J[ena INGEZONDEN. Zondag 26 October 11)02. 46ste Jaargang No. 3778. TWEEDE BLAD. Fragmenten Schagen onder den geesel der Noormannen. FEUILLETON. Arrondissements-Recht- bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 21 October. ODRAAIT. UIT IV. O Schrikkelijker dan de naam „Spanjaard" voor onze Vaderen in het eerste decennium van den tachtigjarigen worstelstrijd, ontzet tender dan de naam „Engelschraan" voor de weerlooze Afiikaander vrouwen inonzddag n, was voor ons Voorgeslacht de kreet: „De Noorman komt De Noormannen En een huivering van angst ging sidderend door het landschap. Want vuur en vlammen verlichtten hun weg, bloed en sintels teekenden hun spoor. En de dag was donker van den rook uit huizen en boeven, en de nacht was licht van hun de monisch vreugdevuur. De Noormannen En de angstkreten gilden op uit de vredige woningen en er was gewee klaag langs de wegen en in de velden, en de lucht weertrilde van het moordgeschrei. Ook dé Schagers bleven niet vry van den jammer, die als een springvloed de landen bedolf. Reeds in 834 had er aan de Noorde lijke kusten een landing en verwoesting plaats, die zich echter mogelijk nog niet tot Schagen uitstrekte. In 845 besprongen de Noormannen opnieuw het kustgebied en de heirpijl ging in Schagen nacht en dag van huis tot huis en van hand tot hand, en de moedige bewoners veree- nigden zich met hun dappere stamgenooten, gewapend (naar de voorschriften van het Landrecht) „tegen de zoute golven en de wilde zeeroovers, met vijf wapenen met spade en vork, met schild en zwaard en met het scherp van de speer." Bloedig was de strijd Honderden Noorman nen bedekten het slagveld met hun lijken en de overigen werden teruggeworpen. Helaas, slechts voor kortWant zij herstelden zich en, verbitterd door hun nederlaag, leverden zij nogmaals en nogmaals slag, richtten een geweldig bloedbad aan en trokken niet heen, dan nadat zij het gansche kustland hadden afgeloopen als uitgehongerde wolven. En toch, nog nauwelijks een jaar later, of opnieuw klonk de kreet„De Noorman komtEn al wapenden zich ook nu weer buren en stamgenooten, ook thans was het vruchteloos als vroeger. Wéér wordt de bodem rood van het bloed zijner eigen zonen, wéér stijgen rook en vlammen uit kloosters en ker ken op, en het kruis wordt vertrapt onder den voet der Heidenen, de bevolking gedood of tot zware schatting geprest. Zes jaren later landde er al wéér een vloot in het Noordelijk kustgebied en ditmaal was het er een met niet minder dan twee-honderd twee-en-vijftig schepen, onder twee Vikings of Zeekoningen, Godfried en Sydrok. Tegen zóó'n macht viel geen weerstand te bieden. Moedeloos boog de landzaat het hoofd en de vijand ontving de zware schatting, die door hem verlangd was. Een latere inval vernietigde bijna geheel, wat er nog van het overschot der vroegere welvaart was behouden. En nóg waren de oude moed en veerkracht der bevolking niet uitgedoofd. In Juni van het jaar 878 behaalde zij een glansrijke overwinning op de zeeroovers onder Rolf Haraldszoon. Maar nog geen twee jaar later daagde alweer een andere vloot op en al vloog de landzaat op nieuw ten strijd, een list van den vijand deed hem het onderspit delven en alweer werd hij tot een zware schatting gedoemd. En als we nu zien, wat er onder die her haalde invallen van de hamrik Schagen ge worden is, dan staan we ontzet. Waar zijn de huizen en hoeven, die van toenemende welvaart getuigden? Waar is de bevolking, waar is de veestapel gebleven De veestapel is weggevoerd. De hutten zijn ingestort, de hoeven verwoest op een eukele na. Welig tiert de distel tusschen de bouwvallen in en de bevolking bestaat uit enkele mannen en vrouwen, te oud om nog slavendienst te doennit kinderen, die er te jong toe zijn, en uit gebrekkigen, die al evenmin eenige marktwaarde