Zondag l Februari ilH)3. 17ste Jaargang No. 380b. TWEEDE BLAD. Arrondissements-Reelit- bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 27 Jan. 1903. <$^n 7. Een gemeentelijk program. Bionenlandsch Nieuws. SC1AEE1 COURANT UITSPRAKEN: Jb. Bakker, H. Kooger en M. Mooij, Cal- lantsoog, mishandeling, le 7 dagen gev., 2e 10 dagen gev., 8e 14 dagen gevangen. K. Simons, Enkhuizen, beleediging vaneen ambtenaar, 5 dagen gevangen. H. Strijbis, Broek op Langendijk, idem, f 6 boete, subs. 6 dagen hecht. 0. Stam, Zijdewind, onder Haringcarspel, mishandeling, f 8 boete, subs. 8 dagen hech tenis. Jb. Klein, Zwaag, vernieling, 14 dagen gevangen. C. Pennekamp, Lutjebroek, vernieling f 15 boete, subs. 16 dagen hecht. Het doet ons zeer veel genoegen, ons ver slag van heden te kunnen aanvangen met de mededeeling, dat deze week de „perstafel" gereed was, en dat wij dus, dank zij de wel willendheid van den geachten heer President Mr. Sannes, op nette stoeltjes gezeten en met een uitstekend geschikte tafel voor ons, binnen de balie en derhalve u i t het anti-reukeloos gedrang, onze aanteekeningen hebben kunnen maken. Wij herhalen dan ook gaarne onze verklaring in het verslag van 21 December 11., toen de plaatsen uitgekozen waren, dat wij den heer President en wie verder hiertoe mogen hebben medegewerkt, hoogst dankbaar zijn voor deze faciliteiten en dat wij die wel willendheid ten zeerste zullen blijven waar- deeren. Aan collega Hoff van de Enkhuizer onzen dank voor zijn initiatief en felicitatie met het welgeslaagd pogen. In de modderzaakjes is nog al variatie. We hebben ze al gehad, waar de betrokken per sonen bekeurd waren vanwege de modder- trekkeratie uit de Banne-slooten van Andijk, en waar de lui om een schuitje met modder mekaar in een Novembernacht in een van de prutslooten van Wognum werkten, en nu hebben we d'er een, waar de man Jan Modder héét.En hij woont aan 't Zand; as 't maar dije wil. Het was op den tweeden Kerstdag, 's middags om een uur of 3, toen een mede burger van meneer Modder, zekere Johannis Broeders, broodbakkersknecht van den aanval- ligen leeftijd van 19 jaren, naar het vertrek van de boot stond te kijken om te zien, of zijn halve broer (waar de andere helft geble ven was, weten we niet) ook meeging. „Wijl 't Zondag was en heel mooi weer", liad Hannes een stevige manilla- stinkadoros in den brand, waar hij met een ijver aan stond te trekken, of hij met de stoomboot aan 't wedijveren was, wie den meesten rook uitbulken zou. Maar door al dat rooken verloren de omstanders en kijkgenooten van Hannes de heele boot uit 't gezicht en daarover ontstak Jan Modder, die tot hen behoorde, zoo in woede, dat hij den doorrooker toeduwde „weerligsche snotDeus, wat staan je deer te rouken." Die opmerking beviel Hannes maar half, want staan en roo ken zijn allebei vrij aan 't Zand en zijn snot neus kon hij zelf wel opknappen als 't noodig was. Hij liet dan ook niet na, den nijdigen Modder met zijn gevoelen in kennis te stellen, maar nu werd 't nog erger, want deze begon nu te stompen en te slaan, en 't slot was zoo waar een totale „mishandeling", die van daag voor de Rechtbank kwam en waarvoor Jan Modder, die al eens meer zooiets bij de hand gehad had, van den O. v. J. den eisch kreeg van 7 dagen gevangenisstraf. Hij zei d'er niks tegen, want hij was er niet. Piet Bakker van Lutjebroek heeft 't, zooals verleden week uitvoeriger verteld, in de zwijnjakkerij zoover gebracht, dat hij de rech ters en het O. M. incluis er aan deed twijfe len of 't in zijn bolus wel bonis wezen zou. Daarom werd de vorige week besloten den burgemeester en den dokter eens op te roepen, om te vertellen, hoe 't er naar hunne meening uit zou zien in dat merkwaardige hoofd des heeren Pieter Bakker. Van buiten, dat konden we allemaal wel zien, had de schedel vrij FEUILLETON. Roman van M. GRAVIN VON BÜNAU. 