Zondag 14 December UX)2. 46ste Jaargang No. 3792. TWEEDE BLAD. "assen. FEUILLETON. jfena Fragmenten 1IS Schagen wordt een Heerlijkheid. Liberale concentratie? Ik gelooi dos zeker wel 110 ieder belangstel lende te mogen aanraden, zich op öe bedoelde Bintang Ilindia te abonneeren. gen eu mcuuo w«; tw.. -v faal bij het 4de Regiment Infanterie. Hij is, wat men noemt, 'n echt „Indische hier te lande opgevoed en thans gend om zijn zonnig vaderland zien. Het denkbeeld om mij op de jitfeursreeht uitdrukkelijk voorbehouden 2. De «ehrgver stelt thaaa ook zijn reisgezel, secretaris en photograaf a.n 't geachte publiek voor ieta over het groote But van kiekjes bij schrijvers aanstaand reisverhaal in het ty ischrift „Bintang Hindia* rollen er geregeld rea worden geplaatst vet gewichtige conclusie dos voor allen, die eenig be lang steil en in schrijvers „Penkrasseo* doel, strekking en abonnementsprijs van de „Bintang Hindia" worden nog eens duidelijk bekend gemaakt, in de stille hoop, dat velen in den lande nn bewijzen zullen, dat Nêerlands „laakbare onverschilligheid" voor Icdié, slechts in schrjjvets verteelding bestond hjj houdt verder nog een praatje over landkaaiten en belooft de volgende week zijn rei.plan bekend te znllen maken. Heb ik den vorigen keer heel netjes en in jen vorm mijzelf voorgesteld, thans moet ik Uook nog bekend maken met mijn reis gezel en secretaris, Ch. v. d. Velde. Ook hij heeft den eervollen wapeürok gedra- gen en diende tot voor korten tyd als korpo- i»l Hij jongen zeer verlangend om zijn zonnig vaderland terng te zien- Het denkt groote reis te vergezellen, werd dan ook met waren geestdrift door hem begroet. Hij is niet alleen zeer vaardig met de pen, wat in z'n nieuwe betrekking als secreta ris goed te pas komt. doch tevens een handig p h o t o g r a a f. Ik zal daarom een der beste toestellen medenemen om overal de noodige opnamen te doen. Vriend Van de Velde is in het Leger ge schoold en gevormd tot een vlug schermer, een gespierd gymnast en een uitstekend schatter. Hij is dus jnist iemand, zooals ik ginds op mijn zwerftochten noodig heb. Onze kiekjes znllen natnnrlijk veelal betrekking hebben op hetgeen men in deze „Penkrassen" te lezen krijgt. Jammer is het daarom, dat zij onmogelijk tnsschen den tekst mijner artikelen kunnen worden opgenomen. Het geschreven woord, aanschou welijk nader toegelicht, zou dan zeker meer en beter tot de verbeeldingskracht spreken. Mijn doel, Indië in Nederland be kend te maken, zou er gemakkelijker door worden bereikt. Voor belangstellenden in den lande, meen ik er iets op gevonden te hebben. Waarschijnlijk hebt ge in de bladen reeds een en ander gelezen over eer nieuw Maleisch Tijdschrift, de B i n t a n g Hindia" (Ster van Indië). Dit rijk geïllustreerde blad, eene nitgave van den bekenden Heer N. J. Boon, staat onder hoofdredactie van denoud- dokter-djawa (Inlandsch geneesheer) Abdnl Rivai te Amsterdam en mijn persoontje, ter wijl nog tal van Javanen, Amboineezen, Maleiers en Chineezen ons hunne zeer ge waardeerde medewerking verleenen. f Opdat de niet-Europeesche lezers van genoemd Maleisch Tijdschrift hunne kennis omtrent geheel Indië zullen kannen verrijken, zal een doorloopend Maleisch reisverhaal worden opgenomen, in ied er nummer verduidelijkt door minstens zes kiekjes die tevens correspondeeren met de Indische Penkrassen. Evenals onder alle illustraties van de „Bintang Hindia", znllen naast de Maleische bij schriften, ook Hollandsche worden ge plaatst. Er zal in m(jne Penkrassen natuur lijk dikwyls sprake wezen van Indische Autoriteiten, van Sultans, R ij k s- grooten, Chineesche en Arabische officieren enz., welnu, de portretten van al die personen worden in de „Bintang Hindia" opgenomen. Ook znllen kiekjes uit het volksleven, heerlyke natuurtafe reel e n, gezichten in kampong en stad en foto's van het oorlogster rein op Atjeh en Djambi, hun plaats ia ons tijdschrift vinden. Roman van WILHELM MEIJER-FÖRSTER. 