vertegenwoor digen. Maar de jongelingen en krachtige mannen zijn weggevoerd in slavernij, of ge prest voor de schepen der Noorsche zeeroovers. Erger nog, men heeft ze gedwongen vaak, om hun eigen volk te martelen of te moor den. om de hoeven van eigen volk. in rook en vlammen te doen opgaan. En de dochters den hamrik Haar jeugd werd haar ongeluk en haar schoonheid werd haar schande. Want ook zij zuchten, ver van den geboortegrond, in lage dienstbaarheid, of werden opgeofferd aan den heilloozen hartstocht der vreemde barbaren. Een enkele van die weggevoerden is weer gekeerd uit den vreemde en heeft zich een toe vlucht gekozen in een van de minst armzalige bouwvallen. Maar de nachtwind snerpt vrije lijk door dereten en scheuren heen en geen dak dat hem voldoende tegen stortregen beveiligt. En allen, die ouden van dagen, die kinderen en die enkelen, welke zijn weergekeerd, alle leven ze, schuw als de dieren des velds voor ieder menschelijk gerucht, in kommer en el lende, slap en vermagerd, met holle oogen, waaruit de honger u tegengrijnst. Zóó was de toestand in de hamrik van Schagen, zóó was de toestand in schier ieder ander gewest. En wie meenen mocht, dat ik te zwart geschilderd heb, die sla het wetboek der toenmalige Friezen op, waar hy uit de tweede volkskeur der tweede afdeeling onder andere vernemen zal, dat een moeder het erf van haar kind mag verkoopen, verpanden of verruilen om drie Doodzaken. De eerste noodzaak, isWanneer een kind in zyn jonkheid wordt gevangen gevoerd Noordwaarts over de zee, of Zuidwaarts over de bergen, dan mag de moeder het erf haars kinds verpanden of verkoopen, en haar kind lossen en by het leven behouden. De tweede noodzaak is Wanneer er dure jaren komen, en de heete honger over het land vaart, en het kind dreigt te sterven van honger, dan mag de moeder zijn erf verkoopen, en koopen haar kind een koe, een schaap eu koren, waarmee zij zijn leven behouden kan. De derde nood zaak is: Wanneer het kind geheel naakt is en zonder huis, en dan de duistere nevel en de koude winter komen, dan trekt ieder op zijn huis en op zijn hoeve, en in het welverwarmde vertrek, en het wilde dier zoekt den hollen boom en de bedekking des bodems, waarin het zijn leven kan bewaren intusschen weent en schreit het jonge kind, en wijst op zijn naakte leden, en op het gebrek aan een huis en op zijn vader, die hem had kunnen be schermen tegen den honger en den kouden winternevel, maar die nu zoo diep en donker met vier nagelen onder den eik en onder de aarde is besloten en bedekt. Dan mag de moeder haars kinds erve verkoopen of ver panden, naardien zij verplicht is, het te behou den en te bewaren zoo lang het kind minder jarig is, opdat dit koude noch honger lijde, noch door verwaarloozing omkome". Maar sprekender getuigenis nog van den diep-ellendigen toestand, waarin het Noorden was gebracht, geeft ons de 20ste keur der 2e afdeeling „Wanneer de Noorman in het land valt, en een man gevangen neemt, en hen; bindt, en uit het land voert, en hem naderhand daarbinnen brengt, en hem dwingt dat hij een huis in brand steke, een vrouw onteere, een man doode, een kerk verbrande, of wat hij meer kwaad doen kanen wanneer hij dan ontvlucht, of wordt los gekocht, en weder in het land en tot de zijnen komt, en herkent zijn broeder en zuster, zijn vaderland en erve, en zijn ouderlijke hoeve en huis, zoo trede hij weder in het bezit zijner goederen zonder straffe. Wil dan het volksgericht hem oproepen, en .willen de zijnen hem beschuldigen wegens zijn toenmaals gepleegde gruweldaad, die hij met de zeeroovers begaan heeft zoo mag hij tot hen op den ding komen, en hij mag die daad openlijk bekennen. Een eed moet hy slechts zweren op de Heiligen, dat hij dat alles uit nood heeft gedaan, zooals zijn heer hem gelastte, terwijl hij een aan lijf en leden onmachtig man was. Zoo mogen hem volk noch rechter gevangen houden, daar de I rechter hem toenmaals ook geen vrijheid van handelen verschaffen kon. De slaaf moest doen, zooals zyn heer hem beval, om des levens wille." Inderdaad, wèl is het een diepbeklagens- Roman van WILHELM MEIJER-FÖRSTER. 