden brachten ze uiet meê. Nu kwam er eene reusachtig hooge golf, machtiger daD een harer zusteren. Als een zwart spook doemde zij op, met dui zend witte, dreigende tanden. Hij kon zijn oog van haar niet afwenden. Zie, wat droog zo op haar rug. Was het een zwarte vogel, die zich aan haar vastklemde En al grooter en grooter en evenzoo dat zwarte monster. Het bereikt het strand, reusachtig hoog verheft het zich, dan buigt het den nek en met donderend gebrul het strand als geeselend, werpt het ziju last voor zijn voeten. En toen zag hij de boot, de reddingsboot De kiel naar boven, met gebroken want. En nu wist hij die uitgegaan waren om te redden, lagen allen in de zeeslechts hij alléén, die hen verlaten had, stond veilig hier op het strand. Hij kwam naderbij en streek met de handen langs het wrak. Zijn hart, dat in de laatste uren geklopt had, zoo fel bewogen door geluk en vertwijfeling, hoop en angst, had zijn rustigen slag terug gekregen. Nu kénde hij zijn weg. Maar als een bedelaar zou hij komen, met ledige handen, geen roeispaan in da toege knepen vuist. Niets had hij dan de bede om barmhartige opneming, bij hen te mogen wezen. Of zy zich daartegen verzetten zou den Een zwerm meeuwen trok over zijn hoofd naar de duinen heen, met klagend ge schreeuw, naar de duinen waarachter zyn huisje, zijn alles washij wendde het hoofd niet om. Naar den horizont richtte hij zijn blik, waar de donkere golven opdoemden en met vaste, snelle schreden ging hij naar de diepte toe D o 0 b IDA BOY-ED. -0-0-0 33. Willy liep, in diep gepeins verzonken, op en neêr, en de moeder od Sylvia waren bedrukt. Zij gevoelden 't als een plicht, dat zij Makarie met nog grooter smart miesten betreuren. Het scheen hun toe, alsof et leven reeds was begonnen met over het w sluier te werpen. Zy rekenden het "i 68n misdaad aan, dat zij zich ge aat van de afgestorvene niet meer mohende vriendelijkheid voor den geest konden halen. maakte een nieuwe schets, liik ifc te vriendelijk. Hoevroo- schp° f MaJiaf10 was geweest, declassieke loc il profiel had toch altijd On n j6w>enaardigen indruk gemaakt. Lonrad Brügge vroeg toen, eenige dagen te d»t? h j^V6 zonder critiek en wat hij 00rd),gjen^emaa^t! moest Peter 't eerst be en T6r.k*;e mderen morgen eenige uren s.°°t zich de rest van den dag bij den ,n n,e?, kring aan Zonder de geringste Will von(t hij den rechten toon voor Hii Tij moeder en de andere luidjes. trek., gaarne met Willy in den om- ders ön i -naa.r werk van de arbei- teer«„ dar J «fin beeu nog moest trai- i omdat het steeds nog wat stjjf was, waren deze wandelingen van ongeveer een uur hem zeer aangenaam. Hij vond het land schap mooi, de lichtschakeeringen in don wijden omtrek trokken hem zeer aan en waren in staat hem in verrukking te brengen. Met Sylvia ging hij om als was het zijne jongere zuster. Daarover verwonderde Syl via zich toch wel een weinig. Hy had haar toch waarachtig liefgehad. Was dat zoo snel verdwenen en vergeten Zij vreesde, vóórdat hij kwam, nog menigmaal moeilijke oogenblikken met hem te zullen door leven. Zij dacht, dat zij hem telkens op zachte wijze zou moeten duideyk maken, dat hij niet mocht hopen. En nu ging hij schijnbaar zóó gemakkelijk met haar om, als ware er niets tusschen hen voorgevallen Dat vernederde haar toch. Hij behoefde niet te lijden harentwege zeker niet Dat had alleen een zeer wreede coquette kunnen wenscheu. Maar toch „Ban ik dan zoo zonder eenige waarde dacht zij. Eerst da 6rvaring met Robert cn nu dit Buitengewoon amicaal was Conrad Brügge met Peter. Peter ging menigmaal met hem zeilen, met daLibille en voelde zich daarbij ais de verant- woordelijke persoon en beschermer tegenover den blonden reus, die blijkbaar geen ver stand van zeilen of water bad en niet eens wist wat stuurboord en bakboord was. Op den 15en Mei des inurgcns reden mevrouw Mauimling en Sylvia ia een door dea ouden schimmel g trok keu wagentje naar de nieuwe scheepswerf. Willy en Con rad waren reeds vóór het aanbreken van den dag daarheen gegaan. De moeder was zeer geroerd, toen ze o —0—0—0— De gezaghebbende schrijver