0-0-0 Kurt had Ilse lief! Hij was overgegeven aan een hartstochtelijke neiging voor dat meisje. Maar Ilse Gode zij dank ...beant woordde die gevoelens niet. Zij had er niet eens eenig denkbeeld van, welk een storm zy ontketende. Zy beminde Ortzin Over de gevoelens van den jongen officier kon ook geen twytel bestaan. Ook hij liet onverholen merken, wat hij voor het lieve kind gevoelde. Ilse moest zoo spoedig mogelijk trouwen. Wat zij) Irma, er aan kon doen, om een spoedige beslissing uit te lokken, dat zou gebeuren. Slechts dit kon Kurt's harts tocht binnen de grenzen houden. Als hij zoo voortging met het jonge meisje zijn ge voelens te verraden, kon Ilse onmogelyk laDger in hun woning blijven, en ookzou de verdere omgang tusschen beide zusters verstoord zijn. Haar eigen leven zou zonder Ilse nog ellendiger zijn. Tusschen Kurt en haar moest het onuitgesproken blijven een zwaar, zwaar geheim, onder welks druk zij beiden zouden lijden. Blaar onder woorden gebracht, zou het nog ellen diger druk uitoefenen. „Mijn zeer geëerde mevrouw" mijn heer Von Enkevort hield zjjn glas omboog „veroorloof mij, dat ik op uw welzijn goed 't model van dien van een hazewindhond, maar van binnen, zie je, daar kwam 't op an. Burgemeester Prins geloofde niets van krankzinnigheid en schreef de feiten toe aan steeds erger wordend drankmisbruik, en Dr. Broek van Bovenkarspel was 't daar in hoofd zaak meê eens. Echter vond deze in de om standigheid, dat beklaagde van „een zwakken stam was" en dat zijn verstand door het dagelijksch drankmisbruik waarschijnlijk geleden zou hebben, reden om een deskundig onderzoek der geestvermogens aan te bevelen. Nadat de O. v. J., uit het gehoorde de conclusie trekkend, dat beklaagde in elk ge val tijdens het plegen van de feiten, waarvoor hij de vorige week terecht stond, nog niet krankzinnig was, een gevangenisstraf van één maand geëischt had, deels ook om zonder stoornis dat onderzoek te kunnen doen, ging de Rechtbank langen tijd in raadkamer, waar besloten werd de stukken opnieuw in handen van den rechter-commissaris te stellen en een onderzoek naar de geestvermogens van beklaagde te bevelen. In verband daarmee wérden de andere zaken betreffende dezen beklaagde (waarvan er één vandaag zou dienen) door den O. v. J. voorloopig ingetrokken. De Texelsche lui, die als getuigen waren opgeroepen tegen Hendrik Jan Boon, en die de vorige week ingevroren waren, hadden nu den overtocht kunnen maken en waren dan ook present, om te vertellen, dat de sloome Henri idem z o oveel paaltjes op 't land van Jan Kuyper nabij Den Burg ten gronde gericht had. Voor dezen keer was do beklaagde niet opgekomen, maar hij scheen niet zoo onmisbaar te wezen als de getuigen. Het rit ging evengoed deur en aan 't end vroeg de Officier, of ze hem (beklaagde) maar f 4 wouen geven, of als hij daar geen zin in had, een uitnoodiging om vier dagen te komen logeeren. Wouen ze aan de rechtbank voor 14 dagen nog niet best gelooven, dat Nardus Koeleman van Nibbixwoud eerlijk en eerlijk op 27 December de spiegelruiten van restau