0-0-0 5. „Waarom kijkt dat paard my ïoo aan had het kind gevraagd. „Waarom kijkt het beest me zoo eigenaardig aan En toen men haar antwoordde„het paard is blind", had ze in een opwelling van mede- lijden, om den slanken hals van het dier de beide armen geslagen en het gekust, toodat men ten slotte moeite had, het beestje weg te krijgen De ritmeester wist niet, dat Lena van daag iets anders verloren had Eerst een lange poos daarna bracht hy het gesprek op Oldeslo, maar Lena begon opnieuw te snikken „Laat mij bij u blij- ven, laat mij toch niet weg moeten 1 Nooit!" Een oogenblik begon hij weer te wankelen, ®&ar dan zette hij haar alles uiteen, zooals zich dat op de thuisreis van de renbaan voor oogen geschilderd. „Je moet ver standig zijn, Lena, je moet aan jezelf a-aken en aan mij wees mijn goed, lief ^isje. Het móet zoo, niet waar En wan- "eer het je niet bevalt, wat hindert dat e komt terug. Je schrijft maar één enkel boordje en ik kom en haal je. Wat zijn ;®ver! ur0n dan ben ik bij je. Niet waar, Ja?" ^JenaGeloof m0) het moet zeid! luisterde maar half naar wat hy i uit de donkerte dook een ver schrikkelijk beeld op: dat van hedenmiddag „Szatek had haar aangegrepen,en had haar tegen zich aangedrukt." Als in een koorts sprong zy op, zij streek zich met de handen over het ge laat en door het haar, dan klemde zij zich aan haar vader vast „Ja, ik wil wegIk wil 1 Ik wil weg 1" Hij begreep haar nietmaar teeder trok hij haar tegen zich aan en nam haar weder op zijn knieën. „Zie je, Lena, een jaar. wat is dat Dat is niets, en dan haal ik je terug. Wi? zoeken dan een mooi huisje voor je en wij gaan niet meer naar de rennen." Zij omklemde zijn hand nog vaster. „Nooit meer naar een renbaan Beloof het mij 1" Langzamerhand vergat ze en terwijl ze op zijn knieën zat, liet hij het beeld aan haar geestesoog voorbijtrekken, dat hij zichzelf had geschilderd, met de mooiste en verlokkendste kleuren. En beneden hen zoemde het gedraaf en gerij in de Friedrichstraat. Uit een der kamers van het hötel drong een schreeuw tot hen door. Zij letten er niet op. Dat hoorde men wel meer, al jaar in, jaar nit. De nacht kwam, een lentenacht, die ook hier in het midden van de groote stad zijn zachte koeltjes door de open vensters zond. „Lena Hij boog haar hoofd zacht terug en keek haar aanzij hield de oogen gesloten. Den linkerarm over zyn schouder ge slagen, het hootd op zijn borst, was ze ingeslapenals vroeger. Drie dagen later reisde de ritmeester waardig volk, waarvoor zulke wetten moeten worden gemaakt Neen, zóó kón het niet langer. Er móést wat gedaan worden: „Raadpleeg met uwe en Gods ge trouwen," schreef dan ook de Aartsbisschop van Rheims aan den Keizer, „hoe men een einde zal maken aan de rooverijen en stroop tochten, opdat het ongelukkige volk, dat reeds gedurende vele jaren zoowel daardoor nis door de opbrengsten ter verdrijving der Noormannen wordt gedrukt, eenigszins adem haleopdat recht en rechtspleging, bijna onder ons weggestorven, herleven; opdat God ons weder dapperheid schenke tegen de ongeloovigen. Want reeds sedert lang heeft men zich in dit rijk niet verdedigd, maar zich slechts vrygekocht en schatting betaald." Er wérd wat gedaan. Kasteelen en sterkten zijn gebouwd tegen de wilde barbaren. Maar diezelfde burchten, die de landzaten moesten beschermen, zijn middelen geworden om hen te onderdrukken. Het geweld ver drong het recht, de zwakke werd uitgemer geld door den sterkere in volkomen straffe loosheid. Want het koninklijk