van politieke artikelen in de Prov. Groninger Courant heeft een beschouwing geleverd over de vraag, of niet met het oog op de algemeene verkiezin gen in een nog tamelijk ver verschiet maar „de organisatie, die aan het in-slagorde-bren- gen van de troepen moet voorafgaan, is een van langer adem" orde en eenheid van handelen is te brengen in den „chaos" van niet- kerkelijke partijen en fractiën. Een vraag, waarop hij een bevestigend antwoord zeer goed mogelijk acht. Gezaghebbend noemden wij den schrijver. Wij mogen er bijvoegen, dat degenen, die hem kennen, stellig niet hem rangschikken onder de doldriftigen. Daarom verdient bet volle licht te vallen, als op een teeken der tijden, op zijne voorspelling„het wordt met den dag duidelijker, dat het bij de eerstvolgende alge meene verkiezingen zal gaan om het algemeen stemrecht." Licht te vallen ook hierop, dat hij „een aanzienlijk deel der liberalen, hetwelk daarover slecht te spreken is", bestempelt als „dissidenten" dat zijn, volgens het woorden boek van Yan Daledie zich hebben afge scheiden van de gemeenschappelijke kerk. Intusschen betwijfelt hij, of die „deze hou ding zullen blijven aannemen tegenover een goed uitgewerkt voorstel, dat duidelijk maakt wat zij. die het algemeen kiesrecht voorstaan, daaronder in de toepassing verstaan, en dat aan vrouwen-kiesrecht en evenredige verte genwoordiging onafscheidelijk gekoppeld wordt". Vandaar dat hij onder herinnering aan Thorbecke's woord, dat „hetzelfde denk beeld, hetwelk nit de verte schrik aanjaagt, kan toelachen, indien ontwikkeld voor het oog geplaatst" pleit voor het opmaken van „een schema van gezond algemeen, ook vrou wenkiesrecht, met evenredige vertegenwoordi ging, voortgekomen uit de overleggingen van deskundige mannen uit alle richtingen der anti-kerkelijke fractiën, de sociaal-democra tische uitgezonderd, hetwelk het middel wordt, om uit de duisternis te komen tot het licht, en hetwelk de brug legt voor hereeniging en samenwerking". Reeds heeft Het Vaderland er op gewezen, dat er geen voldoende reden is om bij voor baat de sociaal-democraten buiten de bedoelde overleggingen te houden. „Zij eischen op dit stuk" aldus merkte het terecht op in zijn nommer 29 dezer „in beginsel hetzelfde als vrijzinnig-democraten en Unie-liberalen, afgezien dan (wat de laatstgenoemden aan gaat) van de urgentie-kwestie. Die eisch is een democratische, geen sociaal-democratische Waarom dan samenwerking buiten het parle ment afgewezen, waar in het parlement hun stemmen met graagte zullen worden aan vaard Doch dit daargelatenheeft de schrijver in de Prov. Groninger eeu weloverwogen advies willen geven Hij spreekt van een schema van „gezond algemeen kiesrecht". Maar zou bij het overleg hierover niet alras blijken, dat, hetgeen voor den eeu gebiedende voorwaarde van gezond heid is, door den ander voldingend bewijs vau ongezondheid wordt gekeurd Zonden zij dientengevolge niet even suei uiteengaan, als zij bijeengekomen waren Het verkrijgen van overeenstemming tus schen de vrijzinnig-democraten en de Liberale Unie-mannen is zeker geenszins onmogelijk. Weliswaar is in dit opzicht niet bemoedigend de houding van den heer Goeman Borgesius, die, in het jongste politieke debat bij de be handeling der staatsbegrooting, met klem ver klaarde, het algemeen kiesrecht niet te erken nen als den meest natuurlijken eisch van elke democratische partij. Doch men vergete niet, dat die oud minister na zijn gedragslijn bij de verkiezingen zijn draai te nemen had, en dat er menschen ziju, die zulks liever in twee tempo's doeu, dau in één enkel. Hij heeft nog den tijd tusschen nu en 1905. In allen gevalle, wat de Liberale Unie-mannen in 't algemeen betreftzij kunnen bij hun weinig-beteekenend woord de veel-beteeke- nende daad voegen, en te hunnen aanzien is dan als zij het ten minste doen op ondub belzinnige wijze, die het wantrouwen, hetwelk zij verdienen, wegneemt de zaak gezond. De overigen echter? Om van een Van Karnebeek en van een Van Houten, van een Roëll en van een Ty- deman te zwijgenverwacht de schrijver in de Prov. Gron. Courant