rant Van Diepen aldaar had ingetrapt, die twijfel werd vandaag wel opgeheven. Jaap Knol was nu van den droes genezen en ver telde, dat hij Nardus het ruit had zien in trappen. Hij wou zeker nog een goed woordje voor Nardus doen want hij vertelde tenminste, dat hij er of blijven wou of deze niet „deur de gladderigheid uitsuld en zoo bij ongeluk met z'n arm deur de glazen raakt was", (iets wat Nardus voor de rechtbank beweerd had), maar in ieder geval, Jaap had gezien, dat de beklaagde recht op 't raam toegeloopen was en er zijn straathandjes doorgestoken had. De rest vinden ze dan aan de rechtbank wel uit. De Officier nam althans de vrijheid, om voor den heer Koeleman 8 dagen gevan genis te vragen. Het drama„de roof tusschen Lelie- en Nieuwstraat, of het gezworen tweespan", dat in de zitting van 16 December werd opge voerd en waarvan we de eer hadden korte recensie te geven in het np. van 21 Decem ber d. a. v., werd op vereerend- verzoek van een der hoofdfiguren, den heer H. E. Molen man, antiquair (branche vodden) te Den Helder, heden opnieuw ten tooneele gebracht. De nauwkeurige lezer zal zich misschien herinneren, dat onder de uitspraken in het no. van 28 December vermeld werd, dat de eene helft van het in lief en leed verbonden tweespan mej. Margaretha Keijzer, tot 4 maanden gevangen, was veroordeeld en dat Molenman was vrijgesproken, ofschoon ze in den nacht van 14'op 16 November naar ge woon menschenverstand toch samen verschil lende voorwerpen, o. a. een waschteil, een dito tobbe, een borstrok, lap katoen etc. ge stolen hadden. Dat „samen" was nu in zoo verre onjuist, dat Margaretha alleen de voor werpen had gekaapt en dat Molenman slechts had helpen wegdragen en verkoopen. De destijds door ons voorspelde wreede scheiding werd dan ook werkelijkheid, en om daaraan zoo spoedig mogelijk een einde te maken, ging de teedere minnaar „in proces", om zich wegens heling etc. te laten veroor- deelen en gevangen zetten. Het heele damespersoneel van onlangs was weer present en het voorkomen van allen, Margaretha incluis, doch met uitzondering van de ongehuwde Tetje Burg, die de wasch teil voor een dubbeltje gekocht had (en die drink en u tegelijk verzeker, dat ik nog nooit zulke delicate fazanten heb gegeten." Irma schrikte uit haar gedachten op. Zij herstelde zich vlug „Dat zal mijn schoon zuster niet welgevallig zjjn", meende zij lachend. Mevrouw Von Langen bezat, onder andere eigenschappen, ook de gave als een vos zoo scherp te hooren. „0, mijn lieve Irma ik ben niet zoo yverzuchtig als ge denkt", riep ze haar schoonzuster lachend over de tafel toe. „Wij weten allen, dat dit diner zonder jouw toedoen gereed gekomen is. Wie zou ook van zulk een geleerde vrouw kunnen veronderstellen, dat zij zich met de keuken zou bemoeien. Juffrouw Ilse zal wel een oog in 't zeil gehouden hebben en ook de tafel zoo mooi versierd hebben". 't Spijt me geducht, maar ik kan uw zoo gewaardeerden lof niet aannemen," ant woordde Ilse snel. „Ik ben den ganschen dag weg geweest en heb myn zuster zelfs niet kunnen helpen. Zij heeft alles alleen moeten redden,ondanks dat zij niet wel was". Ilse keek haar zuster hartelijk lachend aan en deze lachte op haar beurt Ilse vriendelijk toe. r-, -i- „Laat 't zooals 't is, kindje. De ideeen hadt jij. Dat is de hoofdzaak. Anna heeft gelijk Ilse zal nog eens een voortreffelijke huisvrouw worden". „Ik hoop van zeer spoedig", fluisterde Ortzin in Ilse's kleine oortje. Zijn liefde