gezag was spoedig volkomen machteloos, en graven, baronnen en heeren speelden den meester als koningen. Weldra is alles omgekeerd, alles veranderd en de grondslag gelegd tot een geheel nieuwe orde van zaken, waaraan echter Schagen, als onderdeel van West- Friesland, zich nog lang heeft kunnen onttrekken. AmBt. S. J. van Hbystebvelt. (Niet geplaatste ingezonden stukken worden nimmer teruggegeven.) Mijnheer de Redacteur Beleefd verzoek ik U plaatsruimte in Uw blad voor het onderstaande. Wanneer iets reeds langen tijd in hooge mate de verbazing heeft gewekt van velen, dan is het zeker wel 't feit, dat de landbou wers dezer streken met onuitputtelijk geduld zich hebben kannen schikken, jaren bij jareu, in een toestand, die ontzaglijk veel te wen- schen overliet, waar het gold den afzat van landbouwproducten. Met mij hebben zich velen afgevraagd: hoe is 't mogelijk, dat zulk een nijvere landbouw bevolking, als die van den Langedijk en aangrenzende plaatseD ten westen en ten noorden, zich kón schikken in haar isolement, zich kón schikken ook in bestaande handels gewoonten. In de eerste plaats meenen we dit voornamelijk te moeten toeschrijven aan gebrek aan vereenigingsleven. Immers, de landbouw- en handels- of wel marktvereeni- gingen dezer omgeving zijn nog alle in haar jeugd! Nog maar weinige jaren geleden was er van gemeenschappelijk optreden, van een tezamen opkomen voor geraeensehapp. belan gen, van solidariteit onder de landbouwers, nog geen sprake hoegenaamd. Ieder zocht z'n eigen weg, z'n eigen persoonlijk voordeel, dikwijls tot schade van den geheelon landbouWstand. Groote verandering ten goede heeft 't ont waakte vereenigingsleven daarin gebracht. (Een enkel woord van hulde aan den te vroeg ontslapen Vader van vele onzer vereenigingen, wijlen den heer F. van der Goes, achten we hier niet misplaatst.) Gemeenschappelijk werd nu gestreefd naar opheffing van belemme ringen voor den landbouw verkeerde gebrui ken en instellingen werden in vergaderingen besproken en gemeenschappelijk de strijd daartegen aangebonden. Al spoedig wierp zoo het vereenigingsleven goede vruchten af, al kwamen dan ook sommige besluiten met veel moeite tot uitvoering, aangezien niet allen schenen te gelooven in de kracht van gemeenschappelijk optreden Wat echter werkelijk good is, vindt z'n weg, en zoo ontwikkelde dan ook 't vereenigings leven ouder de landbouwers groote kracht. Toch bleef nog lang, betrekkelijk zeer lang, de oude toestand gelden ten aanzien van den afzet der producten. Moesten niet vele land bouwers uren ver varen, oin een marktterrein te bereiken (Voor velen kan In dezen zin nog moesten worden vervangen door moeten.) Eu waren eenmaal de producten geveild, dan weer moesten vaak groote afstanden wor den afgelegd om aan de laadplaatsen te ko men, om nu nog maar niet eens te reppen van 't oponthoud aan de sluizen, of ook wel 't tot meer dan vervelens toe wachten bij naar Moskou, waar men, naar Schwerin's idéé, steeds nog de beste gelegenheid vond, Engelsche paarden voor goed geld aan den man te brengen. Op den morgen van het vertrek van haar vader, ging Lena naar Oldeslo, met Schwerin als reisgenoot. Deze straalde, nu eindelyk was bereikt, wat hij in betrekking op Lena al sinds zoo eeuwigen tijd had nagestreefd. Terwijl de ritmeester in die tien lange jaren als gebroken was, terwijl Lena zich van een klein ding tot een groot meisje ontwikkeld had, was Schwerin de eenige, die er eigenlijk nog precies zóó uitzag als toen. Wanneer Clemens zijn bediende hem in den voormiddag had klaargemaakt en de majoor in het hotel aan het ontbijt verscheen, met de monocle in het oog, een lelie in het knoopsgat, elegant, frisch en blozend, dan zou geen mensch den ouden dragonder aanzien, hoe oud hij was,uitgezonderd misschien aan zijn eenigszins stijven