0-0-0 Doel en strekking van het nienwe Maleische blad moeten door ieder oprecht vaderlander ten zeerste worden toege juicht. Hoewel reeds bijna alle bladen den volke hebben medegedeeld, wat of we met de nit gave van de „Bintang Hindia" beoogen, zoo vind ik het toch niet kwaad, persoonlijk hier thans nog even ons standpunt uiteen te zetten. Wij willen dan onze Inlandsche en andere Oostersche medeburgers veel vertellen van het Moederrijk in Europa en daar door hnnne belangstelling wekken voor verschiller '.e zaken, tot nog toe buiten veler gedachtenkring gelegen. Wij willen trouw aan Vlag en Koningin versterken, doch die trouw niet doen gronden op domme schnwe vrees, maar op waarachtige over tuiging. op liefde. Wij willen op populaire wijze natuur- verschijnseleu verklaren en daardoor het bjjgeloof en fanatisme helpen bestrijden. Wij willen schrijven over gezondheidsleer en andere nuttige zaken. Door woord en beeld znllen wij spreken tot het voor indrukken zoo vatbare kinderlijke gemoed van oozen bruinen broeder. De „Bintang Hindia" voorziet in een lang gevoelde behoefte Er bestaan wel reeds in Indië verschillende plaat selijke Maleische bladen, doch een tijd schrift van bepaald opvoedende strek king bestond er nog niet. Dit jaar nn zag de „Bintang Hindia" het licht en vier proefnummers werden over geheel Indië verspreid, terwijl 1 Januari a. s. de eerste jaargang feitelijk pas begint. Gedurendo m\jn reis ga ik overal agenten aanstellen tot het aanwerven van abonné's. Vurig hoop ik, dat bjj terugkomst in het vaderland de Ster van Indië zal lichten over geheel Insulinde, „van Atjeh's stranden tot de koraalrotsen van Nieuw-Guinea." Zeer veel toejuiching vond het, ook In Indië, dat de „Bintang Hindia" eenige kolommen openstelde „voor Inlan ders, die de Nederlandsche taal hebben leeren lezen en verstaan." In die kolommen dan znllen de meer ontwikkelde niet-Europeanen hnnne denkbeelden, verstaanbaar voor het Nederlandsche publiek, kannen uit werken en zij zullen dat des te liever doen, wanneer zij weten, dat duizenden hier te lande hun Maleisch orgaan ontvangen en lezen. De Hollandsohe rubriek, (onder verantwoordelijk toezicht van de redactie) belooft zeer belang wekkend te worden en ik hoop, dat I dan ook vele lezers en lezeressen mijner „Penkrassen" zich op ons nuttige tijdschrift I zullen gaan abonneeren. De „Bintang Hindia" kost per jaar gang slechts f3 (in eiken boekhandel). Wie ons tijdschrift met zijn abonnement steunt, doet dus een zeer goed werk, leest de Nederlandsche artikelen, ge schreven door den Inboorling en zal last not least geregeld b|j mijne onverhoopt zonder kind of kaart op deze we reld zijn, welnu, dan raad ik U vriendelijk om ook over deze klciDe uitgave heen te stappen. Als we de volgende week dan allen een kaart van Neêrlandg Oost-Indië voor ons hebben liggen, zal ik U een overzicht van mijn reisplan geven. Tot beslnit herhaal ik hier nog eens Wie mij voor de reis nog vroolyk wil stemmen, Die neme nn ganw maar een abonnement Hij zal mij dan later wel moeten bekennen „Die „Bintang" gaf menige aardige prent. „En schoon is 't doel ook, waar't Tijdschrift [naar streeft „De vooruitgang der Inlandsche Volken Abonneere zich ving doen. Dit gedwongen