46ste Jaargang No. 3724.
TWEEDE BLAD.
u rTirrr M S TT
FEUILLETON.
Het A B C
VAN HET LEVEN.
BETERE RA A D.
Kantongerecht Schagen.
Uit het Dnitsch van Fa. Osweb.
De wind, die van het water over de duinen
streek, was krachtiger muzikant dan Jan
Petersen, die, op zijn scheepskist gezeten, een
vroolijke matrozenpolka op zijn harmonica
begonnen was. Hij kon wel uitscheiden, die
klanken toch werden overstemd door het
wilde lied, daarbuiten door zijn kameraad
krachtig en forsch gezongen.
Het werd stil in de kamerde mannen en
vrouwen, rond de tafel gezeten, zwegen. „Wat
een weer!" zei er een, toen ze langen tijd
geluisterd hadden. Het was nu nog ééns zoo
gezellig in de warme kamer geworden.
Do lichten op de witgedekte tafel glans
den in de mooi geslepen glazen, schitterden
in de suikervazen en karaffen, en op de harde,
verweerde trekken der gasten was die eigen
aardige, gemoedelijke vroolijkheid waar te
nemen, die zoo prettig stemmen kan.
De vroolijkste oogen bezat het bruidspaar,
dat aan het boveneinde der tafel zat.
De mannen smookten uit hunne Holland-
sche aarden pijpen er duchtig op los, en ver
telden hun wedervaren, op verre reizen opge
daan de meesten hadden een goed stuk van
de wereld gezien en zich een oordeel gevormd
over vreemde menschen en gewoonten.
De toast op het jonge paar was door
Frans Schreiber uitgebracht, de eenige onder
hen, die niet ter zee voer; hij had een mooie
eu zeer bewonderde rede gehouden, en zoo
netjes op „z'n stads", dat ze hem „de fijne
Schreiber" noemden.
De avond was snel voorbij gegaan, midder
nacht had geslagen, het was tijd van heen
gaan.
Clans Harms deed ziju gasten uitgeleide.
Het was bar Novemberweer; de mannen, die
elkaar stilzwijgend de hand gaven, die wisten
wat dat te beduiden kon hebben, gingen
ieder huns weegs.
Toen Claus weer binnenkwam, bleef hij
op den drempel der kamer als gebannen
staanwat zag alles er nog feestelijk uit.
Het mooie groote schip, dat aan den zolder
hing, het model van een schoener, door hem
in zijne vrije uren gemaakt, was met ge
kleurde waskaarsen versierd. Achter en tus-
schen de zeilen straalden ze van top en boeg
en wierpen hun glans op zijn jonge vrouw,
die met schitterend gelaat voor hare bruids
geschenken stond. Hij keek zoo zalig geluk
kig in zijn heerlijk warm en licht huisje
rond, en het was hem een behoefte des har
ten, haar eenvoudig en toch zoo diepgevoe-
lend toe te roepen,,'t; Is onze kerst
avond, Gesin!" Hij trad op haar toe, maar
hij vreesde byna haar blonde hoofd in ziju
handen te nemen, zoo ruw tegenover zoo teer.
Claus Harms was een bastaard, nuchter,
eenvoudig man, altijd aan den arbeid, om de
vrouwen zich heel niet bekommerend. Toen
Gesin als meid bij den herbergier van het
dorp in dienst was gekomen, was dat op
éénmaal anders met hem geworden. Hij word
als naar haar toe getrokken. Deden dat hare
vroolijke oogen, hare lenige gestalte, haar
mond, die zoo heerlijk lachen kon? kwam het
door de groote tegenstelling met zijn manier
van doen? Hij kon uren lang zitten
toezien, hoe ze behendig en vlug bediende
en zich weerde. Zij had nooit bijzonder op
hem gelet, hij was al gelukkig, als ze een
enkel woordje voor hem over had. Toen
kwam er een tijd, waarin ze zoo stil wezen
kon, zoo treurig voor zich heen kon zien en
lachen en springen als verleerde.
