Zondag 25 Januari 1903. 47sLe Jaargang No. 3804. TWEEDE BLAD. Arrondissements-Reclit- bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 20 Jan. 1903. FEUILLETON. Oren (Offer. 5. Bionenlandsch Nieuws. UITSPRAKEN: H. Grin, Koegras, opz. vrucht-afdrijving bij een vrouwniet bewezen, hetgeen hem meer ten laste is gelegd 2 mnd. gevangen. C. Karsten, (gedetineerd) diefstal, 6 mnd. gevangen. Jb. Smit, Wognum, mishandeling niet bewezen, vrijgesproken. Joh. Dekker en P. Laan, Bovenkarspel, mishandeling, le vrijgesproken, 2e f 6 boete, subs. 5 dagen hecht. H. Krijts, Hoorn, (gedet.) diefstal, 5 mnd. gevangen. D. Kooij en J. Kooij, Wieringerwaard, mishandel., le 3 weken gev. en betaling eener schadeloosstelling van f 9 dokterskosten; 2e vrijgesproken. Jb. van der Molen en P. C. van der Molen, Enkhuizen, mishandeling, elk f 16 boete, subs. 7 dagen hecht., dus, zooals we gehoopt en verwacht hadden, geen gevangen.) J. Jelles, Enkhuizen, beleediging, f 10 boete, subs. 6 dagen hecht. Joh. van Tongerloo, Helder, vernieling, 6 dagen gevang. P. van der Heemst en C. van Duin, Cas- tricum, wederspannigheid; le 6 dagen gevang.; 2e 8 dagen gevang. Een jachtopziener heeft het opzicht over de dieren des velds en de rijksveldwachter jachtopziener Steven Nijeboer van Callantsoog achtte het dan ook zijn taak, te zorgen, dat geen verdoolde schapen achterbleven, toen er op 14 December na een uitvoering met bal na bij P. Ruisch aan 't Zand, 's nachts om 2 uur gesloten moest worden. Nu zijn schapen in den regel niet zóó, of ze gaan als de' her der zijn staf op steekt, wel meê, maar je hebt er ook onder, die niet altijd zin hebben om meê te gaan die heel gewichtig met derlui poot stampen en een gezicht zetten of ze zeggen willenik verpik 't. Nu zulk soort had ook Nijeboer onder de kudde, die aan zijn hoede was toevertrouwd. Jaap Bakker, 20-jarig arbeider te Callantsoog, gaf er den brui van, om al weg te gaan, en daar het goedschiks niet ging, moest hij d'r kwaadschiks uitgezet worden. En dat is nou ook weer een bekende eigenschap van schapen: als er één den verkeerden weg op gaat, wijlen er meerderen volgen. Hendrik Kooger en Maarten Mooij, natuur- en tjjd- en lot- en plaatsgenooten van Jaap, meenden geroepen te zijn, om hun kameraad in zijn stijfkoppig heid te versterken en deden al hun best om aan de politie de uitzetting van Jaap te beletten. Maar zoo goed als er in den Bijbel staat „wederstaat den booze niet", zoo goed staat er in het Wetb. van Strafr., dat men den poli tiedienaar niet mag wedeistaan. Nijeboer had van het geval een behoorlijk relaas naar Alkmaar gezonden en heden stond het bedro gen drietal terecht. Mooij beweerde nog, wat lang niet mooi was, dat hij niet wist datje met je handen van iemand af moet blijven, die in handen der politie is en dat nog wel, terwijl hij nóg al eens wegens wederspannig heid veroordeeld is. Die brutale leugen vond de Officier dan ook zeker al te gemeen, waar om hij voor Bakker en Kooger elk 14 dagen en voor Mooij 21 dagen gevangen, eischte. Kees Pennekamp van Lutjebroek, gem. Grootebroek, dacht zeker: driemaal is scheeps recht, of, zooals de schooljongens zeggen: drie maal scheep is recht. Hij kuierde maar weer welgemoed naar het hem zoo langzamerhand welbekende zondaarsbankje, blijkbaar in goede verwachting, dat zijn doodonschuldig persoon- lijkheidje (dat tusschen twee haakjes van het idéé onschuld alleen het schaapachtige heeft), toch eindelijk wel eens vrijgesproken zal worden. Edoch, de mensch wikt, en wie beschikt zullen we nu maar daar laten, maar het eind was vandaag, dat de O. v. J. vrijheid vond om tegen Kees f 16 boete, subs. 14 dagen hecht, te eischen. En dat nog wel onder voor Kees verzwarende omstandigheden. Ten eerste was er een nieuwe