vlamde, doordat het, meisje zoo 'dicht bij hem was, hoog op. Slechts met moeite hield hij zijn liefdesverklaring achterwege. De eerste minuten van alleen zijn wilde hij daarvoor benutten. Wanneer de tafel maar eindelijk werd opgeheven 1 Doch aan den eetlust en den niettemin zich liet doorgaan voor een boel fatsoenlijker dan de heler, in wiens zaak zij was komen getnigen) was van dien aard, dat men onwillekeurig bij zichzelf de opmerking mankte, dat het voorloopig in Den Helder nog geen uitgestorven boei wezen zal en dat we hier in Holland voorshands nog geen wet telijke maatregelen behoeven te nemen even als in Frankrijk, om het aantal geboorten te bevorderen. Tegen Molen man werd 6 maanden gevan genisstraf geëischt. Van de volgende 5 zaakjes maken we maar rat jetoe; een echt militair ratjetoe, zonder kruiden. Hendrik Groen, Klaas Ellerbroek, Jaap Beemsterboer, Bertus de Groot en Bouwe Kuiper, respectievelijk wonende te Egmond aan Zee, Andijk, Zwaag, Egmond aan Zee en Avenhorn, aan 't vechten geweest zijnde, res pectievelijk op28, 24 en 26 December, 1 en tusschen 1 en 2 Januari, respectievelijk met: Cornelis Heere te Egm. a. Z., de deur van de kroeg van Jan Heimoring te Medemblik, Jaap Smit, smid te Zwaag, Dina Halfï, jonge juffrouw te Egmond aan Zee en Teeuwis Leegwater, Rijksdiender te Avenhorn, respec tievelijk om niksomdat de kastelein aan geen dronken lui tappen wou om niks om niks en omdat de diender Bouwe van het „gezellige" Nieuwjaarsbal verwijderd had, hoorden, uitgezonderd Ellerbroek, die maar „an dijk" gebleven was, tegen zich eischen, respectievelijk f 5 boete subs. 6 d. hecht., f 10 boete subs. 10 d. hecht., 1 maand gevangen., f 6 boete subs. 6 d. hecht., en 3 weken ge vangen., respectievelijk wegensmishandeling, vernieling, mishandeling, idem en wederspan- nigheid. De kaarte benne vrijgoed schud, niet die 't uitzoeken wil, mag er wel een papiertje bijnemen Als algemeene opmerkingen kunnen we er nog bijvoegen: dat 't eerste stel 22 en 19 jaar waseen paar „groene" heeren dus dat de kastelein Jan Heimering van den Pre sident niet zoo'n erg klein standje kreeg over de schandalige wijze, waarop de dronken Eller broek de deur uit en op straat gesmeten en met een biljartqueue mishandeld was dat Jaap Stam een aardige bies aan had toen hij van Beemsterboer op z'n travalie kreeg, en dat deze laatste nog al eens een maand „gezeten" heeft dat meneer De Groot den aanvalligen leeftijd van 16 jaren heeft bereikt en ook al snot in den koker begint te krijgen en dat 't met dat stel overigens was „Jan, die sloeg Lijsie en Lijsie die sloeg -Jan", en dat Kuiper al 4 veroordeelingen achter den rug heeft. Het slotstuk was nu en dan niet onaar dig. Het deed Jan Eeken, 38j., landbouwer te Westerblokker, kennen als iemand, die een vermaard lid dreigt te worden van het gilde der uitvinders. Als er'in zijn branche ook nog eens een Nobel- of andere prijs beschikbaar gesteld wordt, dan zal hij bepaald hooge oogen gooien. Op 29 December 1.1. hield het R. C. Arm bestuur van Westerblokker in de herberg van Cornelis Berkhout zitting tot het innen van de landhuren. Jan huurt ook van de Armen on moest dus ook „Karsttijd houwe." Toen hij bezig was z'n schrabbers uit te tellen, werd hem door één der leden de opmerking gemaakt, dat hij tekort mest had opgebracht, en niet tijdig aanzegging van het opbrengen gedaan had. Edüu, Jan antwoordde, dat hij 't vorige jaar te veel en nu wat minder opge bracht had