samenzijn duurde zoo lang tot de schnld werd betaald, of kwijtge scholden. Wel was die eerste Heer van Sc hagen dus een wijs man, want denken we ons slechts even in in den toestand van die twee, onder zulke omstandigheden bij elkander gebracht, dan is het ieder, dnnkt mij. dnidelijk, dat beide par tyen wel hoe eer hoe liever tot een overeen komst znllen gekomen zijn. Werd een burger van Schagen buitenshuis doodgeslagen, dan moest de familie van den moordenaar 32 ponden zoengeld aan de ver wanten des verslagenen nitbetalen, terwijl alle bezittingen van den moordenaar aan den Heer van Schagen vervielen. Was de verslagene dan, wie geld genoeg echter opzettelijk in zijn eigen woning op heeft, i gezocht en van kant gemaakt, dan bedroeg Hun dank zal ik later vertolken. j het zoengeld 64 ponden. Lt. Clocken-er brocsson-, b.d. Schepenen echter werden hooger getaxeerd. i Voor hen bedroeg het zoengeld 42 ponden, s-G ravenhage, brocsson', 8 December 1902. hnis verslagen UIT komen, 't Was alzoo met de openbare vei ligheid nog allertreurigst gesteld. Niets echtei natuurlyker, dan dat de burgerij Penkrassen" in dit blad, de daarbij behooiende 0p ,je aiogelijkheid van zulke invallen reken- do en zoo kou het zich zoo manhaftig gebeuren, dat iemand wist te verdedigen, dat helpers doodsloeg. hij den Indringer en al zijn Welnu, zoo'n dappere had aan den Heer van illustraties onder de oogen krijgen. Met het oog op de noodige voorbereiding, verzoek ik de belangstellende lezers en lezeres sen vriendelijk, zich zoo spoedig mogelijk als abonné aan te melden. Laat mij 1 e,0i„„uk„ nu aangenaam gesterad de groote reis aan- ou (iT,z..n ru,ttp ?*;nu'D^in, bet®len ®n vaarden, gelukkig door de wetenschap, dat hEiphprmpn j verplichting, hem te de Nederlandsche Natie alreeds d a d e 1 ij k veraten bloedverwanten der I,.,) taf. hen bedroeg het of, indien zy in hnn eigen waren, 84 ponden. Dat voorts een vrouw schulden maakte, waarvoor zy den man liet opdraaien, vond men blijkbaar ook tóen al leelijk, maar vol gens artikel 61 had zij echter het recht, tot een bedrag van vier penningen sclinld op naam van haar man te maken. Belangrijk voor de burgerij was vooral artikel 24Wanneer een ingezetene met den Heer van Schagen in eenige moeiiykheid gekomen was, dan behoefde hij niet voor het gerecht te verschijnen, dan veertien dagen nadat de rechter of de bode hem behoorlijk rheid in den strijd tegen de Friezen, I £ad gedagvaard. Die dagvaarding moest ™i«„ t.ofo„ „-J.i Eu admirflnl v„n 'bovendien aan hem persoonlijk worden gedaan, of bij zijn afwezigheid althans aan zijn huis in tegenwoordigheid van twee getnigen. Dat artikel beschermde de Schagers alzoo tegen adellijke willekeur, waaraan de derde stand in die dagen anders nog maar al te dikwerf bloot stond. Voortaan kon de Heer dus niet meer iemand maar zoo doen oppakken, wan neer hem dat in 't hoofd kwam, laat staan hem even een hoofd kleiner maken. Het waren rechter en schepenen, die dat hadden te beslissen. Mede tot bescherming der burgerlijke vrij heid diende artikel 18: Wanneer een burger ter wille van een of andere aangelegenheid bij den Heer ontboden werd, dan zou hem vrijgeleide verstrekt worden om veilig te komen en veilig weer heen te gaan. Eenige artikelen hebben betrekking op vreemdelingen, die zich iu Schagen mochten vestigen. Dezen waren verplicht den Heer en de Heerlijkheid trouw te zwereD, den schout vier, den bode één en Jen schepenen drie pen ningen te geven. Daarna had de vreemde ling burgerrecht verkregen. Mocht iemand van de burgerij den nieuwen burger dan nog onrecht of geweld