getuige, Pieter Ligthart, die gezien had, dat Kees 't ruit ingeslagen had en niet gestruikeld was, en wat nog erger was, ten tweede verklaarde nu ook de getuige Pieter Dekker 't zelfde (terwijl hij den eersten keer deed gelooven, dat Kees inderdaad gestruikeld was), er op de vraag van den President bijvoegende, dat Koes hem (Dekker) verzocht had, een voor hem (Kees) gunstige verklaring af te leggen, ten gevolge waarvan hij den vorigen keer een onware getuigenis deed. Natuurlijk liet de President niet na, Dekker er met nadruk op te wijzen, welk gevaarlijk spel hij gespeeld had. Door dien meineed toch was hij veel meer stafbaar dan Pennekamp voor 't inslaan van de ruit en de strafbaarheid werd door de verklaring van heden niet opgeheven. Gelukkig voor Dekker zei de Officier, het voorloopig bij de waarschuwing van den President te zullen laten en de meineed niet te zullen vervolgen. Kees kreeg natuurlijk ook de hem toekomende berisping voor zijn halsstarrig den onschuldige spelen en het over halen tot meineed. Hij stond echter alleen voor 't glazen-inslaan terecht en dus werd de eisch er niet hooger door. Klaas Simons is 46 jaar, visscher te Enk huizen en op 't oogenblik aan de werk verschaffing. Hij was op Zaterdagavond 13 December dronken thuis gekomen, had daar ('t was nota bene half twaalf) een vreeselijk kabaal ge schopt en tegen de kinderen opgespeeld, zoo dat de stumpers van angst in hun nacht plunje de straat op ijlden. De agenten van politie Willem Muusze en Corn. Vijzelaar surveilleerden juist in de buurt, hoorden het lawaai en ontmoetten de kinderen. Muusze hoopte aan 't tumult een einde te maken door 't oudste meisje weer in huis te sturen met de boodschap, dat er politie was. Dat werkte, zooals eigenlijk wel verwacht kon worden, als olie in 't vuur. De vent smeet de deuren open en ging, in de buitendeur staande, op een ijselijke manier de politie uitschelden. Iets, wat hem vandaag van den O. v. J. den eisch bezorgde van f 10 boete, subs. 10 dagen hechtenis. Evenals de vorige beklaagde stond ook Hendrik Strijbis, 18 jaar teBioek op Langen- dijk, terecht wegens beleediging van een ambtenaar in functie. Hij was in den nacht van 22 December al een heelen tijd op straat aan 't herrie-maken geweest en toen hem dit eindelijk om 3 uur (als 'tmaar tijd werd) door den nachtwaker (buitengew. gem.-veldw.) Abrarn Balder vrij bruusk verboden werd, schold hij dezen voor snotneus, lafaard, lage kerel enz. Dergelijke praatjes moeten de snotneuzen maar houden als ze op bed lig gen te droomen dan hindert 't niet. De bescheiden eisch van Mr. Cnopius was f 6 boete subs. 6 d. hecht. Een individu, zóó weerzinwekkend als Pieter Bakker Jz., koopman, 39 jaar, wonende te Lutjebroek, hebben we nog zelden of nooit aangetroffen. Zijn manier van optreden alleen is voldoende om iemand van walging te vervullen. Hij stond terecht voor 2 feiten: le. het in slaan van een glasruit, toebehoorende aan zijn vader Jan Bakker, 67-jarig arbeider te Lutje broek, op 8 December; en 2e. het beleedigen van den gem.-veldw. E. van der Veen op 25 December. Op zichzelf zijn die feiten niet zoo ver schrikkelijk, of er komen wel veel erger din gen voor de rechtbank, maar de behande ling ter openbare zitting wierp een schril licht op het karakter van dezen gedemorali- seerden persoon. Ofschoon 39 jaar oud, is hij nog bij zijn vader thuis. Instede van die vaderlijke goed heid op prijs te stellen, bezuipt hij zich eiken dag nota bene van centen, die hij krijgt voor 't een of ander stikum te gelde gemaakte eigendom van de huisgenooten. En komt hij 's avonds thuis, dan is hij voor het gezin, (vader, moeder en een mede inwonende zus ter) een ware doodschrik. Hij gaat te keer als een bezetene, gooit alles stuk en door elkaar, en is in één woord voor de huisge nooten levensgevaarlijk. De vader is, op zijn zachtst uitgedrukt, Jicht in 't hoofd en voelt zich derhalve heele- maal niet in staat, aan die wandaden paal en perk te stellenveel minder om den ont aarden zoon voor goed de deur te wijzen. De moeder is ziekelijk en daar ze voort- Roman van M. GRAVIN VON BÜNAU. 