en daarmee was voor 't oogen- blik de zaak afgedaan. Maar de opmerking was Jan toch in zijn verkeerde keel gescho ten en het gevolg was, dat hij zijn best ging doen, om die er met de noodige jandoedel door te spoelen, wat hem slecht gelukte, want inplaats van naar omlaag te spoelen, steeg 't leelijke goed hem. naar 't hoofd. Wat een ander zijn brein benevelt, scheen Jan evenwel een buitengewone helderheid van geest te geven. Nog nooit was het hem zóó duidelijk, dat ieder der Armvoogden zoo'n specialiteit was op zijn gebied. Hij vond voor ieder eeD teekenende kwalificatie uit. Op de straat, zwaaiende, vóór do glazen van de kamer waar het geacht college zijn zittig hield, begon hij in keurig Blokkersch een gloeiende „spiets", door Marconi's draad- looze telegraphie naar binnen overgebracht en hier op neerkomende Jullie benne allemaal dieven en boeven. Arie Schouten, jij houdt er een h .(ho 1) kast op na. Jaap Ruiter, jij hebt 't armeland drie maal achter elkaar gehooid. Klaas Koeman, jij zegt altijd maar ja !,jal, jaen Jan Blauw is ook een dief; die steelt de st(ho van eens anders erf enz., enz. enz. Het moet gezegd, dat Jan zijn best deed elk der heeren in zijn rede te gedenken. Echter waren de heeren daar blijkbaar weinig meê ingenomen. Koeman diende een klacht in, de burgemeester maakte proces verbaal op, door alle vier onderteekend, en heden „diende" do zaak. De voorlezing van die keurige specificatie gaf den heer Griffier moeite 't eind van zijn verbaal te halen, en ook aan de overige heeren scheen 't niet gemakkelijk te vallen, om 't gezicht in de plooi te houden. Het had echter maar weinig gescheeld, of Jan was er heelhuids afgekomen. Arie Schouten n.1. was 73, en Jacob Ruiter 74 jaar en beiden hadden de zaak blauw- blauw willen laten, aangezien zij zich vol strekt niet beleedigd gevoelden. Ze hadden alleen op uitnoodiging van den burgemeester het proces-verbaal geteekend. Beleediging wordt echter niet anders dan op klachte vervolgd en door hunne verklaring voor de rechtbank verviel hun deel in de klacht. Dat iemand voor een jabroer wordt uitgemaakt, wordt door een rechtbank niet als een belee diging aangemerkt en dus restte alleen nog de beleediging van Jan Blauw. De Offic. was blij ten minste nog iets over te houden en eischte tegen den sloomen Eeken f 8.boete subs. 8 d. hecht. A.s. week uitspraak in alle zaken. Op Zaterdag 24 dezer heeft de Vrijzinnig- Democratische Bond, in zijn te Amsterdam gehouden algemeene vergadering, behandeld en vastgesteld een program van werkzaam heid op gemeentelijk gebied. Hij deed zulks, als uitvloeisel van een vroeger besluit, tot aanvulling van zijn algemeen program. En hij heeft daarmede een goeden en nuttigen arbeid verricht. Voorbereid was die door een commissie, met mr. H. L. Drucker te Leiden als voor zitter en mr. Joh. J. Belinfante te 's-Graven- hage als secretaris. Voorts hadden daarin zit ting de heeren M. Bogaardt Bzn. te Krimpen a/d. Lek, mr. J. H. de Crane te Lochem, C. V. Gerritsen te Amsterdam, mr. A. van Gijn te 's-Gravenhage, P. W. J. van Hassel te Utrecht, mr. H. P. Marchant te 's-Graven- hage en J. W. C. Telligen te Amsterdam allen mannen, die, 't zij door hun werkkring, 't zij door speciale studie, meer in 't bijzonder bekend zijn zoowel met de behoeften, waarin moet worden voorzien, als met de moeilijk heden, aan die voorziening verbonden. Geen wonder dan ook, dat die commissie een ontwerp leverde, waaraan niet alleen in