aandoen, of hem benadeelen in zijn rechtmatige bezittingen, dan was niet alleen de schout van Schagen, maar heel de gemeente verplicht het onrecht te „corrigeeren", terwijl de bedrijver gevonnist werd door den raad van schepenen. Voorts zon geen vreemdeling binnen Schagen waren dus eeDte openbaar ambt mogen bekleeden, alvo rens drie jaar lang in de gemeente gewoond en zijn schot en lot betaald te hebben. Evenwel, tegenover de verworven voor rechten stonden ook vele verplichtingen. Niet alleen schot en lot, maar ook tienden moesten opgebracht worden, het recht tot visscherij moest men betalen, af en toe beden opbren gen, wanneer de Heer ter kruisvaart mocht trekken, in het huwelijk trad, ridder werd, zijn kinderen uithuwelijkte, of door een vijand gevangen genomen werd. Deze beden waren echter niet willekeurig, maar de omvang er van werd steeds vastgesteld in overleg met den raad van schepenen. Alles tezamen genomen, blijkt nit het hand vest van Heer Willem, dat Schagen in 1427 reeds een plaats van groote beteekenis moet zijn geweest. Amst. S. J. van Heystehvelt. VII. o ln 1394 ontving Willem, natuurlijke zoon van Graaf Albrecht van Beieren, om zijn daden tiinritaH den ridderslag. Later werd hij admiraal van Holland, kastelein op het slot te Medemblik en Kamerheer van Ellips van Bonrgmdië. Blijkt uit een en ander, dat deze edelman bij de graven in hoog aanzien stond, het duidelijkst spreekt dit nochtans uit het feit, dat hij in 14Ü4 Schagen en onderhoorigheden als een vrije heerlijkheid ontving. Die onder hoorigheden warenBarsingerhorn, Haring huizen, Kolhorn en Bnrghorn. Wat uitge strektheid betreft was het das nog al een heerlijkheid van beteekenis. Doch ook wat de draagkracht belangt. Sedert de onderwerping toch der Westfriezen, had de rnBt de welvaart dermate doen toenemen, dat het in 1402 door den Graaf de moeite waard kon worden geacht, Schagen met een vrije week- en jaar markt te begiftigen, terwijl het iu 1415 zelfs stadsrechten verwierf. Den 6den Angustns van het jaar 1427 ont vingen de Scbageis van hun eersten Heer een Privilege van niet miuder dan 82 artikelen, dat, voor de kennis van dien tijd, alleszins verdient er eens inzage van te nemen. De eerste vijf artikelen geven voorschriften voor het verkiezen van schepenen, waaruit blijkt, dat de burgerij reeds invloed op het bestuur begint te vorkrijgen. De meeste der overige artikelen hebben betrekking op de rechtspraak, en vooral daaruit valt heel wat historische kennis op te doen. Wie bijvoorbeeld iemand opzettelijk met een scherp voorwerp had ver wond, moest tien pond aan boete betalen, of zijn hand verliezen. De straffen lang niet malsch. Talryk vooral zijn de artikelen, die betrek- king hebben op wanbetaling, en vooral ook op het binnendringen in iemands woning, hetzij alléén of in complot, met de bedoeling den huisheer af te ranselen of dood te slaan, j Zoo iets scheen dus nog al vaak voor te nieuws dan ginds gaan mededeelen. Ik denk, dat de meeste lezers nog wel een landkaart van Oost-Indië in bezit zullen heb ben. 't Is zoo gemakkelijk en 't leest ook veel prettiger later, wanneer go daarop een en an der volgen kunt. Misschien kan uw zoon of doohter U er wel aan helpen en mocht ge lang onder toezicht van den bodeevenwel met dien verstande, dat hij gedurende die veertien dagen den bede den kost moest geven. Waren die twee weken om, dan stelde de rechter den schuldenaar onder opzicht van zyn sohuldeischer, door hem alsnu dezen laatste in den kost te geven, met nitdrnkke- lijk verbod, zijn kostganger eenig letsel te Eindelijk schijnt er dan een einde te