ütlinlsfiul Bic taal. Zondag 22 Juni 1902. 46ste Jaargang No. 3742. TWEEDE BLAD. De gebroken lantaarn. Binnenlandse!) Nieuws. FEUILLETON. DRAAIT. Uit het Dnitsch van A. Theiners. o— Mijne familie is van Engelsche afkomst; in het midden der achttiende eenw verhuisde de tak, waartoe ik behoor, naar Hannover. Verscheidene mijner voorouders dienden in het Engelsche leger, mijn overgrootvader sneuvelde als chef van een regiment dragon ders in 1809. Heel spoedig na de inlijviDg van Hannover bij Pruisen, gingen mijne ouders naar Londen terug, waardoor mijn wensch, van mijn vroegste jeugd af gekoes terd, om alsEngelsch officier te mogen dienen, vervuld worden kon. Op mijn 18de jaar werd ik aangesteld als vaandrigvijftien maanden daarna werd ik tot lniteuant bevorderd in het zooveelste fuseliers-regiment. Wel was mijn vader niet rijk, doch welvarend genoeg om mij een behoorlijke toelage te geven, voldoende om de binnen behoorlijke grenzen beperkte uit gaven te bestrijden. Moeder beminde mij, haar eerstgeboren en eenlgen zoon, afgodisch, en had oog noch oor voor mijne gebreken en tekortkomingen. Vader kon door zijne vele bezigheden zich niet veel met mij be moeien, en was ik daardoor zonder tucht opgegroeid, kende geen zelfbeheersching en had mij aangewend, aan iedere opwelling van mijn eigenzinnig, driftig temperament den vrijen tengel te vieren. De jongere officieren van het regiment waren geen brave Hendriks, leidden over 'talgemeen een vrij losbandig leven,maar wisten echter voor het meerendeel tamelijk goed, hoever zij gaan konden. Zoo dol als ik en mijn boezemvriend Arthur Kingsley, was er geen. Hij en ik hadden dezelfde neigingen, wij dorstten naar romantische avonturen, de eentonige garnizoensdienst in Gibraltar viel niet in onzen smaak. Iedere vrije dag, elk maar te bekomen verlof was ons eene wel kome aanleiding, een nitstapje naar Spanje te maken en daar in een niet net en weinig om fatsoen gevend gezelschap heerlijk nit te razen. Dat wij daardoor dikwijls in ernstige moeilijk heden geraakten, is begrijpelijkevenzeer, dat zoo'n leven geld bij geld kostte, en wij steeds dieper in de schulden kwamen. Een gelukkig avondje bij de speeltafel hielp ons wel eens weer op de been, doch eene duurzame verboterlng van onze finan ciën was daardoor niet te verkrygen; wij moesten ophouden, of vroeger of later ver ongelukken in den afgrond, waarlangs wij tot heden ons hadden bewogen. In mijn 6teeds benauwder wordenden toe stand wendde ik mij tot mijn vader, beloofde een nieuw leven te zullen beginnen en vroeg hem, mij daartoe de helpende hand te willen reiken. Een openhartige bekentenis af te leggen durfde ik niet, valsche schaamte hield mij tegen, slechts zwak en vaag zin speelde ik op mijn eer en carrière, in plaats van onbewimpeld te bekennen, dat zij beide reeds zoo goed als verloren waren. Reeds vroeger had ik om hulp gevraagd en verkregen, maar de wijze, waarop toen die hulp verkregen was, deed duidelijk uit komen, dat een tweede aanvrage niet de minste kans van slagen hebben zon. Veel hoop op inwilliging had ik dus niet te koesteren. Mijn bang voorgevoel werd bewaarheid. Toen Kingsley op een somberen, stormach- tigen November-namiddag op mijn kamer in de kazerne kwam, vond hij mij voor een op de tafel liggenden brief zitten, die zoo even met de overland-post gekomen was, „Slechte tijding, Ered Ik schoof hem den brief toe en hy las overluid „Lieve zoon! Het is nog geen ja ar geleden, dat ik van u een zelfden brief kreeg als de nu ontvangene. Het heeft mij toen groote opofferingen gekost, je nit je ellendige positie te redden, en heb je toen duidelijk uiteengezet, dat voor dergelijke dingen ik nooit meer te vinden zou zyn. Ge weet, dat ik niet rijk ben, en dat