de rijen der medestanders hulde is gebracht, maar óók daarbuiten, óók door gezaghebbende stemmen, die overigens geenszins gewoon zijn den lof te zingen van den Vrijzinnig- Democratischen Bond. Dat ontwerp heeft ter bovenbedoelde alge meene vergadering slechts geringe wijziging ondergaan, en is thans een welkome aan vulling van het werkprogram van den Bond; een aanvulling in overeenstemming met zijn beginselen en met zijn streven. Terwijl een eerste paragraaf gewijd is aan hetgeen de gemeenten als werkgeefsters te doen hebben, worden in de verdere paragrafen achtereen volgens behandeldondernemingen en in richtingen van algemeen nut, het onderwijs, de volksontwikkeling in meer algemeenen zin, de bevordering van de volksgezondheid, het woningvraagstuk, het armwezen, voor koming of bestrijding van werkloosheid, ver betering van arbeidstoestanden. Onder elk dezer hoofden worden opgesomd de maat regelen, welke op die onderwerpen betrekking hebben. Terecht legde de'voorzitter van den Bond in zijn openingswoord er klem op, dat voor sociaal-politiek handelen naast hetgeen de dorst van zijn kameraden scheen maar geen eind te komen. Mijnheer Von Geldern lette niet op de vermanende blikken van zijn vrouw. Hij bleef als vastgenageld zitten en noodig- de, wat anders niet zijn gewoonte was, steeds uit tot uitdrinken. Met uitzondering van Ortzin, die slechts door de liefde en niet door den wijn opgewonden was, stonden de heeren einde lijk met een verhit gelaat op. „Ilse, jij moet de koffie schenken. Wij blijven in mijn kamer. Irma kan geen rook verdragen", verzocht Kurt. Het jonge meisje schonk de kopjes vol en presenteerde ook cognac en chartreuse. „Een sigarette tot belooning Ilse aarzelde. Zy las duidelijk een be slist „neen" op Ortzin's gelaat. Zij legde de sigaret daarom weer neer. Kurt lachte boosaardig. „Wat valt je nu in? Wij hebben toch menigmaal met elkaar gerookt, Ilse, wanneer irma in haar stu deerkamer zat. Waarom dan nu niet?" „Ik mag niet." „Dat verandert de zaak. Ik dacht dat het was, omdat de eene of andere pedante je had voorgepraat, dat rooken voor een meisje niet past." Kurt keek spottend naar Ortzin, die wrevelig op zijn snor kauwde. „Mooi is het in elk geval niet, als een vrouw rookt", zeide de jonge officier koud. „Mooimooiwat een lieve jonge dame doet, is steeds mooi." Kurt ging op den hoek der sofa zitten, j Hy legde zijn arm om Ilse's schouder en trok haar naar zich toe. „Blyf hier... Ilse... ik zal den heeren myn sportalbum laten zien en daar houdt jy ook zooveel van." Ortzin draaide zich kort om en ging in de andere kamer. Ilse stond het huilen zeer na. Maar nu mocht ze toch niet dadelijk op springen en hem volgen. „Hoe kan hij daarover nu boos zijn Kurt is immers mijn broer", dacht ze treurig. Zij keek onverschillig naar de platen, die voor haar werden opgeslagen. Haar oogen vulden zich met tranen. „Er is zooveel rook hier." Zij streek verstolen met haar hand over haar oogen en maakte een beweging om op te springen. Maar Kurt liet haar niet los. Met on merk baren druk dwong hy haar, op haar plaats te blijven, „Laat me los", verzocht Ilse zacht en boos. Zij wilde geen opzien baren. Hij verroerde zich niet. Mot verrukking voelde hjj, hoe haar heerlijke gestalte, in haar moeite om vrjj te komen, zich tegen zijn arm drukte. „Ilse 1" Irma stond in de halfgeopende deur. „Anna zou je graag eens hooren zingen. Kom bij ons". Het jonge meisje sprong op. Kurt gaf haar onwillekeurig