komen aan de politieke verwarring, die nog heerscht aan de linkerzijde der Kamer. Na heel wat gescharrel, treedt de heer Borgesius aan het hoofd van de Unie-liberalen, versterkt met den oud-radicaal De Boer, met Amsterdam- sche Voornitgangers en met nog wel een enkelen meer rechts geplaatsten liberaal, in het krijt om voor eene zelfstandige politieke groep den strijd aan te binden zoowel met de clericalen als de vrijzinnig-democraten en de sociaal-democraten. Met de conservatief- liberalen znllen de heeren het aanvankelijk nog wel vinden. Alleen het feit reeds, dat front wordt ge maakt tegenover de vrijzinnig-democraten, zal voldoende zijn om èn Handelsblad, én Nieuwe Rotterdammer met groote waardee ring en dankbare hnlde de staatsmanswijs heid van Borgesins te doen bewonderen, die de linkerzijde nu weer nit het moeras zal trekken en aanvoeren, ja, waarheen Waarheen, met dat mengelmoes van libe ralen, die in den grond het tegenwoordige kiesrecht al meer dan rnim genoeg vinden van anderen, die het geen ramp zonden achten als er eens algemeen kiesrecht werd ingevoerd; en van nog weer anderen, die het op hnn programma voorop stellen, maar ter bereiking van het doel hnn stap geen oogenblik znllen verhaasten. Waarheen, met een groep van mannen, alleen samen gehouden door een overgelever- den tegenzin tegen anti-revolntionnaire en katholieke politiek en een niet minder krach tige antipathie tegen socialistische eischen. Wel bereid mee te doen aan eene hervor mingspolitiek op sociaal gebied, die niet al te diep ingrijpt in tegenwoordige maatschap pelijke en vooral eigendomsverhoudingen, maar die er volstrekt geen voordeel in ziet, dat het gansche volk aard en karakter van deze hervormingen zelf zal bepalen. Ze liever van boven oplegt, dan door den drang en de medewerking van het volk zelf te zien ontstaan. Dat nu een meer op den gemeenschappe- lijken politieken naam van liberaal, dan op gelijkheid van beginselen gevestigde party formatie in het land op sommige plaatsen sympathie zal verwekken, het is zeer wel aan te nemen. Er zijn nog zoovelen, die blijven hangen aan den naam van liberaal, onverbrekelijk verbonden aan een tijdperk van onze staat kundige geschiedenis, dat vruchtbaar was aan werkelijk radicale hervormingen, welke voor onze staats- en volksontwikkeling van groot belang zijn geweest. Soms droomt men er weer van, in het licht van deze dagen te kunnen doen verrijzen die machtige hervormingspartij, die in 1848 zoo krachtigen stoot heeft gegeven aan maatregelen, welke den toestand ln ons land ingrijpend hebben gewijzigd. Nu gelooft men weer geestdrift te kunnen wekken voor de liberale partij ook dan, wanneer alles, wat haar glorie was en haar kracht, er aan is ontnomen. Of was het niet de democratische geest, die tegen het midden van de 19e eeuw ook door dezo landen ging, welke den geestdrift aanvuurde om te veroveren wat te lang aan de burgerij was onthouden n.1. medezegging schap in zaken van staat, provincie en gemeente Wat is er geworden van deze bron van politieke kracht Van den ernstigen wil, zich openbarend door de daad, zooals bij de verkiezingen van 1901 verricht door de vrijzinnig-democraten, het opheffen van de vaan der democratie, door in de eerste plaats te eischen het algemeen kiesrecht als eerste politieke her vorming en daarvoor op grondwetsherziening aan te sturen, kan bij de bonte rij van liberale broederen geen sprake zijn. Zelfs wanneer de Liberale- Unie-mannen thans inderdaad beweren op grondwetsherziening te zullen aansturen, zal men van hen moeten eischen ondubbelzinnige verklaringen, ten