Op een schemeravond, toen hij de leege
gelagkamer was binnengekomen, zag hij
haar weenend in een hoekje zitten. Ze was
zoo ongelukkig, zeide ze slechts. Hij ging
bij haar zitten, maar hoe te troosten, waar
hij haar leed niet kende? Hij nam haar hand,
sprak tot haar wat het hart hem ingaf;
rustiger werd ze, maar hij bemerkte wel, dat
hare gedachten ver weg waren. Eu toen
hij haar gevraagd had, waaraan ze toch
dacht, was ze opgeschrikt. Hij drong er
verder niet op aan, maar omdat zij er zoo
bedroefd uit zag, was zijn liefde moediger
geworden en deed hem haar vragen, zijne
vrouw te willen worden. Lang had ze hem
met groote oogen aangezien, als verstond ze
hem niet. Toen had ze hem over de tafel
heen, hare handen gereikt, haar gelaat naar
hem gekeerd en zachtkens „ja" gezegd.
Zij was weer vroolijk geworden en was
nu zijne vrouw.
Was dat nu waar? zuivere werkelijkheid?
Stond hij niet op het dek in volle zee, zoo
als zoo dikwijls, en was het nu geen droom?
Neen, neen, een werkelijk, levend geluk, kon
hij met zijn eigen handen voelen en tasten,
warm en zalig leunde het tegen zijn schouder.
Claus had menige zeereis gedaan, menigen
storm beleefd, vastgestaan als alles stampte
en slingerde, maar als hij op dat lieve
schepseltje neerzag, daar dicht aan ziju schou
der, dan werd hij duizelig eu wankelde op zijn
beenen. De eene na de andere kaars had het
opgegeven op de tafel brandde slechts nog
één licht. Alles was in het dorp in diepe
rust. Zij alléén waakten nog, en het geluk
was bij hen. Geen enkel levensgeluid drong
tot hen door; slechts van verre huilde de
wind. Naderbij kwam de wind, krachtiger
werd ziju geluid, hij raasde en joelde om hun
huis. Zuchten leken het soms van die allen die
sedert eeuwen door zee en wind verloren
waren gegaan. Ze rukten en trokken aan
deuren en vensters, als wilden 7.e den zaligen
vrede daarbinnen verstoren. Maar raze, wat
razen wil, de muren die dit geluk omsluiten,
zyn sterkgeweld hier tevergeefs, machte
loos, maar wat was dat? Een schot! nog
een schotaan de kust is iets gebeurd. Claus
Harms laat zijn vrouw los, buigt zich over de
tafel, de vuisten saamgebald, en luistert.
Een beven ging door zijn sterk lichaam.
Alles wordt wakker in 't dorp, de hoorn
klinkt, stemmen roepen; voetstappen naderen,
komen dichterbij, komen naar zijn huis. Zij
willen hem halen, hij moet meê, moet zijp
plaats in de boot bezetten, de stormachtige
zee in, helpen redden wat te redden is.
Hoor! zij kloppen. Hij wil naar de deur
gaanzijne leden zijn als lood. Zijn vrouw
klemt zich aan hem vast en ziet hem aan,
met hare angstige, smeekende oogen.
Weer wordt er geklopt. „Kom er uitkom
er uit!" Hij tilt zijn arm op, om haar af te
weren. Zij liet niet af, sloeg de armen om
ziju hals en drukte hem dicht aan zich.
Hare oogen waren vlak bij de zijnen,
Voor do derde maal wordt er geklopt op
raam en deurziju naam wordt geroepen,
uitgeschreeuwd. Alsof hij onder betoovering
was: losrukken wilde hij zich, maar hij ver
mocht hot niet. Toen blies zij de kaars uit,
trok hem in den leunstoel en drukte zijn hoofd
in haar schoot. Willoos lag hij daar voor
haar, hij zag noch hoorde iets meer.
Het kloppen had opgehouden, de stemmen
verstomden. Het ratelen van den wagen,
waarop de reddingsboot wordt vervoerd, werd
niet meer gehoord, alles was stil.