uwe moeder en zuster voor hare zeer bescheiden behoelten niet mogen worden ingekort, om in jouw verkwistend leven verder te voorzien. Ik ben nooit met uwe beroepskeuze ingenomen geweestde toelage, die ik heb toegestaan en nog wel eenige jaren zal moeten geven, is reeds voor mijn budget groot genoeg. Officier wildet ge worden, welnn, ge zijt het, en moet tot uwe bevordering spaarzaam en zuinig o door het leven slaan. Zie met uwe schuldeischers overeen te komen, dat tij genoe- Een kanonschot dreunde. De postboot was binnengeloopen. Ik wilde naar den wand gaan, waar de revolver hing Kingsley hield mij terug. „Geen overijling Fredook dit zaakje doen wij niet zonder eenige chic af. Kijk eens hier door dit raam zie je wel, daar komt juist de oude Roberts aan, om de TV.l.1_ 3 A V;; 1 bciiuiueii>ciiur& uvereeu ic auujou, uai «.y - n„*. u j4. u;; 1 g,n nemen fJS£ alle en zie, om dat te kunnen, af van onnoodige uitspanningen, totdat het even wicht in uwe financiën zich heeft hersteld. De gedachte, dat gij zoo zorgeloos van den eenen dag op den anderen leeft, smart mij diep. Beheersch u, wees een man, denk aan „Bah, wat een femelarijen Kingsley gooide verachtelijk den brief op tafel. „Naar den duivel met dat vrome je du« niet helpen, dat is het feit, waarover wij moeten spreken. Wat nu Ik kon niet antwoordenmijn hoofd duizelde. „Met de laat6te afrekening betaalde je je bijdrage voor de tafel met een wissel op Hilton Go. te Londen, is 't niet Ik knikte bevestigend. regiments-kwartiermeester zaam en volgens zekere methode. Ik ken zijne manier van doen, waarvan hij nooit afwijkt. Eerst de lantaarns bij het portaal, dan die aan den rechter-, vervolgens die aan den linker vleugel, en eindelijk de groote dubbele. Ik ga nu naar mijn kamer, schrijf een paar regel tjes en wacht het aansteken van de twee laatste lantaarns af; het opsteken der linkerzij \jy taici. roept mij. De rechter is nw teeken. Wij geklets. Hij wil konden nog wel wedden, wie het eerst aan de l. 1. Vü mat a-o.on nre» 1 (TPn h Tl - beurt isu, lachte hij met waren galgenhu mor, wij kunnen het wel laten ook ben je 't eens met mijn voorstel „Ik neem het aan", antwoordde ik en de laatste handdruk werd gegeven. Mijn vriend ging. Zijne schreden weerklonken in de gang. De geladen revolver lag ik naast me op tafel, ik haalde papier en schrijfgereedschap naar me toe, en schreef„Vader Als ge deze regelen meer I „En van den XCglUlCUlO-Auai uv>uivuv«v* - WÊ^m ontving je voor een op dezelfde firma leest, ben ik niet meer onder de lovenden. getrokken wissel het bedrag in contanten?" Met de stellige zekerheid, dat gij mij wel helpen Nog altijd bleef ik zwijgen. zoudt.had ik wissels afgegeven op Hilton en Co. „En een paar dito's zijn door winkeliers Gy hebt mij niet willen helpen, mij in den in de stad geaccepteerd, om bij dezelfde steek gelaten, en mij vertwijfeld en wanhopig firma te worden geïncasseerd. Zouden ze in den dood gedreven. Uw Zoon", gehonoreerd worden Laaghartig en gemeen wierp ik, in mijne Ik had den moed niet, iets te zeggen. krankzinnige gemoedsstemming, de verant- „Ik geloof niet te dwalen, als ik veronderstel, woordelijkheid van mijn laatste daad op mijn dat die wisseltjes vandaag of morgen met de vader. Aan mijne moeder en zuster dacht ik verwacht wordende postboot hier terugkomen ternauwernood. en als waardelooze snippertjes aan den zooIk deed den brief in een couvert, adres- spoedig vertrouwenden afzender weer worden seerde en verzegelde hem en ging, met mijn ter hand gesteld." Een diep steunen ontsnapte mijn bonst. „Garnizoensbevel-Gibraltar, 21 Nov. 1871" sprak Kingsley binnensmonds, „onder het presidinm van den overste Douglas kwam heden de krijgsraad bijeen, om Met een vloek sprong ik op. „Wat