gang en aan de voorzichtige manier, waarop hij zijn stoel terecht zette en zich daar langzaam op neerzakken liet. Ridderlijk bood hij Lena den arm. Hij droeg een reiscostuum, en tien stappen achter hem liep Clemens, zonder wien Schwerin oumogeiyk in Oldeslo zou kunnen ovdtnachten en dus de reis niet kon ondernemen. De portier stond met de pet in de hand, toen Lena met een klein lederen taschje in de hand door het portaal naar buiten stapte, en de majoor tikte vluchtig aan zijn hoed. Zi) liepen langzaam de Friedrichstraat door, rond het groote hotel, want het sta- gebrek aan spoorwegmaterieel aau de stations Heer Hugowaard en Noordscharwoude. Wel werden al spoedig plannen gevormd, om den Langedijk en daarmee ook de aangrenzende westelijke en noordelijke dorpen nit hun isole ment te verlossen, doch de uitvoering dier plannen liet nog maar jaar in jaar uit op zich wachten. We meenen 't mislukken dier plannen voor een zeer groot deel ook te moe ten toeschrijven" aan 't groote verschil in belangen der afdeelingen van de groote Land bouw- en Handels vereen iging „Broek op Langendijk en Omstreken." Gaarne brengen we hier hulde aan de land bouwers te Broek op L., die den stoot heb ben gegeven tot 't vereenigingsleven aan den Langedijk en Omstreken, maar we meenen toch, dat deze streek eerder nit haar isole ment verlost ware geworden, wanneer noor delijk Langedijk, Warmenhuizen en Haring- carspel zich hadden vereenigd en hun streven van stonde aan gericht hadden op verbinding met 't station Noordscharwoude, al ware dit dan aanvankelijk slechts geweest een lijntje van 't dorp naar 't station N.-Scharw. Edoch gedane zaken nemen geen keer. Zuidelijk Langedijk heeft den triumt behaald: de toevoerlijn naar Broek heeft voor Znid- scharwoude, Broek op L., Sint Pankras en Koedijk haast een idealen toestand geschapen, wat aaDgaat het vervoer van producten. Wat 't marktwezen aanbelangt, meenen we, dat ook daar nog niet eer mag worden gerust, vóór de markt in eigen beheer is van hen, die de producten aanvoeren. Dit tusschen haakjes, aangezien we in hoofdzaak thans 't vervoer der producten wenschen te bespreken. Met opzet noemden we de plaatsen, die gebaat zijn met de toevoerlijn naar Broek. Wanneer we met aandacht kennis hebben genomen van de marktberichten in dit seizoen, dan moet ons dit wel tot de overtuiging gebracht hebben,1 dat de markt te Noordschar woude een gevoeligen knak heeft gekregen. Handelaars, die te voren geregeld aan 't station Noordscharwoude laadden, zagen zich gedwongen, (meermalen hebben zij dit zelf getuigd) nn te laden aan 't Zuiderdel. Maar trekt de handelaar daarheen, 't zij vry- willig, 't zij noodgedwongen, dan moet ook de landbouwer dien weg op en 't bezwaar der groote afstanden is voor hem dus nog niet opgeheven, voor velen wellicht vergroot, 't Spreekt wel vanzelf, dat men zich hier in't noorden met dien ongezonden toestand niet tevreden kan stellen, en hier uit ontstond dan ook een nieuw streven, dat zich heeft opgelost in 't aanhangige plan Dirkshor nB roek op Langend ij k. Naar onze bescheiden meening echter is by de vorming van dit plan te veel plaats inge ruimd aan invloed van derden die geen vol doend Inzicht toonden te hebben in de belan gen van den landbouw en den handel der geheele omgeving. Men had moeten inzien, dat Provincie en Rijk toch waarlijk onverantwoordelijk zouden handelen met subsidie te verleenen voor een plan, dat slechts de belangen van enkele plaatsen beoogt en bovendien zeer ten nadeele zou zijn voor vele andere plaatsen, die door dit planjnist weder in isolement zouden worden gebracht, 't Kan dan ook zek«r geen verwon dering wekken, dat de landbouwers buiten 't Geestmer-Ambacht tegen dit plan te velde trekken. (Zie adres met memorie van toelich ting, in dit no.) Niet, dat we