Nog lag de nacht donker en grauw over
zee eu kust.
Tegen het hekje van zijn tuintje stond
Claus Harms geleund, het hoofd diep gebo
gen op de bor»# De scherpe punten van bet
hekje drongen in het vleesch zijner handen
hij voelde geen pijn. Met steeds vernieuwde
marteling boorden do meest folterende ge
dachten zich in zijn hart. Hij steunde en
kreunde als een die veel pijn lijdt.
Al liep hij nu naar het strand, wat zou
het baten Te laatVer waren ze vooruit,
van inhalen geen sprake meer. Zijn heele
leven lang niet. Hij hield de handen voor de
vast toegeknepen oogen gedrukthij waagde
het niet in de duisternis te turen. Hoe zou
hij ze, als het vólle daglicht gekomen was,
tegemoet durven gaan
En een gewicht als lood boog hem ter
neder en dragen moest hij het, dragen zijn
leven lang.
Of zij reeds terug waren of sliepen ze
reeds hun rustigen, zwaren slaap? Hij luis
terde, maar geen enkel geluid dan het dof
gedreun der golven drong tot hem door.
Langen tijd stond hij zoo, bevend onder zoo
felle marteling. Dau kon hij het niet meer
uithoudennaar het strand werd hij gedreven,
gejaagd.
Zwarte, donkere wolken joegen langs den
hemelhet was nog zoo donker, dat hij het
pad onder zijne voeten niet zien kon.
Als een uitgestootene was hij, een verwor
peling. Wie zou hem de vriendenhand toe
steken Als om hulp zoekend, zag hij om zich
heen. Was er dan niets, heelemoal niets, dat
hem bevrijden kon van zooveel schande en
jammer
Het schijnsel van een lichtje trof zijn oog.
Van zijn huisje kwam het. En hij zag weer
de zoo vroolijk verlichte kamer en alles wat
daar in was. Had hij na geen recht, geen
aanspraak meer op vreugde en hoop was nu
alles voor goed verloren
En een onbedwingbaar verlangen naar zijn
geluk greep hem aan en langzaam aan
verkreeg het macht over zijne vertwijfeling.
Ja, hij zou alles dulden, verdragen de
diepste vernedering. Want verdiend had hij
die, al kon hij zich nu nog niet indenken, hoe
Gods ter wereld het toch mogelijk was geweest,
dat een zoo laffe, onmanlijke daad door
hem had kunnen worden bedreven. Maar zijn
huisje zouden ze hem toch gunnen, zijn
heerlijk geluk hem toch laten.
En wanneer hij dan zijn geheele leven
geven wou, om in te boeten, goed te maken
die vreeselijke schuld, zou er dan geen uur
kunnen komen, waarop zij hem groeten,
vriendelijk toeknikken zonden als voorheen
En levensmoed kwam er weer in zijn borst,
de hoop steeg weer op en met haar kwam
er vrede, kalmte. Opgeruimder zag hij
naar dat dierbaar lichtje. Zijn gezond, krach
tig lichaam rokte zich uit. Een oogenblik
later stond hij op de hoogte, en vóór hem
lag het strand.
Het was doodstil geworden. Alléén de zee
was nog niet tot rust gekomen. Hemel hooge
golven stegen op en beukten met donderend
geraas het strand. Zee en lucht schenen één
te wezen, onafscheidbaar.
Hij zag naar omlaag en in de morgen
schemering, die langzaam aanbrak, zag hij een
zich heen en weer bewegende hoop menschen.
Zou het mogelijk wezen, dat ze nog niet terug
waren
Hij sloop ter zijde af, ver van de menschen,
naar het strand.
Er was niets te zien, geen schip, geen boot,
niets dan een vreeselijke branding. Hij moest
de handen op de borst leggen, zijn hart sloeg
alsof het bersten zou.
Eu onder die allen, die daar bij elkaar stonden,
kon geen vrouw haar man, geen kind zijn
vader met banger angst verwachten, dan hij.