beteekent datschreeuwde ik, „wil je je over mij vroolijk maken Hel en duivel revolver in de hand, aan het raam staan. Roberts had juist op eene na de vleugel lampen aangestokenspoedig brandde ook die, en hij strompelde nu naar de middelste toe. De linksche was het eerst aan de beurt, de vlam flikkerde op en in dezelfde seconde hoorde ik een geluid, alsof buiten in de gang een deur heftig werd dichtgeslagen. Ik wist, wat dat te beteekenen had. Ik luisterde. Alles „Bedaard, mijn jongen, maak je nu niet boos bleef stil. Het scheen door niemand te zijn driftig. Voor den krijgsraad verschijnen j opgemerkt. twee aangeklaagden d. w. z. als er zitting van den krijgsraad noodig mocht wezen". Wat bedoel je daarmee, Arthur?" en ik zag hem vast en scherp aan. Kingsley lei de hand op mijn schouder. „Fred", zei hij, „wij hebben veel met elkaar doorgemaakt, elkaar nooit verlaten, en ook nu zullen wij niet van elkander heengaan. Ik zit niet minder erg in de klem dan jij. Zoo niet slimmer. Zoo goed als tegen jou, zal tegen mij eene aanklacht worden ingediend. Het is de vraag maarhoe redden wij er ons uit „Tk begrijp je niet, spreek toch zonder omwegen. „Je weet, dat aan mij, tijdens de afwezig heid van Kapitein Tucker, de kas van de 7de compagnie is toevertrouwd „Ja, dat weet ik." „Het verlof van Tucker is om met de boot, die jou geprotesteerde papiertjes meebrengt, komt ook terug mijn dappere kapitein. Ik zal rekening moeten doen en dan zal blijken, dat er 150 en nog wel meer pond te kort in kas is." Een lang zwijgen volgde op deze mede- deeling. „Wat mij betreft" sprak Kingsley, „mijn besluit staat vast". En toen ik hem onderzoekend aanzag, wees hij naar mijn aan den wand hangende revolver. Ik schrikte. Gedachten, die tot nu toe als zwe vende voor mij waren voorbij gegaan, namen een meer stabielen vorm aan. „Meer dan één aangeklaagde znllen ze in geen geval te veroordeelen hebben" ging Kingsley voort, my krijgen ze „Ook mij niet 1" viel ik hem in de rede. Hij lachte, een harde, klanklooze lach. „Ga je met mij mee, Fred? Waarachtig?" „Wij maken den sprong in het duister te zamen, ArthurAlles walgt me". Hij drukte mijn toegestoken hand vast en krachtig. „Afgesproken, kameraad. Te ver liezen hebben wij niets. Het leven hebben wij genoten. En wat wacht ons Onteering schande op zijn hoogst medelijden" „Luister De oude klom van zijn ladder af en zette haar tegen den rechter arm van den paal. Ik span den haan van mijn revolver en richt den loop op mijn rechter slaap. Waarom treuzelt die man nu zoo? Waarom steekt hij niet verder op Mijn pols sloeg niet sneller dan gewoonlijk, een ijzige kalmte was over mij gekomen. Volgens overeengekomen besluit, wilde ik aftrekken zoodra de vlam zichtbaar zou zijn. Ik wachtte, wachtte, de vingers aan den trekker de vlam verscheen niet. Roberts nam, na lang onderzoek, den oliehouder uit de lantaarn, nam zijn ladder op den schouder en ging bedaard heen. De rechter lantaarn heeft op dien avond niet gebrand. De oliehouder was gebarsten en werd eerst den volgenden dag door een nieuwen vervangen. Over deze voor anderen geheel onverschillige, doch voor mij zoo be- teekenisvolle bijzonderheid heb ik later mij volledige zekerheid verschaft. Toen Roberts in het portaal verdwenen was, begonnen mijne ooren te suizen, alsof mijn hoofd zou moeten bersten. De zoo sterk gespannen zenuwen verslapten, de réactie was gekomen. Ik legde de revolver op de tafel en viel half bewusteloos op een stoel neer. Een kloppen op mijn afgesloten deur deed mij opschrikken. „De post, luitenant!" werd er geroepen. Twee brieven werden mij door den facteur overhandigd. Ik stak een kaars aan en scheurde den omslag open, waarop het stempel van de firma Hilton Co. was afgedrukt, en