zonden wen schen, dat belanghebbenden bij 't plan Dirkshorn—Broek op L. hun pogen om in betere verbinding te komen met 't wereld verkeer, zouden staken, integendeelook wij zijn van oordeel, dat een betere toestand ge boren moet worden en zullen 't op hoogen prijs stellen, wanneer met kracht 't streven daarop gericht blijft. Doch, wat wij wel wenschen, is dit: dat 't aanhangige plan worde gewijzigd. Reeds hebben Ged. Staten de wenschelijkbeid uitge sproken eener wijziging van 't plan in de richting naar Warmenhuizen. We willen hier even de opmerking maken, dat deze uitspraak reeds is gedaan vóór 't adres van „Nieuw Leven" Ged. Staten had bereikt. We hopen door ons adres Gd. St. te hebben getoond, dat voor 't vervoer van pro ducten aansluiting bij 't station Noord- Scharwonde een eiscb van zeer hoog belang is voor een groot deel van Holl. Noorderkwar tier. We zijn van oordeel, dat die aansluiting mede is in't belang van den handel en daar door dus ook in 't belang van den landbouw. tion was zoo dichtbij Lena wist niet, dat zij, toen zij dit huis waa uitgestapt, ook haar kindertijd achter zich had ge laten. HOOFDSTUK III. In de eerste dagen van Mei was Lena naar Oldeslo gekomen en weinige dagen later keerde George Dufour naar Oldeslo terug. Nadat hy vier jaar met korte tusschenpoozen van zijn geboorteplaats was verwijderd geweest. Halfweg den Hardisberg, waar de opper houtvester van Auerswald in 1868 het eeuwenoude beukenwoud liet omhakken, en de gansche Zuidzijde van den berg opnieuw beplantte, slingerde zich in allerlei bochten, een uur lang, of nog verder, een breede grasweg door het nog lago hout. Op dezen weg, op een laatstee, heeten Juli dag, hadden Lena en George daar den eersten kus gewisseld. Toen de sneeuw als een wit tapijt den berg bedekte, namen die twee op den eenzamen weg in het lage geboomte van den Hardisberg afscheid. Een liefde, die in Lena's hart ontwaakt was onder de warmte van de lentezon, in een hart vol wee van verlatecheid en ver langen naar huis. Zij behoorden bij elkaar sedert dien dag, toen George van GöttLngen gekomen was en hunne oogen elkaar voor de eerste maal hadden ontmoet. Geheel Oldeslo wist hetwist het toen reeds, toen George en Leaa elkaar voorbijgingen zonder een enkel woord met elkaar gewisseld te hebben. De kleine stad met haar doode straten en kleine huizen, die er uitzagen alsof ze sliepen en tot in eeuwigheid slapen zonden, Laten we aannemen, dat in noordelijk Langedijk één groote markt tot stand komt, waarop de helft (of meer) van den tegeu- woordigen aanvoer der Broeker markt ver handeld zal worden, 't Zal dan, meenen we, vaak gebeuren, dat de handelaars op een an dere plaats nog zonden willen byladen. Bij wijziging van 't plan, zooals wij voorstellen, zou dit kunnen gebeuren aau de stations Noord- Scharwoude en Hugowaard. Ook aan laatst genoemd station, want ons dunkt, dat metter tijd de Broeker handelaars ook wel af en toe dan hun toevlucht zullen moeten nemen naar de n o o r d e r m a r k t, en zij zonden dan weer te Hugowaard kannen byladen. Ook hopen we de Dir. der Holl. Spoorw. Maatsch. te hebben overtuigd, dat aansluiting bij 't station Noord-Scharwoude ook voor haar van groot belang ls. We hebben daarbij gewe zen op 't gevaar van achteruitgang van de groenteteelt, indien aan den afzet der producten zoo groot bezwaar is verbonden en tevens wezen we op de toename van 't ver voer te water, dat dit bezwaar noodzakelijk ten gevolge zou hebben. Waar de oogen zijn geopend voor de na- deelen eener lijn DirkshornBroek op L:, daar achten we de tot-stand-koming eener lijn Dirkshorn tot 't station Noord-Scharwou de gemakkelijker en vooral spoediger te bereiken. Of, zon 't onzerzijds te gewaagd zijn, te veronderstellen, dat voor deze ver binding ook gemeente- en waterschaps besturen