Waarom kwamen ze niet? waarom kwamen
ze nog niet
In eindelooze rijen torenden de golven aan
den gezichteinder en rolden aan, maar
de verwachten, de verlangden brachten ze
uiet meê. Nu kwam er eene reusachtig
hooge golf, machtiger daD een harer zusteren.
Als een zwart spook doemde zij op, met dui
zend witte, dreigende tanden. Hij kon zijn
oog van haar niet afwenden. Zie, wat
droog zo op haar rug. Was het een zwarte
vogel, die zich aan haar vastklemde En al
grooter en grooter en evenzoo dat zwarte
monster. Het bereikt het strand, reusachtig
hoog verheft het zich, dan buigt het den nek
en met donderend gebrul het strand als
geeselend, werpt het ziju last voor zijn voeten.
En toen zag hij de boot, de reddingsboot
De kiel naar boven, met gebroken want.
En nu wist hij die uitgegaan waren om
te redden, lagen allen in de zeeslechts hij
alléén, die hen verlaten had, stond veilig
hier op het strand. Hij kwam naderbij en
streek met de handen langs het wrak. Zijn
hart, dat in de laatste uren geklopt had, zoo
fel bewogen door geluk en vertwijfeling,
hoop en angst, had zijn rustigen slag terug
gekregen. Nu kénde hij zijn weg.
Maar als een bedelaar zou hij komen, met
ledige handen, geen roeispaan in da toege
knepen vuist. Niets had hij dan de bede om
barmhartige opneming, bij hen te mogen
wezen. Of zy zich daartegen verzetten zou
den
Een zwerm meeuwen trok over zijn hoofd
naar de duinen heen, met klagend ge
schreeuw, naar de duinen waarachter zyn
huisje, zijn alles washij wendde het hoofd
niet om.
Naar den horizont richtte hij zijn blik,
waar de donkere golven opdoemden en met
vaste, snelle schreden ging hij naar de diepte
toe
D o 0 b
IDA BOY-ED.
-0-0-0
33.
Willy liep, in diep gepeins verzonken,
op en neêr, en de moeder od Sylvia waren
bedrukt. Zij gevoelden 't als een plicht,
dat zij Makarie met nog grooter smart
miesten betreuren. Het scheen hun toe, alsof
et leven reeds was begonnen met over het
w sluier te werpen. Zy rekenden
het "i 68n misdaad aan, dat zij zich
ge aat van de afgestorvene niet meer
mohende vriendelijkheid voor den
geest konden halen.
maakte een nieuwe schets,
liik ifc te vriendelijk. Hoevroo-
schp° f MaJiaf10 was geweest, declassieke
loc il profiel had toch altijd
On n j6w>enaardigen indruk gemaakt.
Lonrad Brügge vroeg toen, eenige dagen te
d»t? h j^V6 zonder critiek en wat hij
00rd),gjen^emaa^t! moest Peter 't eerst be
en T6r.k*;e mderen morgen eenige uren
s.°°t zich de rest van den dag bij den
,n n,e?, kring aan Zonder de geringste
Will von(t hij den rechten toon voor
Hii Tij moeder en de andere luidjes.
trek., gaarne met Willy in den om-
ders ön i -naa.r werk van de arbei-
teer«„ dar J «fin beeu nog moest trai-
i omdat het steeds nog wat stjjf was,
waren deze wandelingen van ongeveer een
uur hem zeer aangenaam. Hij vond het land
schap mooi, de lichtschakeeringen in don
wijden omtrek trokken hem zeer aan en
waren in staat hem in verrukking te
brengen.
Met Sylvia ging hij om als was het zijne
jongere zuster. Daarover verwonderde Syl
via zich toch wel een weinig. Hy had haar
toch waarachtig liefgehad. Was dat zoo
snel verdwenen en vergeten Zij vreesde,
vóórdat hij kwam, nog menigmaal moeilijke
oogenblikken met hem te zullen door
leven. Zij dacht, dat zij hem telkens op
zachte wijze zou moeten duideyk maken,
dat hij niet mocht hopen. En nu ging hij
schijnbaar zóó gemakkelijk met haar om,
als ware er niets tusschen hen voorgevallen
Dat vernederde haar toch. Hij behoefde
niet te lijden harentwege zeker niet
Dat had alleen een zeer wreede coquette
kunnen wenscheu. Maar toch „Ban ik dan
zoo zonder eenige waarde dacht zij.