las Londen, 16 Nov. 1871. Geachte Heer Wij haasten ons U te berichten, dat heden aan onze kas ten uwen name is gedeponeerd de som van 600 pd. Heden werden de door q afgegeven en onderteekende wissels ons aangeboden en door ons gehonoreerd. Hoogachtend, Hilton Co. De andere brief was van mijne moeder „Waai om schreef je alleen aan uw vader, mijn beste Freddy, waarom niet uw moeder tot uwe vertrouwde gemaakt Ge weet toch, hoe lief ik je heb en geen offer voor jon mij te groot is. In uwe positie moet men een beetje lichtzinnigheid niet al te hoog aanrekenen slechte dingen zult ge niet veel gedaan hebben, daar ben ik wel verzekerd van. Vader is wel streng, doch zijn hart hangt zeer aan u, geloof dat, beste jongen Uw brief heeft hem zeer boos gemaakt, hij liet hem mij eerst lezen toen zijn antwoord aan u reeds was afgezonden. Ik kan mij wel voorstellen, hoe zijn antwoord u moest teleurstellen, maar werkelijk, Fred, vader kon j op dat oogenblik over dat bedrag niet be schikken. Zoodra ik wist, waarover gjj geschreven hadt, heb ik hem gesmeekt, ge beden, mij naar tante Irene te laten gaan. Van haar heb ik 600 pd. ter leen gekregen. Dat is niet gemakkelijk gegaan, ze schold en veroordeelde je zoo heftig, dat het wei nig scheelde, of mijne bedaardheid was verloren gegaan en had ik daardoor alles bedorven. -Het geid is direct opgezonden naar Hilton en Co. en zal er nn wel spoedig een einde zijn gemaakt aan uwe financiëele moeilijkheden. Mijn arme jongen, wat zult ge door den brief van vader je ongelukkig hebben gevoeldVerwijten wil ik je niets, maar niet waar Fred, dat zie je nu toch wel in de onrust, waarin ge hebt ver keerd, was een niet geheel onverdiende straf. Ik ben zoo blij, dat die zorg van je is wegge nomen en hoop, dat je voortaan wijzer, minder verkwistend wezen zult Wat mijne moeder verder schreef, kan ik wel weglaten, het heeft geen betrekking op de hier bovenvermelde gebeurtenissen. Herinneringen aan dat dierbaar ouderhuis, myne heerlijke, zorgelooze en onschuldige kin derjaren bestormden mij met overweldigende kracht. De uit een zwak, maar trouw moeder hart tot mij gerichte woorden van liefde en vergeving, dat geduld met mij en vertrouwen in mij, o! zij deden mij bitter myne erbarme lijkheid gevoelen snerpender, dan de strenge vermaningen van vader dat hadden kunnen doen. Ik verborg het gelaat in mijne handen en snikte als een kind. Plotseling denk ik weer aan die kamer aan het andere eind van den corridor en wat daar is gebeurd, en tegelijkertijd hoor ik naderende voetstappen. De deur ging open, en twee jouge kame raden met bleeke, ontdane gezichten kwamen binnen. „Kingsley heeft zich doodgeschoten/" zei men my. Ik wist het immers reeds en schrikte toch zoo, dat een duizeling mij overviel en ik het bewustzijn verloor. Gelukkig had ik dadelijk na de ontvangst van de berich ten uit Londen den jammerlijken brief aan mijn vader verbrand, en had ik de revolver weer op hare gewone plaats opgehangen. Acht dagen achtereen lag ik in ijlende koortsen. Het eerste, dat ik weer helder her kende, was het over mijn bed gebogen vrien delijke gezicht van den regimentsdokter. „Eindelijk weer wakker, helder wakker lachte hij,,,de crisis is gélukkig voorbij,de overste vindt goed, dat je naar Engeland teruggaat. Zoodra de krachten terug zijn, gaat ge met verlof." „Dokter", vroeg ik aarzelend, „is hij? heeft men Ik meen, hoe is Kingsley begraven En het gelaat van den dokter was somber geworden. „Begraven Hm Er is geen begra fenis geweest, ten minste niet zooals 't be hoorde. Heel stil, in den nacht, is de kist van den armen jongen naar het kerkhof gebracht. Zelfmoord, Fred heeft de commissie, belast met de lijkschouw, gezegd. Ik heb alle moeite gedaan, om den dood