0-0-0 De jonge officier, op wiens rug de vos- sestaart hing en die door de rest van den troep moest gepakt worden, reed in steeds sneller galop een eind voor den troep uit, dwars over veld en sloot en heg, op het woud toe. Ilse werd bijna de adem benomen, maar welk een heerlijk gevoel! Zij had wel luid kunnen juichen van verrukking. Haar wan gen gloeidende kleine hoed was door een laag neerhangenden tak van haar hoofd gerukt en bengelde nu op haar rug. Zij lette er niet op. Dat zij haar paard meester was, dat beeldde zy zichzelve niet in Zy liet de teugels vrij en liet het loopen. Nu kwam de eerste breede sloot „Bravo, Ilse Kurt bleef vlak naast haar. Zij hadden het jachtgezelschap bijna ingehaald. Ortzin had reeds meermalen naar hen omgekeken. Ilse bemerkte het met heimelijke genoeg doening. Z\j dreef haar paard aan. Gaarne was ze Ehrenbogen voorbijgesneld. Kurt scheen haar plan te begrepen hjj spoorde ook in dezelfde minuut zijn paard aan. „Jacht vrij." De leider hield de zweep omhoog. De ruiters stormden hem voorbij, op den vos toe, om hem den vossestaart te ont rukken. „Wij moeten de bocht omrijden links", commandeerde Kurt. Een gevallen boomstam versperde den weg. De Heks werd schuw, sprong op zij en stond plotseling stil. Ilse wankelde in den zadel, dan vloog ze in een wijden boog over den kop van het paard heen op den grond. Lang uitgestrekt op den rug lag ze daar, zonder zich te verroeren. Dat alles had bliksemsnel plaats gehad, zoodat Kurt het nauwelijks begreep. Met een half onderdrukten vloek sprong hij van zijn paard, sloeg den teugel om den eersten den besten boom en knielde naast Ilse neer. „Ilse,lieve Ilse Hij tilde haar hoofd in de hoogte. „Heb je je bezeerd? Om Godswil, zeg wat." De hoefslag der overige paarden verdween in de verte. Af en toe schoot er nog een blauwe of roode rok door de stammen i Geen enkele had er evenwel iets van het ongeluk bemerkt. „Zij is in zwijm gevallen Op Kurt's voorhoofd parelde het koude zweet. Hij ging op den boomstam zitten, die de ongelukkige oorzaak van Ilse's val was geweest, en trok behoedzaam het lichaam van het jonge meisje naar zich toe. De hoed was bij het vallen ver weggeslin gerd De haarvlechten waren losgeraakt. Het lieve gezichtje was zeer bleek, de mond even geopend. Hij boog zich diep over haar Leen nog dieperom den zachten adem van haar mond te hooren. Hjj wist niet Koe het kwam, maar piot- durend in doodsangst verkeerde, kon ze vol gens den dokter thuis nooit beter worden, waarom ze dan ook tegenwoordig bij haar familie verblijft. Op 8 December nu, toen de familie weer vreesde, dat de zoon als een woesteling thuis zou komen, waren een paar kennissen, Klaas Bakker en Cornelis de Jong, te hulp geroepen (wat trouwens dikwijls gebeurde en nog altijd plaats vindt), en de deuren vastgemaakt, opdat hij er niet in zou kunnen komen. 