Zondag 7 December 1902. 46ste Jaargang No. 3790. TWEEDE BLAD. Arrondissements-Recht- bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 2 Dec. 1902. FEUILLETON. 17. MANT. Indisrhf ptnkrassen. i. Wjtrin (le «chtijver tichre'f »«n de geachte dame» en heeren rooratelt si^o laatst «alnut aan 't Leger eene niet degelijks voorko mende invitatie, die ieder Nederlander irhter kan en mag aannemen een grappig couran tenbericht de schrijver schiet even uit tijn alof over de laakbare onverschilligheid der natie, ten opiichte van haie schoone Bezittingen ieta over eene zeer nattige VereenigiDg zijn dank aan de heeren der locale Pers de .sehrjjver" vertelt, dat hij niet ,mooi" achrijven kan en bovendien nog maar een bitter beetje van lnd,ë afweet bij ia intnsschen toch zoo brntaal om te hopen, dat zich vele nienwe abonné'a zullen aanmelden hg eindigt met eene „dichterlijke" ontboeze ming, zooela het den verzamelaar van „Voor Janmaat en Soldaat" betaamt 1 Mag ik me eens even aan U voorstellen, dames en heeren Mijn naam is Clockener BronssonJa juist! de man vud de soldatenliedjes U moet dan weten, dat ik H. M. de Koningin tien jaren lang als luite nant in de gelederen gediend heb en ik diende met lust en met ijver, al zeg ik 't zelf. Ik was soldaat in mijn hart en zal het Leger steeds hoog blijven houden. Reeds hIs kleine jongen dweepte ik met militairen en was ik bijna niet uit dekazemete slaan. Gesproten uit eeDe soldatenfamilie, die steeds hare zonen dèn krijgsmansloophaan deed kiezen, zoo kon bet ook niet anders of nw onderdanige die naar moest en zou soldaat worden. Hoewel niet al mijn jongensdroomen werden verwezen lijkt, hoewel ik in den loop der tijden maar al te dikwerf moest ondervinden, dat ook in den militairen stand geen rozen zonder doornen bloeien, zoo heb ik toch nimmer berouw gehad van mijn eed, eenmaal onder het Vaandel gezworen, een eed, dien ik ook in mijn verder leven steeds getrouw zal zijn. Gedurende mijn vijfjarige detacheering bij het Indische Leger, overkwam mij een on geluk. Het was op een nachtelijken tocht in een stikdonker oerwoud aan de noordkust van Atjeh. Ik werd toen ongeschikt voor den dienst en op heden hang ik voor goed mijn sabel aan den kapstok. Hier openlijk dan mijn laatst militair saluut' aan U allen, kameraden, meerderen en min deren, die ik in beide Legers gekend heb. Men laatst saluut en een hartelijken hand druk, zooals we dat onder soldaten gewoon zijn. Het ga u goed Ik zou n dat alles niet zoo precies in de puntjes verteld hebben, wanneer ik u niet al dadelijk moest nitnoodigen voor een groote reiB en iedereen dus zeker wel het recht beeft, om eerst zoo'n beetje te weten, wie of eigenlijk wel de leiding van den tocht op zich neemt. Ik inviteer u dan allen om met mij mede te gaan en wel naar en door onze Oost. We zullen heel, heel lang wegblijven en gaan dan later over China, Japan en Amerika weer naar 't Vaderland terug. Het wordt dus eigenlijk gezegd een reis om de wereld, maar niet op z'n Engelsch, holderdebolder in tach tig dagen, want dan zouden we niet genoeg zien en ondervinden, wat bij reizen toch maar de hoofdzaak is. Al dadelijk moet ik u nu reeds mededeelen, dat we verreweg den langsten tijd in ons schoon Zonneland, den Indischen Archipel, zullen doorbrengen. Daar nn, onder ons ge zegd en gezwegen, het gros der Nederlanders maar een bedroevend schijntje van Indië afweet, zoo dacht ik zoo bij mezelf, dat het toch niet kwaad zou wezen, wanneer ik eens geheel ons volk op die reis medenam Waarschijnlijk hebt ge reeds onlangs in de bladen een berichtje over deze mijne plannen gelezen. Als een nagalm van een onverkwik kelijker! pennestrijd, het vorige jaar met een onzei grootste persorganen gevoerd, een