aan verstandsverbijste ring toe te schrijven, dat houd ik ook nu nog staande hoe had hij anders in een kort afscheidsbriefje aan zijne kameraden kunnen spreken van „zijn lantaarn en van den ouden Roberts"; dat is immers zuiver onzin Later bleek er 154 pnd. tekort inde compagniekas. Zelfmoord tengevolge van eerlooze hande lingen, zoo luidt het protocol. Wat eene treurige, vreeselijk treurige geschiedenis is dat geweestIk had, en anderen met mij, hem zoo graag geholpen De afscheidsbrief! De zinspeling van Kingsley op die lantaarnHet was, of mijn hart bij die woorden van den dokter sprin gen moest, zoo bonsde en klopte het. Goddankniemand vermoedde, hoe nabij ook ik aan den rand van den afgrond gestaan had, waarin mijn ongelukkige vriend gestort was. Op den 20 December reisde ik met de boot af en op den eersten Kerstmisavond kwam ik in mijn ouders huis. Met open armen werd ik ontvangen. Naar Gibraltar ging ik niet meer terug. Ik nam mijn ontslag uit den dienst. Een nieuw, zoo ik hoop een beter leven ben ik begonnen. Door OTTO ELSNER. 0-0-0 6. De kosschen, de duinen en zelfs de zee tus- schen de kust en het eiland Wallin was het eigendom van den graaf. Zijne lordschap liet zich naar Wallin overzetten en bracht graaf Everest op het slot een bezoek. Hoe moeilijk graai Tassilo ook voor vreemden wae te bereiken, hij kon toch zoo'n hoogen standgenoot niet de deur wijzen. Lord Balmoral's plan was, het deel van de kust, dat hem zoo beviel, van den graaf te koopea, voor een som. die, al was het een stukje van het paradijs zelf geweest, enorm genoemd kon worden. Graaf Tassilo kon daarop niet ingaan, omdat de grond niet zyn persoonlyk eigendom was, maar tot het groote majoraat behoorde, dat, volgens de tradities van het geslacht, steeds aan den oudsten zoon van Everest moest komen. Men werd het in zooverre ee«>8, dat lord Balmoral het recht kreeg, °P den grond te bouwen. Ook daarvoor moest hij een pacht betalen, die het reken talent van den grondbezitter alle eer aandeed. Nu begon er op dit stille hoekje een belan keer8cken en 6en beweging vsd di<*r>f'0i48a^6 baggermachines woelden in de onVan de zee rc®dwallen werden eworpen om de toornige golven te kun nen keeren. Op het mooiste plekje liet lord Balmoral een villa bouwen, door een mooi park omgeven, waarin fonteinen en standbeeldendicht aan zee, met een ongehinderd gezicht daarover. Zijn voorbeeld vond spoedig navolging. Zaken hadden hem met den handelsraad Bertram samengebracht. Toen deze eens I naar Fordingen kwam, om den man te bezoe-1 ken die zulk een fabelachtige erfpaebtssom voor een stuk grond had gegeven, getaakte ook hij onder de betoovering van de omgeving. Van over zee kwamen scheepsladingen geel bazalt, zooals dat in Zweden wordt gevonden. Heerlijke planten werden aan gevoerd. En snel verhief zich op een heuvel een tweede villa, die, wat smaak I van inrichting en schoonheid van bouw betrof, de villa van lord Balmoral zoo mogelijk nog in de schaduw stelde. Zoo ontstond Fordingen. Nog een derde villa verrees voor den consul Reventlow, den vader van Elli. Hij werd geleid door den wensch, dicht bij zijn vriend Bertram te wonenop het zelfde stuk grond waar deze zich zoo ge lukkig gevoelde. Maar de dood kwam, vóór nog alles gereed was. Elli, de eenige dochter van den consul, nu zonder vader en moeder, vond in de familie van den handelsraad een nieuw thuis. Zj werd geheel als kind des huizes behandeld, door i den eenigen zoon Axel als zuster, om maar niet te spreken van de hoop, die de handels raad en zyn vrouw koesterden over het lot van deze beide jonge mensehen. Elli was goed als een fee, zacht «ls een elf. Trots den rijkdom, dien ze van haar vader had geërfd, bleef ze eenvoudig en bescheiden en