'tEenige resultaat was, dat hij bij zijn thuis komt de glazen intrapte en dat er macht van menschen noodig was om zijn woede den baas te blijven. En op 26 December was voor de zooveelste maal de politie te hulp geroepen, die onthaald werd op een dracht scheld woorden. Zóó gaat 't daar nu bijkans iederen dag. Altijd maar zuipen en als een razende te keer gaan. En dit verachtelijk prulmensch nu, wiens afschuwelijk wanstaltig karakter met geen pen te beschrijven is, wilde zich aan de rechtbank voordoen als iemand van hoogst gesoigneerde educatie. Hij redeneerde hooge deunen, gesticuleerende als een Czechisch afgevaardigde, gaf op zijn vader af en op zijn moeder erf zuster en op de politie en de getuigen, vloekte alsof hij thuis was, en wht al niet. Hoe langer hij daar stond te zwetsen en te liegen, des te meer steeg onze walging voor hem, maar... des te meer ook steeg onze bewondering voor den immer volmaakt onberispelijken president Jhr. Mr. Van Nes van Meerkerk. Waarlijk, men moet een zeer, zeer hoog beschavingsstandpunt innemen, om bij zooveel walgelijks geen den minsten zweem van af schuw, spot of toorn te laten blijken, en ook aan zulk een individu de meest volledige verdedi ging te laten. Mr. Cnopius, de subst. 0. v. J., achtte de feiten bewezen. Echter zou Z.E G. voorloopig geen straf eischen. De beklaagde was voor een ander feit tegen a.s. week gedagvaard en in dien tijd wenschte Z.E.G. door infor matie bij geneesheeren en burgemeester een onderzoek naar de geestvermogens van den beklaagde in te stellen. Na overweging in raadkamer besloot de rechtbank het uitsel goed te keuren en gelastte zij alsnog, als deskundigen te hooren Dr. Broek van Bovenkarspel, den vroegeren arts „meester" Kruidhof, rustend geneesheer te Grootebroek, en den Burgemeester dier gemeente. Jan Bleeker uit't Waarland, een welbekend lid van 't peerdekoopersgild, zat op 18 Dec. in de herberg van P. Bruin te Zijdewind af te rekenen met Kees Groot en Jaap Groot huizen uit deWaard. aan welken eerstgenoemde hij een ket met kar en tuig verkocht had. De afrekening onder een slokkie en een knoopsigaar had ternauwernood plaats gevonden, of daar kwam iemand binnen, aan wien Jan eigenlijk een klein beetje een puist had, n.1. Cornelis Stam, een boer, die vlak bij Zijdewind, onder Haringcarspel, woont. Als we goed begrepen hebben, hadden Stam en Bleeker nog een tijdje samen ge„handeld". Stam de centen en Jan de klanten, maar dat was niet erg naar Jan's zin gegaan, en ook op de laatste Schager „volemarkt" hadden ze nog een klein beetje mot gehad samen. Nu was het van Bleeker niet erg verstandig en nog minder vredelievend, om daalijk weer over die volemarkt te beginnen, en nog meer bleek, dat hij den vrede niet wilde, toen Stam, onder instemming van den kastelein en van Groot en Groothuizen, aanbood om de herrie af te drinken. Jan zou geen goed peerdekooper wezen, als hij niet graag een slokkie lustte, maar hij wou 't nou toch er's niet ofdrinken. Enfin, wat moest er toch zeker gebeuren, en dus raakte 't stel aan !t vechten. Bleeker kreeg een gezicht vol krabbels en Stam werd zijn éénen wijsvinger een eind heen afgebeten. Aan de eer was in zoover voldaan, maar Bleeker vond zeker, dat hij meer ontvangen dan gegeven had, en daarom gaf hij aangifte van zijn „mis handeling." De O. v. J. vond, dat Stam eigenlijk wel een gelijke aanklacht had kunnen doen wegens het bijten in zijn vinger, maar het bewijs van Jan's mishandeling was geleverd en dus vroeg Z.E.G. tegen Stam, die trouwens al tweemaal veroordeeld was geweest voor dergelijke dingetjes, f 8 boete, subs. 8 dagen hecht. Alweer was de herberg van Van Diepen te Nibbixwoud een mikpunt voor glazen- brekers geweest en alweer was 't niet te bewijzen, wie 't beslist gedaan had. Dezen keer wees 't vermoeden Jacob Klein, 21 j., arb. te Zwaag, aan. Over 4 weken, als de vrouw van Van Diepen een komende gebeur tenis achter den rug heeft, zal hare getui genis gevraagd worden. Tot zoolang is het onderzoek geschorst. Hendrik Jan Boon, 18 j., arb. te Texel, had op Zondag 14 December een stuk of wat rottige paaltjes vernield langs het land van Jan Kuiper. De getuigen, tevens klagers, hadden door de gestremde vaart niet over kunnen komen en dus is ook deze zaak uitgesteld. Uitspraken a.s. week. seling rustten zijn