Eerst da 6rvaring met Robert cn nu
dit
Buitengewoon amicaal was Conrad Brügge
met Peter.
Peter ging menigmaal met hem zeilen, met
daLibille en voelde zich daarbij ais de verant-
woordelijke persoon en beschermer tegenover
den blonden reus, die blijkbaar geen ver
stand van zeilen of water bad en niet eens
wist wat stuurboord en bakboord was.
Op den 15en Mei des inurgcns reden
mevrouw Mauimling en Sylvia ia een door
dea ouden schimmel g trok keu wagentje
naar de nieuwe scheepswerf. Willy en Con
rad waren reeds vóór het aanbreken van
den dag daarheen gegaan.
De moeder was zeer geroerd, toen ze
o
—0—0—0—
De gezaghebbende schrijver van politieke
artikelen in de Prov. Groninger Courant heeft
een beschouwing geleverd over de vraag, of
niet met het oog op de algemeene verkiezin
gen in een nog tamelijk ver verschiet maar
„de organisatie, die aan het in-slagorde-bren-
gen van de troepen moet voorafgaan, is een
van langer adem" orde en eenheid van
handelen is te brengen in den „chaos" van niet-
kerkelijke partijen en fractiën. Een vraag,
waarop hij een bevestigend antwoord zeer
goed mogelijk acht.
Gezaghebbend noemden wij den schrijver.
Wij mogen er bijvoegen, dat degenen, die hem
kennen, stellig niet hem rangschikken onder
de doldriftigen. Daarom verdient bet volle
licht te vallen, als op een teeken der tijden,
op zijne voorspelling„het wordt met den dag
duidelijker, dat het bij de eerstvolgende alge
meene verkiezingen zal gaan om het algemeen
stemrecht." Licht te vallen ook hierop, dat
hij „een aanzienlijk deel der liberalen, hetwelk
daarover slecht te spreken is", bestempelt als
„dissidenten" dat zijn, volgens het woorden
boek van Yan Daledie zich hebben afge
scheiden van de gemeenschappelijke kerk.
Intusschen betwijfelt hij, of die „deze hou
ding zullen blijven aannemen tegenover een
goed uitgewerkt voorstel, dat duidelijk maakt
wat zij. die het algemeen kiesrecht voorstaan,
daaronder in de toepassing verstaan, en dat
aan vrouwen-kiesrecht en evenredige verte
genwoordiging onafscheidelijk gekoppeld
wordt". Vandaar dat hij onder herinnering
aan Thorbecke's woord, dat „hetzelfde denk
beeld, hetwelk nit de verte schrik aanjaagt,
kan toelachen, indien ontwikkeld voor het
oog geplaatst" pleit voor het opmaken van
„een schema van gezond algemeen, ook vrou
wenkiesrecht, met evenredige vertegenwoordi
ging, voortgekomen uit de overleggingen van
deskundige mannen uit alle richtingen der
anti-kerkelijke fractiën, de sociaal-democra
tische uitgezonderd, hetwelk het middel wordt,
om uit de duisternis te komen tot het licht,
en hetwelk de brug legt voor hereeniging
en samenwerking".