einde de zekerheid te erlangen, dat niet weder by naderenden stembusstrijd ter afweer van het clericale gevaar de democratie wordt ver loochend. I Op dit punt kannen de democraten niet gerust zijn. Te zwevend zijn de verklaringen, tot dusver afgelegd. Te zonderling wordt er gespeeld met candidatnren als die van Prof. Van der Vlagt, die nog niet langer dan een jaar geleden al wat vryzinnig was, tegen de democraten in 't geweer riep, afbrak de sociale hervormingen van da vooruitstrevende liberalen en thans 19. Fluisterend, alsof er van een geheim sprake was, dat een ander niet mocht hooren, boog Lena zich achterover raar George. «Kijk eens goed ik heb in mijn leven geen beteren jaarling gezien. Hy is wat te grof, dat kan een elk zien, maar dat hindert ■"iets. Bovendien gaat dat wel weer weg als het dier groeit." De merrie draafde voorby en Lena was too opgewonden, dat zij op George niet meer lette en zich zoover mogelijk voorover boog, om geejj beweging van het dier te verliezen. nvos-merrie van Savernake", riep de 'rider van den verkoop, en ofschoon het seheen in het eerste oogenblik, dat niemand °P de merrie wilde bieden, begonnen plot- van alle kanten de liefhebbers bun vj1 te doen, zoodat men moeite had, wijs bot rumoer en geroep te worden. 250 270 300 M 305 350 '8 mCn Was verwonderd. Niemand had ..m°rgen8, en ook niet by het diner, lej v over ^eze merri0 booreu oordee- Nu zagen de bieders elkaar verrast ,^ubbele kronen voor de eerste l 1 r'eP de afslager. „350 dubbele 060 voor de tweede maalniemand meer Een heldere stem uit het midden van den kring antwoordde: „3601" Aller oogen wendden zich verwonderd naar die plaatsook het gelaat van den afslager zelf nam een verblufte uitdruk king aan, en als door een wesp gestoken, draaide Schwerin zich om tot Lena „Ben je gek, Lena?" Zij wilde iets antwoorden, maar op het zelfde oogenblik klonk van een anderen kanteen nieuw bod: „370!".... „380!" zeide Lena. Schwerin stotterde een paar woorden, maar hij wist geen goeden volzin er uit te brengen, en nu begon een tweegevecht, dat men by dergelijke gelegenheden zoo dik wijls heeft en dat een elk met groote opmerkzaamheid volgt, maar nog nooit was or daarbij zulk een sensatie verwekt als in deze weinige oogenblikken. „390", zeide een stem op den achter grond, en kalm, met eenigszins bleek ge laat, maar zoo bedaard als iemand het maar zeggen kon, zeide Lena „400 George zat als stom. Hij begreep niet recht wat er gebeurde. Uit de verschillende gezegden, die hij rondom zich hoorde, be greep hij evenwel, dat er iets merkwaar digs gebeurde. De majoor boog zich dicht tot Lena over en met gedempte stem, waarin ver rassingen toorn beefden, zeide hij: „Houd op. Het is geen spelletje. Wie zal dat paard betalen? Jj soms?" Zij keek hem onverschillig aan. „Ja, ik." Het deed raar in zijn bovenkamerhet eerste oogenblik krioelden daarin allerlei gedachten dooreen maak haar de zaak duidelyk zeg haar, dat de 50000 mark, die je voor haar hebt gedeponeerd, in den grond van de zaak haar niet toebehooren dat het je eigen geld is, dat ge haar ja, voor den koekoek wót dan voor haar hebt vastgezet, óf... ja, cadeau hebt ge geven. Dat die som, waarvan je haar hebt ver teld dat het was van de nalatenschap van haar vader, haar toebehoorde, maar, voor den drommel, niet voor zulke dwaze dingen. Hij begon, hij bracht een paar onsamen hangende woorden nit, maar hoe kon hjj nu zoo pardoes, hier, de geheele geschie denis uit elkaar zetten Terwijl alle men- achen de hooiden voorover bogen en naar L*na keken, dus elk woord moesten hooren Een verklaring, waarvoor