lippen op de hare lang en warm. Een droomerige stemming kwam over hem rondom hem het diepe zwijgen van het bosch Een zonnestraal speelde op de beukenstammen. Gouden liohtbun- dels schoten door het groen-schemerend bladerdak De scherpe schreeuw van een ekster deed hem ontstellen. Gedachtenloos keek hij naar den vogel, die niet ver van hem op een tak zat. Daarna boog hij zich weer tot Ilse over. Vurige liefdeswoorden fluisterde hij in haar kleine oorwilde kussen drukte hy wedersteeds weer op den zoeten rooden mond. Het knakken van een tak deed hem opkijken. Het bloed schoot hem naar de wangen. In zijn onmiddellijke nabijheid hield een ruiter stil. Hy moest in zijn roes het komen van het paard op het zachte mos niet hebben gehoord. Het was Ortzin 1 Een leelijke trek ontsierde zijn gelaat. Hoe lang mocht die hier reeds gestaan en toegekeken hebben Kurt liet het hoofd van het jonge meisje voorzichtig van zyn knieën zakken. „Mijn schoonzuster is van het paard ge vallen zy is bewusteloos." „Dat zie ik..., en óók, hoe yverig u bezig is, haar weer tot haar bewustzijn terug te roepen, maar het schijnt niet veel te helpen," zeide de jonge officier scherp. „Ik geef aan een andere behandeling de voorkeur." Kurt sprong op. Hun blikken kruisten elkaar als twee dolken. Vergadering van den Raad der gem. NIEUWE NIEDORP, op Woensdag 21 Januari 1903, 's namiddags 2'/j uur. Tegenwoordig alle leden. De vergadering wordt door den Voorz., den heer Jb. van der Stok, nadat eerst eeni- gen tijd comité-generaal is gehouden, met hartelijk welkom geopend. Het doet den Voorz. genoegen, in de eerste vergadering van 1903 weer alle leden tegenwoordig te zien. Het is misschien wel eecigszins sleur, bij de intrede van het nieuwe jaar dit feit te memoreeren, maar toch meent Spr., dat het niet blootelijk voor den vorm is, dat hij aan de gemeente en hare ingezetenen een gelukkig en vruchtbaar jaar 1903 toewenscht. Spr. hoopt, dat de heeren het hunne mogen doen, om dien voorspoed der gemeente te bevorderen. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. Voorz. deelt mede, dat goedgekeurd is terug ontvangen van h. h. Gedeputeerde Staten 1. De verordening, regelende de belooning voor het geven van herhalings-onderwijs (60 ct. per uur) 2. de gemeente-rekening over 1901 en 3. de gemeente-begrooting voor 1903. Verder is het besluit tot wijziging der algemeene politie-verordening terugontvangen, met verzoek den vorm van het wijzigings- besluit te veranderen, en wel in dier voege, dat het een verordening wordt, die, zooals vereischte is, behoorlijk afgekondigd kan worden. Natuurlijk heeft niemand bezwaar, aan het verzoek te voldoen en dus zal het besluit aldus gewijzigd opnieuw worden toegezonden. Hierop worden door B. en W. ter tafel gebracht de verordeningen, door het gemeente bestuur van Hoogwoud ter vaststelling toegezonden, betreffende a. de regeling van het herhalings-onderwijs aan de gemeenschappelijke school aan de Langereis. b. de wijziging van de salaris-regeling voor het hoofd dier school, en c. de belooning voor het geven van her halings-onderwijs aan die school. Ten opzichte dezer verordeningen is van Hoogwoud, onder dagteekening van 14 Jan., nog een missive ontvangen, waarbij beleefdelijk op terugzending wordt aangedrongen. Door de afwijzende beschikking op het ver zoek aan de Koningin, om aan de meisjes gelijk met de jongens 's avonds herh.