heusch, dat in zake het kiesrecht mr. Dracker en mr. Kerdijk het eens zouden worden met dr. Mees, die bij vorengenoemde gelegenheid nadrukkelijk „zich volkomen vereenigde met het beginsel, dat het kiesrecht niet is te beschouwen als een inherent recht van den burger, maar als een recht, hetwelk alléén gegeven moet worden in het belang van den staat" Gelooft hij in gemoede, dat de Nieuwe Rotterd. Courant te vinden zou zijn voor een buiteling, als noodig ware tot bevrediging van de vrijzinnig-demo craten Gelooft hy soms anderzijds aan een buiteling in omgekeerde richting van deze laatsten, om: rent wie hij zelf getuigt, dat zij hun program hebben vastgesteld „zonder achterdeurtjes, waardoor weifelaars en halve hervormingsgezinden kunnen binnenkomen Hij moge, hetgeen hij wenscht, een „ideaal", achten dichter bij de waarheid zou hij zijn, indien hij het, met ons, een droombeeld ging noemen. En naar 't ons voorkomt, zou hij zijn inkt en zijn tijd beter hebben besteed, zoo hij het punt, hetwelk de eerstvolgende verkiezingen waarschijnlijk beheerschen zal, nauwkeuriger had aangegeven, en zoo hij dahrvoor het samengaan van alle anti-kerkelijke partijen (met een deel van de kerkelijke partijen erbij) had gepredikt. Bij die verkiezingen toch zal het niet behoe ven te gaan (en zal het eigenlijk ook niet kunnen gaan) om de regeling zelve van het kiesrecht, noch om een bepaald stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Gaan zal het om een grondwetsherziening, die de invoering dezer laatste boven eiken twijfel mogelijk maakt, en die voor den gewonen wetgever ieder staketsel wegneemt, belemmerend de kiesrechtregeling, die hij noodig of geraden oordeelt. Natuurlijk zullen de voorstanders van alge meen kiesrecht allerminst verbergen, dat zij ie deur geopend begeeren te zien ten einde hun kiesrecht-eisch vervuld te krijgen. Maar de tegenstanders ervan kunnen, zonder hun beginsel te verzaken, of hun inzicht prijs te geven, medewerken tot opening van de deural leggen zij er klem op, dat zij later op deu drempel stand zullen honden om te weren wat hun verwerpelijk schijnt. Grond wetsherziening heeft voor hen ten deze niets anders te beteekenen, dan dat zij afstand doen van den voorsprong, welken thans de grondwet hun geeft. Medewerking hunnerzijds daarvoor achten wij niet bij voorbaat onbereikbaar. Al was hot maar, omdat zij, haar weigerend, zouden moeten toegeven, hun kracht louter te zoeken in de kunstmatige moeilijkheid, welke aan hervorming van het kiesrecht, zoolang de regeling ervan in hoofdzaak grondwettelijk is vastgelegd, in den weg staaten omdat zij zolven wel zullen inzien, dat een standpunt, hetwelk dermate eigen zwakheid verraadt, op den duur toch niot houdbaar is. Bij de grondwetsherziening in 1887 werd in de Tweede Kamer, ondanks de deftigheid van de beraadslaging, herinnerd aan den raad van dien vader, die tot zijn dochter, aarzelend bij een hnwelijksaanvraag, zeide Want ik zeg maar, lieve Keetje, Wat je hebt, mijn kind, dat weet je; Maar wat je krijgt, dat weet je niet. Als de behoudsgi-zinden onder de liberalen zich blijven verzetten tegen het wegnemen van de grondwettelijke beletselen in zake het kiesrecht, zou het te duidelijk zijn, dat zij het slechts doen, omdat zij den raad in dit rijmpje voor politieke wijsheid houden. Laat de schrij ver in do Prov. Groninger een volgenden keer zijn pen scherpen om hun, voorzoover noodig, aan het verstand te brengen, hoe onwijs het integendeel wezen zou. Don zal zijn raad eon l betere zijn. Uitspraak van Donderdag 17 April 1902. K. W., Barsingerhorn. Overtreding politie verordening Barsingerhorn, 1 gld. ol I d. N. D., idem. Na bezetten tijd in de herberg, idem. K. v. D., idem. Idem, idem. C. N., idem. Idem, idem. J. K., idem. Idem, 60 ct. of 1 d. reeds van verre het houten bord zag, waarop met groote lettersScheepswerf Willy Mammling. Een tweede groote bord was aan de Elbe geplaatst. Wie daar voorbij stoomde of zeilde, moest het zien. Het was er al een groote bedrijvigheid en het leek Willy wel een aaDgename bezigheid, zijn moeder en Sylvia alles