onzelfzuchtig. Haar liefste tooi waren de witte zeerozen, die in het groote park bloeiden. „Je bent zelf een zeeroos," zeide mevrouw Bertram eens tot Elli, terwijl zy haar aan het hart sloot en een kus op haar voorhoofd drukte. En mevrouw Bertram wenschte den dag vurig nabij, waarop het blonde kind door den engsten band aan haar en haar huis zou verbonden worden. Fordingen bloeide en breidde zich steeds uit. Reeds bedekten de villa's in wijden kring het strand en rondom het bosch was een heele stadswijk ontstaan. Naar alle naburige plaatsen waren wegen aangelegd en de tijd was zeer nabij, dat het spoor kuchend en blazend tusschen de duinen zou rijden, en zijn schril gefluit door het tot nu toe vredig en rustig landschap zou doen weerklinken. Op een goeden dag sloot de handelsraad Bertram de oogen. Vanuit de gele villa aan het strand droegen ze hem naar buiten naar het een voudige kerkhof, naar de plaats die hij zelf' had uitgekozen als zijn laatste rustplaats. Lord Balmoral stond weer alleen. De dood van den handelsraad ging hem na aan het hart. Bertram was zijn helper geweest bij zijn «chepping, de stad die hij in t leven had geroepen. Voor al het mooie en heerlijke had hij niet alleen zin getoond, maar ook een open beurs. Naast hemzelf, had geen ander zoo ijverig ertoe bijgedragen als Bertram, dat uit een tweetal villa's in zulk een betrekkelijk korten tijd een bloeiende plaats was opgegroeid. Lord Balmoral zette evenwel onvermoeid 1 zyn arbeid voort. Fordingen moest een model-bad worden. Zoodra het ruwe jaargetijde naderde, keerde de lord naar zijn Engelsche bezit tingen terug. Maar elk voorjaar zag men hem terug op het groene strand van For dingen, waar de burgers van het plaatsje 1 en uit den omtrek, en ook de adel van den Oostzeekust elkaar reudez-vous gaven, de vreemdelingen niet uitgezonderd. Slechts één hield zich ver van For dingen Graaf Tassilo. De kluizenaar op het slot Everest nam geen notitie van het vroolijke leven, dat zich aan het tegenover hem liggende strand op zijn eigen grond had ontwikkeld. Wan neer in Fordingen de vuurpijlen hoog tot den nachtelijken hemel opschoten en het Bengaalsche vuur den ganschen omtrek hel verlichtte, zag men boven op den burcht van Wallin hier en daar vanuit de kamers van het oude gebouw een mat schijnsel lichten. Hier brachten de broeders Everest hun dagen door. Lord Balmoral placht te lachen, wanneer men hem op deze tegenstelling opmerk zaam maakte. „Smaken verschillen", zeide hij, „en ter wijl de een vreugde ondervindt van de menscheD, geeft de ander er de voorkeur aan, angstig ep zijn mammon te passen Maar laat ik u zeggen, dat gij allen graaf Tassilo niet zoo goed kent, als ik. Ik heb in zijn binnenste gelezenik las de gedachten, welke achter zijn voorhoofd wonen. Hij is geen mummie, waarvoor ge hem houdt, die vreemde man, die als een herinnering aan verleden perioden te mid den van dezen tijd leeft. Onder deze dikke - LUTJEWINKEL. Lij den heer A. Nobel alhier wordt in den loop van dit jaar een zoogenaamde gier- proet genomen. olgens het plan voor den aanleg van Landbouwproefvelden in Noord-Holland, gedu rende 1902, worden deze proeven genomen op tweeerlei wijze, volgens a, of volgens b. a. Ongeveer half Maart wordt in eene boerderij de urine van eenige runderen met behulp van een emmer opgevangen. (Opge vangen m de groep is niet geoorloofd. lelkens nadat in den emmer eene hoeveel- heid is opgevangen, worden hiervan 8 nauw keurig gelijke hoeveelheden afgemeten en gegoten in 3 halve petroleumvaten of steenen potten, van deksels voorzien, die op eene koele plaats, in temperatuur ongeveer over eenkomende met een gierkelder, pl.m. 10 a 15° C., worden bewaard. Voordat het opvangen begint, wordt in een van de vaten