strijd, die het gevolg was van een treurig misver stand, kwam er bij bedoeld berichtje ook nog de grappige mededeeling, dat ik met het oog op mijne reis, zoo maar even par does van religie was veranderd, op dezelfde wijze dus, zooals men zich eene bepaalde uit rusting voor de tropen aanschaftIk heb cm dat berichtje natuurlijk moeten lachen. Er 1 bleek weer duidelijk uit, hoe noodzakelijk het toch is, om ons volk wat meer met Indië i bekend te maken. Drie eenwen reeds wappert het rood-wit- blauw dundoek in Oost-Indië, drie eeuwen reeds zijn wij, bewoners van het kleine Hol- j landje, heer en meester over een Eilanden- Rijk, meer dan v ij f t i g maal zoo groot als ons eigen gebied in Enropa, drie eeuwen reeds regeeren wij Nederlanders over milli- oenen bruine medemenschen, ja, wat nog meer zegt, dankt Nedeiland zijn handel, zijn scheepvaart, zijn wolvaart en bloei, zijn bestaan dus als het ware, ja zelfs zijne spoorwegen, zijn bruggen en havenwerken, aan dat heerlijk land van Zon en kleuren* „dat zich daar slingert om den evenaar als een gordel van smaragd" en toch ja, lezers en lezeressen, het moet er uit, al klinkt het U schril in de ooren, toch heerscht hier een laakbare onverschilligheid, voor alles wat onze Bezittingen betreft. We zijn nog steeds de tweede Kolo niale Mogendheid, lezerLaten wij zorgen het te blijven Doch ter zake. „Onbekend maakt o n b e m i n d", zegt het spreekwoord. Daarom wil ik trachten om die onverschillig heid te doen wijken voor belangstel ling, waarachtige belangstelling. Ik wil beproeven populaire kennis omtrent Indië te verspreiden onder gansch het volk. Er bestaat sedert eenige jaren in ons land eene Vereeniging „Oost en West" en als ijverig lid geloof ik niet beter te kunnen handeleD, dan door naast en met haar te ar beiden in het belang èn van Indië èn van Nederland. We komen later nog wel eens op die zoo nuttige Vereeniging „Oost en W es t" te rug, doch eerst moet bij u allen de noodige belangstelling opgewekt worden, anders span nen wede paarden eenvoudig achter den wagen. Hartelijk dank ik hier openlijk de heeren Re dacteurs en Uitgevers van de zes en veer- t i g Nederlandsche bladen, die mij wel in de gelegenheid hebben willen stellen, dit als bij uitstek zoo nationale werk te gaan onderne men. Het vertrouwen, door die hêeren ir^ mij ge steld, hoop ik niet te beschamen. Nog moet ik mijne lezers en lezeressen waarschuwen, dat ik heelemaal geen „m o o i- s c h r ij v e r" ben; Ik heb tijd, lust, noch ta lent genoeg, om ieder zinnetje te gaan scha ven en politoeren. Ik schrijf voor het vader land weg, net zooals het mij in de gedachten valt en de lezers mijner Militaire Pen- krassen in „het Nieuwsblad voor Nederland" waren er, zooals ik later tot I mijn genoegen dikwijls mocht hoorei!,' best i tevreden' mee. Bovendien moet ik schrijven voor „g e- 1 e e r d" en „ongeleerd" en ik hoop, dat daarom niemand uwer zich aan mijne wijze van uitdrukken stooten zal. Ik wil vóór alles d u i d e 1 ij k zijn en door al mijne lezers b e- grepen worden. Daarom zal ik ook eerst eenige inlei dingsartikelen dienen te schrijven en wel tot goed begrip van de later vol gende reisbrieven. Ik zal toch mijn le zers een algemeen denkbeeld van Indië moe ten geven, alvorens te Batavia aan wal te gaan. Uit den aard der zaak is dit alleen noodig voor de meer „ongeleerde" lezers, de „geleerde" worden daarom beleefd ver zocht, die voorloopige schetsjes maar over te slaan. Ten slotte wil ik thans reeds duidelijk mijn standpunt uiteenzetten. Ik maak in de verste verte geen aanspraak op iets meer dan middelmatige kennis vsd Indische toestanden. Ik ben dns geen Indoloog of Indische specialiteit, doch maar een doodeenvoudig oud-luitenant, die door zijn