buiten Geestmer-Ambacht wel te vinden zullen zijn voor een grooter of kleiner geldelijk offer We wenschen hier nog een vraag te stellen aan de Langedijker landbouwers. Waar Uwe medewerking is gevraagd voor de tot-stand- komlng der lijn DirkshornBroek op L. en gij die medewerking hebt toegezegd, is door u toen wel voldoende overwogen, dat vele Uwer akkers door de spoorlijn zonden worden door sneden en daardoor een zeer, zeer groot ongerief sou worden geschapen Wel zonden natuurlijk bruggen worden gelegd in die spoorlijn, maar toch, hoevelen Uwer zouden niet dag in, dag uit haast wor den gedwongen (een kwartiertje zullen we maar stellen) óm te varen 1 Kan zulk een bezwaar opwegen tegen 't genot van per sonen-vervoer voor U, die van den Maandagmorgen tot den Zaterdagavond, bij wijze van spreken, op den akker Uw plaats hebt?! Inmiddels hebben we de zekerheid, dat de aanvrage om subsidie voor de lijfi Dirkshorn Broek op L. in deze najaarszitting der Prov. Staten niet in behandeling zal worden genomen. We willen er ons niet in verdiepen, in koe- verre de beweging van hieruit vau invloed is geweest op dit uitstel van behandeling, doch 't verheugt ons, dat door genoemd College nog geen besluit genomen behoeft te worden, aan gezien er nu tijd te over is, om de zaak in landbonwkringen nog eens in ernstige over weging te nemen. Wellicht ook geeft dit schrijven een voor stander van het plan DirkshornBroek op L. aanleiding, de pen op te vatten ter weerleg ging van onze bezwaren, of wel ter verdedi ging van 't aanhangige plan. Niets zon ons aangenamer zijn de zaak lijkt ons belang rijk genoeg, om aan een alzydige beschouwing te worden onderworpen. Inmiddels dankend voor de verleende plaatsruimte, mijnh. de Red., Uw üw. Dn. S. BRUGMAN. Heer Hugowaard, 22 Oct. 1902. rO Uitspraken. D. van Stipriaan, Alkmaar, mishandeling van een ambten., 1 maand hecht. J. G. T. Mooij, Alkmaar, idem 2 maal ge pleegd, 3 weken hecht. J. Groot, Haringcarspel, zonder vergnnning opzettelijk dooden van een dier, aan een 1 ander toebehoorende, f 30.— boete, subs. 10 dagen hecht, en schadevergoeding te betalen van f 1. P. Dekker, Venhuizen, mishand., 1 m. hecht. J. Deen, Bovenkarspel, vernieling, 2 m. hecht. m y— had duizend oogen. Achter de blinde ven sterruiten spiedden vele nieuwsgierige blikken, en 's avonds achter de donkere huisdeuren klonk het: „George Dufour en het vreemde meipje. Men weet, wat men weetmen ziet, wat men ziet". Tusschen zijn groote handen hield hij haar slanke, sierlijke gestalte„Lena En zij leunde met haar hoofdje tegen zijn schouder „George 1alsof een eeuwig heid hen gescheiden had gehouden en zij een eeuwigheid naar elkaar hadden ver langd. De zon stond zengend heet op haar mid daghoogte, geen blad bewoog zich, de groote Hardisberg met zyn wonden en weiden scheen te slepen. Te slapen scheen alles rondom de eindelooze velden in het dal, de stad met de roodé daken en de lange hoofdstraat, waarin men vanaf den berg juist kon neerzien, de dorpen aan den oever van de rivier, de mer se hen, de dieren, de planten ook. Maar de Hardisberg sliep niet. Onder den blauwen hemel glansde hij met zijn be.ukenwouden en de groote lichteffecten, en over den ganschen weg liep een fijn gonzen en brommen, dat als 't ware uit alle grasjes opsteeg en als een fluisterend bruiloftslied tusschen de kussen en gesta melde woorden zonder eind doorklonk. Somwijlen gingen de twee een paar schre den vooruit, dan bleven ze weder staan om l elkaar aan ie zien de groote George het hoofd neêrgebogen, Lena het hoofd in den nek. Zij liepen verder en keerden weder terug, steeds een kort eindje, alsof hier niemand zou kunnen komen, die hen zou zien. Hij hield zijn zwaren arm zoo vast om haar heen, dat het Lena bjjna

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 5