Reeds heeft Het Vaderland er op gewezen,
dat er geen voldoende reden is om bij voor
baat de sociaal-democraten buiten de bedoelde
overleggingen te houden. „Zij eischen op dit
stuk" aldus merkte het terecht op in zijn
nommer 29 dezer „in beginsel hetzelfde
als vrijzinnig-democraten en Unie-liberalen,
afgezien dan (wat de laatstgenoemden aan
gaat) van de urgentie-kwestie. Die eisch is
een democratische, geen sociaal-democratische
Waarom dan samenwerking buiten het parle
ment afgewezen, waar in het parlement hun
stemmen met graagte zullen worden aan
vaard
Doch dit daargelatenheeft de schrijver in
de Prov. Groninger eeu weloverwogen advies
willen geven
Hij spreekt van een schema van „gezond
algemeen kiesrecht". Maar zou bij het overleg
hierover niet alras blijken, dat, hetgeen voor
den eeu gebiedende voorwaarde van gezond
heid is, door den ander voldingend bewijs
vau ongezondheid wordt gekeurd Zonden
zij dientengevolge niet even suei uiteengaan,
als zij bijeengekomen waren
Het verkrijgen van overeenstemming tus
schen de vrijzinnig-democraten en de Liberale
Unie-mannen is zeker geenszins onmogelijk.
Weliswaar is in dit opzicht niet bemoedigend
de houding van den heer Goeman Borgesius,
die, in het jongste politieke debat bij de be
handeling der staatsbegrooting, met klem ver
klaarde, het algemeen kiesrecht niet te erken
nen als den meest natuurlijken eisch van
elke democratische partij. Doch men vergete
niet, dat die oud minister na zijn gedragslijn
bij de verkiezingen zijn draai te nemen had,
en dat er menschen ziju, die zulks liever in
twee tempo's doeu, dau in één enkel. Hij
heeft nog den tijd tusschen nu en 1905. In
allen gevalle, wat de Liberale Unie-mannen
in 't algemeen betreftzij kunnen bij hun
weinig-beteekenend woord de veel-beteeke-
nende daad voegen, en te hunnen aanzien is
dan als zij het ten minste doen op ondub
belzinnige wijze, die het wantrouwen, hetwelk
zij verdienen, wegneemt de zaak gezond.
De overigen echter?
Om van een Van Karnebeek en van een
Van Houten, van een Roëll en van een Ty-
deman te zwijgenverwacht de schrijver in
de Prov. Gron. Courant heusch, dat in zake
het kiesrecht mr. Dracker en mr. Kerdijk het
eens zouden worden met dr. Mees, die bij
vorengenoemde gelegenheid nadrukkelijk „zich
volkomen vereenigde met het beginsel, dat
het kiesrecht niet is te beschouwen als een
inherent recht van den burger, maar als een
recht, hetwelk alléén gegeven moet worden
in het belang van den staat" Gelooft hij in
gemoede, dat de Nieuwe Rotterd. Courant te
vinden zou zijn voor een buiteling, als noodig
ware tot bevrediging van de vrijzinnig-demo
craten Gelooft hy soms anderzijds aan een
buiteling in omgekeerde richting van deze
laatsten, om: rent wie hij zelf getuigt, dat zij
hun program hebben vastgesteld „zonder
achterdeurtjes, waardoor weifelaars en halve
hervormingsgezinden kunnen binnenkomen
Hij moge, hetgeen hij wenscht, een „ideaal",
achten dichter bij de waarheid zou hij zijn,
indien hij het, met ons, een droombeeld ging
noemen.
En naar 't ons voorkomt, zou hij zijn inkt
en zijn tijd beter hebben besteed, zoo hij het
punt, hetwelk de eerstvolgende verkiezingen
waarschijnlijk beheerschen zal, nauwkeuriger
had aangegeven, en zoo hij dahrvoor het
samengaan van alle anti-kerkelijke partijen
(met een deel van de kerkelijke partijen erbij)
had gepredikt.
Bij die verkiezingen toch zal het niet behoe
ven te gaan (en zal het eigenlijk ook niet
kunnen gaan) om de regeling zelve van het
kiesrecht, noch om een bepaald stelsel van
evenredige vertegenwoordiging. Gaan zal het
om een grondwetsherziening, die de invoering
dezer laatste boven eiken twijfel mogelijk
maakt, en die voor den gewonen wetgever
ieder staketsel wegneemt, belemmerend de
kiesrechtregeling, die hij noodig of geraden
oordeelt.