vijfjarig verblijf in Indj<ë, dat Zonneland heeft liefgekregen en die nog heel wat uit de boe ken en op het terrein zelf zal moeten nasnuf felen, om de groote Indische vraagstukken te kannen begrijpen. Mijn reis is dus tevens een studiereis, waarop ook voor mij nog veel, ja bijna alles valt te leeren. Van harte hoop ik, dat de tot het Pers-, Syndicaat „Indische Reis" toege treden bladen er op den duur wél bij zullen varen* dat hun aantal abonné's steeds zal mogen toenemen. Zij hebben zich groote financiëele offers getroost om hunne lezers dit uit stapje naar Indië te gunnendat die lezers dan ook hunne vrienden en bekenden opwek ken om mede op reis te gaan. Ik van mijn kant doe daartoe in de eerste plaats een beroep. Abonneert U op dit blad, waarin iederen Zaterdagavond mijne brieven zullen worden opgenomen. Zij, die Indië reeds door eigen aan schouwing leerdeu kennen, zullen zeker ook gaarne van de partij zijn en weder eens een kijkje willen nemen in het zoo lieflijk Zonneland. Daarom Zegt het voort 1 Zegt het voort 1 In Februari gaan we aan boord, Wie thuis blijft, zal 't betreuren. We stoomen dan naar 't Indisch strand En vinden daar een heerljjk land Het land vaD Zon en kleuren. Lt Clockenf.r Brodsson, b. d. 's-G ravenhage, 1 December 1902. Het auteursrecht der „Indische Penkrassen" is voor het Pers-Syndicaat „Indische Reis" in Nederland verzekerd overeenkomstig de Wet van 23 Juni 1881 (St. bi. No. 734). Nadruk voor niet aangesloten bladen in Nederland dus verboden. UITSPRAKEN. H. H. Nijmann, Hoorn, verzuim van aan gifte voor de hondenbelasting, f B boete subs. 1 dag hecht. Joh. Klinger, J. Jongejeugd, Jb. d« Graaf, P. Dam en F. Karemaker, allen Enkhuizen, idem, elk f6 boete subs. 1 dag hecht. B. Drooger, Anna Paulowna, beleediging van een ambtenaar, f6 boete subs. 6 d. hecht. K. de Vries, vroeger Hoorn, thans gedeti neerd te Utrecht, diefstal, 2 maanden hecht. P. Buis en A. Buis, Den Bnrg, Texel, verkeerde invulling aangiftebiljet voor de hondenbelasting, ieder f 5 boete, subs. 5 dagen hecht. P. Loos, Spanbroek, R. Jonker, Obdam en C. F. Jimmink, Obdam. mishandeling; le en 2e ieder 3 weken hecht., 8e niet bewezen, vrijgesproken. j. M. Schoon, Medemblik, beleediging van een ambtenaar, f20 boete subs. 20 d. hecht. J. Roos, Oostwoud, mishandeling, 3 d.hecht. D. Klopper, Opperdoes, 3 d. hecht. V. Wester, Spanbroek, vernieling, f 6 boete subs. 6 d. hechte B. Admiraal, H. Peereboom en J. P. H. Slenters, allen te Alkmaar, mishandeling, gepleegd door meer dan 2 personen in ver eeniging, elk 1 maand gevangenisstraf. de klerk zooveelste klas was van oordeel, dat onderzoek door den rechter-commissaris, door deze beleediging er waren nogal vandaag voor dat zaakje nog eens voorkomen, wat omstanders de Holl. Spoorweg Maatsch. Eerstgenoemde had de vrijheid genomen om in haar eer was getast en dat dus ver- maar thnis te blijven. volging door de justitie noodzakelijk was. De beide getuigen Brandjes en Jb. Boa Het „masie", Anna Cornelia de Haas, diende kwamen nu in zooverre op hunne vroegere als getuige en had de woorden ook precies verklaringen terng, dat zij nu alleen Steeman gehoord en de op verzoek van Timmerman treslist ais dader herkenden. Ook bij den opgeroepen getuige Willem Schut, 19-jarige rechter-commissaris was de zaak meer achter- schildersknecht te Alkmaar, zei, dat ze niet uit. dan vooruit gegaan. gebezigd waren. De O. v. J. achtte dan ook alleen van De O. v. J. (mr. Cnopius) achtte de belee- Steeman het bewijs geleverd en eischte tegen diging bewezen, maar meende, dat de H. S. dezen 3 weken gevangenis. Voor de beide M. toch wel niet in den persoon van Van anderen moest Z.E.G. vrijspraak vragen. Soest beleedigd was geworden en eischte De Rijksveldwachter Ariën Gorter van daarom de geringe straf van f 2 boete, snbs. Andijk exposeerde zijn laatste snelbaggeraars. 