-onderwijs te mogen geven, is de verordening tot regeling van het herhalings-onderwijs opgemaakt moe ten worden in den geest zooals in het toege zonden ontwerp is belichaamd. Ook tegen de verschillende onderdeelen hebben B. en W. geenerlei bezwaren, waarom zij voorstellen deze verordening onveranderd aan te nemen. Daartoe wordt zonder discussie besloten. Naar de meening van B. en W. komt de Raad door aannemiDg van het besluit tot toekenning aan het hoofd der school, dat 25 jaar als zoodanig daaraan werkzaam is, van 1100 boven zijn gewone jaarwedde, in con tact met de regeling voor de beide andere scholen in deze gemeente, die nog van jongen datum is en bij wier vaststelling toch niet gedacht is aan onbillijkheden ten opzichte van de hoofden. Zij adviseeren daarom, tot de vaststelling van het in ont werp toegezonden besluit niet mede te werken. De heer Kuilman is het met dit advies geheel eens. Wij hebben, zegt Spr., hier „Wat moet dat beteekenen „Dat moet beteekenen, dat ik water halen zal," antwoordde Ortzin kort. „Hier in de nabijheid is een beek. Geef mij de zakdoek van uw schoonzuster." Kurt haalde een kleinen zakdoek uit Ilse's zak en reikte dien zwygend aan den jongen officier over. Ortzin verdween en keerde na weinige minuten terug. De drijlnatte doek werd Ilse op het hoofd gelegd. Zij sloeg dadelijk daarop de oogen open en keek verwonderd de beide heeren in 't gelaat. Een diepe zucht deed haar borst zwellen. Zy steunde met den elleboog op den boomstam en richtte zich met Geldern's hulp in de hoogte. „Ik geloof, dat ik gevallen ben", zeide zij verward. „Ja, dat geloof ik ook", merkte Ortzin droogjes op. Een centenaarslast viel hem van het hart. Zeer zwaar kon ze zich in ieder geval niet bezeerd hebben. „Neem my niet kwalijk, juffrouw Von Hanstein, maar ik geloofde reeds vanmor gen by het afrijden, dat er zoo iets moest gebeuren. Go hadt het paard niet in uw macht. Hebt ge u geen pyn gedaan „Neen ik ben alleen nog maar wat raar in het hoofdKurt, wat zie je er bleek uit, arme Kurt 1je hebt je zeker erg angstig gemaakt Geldern mompelde iets onverstaanbaars. „Ik zie de Heks daar zy graast rustig, dat ellendige beest. Misschien kan ik ze vangen Naar huis moeten we toch op de eene of andere manier", voegde hij er na een poosje aan toe. „Gelooft ge, dat ge langzaam terugrijden Kunt, Ilse „Natuurlijk heel goed." onze belangen, waarmee we rekening moeten houden, en het gaat niet aan, dat wij maar altijd ja en amen zeggen op wat ons vanuit Hoogwoud voorgelegd wordt. De Voorz. kan ter verdere inlichting nog mededeelen, dat Hoogwoud aanvankelijk toch ook de meening had, dat de nog kortelings gemaakte regeling der salarissen goed was, maar dat men er daar van teruggekomen is met het oog op het hoofd der school in de Weere, die in ongunstige conditie kwam ten opzichte van zijne belooning voor het geven van herhalingsonderwijs. Derhalve niet, omdat men meent, dat de regeling niet goed is, wordt de verhooging voorgesteld, maar om uit de moeilijkheid ten opzichte van den heer Van Wijk te komen. Maar door de aan neming van het voorstel zou N. Niedorp in dezelfde moeilijkheden komen en dus is het voorstel voor ons onaannemelijk. De heer Kuilman informeert, wat nu de gevolgen zullen zijn van de verwerping van het voorstel-Hoogwoud. Spr. vraagt, of Hoogwoud nu met een ander voorstel moet komen, en of er dan nu geen conflict ontstaat. Voorz. antwoordt ontkennend. Het voorstel is slechts een aanvulling van de algemeene regeling der jaarwedden, welke regeling natuurlijk bestaan blijft, ook al wordt de aanvulling verworpen. En een conflict is niet direct te vreezen, want de toestand verandert er niet door. De heer De Jong, het hoofd der school, zou nog in geen 6 jaar van de verhooging profiteeren en dus schaadt hem op 't oogenblik de verwerping niet. De heer Wit kan zich bij de andere sprekers aansluiten. Het doet Spr. leed, dat de heer De Jong in ongunstiger conditie komt dan zijn collega's in Hoogwoud, wat de jaarwed den betreft, maar Spr. vindt ook, dat het niet aangaat, om daardoor de eigen regeling in de war te brengen. Voorz. doet