Natuurlijk zullen de voorstanders van alge
meen kiesrecht allerminst verbergen, dat zij
ie deur geopend begeeren te zien ten einde
hun kiesrecht-eisch vervuld te krijgen. Maar
de tegenstanders ervan kunnen, zonder hun
beginsel te verzaken, of hun inzicht prijs te
geven, medewerken tot opening van de
deural leggen zij er klem op, dat zij later
op deu drempel stand zullen honden om te
weren wat hun verwerpelijk schijnt. Grond
wetsherziening heeft voor hen ten deze niets
anders te beteekenen, dan dat zij afstand
doen van den voorsprong, welken thans de
grondwet hun geeft.
Medewerking hunnerzijds daarvoor achten
wij niet bij voorbaat onbereikbaar. Al was
hot maar, omdat zij, haar weigerend, zouden
moeten toegeven, hun kracht louter te zoeken
in de kunstmatige moeilijkheid, welke aan
hervorming van het kiesrecht, zoolang de
regeling ervan in hoofdzaak grondwettelijk
is vastgelegd, in den weg staaten omdat
zij zolven wel zullen inzien, dat een standpunt,
hetwelk dermate eigen zwakheid verraadt, op
den duur toch niot houdbaar is.
Bij de grondwetsherziening in 1887 werd
in de Tweede Kamer, ondanks de deftigheid
van de beraadslaging, herinnerd aan den raad
van dien vader, die tot zijn dochter, aarzelend
bij een hnwelijksaanvraag, zeide
Want ik zeg maar, lieve Keetje,
Wat je hebt, mijn kind, dat weet je;
Maar wat je krijgt, dat weet je niet.
Als de behoudsgi-zinden onder de liberalen
zich blijven verzetten tegen het wegnemen
van de grondwettelijke beletselen in zake het
kiesrecht, zou het te duidelijk zijn, dat zij het
slechts doen, omdat zij den raad in dit rijmpje
voor politieke wijsheid houden. Laat de schrij
ver in do Prov. Groninger een volgenden keer
zijn pen scherpen om hun, voorzoover noodig,
aan het verstand te brengen, hoe onwijs het
integendeel wezen zou. Don zal zijn raad eon
l betere zijn.
Uitspraak van Donderdag 17 April 1902.
K. W., Barsingerhorn. Overtreding politie
verordening Barsingerhorn, 1 gld. ol I d.
N. D., idem. Na bezetten tijd in de herberg,
idem.
K. v. D., idem. Idem, idem.
C. N., idem. Idem, idem.
J. K., idem. Idem, 60 ct. of 1 d.
reeds van verre het houten bord zag,
waarop met groote lettersScheepswerf
Willy Mammling. Een tweede groote bord
was aan de Elbe geplaatst. Wie daar
voorbij stoomde of zeilde, moest het zien.
Het was er al een groote bedrijvigheid
en het leek Willy wel een aaDgename
bezigheid, zijn moeder en Sylvia alles te
kunnen verklaren.
Zijn model van een zeilschip stond in
volle tuigage tentoongesteld, en met den
uoodigen nadruk vertelde Willy, dat de
ingeuieur er verbaasd over had gestaan.
„Dit is de eerste werkdag 1" sprak de
moeder bewogen, „dat hij gezegend moge
zyn."
Willy, die zich aangenaam gestemd ge
voelde, dat hy nu kon uitvoeren wat hy
jaar en dag iu 't klein voor zijn liefheb
berij had gedaan, zeide
„Wat is toch een mensch. Ik begrijp
niot, dat ik niet reeds voor zes jasr dade
lijk begonnen ben. toen ik trouwde."
Maar toen viel 't hem in, dat Makarie het
hem steeds had afgeraden. Dat deed hem
een paar minuten zwijgen.