2 dagen hecht. De opperkleerenspoelder van Spanbroek, mr. Lourens VeekeD, verschafte ons andermaal het genoegen van een goed uur heerlijk nit- zicht op ZEd. '8 gespierden of wel stierennek. Zooals men weet, is deze zaak de vorige week uitgesteld om nog een paar getuigen to hooren en den Rijksveldwachter Ègbertns Uittenbroek, die het verbaal van de klacht en het onderzoek had opgemaakt. De nienwe getuigenJan Lak, een 63-jarige werkman te Sijbecarspel, nit wien weinig of niets was wijs te worden, en Volkert Wester, die niets gezien had, brachten niet veel licht bij. De andere getuigen bleven allen bij hunne verkla ringen van de vorige week en dus baatte het niets, dat Uittenbroek was overgekomen om te vertellen, dat z'n verbaal dat heel andere verklaringen inhield woordelijk juist was. De beklaagde deed zoo ijselijk zijn best, om zich aan de rechters als een dood-onschul- dig lammetje voor te stellen en hun te doen gelooven, dat hij Jan de Moei gered had in plaats van achterover in de sloot gegooid en ondergedompeld, dat het ons niet zon ver wonderen, als hij vandaag of morgen een poging deed om van de „Maatschappij tot redding van drenkelingen" een eere-medalje te krijgen. De Officier zei dat ZEG.'s sympathie niet aan de zijde van den beklaagde wasdat deze loog evenals sommigen der getuigen, dat alles slechts geweest was om een onnoo- zel schuitje modder, enz. enz. Een gevoelige straf moest worden toegediend, dus eischte i ZEG. 2 maanden hecht. Twee dingen vielen ons hij dit zaakje bij zonder op. Ten eerste, dat de President de beteekenis niet kepde van de Noord-Holland- sche uitdrukking „dat's mans genog," en dat geen der getuigen aan ZEA. een ander woord daarvoor kon noemen. Zelfs toen een der getuigen deftig „mans genoeg" zei, bleef het woord voor den President nóg Spaansch. Dat is wel kras voor een rechter in strafzaken, die al betrekkelijk zoolang in Noord-Holland is. We hopen, dat een anderen keer voor „mans genog"bij afwisseling eens„mooi genoeg" of „voldoende" of „ruim voldoende" trezegd zal worden. Dan is Z E A. weer een Noord-Holl. woord rijker. Ook scheen het den President moeilijk, de uitdrukking: „hier hij af", of „bij 't land van de Boer af" te verstaan in den zin van b.v. „niet verder dan tot aan dit pnnt". Wat ons verder verbaasde was, dat de O. v. J. in zijn requisitoir z ei, dat zijn sympathie Hij kon dns net roepen als de Amster- damsche joden, die met de eerste sinaasappelen venten: „'t zijn de laatsten van het jaar." Tegen Cornelis Hooiveld Cz., Jan Bakker en Jan Meester Dz., die ieder de Banne Andijk voor een schuitje modder opgelicht hadden, werd de gebruikelijke f 8.boete subs. 2 dagen hecht, geëischt. Naar we vernemen vloeken ze, naar aan leiding van het gemodder, te Andijk niet meer bij „gort in de boonen," maar bij „Gorter in de hoornen." Marinus Anthonius Beekman, 18-jarige sigarenmaker te Bergen, was in den vroegen morgen van 31 October 11. „zwaar geladen" in „het schuurtje" gebracht. Na een paar uur geronkt te hebben kwam meneer weer tot zijn eigen zeivers en blijkbaar stond hem toen de logeerkamer niet erg aan, tenminste hij wou er uit. Beeldman, de veldwachter, die hem zijn kamer gewezen had, was echter op dat oogenblik niet present. Aangezien nog geon electrische bel is aangebracht, was onze logé genoodzaakt even op de deur to kloppen, wilde hij geholpen zijn. Hij deed dit abusievelijk met zijn hakken, maar had in zoover direct sncces, dat de plank, waar het slot in zat, in brokken op den grond viel, en de deur derhalve vanzelf open ging. Natuurlijk wachtte hjj toen maar niet op Beeldman, maar ging zonder verdere informatiën naar huis. Bij zijn latere komst vond Beeldman de ruïne, en den vogel gevlogen. Hij maakte proces-verbaal op, en wegens „vernieling" werd heden tegen Marinus een gevangenisstraf van 3 dagen geëischt. Zoo „en passant" kannen we wel even vertellen, dat de Officier voor het niet aan gegeven hondje van Bartholomeus Otter, koopman te Hoorn, f 5.