of potten 4% gebluschte kalk gebracht, zoodat de urine, welke in dat vat ot in dien pot wordt bewaard, van den aanvang af steeds vermengd is met kalk. Uit de twee andere vaten of potten wordt, zoodra de vereischte hoeveelheid (ongeveer i ij F P6r *^re' is opgevangen, één gemid deld monster genomen, ter grootte van onge- veer liter, in een fieschje met bengel- legelïjk met het opvangen van de urine, wordt met een anderen emmer eene hoeveel heid vaste uitwerpselen van eenige runderen opgevangen en in een of meer vaten bewaard, ongeveer 200 K.G. per Are. Van deze vaste uitwerpselen wordt, zoo nauwkeurig als dit, zonder a! te veel omslag te maken, mogelijk is, een gemiddeld monster genomen in een wijdmoudsflesch. Beide monsters worden zoo spoedig moge lijk naar het Rijkslandbouwproefstation te lloorn gezonden. In den begeleidenden 'brief wordt verzocht, de monsters zoo spoedig mogelijk te onderzoeken op hun gehalte aan totaal stikstof en de cijfers zoo spoedig mogelijk aan den afzender mede te deelen. Zoodra het gehalte bekend is, wordt de urine met een houten lepel of een gieter uitgesproeid op perceeltjes hooiland, die daar- enea%enbahenTn uit»ekozen' ^gemeten De urine wordt n i e t met water verdund. Ieder percee tje is 5 M. lang en breed, dns Proo V en wordt bemest met 60 K.G. stikstof per H.A. De vaste uitwerpselen worden verdund met 3 a 4 maal zooveel water en daarna eveneens uitgesproeid op veldjes van 25 M1 Zoovee1 mogelijk moet bij de uitsproeiïng en, zoo noodig, door latere verdeeling worden fchtefhT- korstJes °P het veldje achterblijven. Ook hier wordt bemest met 60 iv.br. stikstof per H.A. Het geheele proefveld bestaat uit 7 veldjes, elk ter grootte van 25 Ml en van elkander gescheiden door strooken onbemest van min- stens 1 jYL. breed. Perceel I wordt bemest met 450 K G superphosphaat en 60 K.G. stikstof in den vorm van urine. Perceel II met alleen 60 K.G. stikstof in den vorm van urine. pnPme?^ln^efc i50 KG- superphosphaat en bO K.G. stikstof in den vorm van urine welke vooraf gemengd werd met 4% kalk! en öcTkG «ww f5? 6uPerPhosphaat 5° wTrpSlïn. Perceel V met 60 K.G. stikstof in den vorm van vaste uitwerpselen. Perp!8! vit met i50 KG" superphosphaat. hpn i i, WOrdt Selijk bemest of niet land overige gedeelte van het stuk De tijd van opvangen van vaste uitwerp- Iaag asch gloort een vuur, dat slechts behoeft te worden aangeblazen, om in sterk-laaiende vlammen omhoog te slaan. f16^ 111 Engoland eens een curieus geval beleefd. Wanneer het jelui goed is myne heeren, vertel ik je dat eens." „Ja, jariepen enkelen der heeren, die rondom den lord in het sociëteitsgebouw zaten. Lord Balmoral stak een sigaar aan, en terwijl een fijn lachje om zijn lippen speelde, begon hy„Op een goed in Northumber- land woonde een schijnbaar geheel ver droogde zonderling, die plotseling VI. nade^ fe6c!t kwam steeds I' randje raakte niet uitgepraat over de voorbereidingen, die lord Balmoral trof om zyn geliefd Fordingen in een zoo gunstig mogelijk licht te doen verschijnen i T® f* 6611 eind in het rond electrisch verlicht zyn. Aan het strand had een corso plaats waarbij men elkaar met b.oemen bombardeerde. Uit Stettin werd de militaire kapel ontboden, om op het groote bal te spelen." y „Mag een elk daar maar aan deelnemen vroeg Hilde. „Dit wel r.iet Dat wil zeggen, als ?"eeD ,naar d<™ zin van lord Ba!- moral geschiedde, dan zouden de deuren van de balzaal zeer wijd open gezet wor den, en een elk zou kunnen dan,en, die daar maai lust in had Hij is niet trotsch -cè hZvt 4 eea echt vo'ksfee8t in scène hebben gezet... maar daartoe waa de weduwe van den handelsraad. mevrouw I Bertram niet te bewegen 't Liefst bljjft

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 5