te kunnen verklaren. Zijn model van een zeilschip stond in volle tuigage tentoongesteld, en met den uoodigen nadruk vertelde Willy, dat de ingeuieur er verbaasd over had gestaan. „Dit is de eerste werkdag 1" sprak de moeder bewogen, „dat hij gezegend moge zyn." Willy, die zich aangenaam gestemd ge voelde, dat hy nu kon uitvoeren wat hy jaar en dag iu 't klein voor zijn liefheb berij had gedaan, zeide „Wat is toch een mensch. Ik begrijp niot, dat ik niet reeds voor zes jasr dade lijk begonnen ben. toen ik trouwde." Maar toen viel 't hem in, dat Makarie het hem steeds had afgeraden. Dat deed hem een paar minuten zwijgen. Dan echter, terwijl hij met zijn blikken en ook met zijne gedachten by zyn arbeiders was, zeide hij nog „Ja, Sylvia die sloeg den spyker op den kop, toen zij mij er toe aanzette Conrad Brügge keek naar Sylvia die een weinig verlegen werd, want het scheen haar, nu het gebeurd was, toe, als was het zeer onbescheiden geweest Willy zoo iets te zeggen. Dien avond kwam Bertie ook, want den volgenden dag was Sylvia jarig. Het kwam haar in de gedachten, dat men nooit, zoolang ze leefde, zooveel drukte van dezen dag had gemaakt. Voor haar moeder was de verjaardag van Bertie de hoofddag geweest. De hare was steeds als een van miudei beteekenis aangezien. Later onder vreemden was hij geheel zonder dat er notitie van werd ge nomen gepasseerd. En ook Bertie had hem twee jaren achtereen vergeten. Hun 1 samenwonen en verschillende andere ge beurtenissen hadden hun liefde voor elkaar aangewakkerd. Maar dat hij om haar verjaardag hier zou komen, had Sylvia niet verwacht Hy had toch met de kosten I ook rekening moeten houden. Zy was toch geen persoon van meer gewicht geworden Of misschien wel Mevrouw MammliDg verheugde zich zeer over de gelegenheid, die haar geboden werd om Sylvia haar dankbaarheid te kunnen toonen voor de vele en goede zorgen. Zy gaf Sylvia een mooie japon. Willy Mammling, eveneens dankbaar voor alles, welke dank baarheid hem volstrekt niet drukte, schonk haar een mooie boa, die mevrouw Agnes Mammling in Hamburg had gekocht en die Sylvia op Süierfood nooit kon dragen zonder zich belachelijk te maken. Dan gaf hij haar nog een armband, die aan Makarie had toebehoord. „Zij stond haar nader dan haar beide schoonzusters," zeide hy hartelijk e Syivia nam dit present aan met tranen in de oogen. Bertie bracht boeken mede. Daarby waren ook nieuwe geiienten van Max Ludolf Leader. Hierover was Syivia weder verlegen, want deze boekeu schenen haar in deze omgeving niet op huo plaats. Maar Willy nam het eene na het andere ia han den, bladerde er een weinig in en zeide beleefd, dat Syivia nu iets had, om zichzelf verder op ta voedenhy zeide dat het haar hier op den duur wat al te materiëel zou zijn. Con-ad Brügge pakte een klein beeld uit, dat hij zoolang in een kistje had ver borgen. Het was een jonge vrouw in antiek ge waad. Zy stond aan een tafel, waartegen aan de andere zyde een kleine Amor leunde. Deze haalde met zijn kleine vin gers uit een hoopje letters de C. De A eu B had hij reeds voor de jonge vrouw neêr- gclegd, die daar eenigszins ongeloovig naar keek. „Het ABC van het Iepen; Amor leert lezen," zeide Conrad Brügge. A'len waren verrukt. Mevrouw Mammling vond dat de jonge vrouw op Sylvia leek, wat inderdaad heelemaal niet zoo was. Toen dacht Sylvia er aan, dat Conrad Brügge haar nooit had willen modelleeren, eu aan de reden daarvoor. En zij dacht er ook aan, dat zy bemind had en dat Amor haar toch niet had leeren lezen. Hoe bitter was dat alles 1 Ook Willy kreeg iets cadeau: een klein beeidje van Peter. Het was nog grys en pas droog 't was slechts een schets. Maar Willy was er zoo echt blij made, dat irij recht vrooiyk werd en de kleine kring weldra geheel ;n feestelijke stem ming was. Willy liet zich nog vertellen, door welke gesprekken met Sylvia, Conrad Brügge op zijn aardig idéé van het A B C gekomen was. „Ja", zeide hy welgevallig, „dat heeft onze Sylvia zoo over zichzy zet ons in beweging." I» den middag ging men wandelen-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 5