men wel drie uur noodig had, in drie minuten die men niet fluisterend kon doen ea die Lena beslist niet duidelijk zou zijn, zoolang die verdoemde stem op don achtergrond en de brullende uitroepen van den afslager Lena voortdurend prikkelden. „450riep de stem en „4601" zeide Lma. Met een ijskoude hand greep Schwerin Lsna's hand vast„Je houdt op" maar zij zag hem met een verwonderden en kouden blik aan: „Laat me los, u doet me pijn". „490riep de stem cp den achtergrond een onverklaarbare angst deed George's hart onstuimig kloppen. Hij b>og zich over Lena heen. „Houd op, Lena, ik smeek 't je ea Schwerin, dezen eenigen bondgenoot in den hoogsten nood vindend, greep nogmaals naar Lena's hand„Je hoort het, hij smeekt 't je ook". „500!" zeide Lena. Een luid handgeklap weerklonk. „500 dubbele kronen voor de eerste maal", riep de afslager, „500 dubbele kronen voor de tweede maal niemand meer dan hief hij bedachtzaam, nog een weinig wachtend, zijn hamer op en liet hem lang zaam neervallen „500 dubbele kronen voor de derde en laatste maal,... 10000 mark." „Bravo, bravoriep ergens iemand, en „bravo, „bravo"ging een algemeen ge roep door den tuin. Dan kwam, met zijn langzame, bedacht zame schredeD, de hertog Von Sohrau naar het midden van den kring, op Lena toe „Mijne heerenWy hebben weder een sport-lady in het land. Nog wel de aller- lucht, als wilde ze den naam daar ergens vandaan balendan speelde er een lachje om haar mond „Zij zal myn eigen naam hebben." „Welken ,.L<sna S." „Lena „Lena S." „Lena S Bravo haar beide handen. En „Lena S.Bravo Hij schudde ging het door den ganschen kricg. Slechts Lena S. kon het beestje heeten. Natuurlijk slecht^ Lena S. Wanneer men den mooisten naara voof haar wilde hebben, dan had Lena dién opgetogen jongste uit den omtrek. Mijne heeren, een J nu zelve gevonden luid bravo voor onze jonge sport-lady Een elk sprong op en drong naar het midden van den kring, de verkooping was voor eenige minuten geschorst. - En midden in dezen kring stond naast f°L pU,eliog iets binnengekomen van jeugd, van schoonheid, een opflikkerende Een ieder was als 't ware over hetgeen zich had afgespeeld. In het eentonige, alledaagsche bedryt v&n de het meisje Schwerin, met een ongelukkig gezicht, dat trachtte te lachenwant de hertog sloeg hem kameraadschappelijk op den schouder„Bravo, ook voor jou, oude SchwerinLena zal je wel hartelijk bcdacken. Wie zulk een leermeester als Schwerin heeft, moet bepaald wat kennis van hem hebban overgenomen." George zag Lona niet meer. Zy stond tusschen de om haar springende heeren, die allen opgewekt lachten, praatten, feliciteerden hjj zelf stond wat terzjjde en het gevoel sloop zyn hart binnen „ze j behoort je niet maer; zij zal je nooit meer toebehooren." „Hoe zal de kleine merrie heeten, Lana vroeg de hertog. „Wy zullen haar doopen, dadelijk. Zij moet een mooien naam hebben." Lana keek een oogenblik naar de^blauwe ronk van poësie. Man verdrong zich om Lana ei heereD, die Lana nooit gezien had, of slechts vluchtig kende, schudden haar de handen. Eerst na geruimen tjjd had de ver kooping voortgang. Weder zat Schwerin in het midien, en George achter hem, maar Lana was weg. „Ik ga naar mijn paard kijken," had zij gezegd, en Schwerin, verdrietig en zeer boos, had haar zijn gezelschap niet aangeboden Hij hoorde en zag niets meer van de varkoopiog, ,-igaar was uitgegaan. Zulk een streek had men hem zyn heele leven niet gespeeld. Toen hij er rustiger over begon te denken, zeide hij tot zichzelf: „In den grond van de zaak,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1902 | | pagina 9