nog opmerken, dat N. Niedorp heeft goedgekeurd de door Hoogwoud aangeboden verordening op de jaarwed den en het gewone gezegde, dat N. Niedorp niet wil meê werken, of den heer De Jong tekort wil doen, kan dus ten eenenmale niet opgaan. Ze zaten te Hoogwoud in moeilijk heden en die hebben ze verkeerd opgelost. Door de belooning voor het herhalings- onderwijs ingevolge de wettelijke voorschrif ten te bepalen op een vast bedrag, niet meer per leerling, maar per lesuur, kwam de heer Van Wijk in ongunstiger conditie dan voor heen, en om dat op te heffen, had aan den heer Van Wijk een persoonlijke toelage moeten worden toegekend. Dan had de moeilijkheid volkomen opgelost geweest. Door nu de jaar wedden in 't algemeen en dus feitelijk buiten eenig verband met het herhalingsonderwijs, te verhoogen, wordt zonder eenige noodzake lijkheid N. Niedorp in dezelfde moeilijkheid gebracht, die Hoogwoud voor zich heeft wil len uit den weg ruimen. De heer Visser meent, dat de Raad van Hoogwoud in de klem is geraakt door de al te dringende aanvraag van een der leden en overigens, als ze daar nu in 't bijzonder den heer Van Wijk moeten helpen, dan behoeven w ij zoo iets toch niet te doen. De heer Da Moor vindt ook, dat het ten eenen male niet opgaat, om ter wille van Hoogwoud dit voorstel aan te nemen. Het voorstel van B. en W., om de voorge stelde wijziging te verwerpen, wordt dan ook met algemeene stemmen aangenomen. Verder deelt Voorz. mede, dat B. en W. ten opzichte van de toegezonden verordening tot regeling van de belooning voor het her halingsonderwijs aan de Langereis, eveneens adviseeren tot niet-aanneming. Volgens dit ontwerp toch zou voor het onderwijs aan de jongens 80 ct. per lesuur worden uitbetaald en waar de Raad in zijn vorige zitting een belooning van 60 cent voldoende heeft ge acht en voor deze gemeente vastgesteld, welke verordening reeds goedgekeurd is terugont vangen, meenen B. en W. in strijd daarmee voor de school aan de Langereis niet tot een belooning van 80 cent per uur te mogen adviseeren. De heer Kuilman meent, dat de zaak hier eenigszins anders is, dan in het zooeven ge noemde geval. In deze gemeente toch waren de onderwijzers vóór de nieuwe wet in wer king was, verplicht, daar waren zij op aan gesteld, om kosteloos herhalingsonderwijs te geven. Voor hen is de thans door de wet geëischte belooning dus in zekeren zin als lin "llllllllll III III Het jonge meisje trachtte haar toilet wat in orde te brengen. Doch het gelukte maar slecht. Ze had te veel haarspelden ver loren. Mynheer Von Ortzin vond haar hoed achter den boomstam. „Gaat het zóó eenigszins vroeg Ilse. Zij drukte den verbogen hoed op haar hoofd. „Uitstekend men ziet niets meer aan u," troostte hij, terwijl hij eenige droge dennenaalden en -bladeren van haar japon afsloeg. „De anderen hebben, hoop ik, niets ge zien Ik schaam me zoo „Gij hebt geen redeu u te schamen maar Geldern wel." Kurt was niet ver van hen bezig met het vangen van het paard. „Waarom dan hy ?u Ilse zette groote oogen op. Ortzin beet zich op de lippen. De toorn over de situatie, waarin hy de bewuste- looze Ilse en haar zwager vond, steeg weder warm in hem op. „Ten eerste is het onverantwoordelijk, u op zulk een paard te zetten ten tweede Hij aar zelde. „Korten goed... hij is beslist geen passend geleide voor u." „Mijn zwager geen passend geleide?" „Neen,hij is te te lichtzinnig, duidelijk uitgedrukt. Beloof me, niet meer met hem te rijden, Ilsetenminste niet alleen met hem." Hij greep naar de band van het jonge meisje en keek haar smeekend in de oogen. Zij aarzelde. „Doe het om mijnentwille, Ilse ik ben bezorgd over je." Zij stond als in een droom. „Gij zyt bezorgd over me? Waarom?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 5