Dan echter, terwijl hij met zijn blikken
en ook met zijne gedachten by zyn arbeiders
was, zeide hij nog
„Ja, Sylvia die sloeg den spyker op den
kop, toen zij mij er toe aanzette
Conrad Brügge keek naar Sylvia die
een weinig verlegen werd, want het scheen
haar, nu het gebeurd was, toe, als was
het zeer onbescheiden geweest Willy zoo
iets te zeggen.
Dien avond kwam Bertie ook, want den
volgenden dag was Sylvia jarig.
Het kwam haar in de gedachten, dat
men nooit, zoolang ze leefde, zooveel drukte
van dezen dag had gemaakt. Voor haar
moeder was de verjaardag van Bertie de
hoofddag geweest. De hare was steeds als
een van miudei beteekenis aangezien.
Later onder vreemden was hij geheel
zonder dat er notitie van werd ge
nomen gepasseerd. En ook Bertie had
hem twee jaren achtereen vergeten. Hun 1
samenwonen en verschillende andere ge
beurtenissen hadden hun liefde voor elkaar
aangewakkerd. Maar dat hij om haar
verjaardag hier zou komen, had Sylvia
niet verwacht Hy had toch met de kosten
I ook rekening moeten houden. Zy was toch
geen persoon van meer gewicht geworden
Of misschien wel
Mevrouw MammliDg verheugde zich zeer
over de gelegenheid, die haar geboden werd
om Sylvia haar dankbaarheid te kunnen
toonen voor de vele en goede zorgen. Zy gaf
Sylvia een mooie japon. Willy Mammling,
eveneens dankbaar voor alles, welke dank
baarheid hem volstrekt niet drukte, schonk
haar een mooie boa, die mevrouw Agnes
Mammling in Hamburg had gekocht en
die Sylvia op Süierfood nooit kon dragen
zonder zich belachelijk te maken. Dan
gaf hij haar nog een armband, die aan
Makarie had toebehoord.
„Zij stond haar nader dan haar beide
schoonzusters," zeide hy hartelijk e Syivia
nam dit present aan met tranen in de oogen.
Bertie bracht boeken mede. Daarby waren
ook nieuwe geiienten van Max Ludolf
Leader. Hierover was Syivia weder
verlegen, want deze boekeu schenen haar
in deze omgeving niet op huo plaats. Maar
Willy nam het eene na het andere ia han
den, bladerde er een weinig in en zeide
beleefd, dat Syivia nu iets had, om zichzelf
verder op ta voedenhy zeide dat het
haar hier op den duur wat al te materiëel
zou zijn.
Con-ad Brügge pakte een klein beeld
uit, dat hij zoolang in een kistje had ver
borgen.
Het was een jonge vrouw in antiek ge
waad. Zy stond aan een tafel, waartegen
aan de andere zyde een kleine Amor
leunde. Deze haalde met zijn kleine vin
gers uit een hoopje letters de C. De A eu B
had hij reeds voor de jonge vrouw neêr-
gclegd, die daar eenigszins ongeloovig
naar keek.
„Het ABC van het Iepen; Amor leert
lezen," zeide Conrad Brügge.
A'len waren verrukt. Mevrouw Mammling
vond dat de jonge vrouw op Sylvia leek,
wat inderdaad heelemaal niet zoo was.
Toen dacht Sylvia er aan, dat Conrad
Brügge haar nooit had willen modelleeren,
eu aan de reden daarvoor.
En zij dacht er ook aan, dat zy bemind
had en dat Amor haar toch niet had leeren
lezen.
Hoe bitter was dat alles 1
Ook Willy kreeg iets cadeau: een klein
beeidje van Peter. Het was nog grys en
pas droog 't was slechts een schets.
Maar Willy was er zoo echt blij made,
dat irij recht vrooiyk werd en de kleine
kring weldra geheel ;n feestelijke stem
ming was. Willy liet zich nog vertellen,
door welke gesprekken met Sylvia, Conrad
Brügge op zijn aardig idéé van het A B C
gekomen was.
„Ja", zeide hy welgevallig, „dat heeft
onze Sylvia zoo over zichzy zet ons in
beweging."
I» den middag ging men wandelen-