— of 1 d. h. vroeg. Die onwe Jan Boon van Den Helder heeft zijn centjes zoo goed opgeborgen als hem maar half mogelijk is, want hij raakt liever zija ooren kwijt, dan zijn centen. Hij heeft een goeien kennis, die wel eens om een praatje komt en bij wien hij ook wal om een praatje gaat, dat is de 83-jarige Jan Hoogerwerf, een ouwe Oostinjevaarder, nog zooiets van de O.-I.-C., met een paar medailles op. Die ouwe Jan Hoogerwerf nu heeft een soort van huishoudster of boelopknapster, Wilhelmina van Wiiligenburg, een prima soort vrommes van 't Nieuwediep, die wel eens bij die „praatjes" tegenwoordig was. Of 't nu waar is, wat zij voor den Commissaris van Politie vertelde (zij was nu afwezig), dat die niet was aan de zijde van den beklaagde." En oawe Jnn Hoogerwerf haar opgestookt had, 1 nlnl* In 14- w.J J - -Li1 Joseph Isaak de Jong had verzet aange- j teekend tegen het op 14 October tegen hem j tij verstek) uitgesproken vonnis van 3 weken gevangenisstraf, wegens wederspannigheid, 'tegen de agenten van politie te Den Helder, die hem op 1 Aug., omdat hij zoo schuins marcheerde, naar 't beroo transporteerden.) Het was hem echter blijkbaar alleen te doen geweest om de lni aan de griffie en 't parket een beetje „'t land in" te jagen, want sinjeur was stilletjes weggebleven, waardoor de rechtbank uiets had te doen, dan het verzet voor vervallen te verklaren. of niet, is in 't midden gelaten, maar zeker is, dat tijdens zoo'n praatje bij Hoogerwerf, de boelopknapster zich met een sleutel toer Die woorden vinden we in het requisitoir f0*" huis en met een anderen, tot de van een O. v. J. minst genomen vreemd. Dat j ct>uteu van Boon heeft verschaft en een in de latere zaak van P. Mienes „dat hij (mr. Cnopius) oorspronkelijk (na de bekentenis) wel sympathie voor den beklaagde gevoelde". Jfeita Roman van WILHELM MEIJER-FÖRSTER. 0-0-0 Willem Timmerman, 19 jaar, timmermans knecht te Alkmaar, had op Zondag 6 Oct, eisoher '8 avonds een uur of 7, Karei van Soest 20 1 slaan, jaar, employé bij de Holl. Spoor, thans te Tiel woonachtig, die met z'n „masie" op de Ber- gerbrug liep, de minder deftige woorden „ploert", „vuilak" en „smeerlap" toegediend, nadat hij Van Soe6t eerst zonder succes om 30 centen ouwe schuld had gevraagd. Menheer een O. v. J., die toch ook maar een mensch is, voor den eenen beklaagde sympathie en tegen den anderen antipathie zal gevoelen, willen we gaarne aannemen. Daar zal misschien wel niemand aan knnnen ontkomen. Maar die sympathie of antipathie mag toch niet van invloed zijn op, of ten grondslag liggen aan het strafrequisitoir, hetgeen in deze uit de gebezigde woorden wel lijken zou. En al mocht dat wel, dan is de uitdrukking in ieder geval zonder nut, want de rechtbank zal op die meerdere of mindere sympathie van den geen acht slaan geen acht moggp De meergenoemde drie gratiën van Castricum Gerrit Kramer, Erederik Stuifbergen en Johan Steeman, die, zooals al eerder verteld is, indertijd Pieter Brandjes in de sloot getrapt hadden, moesten, na het hiemieuwde Toen boog Lena het hoofdje achterover en keek hem aan „Toch wel, toch wel Haar gelaat straalde: „Wanneer zullen we gaan Eerst morgen NeeD, vandaag reedsIk zal George telegrafeeren" Geheel buiten zichzelf van geluk deed ze een paar schredeD, als wilde ze reeds haar zaken bijeen gaan pakken, en streek over haar jurk met de eerste gedachte: „Wat zal ik aantrekken dan liep ze met uitgebreide armen weder op hem toe «Lieve, lieve oom Schwerin Krachtig, geweldig bijna, trad nu de majoor op, en riep met zijn oude, in lang aiet meer gehoorde commardeerstem „Clemens! De kofiers! Wjj moeten Pikken 1 Wij gaan naar Harzburg", Clemens kwam aangestormd, mevrouw Pauly stormde binnen,... zij zagen, hoe Schwerin den pantoffel van zijn rechter voet slingerde, tegen de kachel„Mijn 6choenen 1 Ik ben nog geen grijsaard lang geen oude grijskop, stijf van de theumathiek". i En toen Clemens hem ODgeloovig aan keek en met heel dom gezicht hoopvol, verrukt vroeg „Wil de majoor near Harzburg... wil de majoor paarden koop ensloeg Schwerin hem op den schouder en vroo- lijk en opgewekt klonk het „Dat zullen we zien, Clemens! Dat zul len we zien 1" HOOFDSTUK VUL Lena hield George's haDd in de hare, zij trok hem met zich mede door de heen en weer dringende menschen massa naar Schwerin toe. „Daar is Goorge „Dat verheugt mij," zeide Schwerin en schudde George's hand, „dat verheugt me oprecht." Maar bij was zenuwachtig, omdat Lena hem vijf minuten hier alleen had laten staan. Zij waren vanuit Bruns- wijk met een extra-trein gegaan, en toen Lena bij hun aankomst in Harzburg uit het portier «es gaan hangen om naar George te kijken, dien ze ondanks alle telegrammen en afspraken Diet onder de wachtenden zag, had zij zonder omslag den majoor laten staan en was met een angstig zoekend gelaat den menschenhoop doorge kropen, gejaagd rechts en links kijkend, steeds haastiger, steeds zenuwachtiger, totdat zij eindelyk met een zachten uitroep zich in George's armen wierp. „Jij Eindelijk Dan had zij hem by de hand genomen en achter zich aaa getrokken den ganschen weg terug, weer door het gewoel heen, dikwijls achter zieh kijkend en George toeknikkend, dan weer uitkijkend naar Schwerin en de golven van menschen deelend als een kleine stoomboot de wateren. „Dat is alles goed en best," zeide Schwerin, „maar je hebt mij onverantwoor delijk lang laten wachten. Het is hoog tijd, en we krijgen beslist geen rijtuig ineer, ik zal nu nog moeten loopen". Een heele rij voertuigen van allerlei aard had zich voor het station opgesteld. Allen met voortreffelijke paarden bespannen en met koetsiers met de hertogelijke livrei aan. Op deze voertuigen hadden de aange- komen heeren een waren stormaanval ge- daan en nu de rijtuigen vol waren, trachtte elke koetsier zoo vlug mogelijk 1 uit het gedrang te komen. „Wij krijgen geen plaats meer", zeide Schwerin, maar gelukkig nog juist bjjtijds om den storm van zijn toorn te bezweren, kwam een rijtuig aan met een paar vurige schimmels bespannen. De koetsier had het geluk gehad, het eerst te kunnen ver trekken en hij was du teruggekeerd, om te kijken of er nog een vrachtje voor hem te halen was. „Hédaar jij 1" schreeuwde Schwerin, maar zijn roepen en wenken was niet eens noodig geweest,een halve minuut later zat hij met Lena en George welgeborgeD en zeer naar zjjn zin in den gelen jacht wagen met de schimmels. De paarden liepen wat ze loopen kondeD, de wagen wiegde op en neer, en bij een scherpen draai van den weg, sprong hij, tegen een steen komend, zoo hevig naar rechts, dat Lena den tegenover haar zittenden George precies in de armen vloog. Zij lachte zoo luid en hartelijk, als Schwerin haar sinds tijden niet had hooren lachen, en zonder aanleiding eigenlijk, alleen maar om aan zijn opgewekte stemming uiting te geven, haalde hij zijn sigaren koker uit den zak, klopt6 George op den schouder en zeide„Neem een sigaar, lieve vriend." Het was 's morgens elf uur, een zonnige baDkje van 40 met 2 rijksdaalders heeft ge moerd. De O. vond, dat de straf vrij zwaar moest zijn. Mina was n o g al eens wegens diefstal veroordeeld en 'leefde alles behalve puik. Z.E.G. eischte 8 maanden gev. Vergissen we ons niet, dan was het ook Piet Mienes van Aartswond, die indertijd zija kluis met ouwe doodkistenplanken opknapte, zeker om al vast aan de lucht te wennen. Hij had echter beter gedaan al? hij eens begonnen was met daarvoor een ouwe spekhokdeur te nemen of zoo iets, want 'tzal nou goed komen als hij tegen de lucht van dubbele deuren met luikjes kan. Zooals bekend genoeg is, had hij tijdens de groote koemarkt te Alk maar op 2 November 1.1. een minderwaardige vaars van hem geruild om een andere, betere, toebehoorende aan Cornelis Constant, koopman te Zijpe. Hij had die betere verkocht aan een Julidag George begreep van alles niets. Hjj had met Lena nog geen enkel verstandig woord gesproken, een liefdeswoordje heelemaal niet. Zij hadden hem zonder veel omslag tusschen zich in genomeD, men was in het rijtuig gestapt, men joeg met een paar dozjjn andere wagens vooruit en hjj had er geen begrip van waarheen. Maar tot vragen was geen tijd, want een paar minuten later was men aan het eind van den tocht. Zij stapten uit en bevonden zich weldra in een groep van wel honderd heeren, die tusschen twee lange muren voor een gesloten deur wachtten om toegelaten te worden. De een begroette den ander, men scheen hier elkaar allemaal te kennen, maar nau welijks was Lena uit het rijtuig gesprongen, of zij was het middelpunt van een grooten kring geworden. Men drong zich om haar heen, dozijnen handen werden toegestoken en steeds dezelfde uitroepen en vragen. Wat was zij groot geworden Hoe laEg had men haar al niet gezien 1 Bijna twee jaarMaar waar was zij al dien tijd geweest Men had haar reeds half vergeten, even als deze vlug levende wereld haar vader ook reeds half had vergeten. Nu was Lena Stennsberg weer op een maal hier, geen kind meer, maar een groot slank meisje, nog half in het zwart, maar mooi, veel mooier nog dan ze vroeger beloofde te worden. De een of ander had misschien wel een paar medelijdende woorden cp de lippen, maar dat sterven van haar vader leg reeds zoo V6r achter den rug het had werke- Jijk geen zin, nu te midden van deze lachende, vroolijke menigte en die zomer- stemmiDg, aan zoo iets onaangenaams te herinneren. George stord eenige schreden ter zjjde, Schwerin babbelde met hem, misschien wel iets heel vriendelijks, maar George luisterde slechts werktuigelijk en ant woordde eveneens zoo, want zijn blik was op Lena gericht, die dicht naast hem stond, alle heeren de hand gaflachte, sprak anderen de hand reikte en steeds weer hoorde hij uitroepen van verwonde ring rechts en links, voor en achter zich de kleine Lera, wel, wel, de kleine Lena 1 Lena StenDsbergZij is er weerWaarom komt ze hier 1 De deur werd geopend en de gansche stroom heeren drong naar binnen. Een lang veld lag voor hen, en aan den kant, tegen een houten barrière stond een paard, slank sierlijk, dat verwonderd en eenigszins ang stig de binneDStrcomende menigte aan staarde. Het wts een volbloed van één jaar. Twee knechts begonnen het dier aan te jagen en daar ging het in groote ga lopsprongen de houten barrière langs. Als een bal vloog het beest de weide langs, midden tusschen de heeren door, van wie eenigen verschrikt terugweken, rakelings langs George. Hij was verwonderd hij had nog nooit zulk een paard gezien. Toen hij omkeek, was hij van Lena gescheiden, maar hij vond haar dadelijk weer, en zij gingen nu met de anderen Daar een stal, waar de jaarling in gevlucht was. Men vormde een dichten krirg om het paard en eenige heeren bekeken het dier wat meer van nabij. De merrie liet alles begaan. Zij keek heel stil toe, naar al die menschen, wier

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 5