vrij. Hij maakte een beweging als wilde hij haar volgen maar Irma's oogen keken hem met een merkwaardigen blik aan. Er lag iets in haar ernstige, groote oogen, dat hem bedwong. „Blijf maar bij de heeren, Kurt. Wij zullen de deur sluiten, opdat den heeren de zang en ons de rook niet hindertdan zijn beiden geholpen". De heeren protesteerden levendig. Maar zij gevoelden toch een zekere verlichting, toen de deur achter de beide dames in staat in engeren zin te verrichten heeft aan de gemeenten een ruim arbeidsveld moet worden toegewezen. Een bjj uitstek vruchtbaar arbeidsveld tevens, omdat bjj «ulk handelen, opdat het doel treffe, veelal rekening dient te wórden gehouden met plaatselijke behoeften en plaatselijke omstandigheden. Evenzeer terecht stelde hjj op den voor grond, dat niet a 1 de maatregelen, dio in dit program worden verlangd, in aanmerking komen voor alle gemeenten, ook voor de kleinere, en zonder te letten op de bestaans voorwaarden van hare bevolking. Niemand kan zichzelf of anderen diets willen maken, dat het program in zjju ganschen omvang ten uitvoer zal worden gelegd, of ten uitvoer gelegd zou kunnen worden, in de 1100 gemeenten van Nederland. Maar wèl zal het voor degenen, die het algemeen sociaal- politiek standpunt van den Bond beamend gezeten zijn in de gemeentelijke raadzalen, een leiddraad kunnen en moeten zijn, om de daarin omschreven wenschen tot verwezen lijking te helpen brengen binnen de door plaatselijke krachten en plaatselijke eigen aardigheden getrokken grenzen. Het kan laat ons er bijvoegen de verwachting, dat het zal stuwen in de richting van dienstbaar- making ook van het gemeentelijke leven aan de verheffing van den arbeid en aan de ver betering van den toestand der misdeelden, aan de verhooging van de stoffelijke welvaart en van het geestelijk peil van gansch het volk. Aldus sprak de Voorzitter, en zijn woorden maken wij gaarne tot de onze. Wij doen dit te liever, omdat wy overtuigd zijn, dat ook degenen, die het niet eens zyn met elk onder deel van dit program, het zullen kunnen bestudeeren met vrucht voor zichzelvon en voor de belangen, welke zjj op eenigerlei wijze te dienen hebben. Daarom verheugt het ons, dat, naar wij vernemen, het program mèt de toelichtende aanteekeningen, die er by behooren, binnen kort in den handel zal worden gebracht. Die toelichtende aanteekeningen, welke een uit voerig overzicht behelzen van hetgeen in buiten- en binnenland op het gebied van da werkzaamheid der gemeenten reeds is en wordt verricht, hebben groote waarde voor een ieder, die, onverschillig tot welke politieke partij hij behoort, belang stelt in het gemeen telijke leven, en die geroepen is daaraan deel te nemen. Mogen velen zich gedrongen gevoelen, om er kennis van te nemen en er hun voordeel mede te doen. Zij zullen dan tot het inzicht komen, dat andere volken, met name het Duitsche en het Engelsche, op de meeste punten van dit veld het onze vèr vooruit zijn. En zij zullen dan kan het zijn, met een edelen wedijver tusschen de verschil lende staatkundige partijen hun krachten willen inspannen om het verzuimde zoo goed mogelijk in te halen. Vaak zegt men, dat in Nederland de dingen gewoonlijk later worden aangepakt, dan elders; maar dat dan ook, als eenmaal hier te lande de schouders er onder worden gezet, de arbeid deugdelijk en volhardend wordt vol bracht. Die uitspraak is, meenen wij, in het algemeen juist. Als zij nu ook maar juist blijkt in dit bijzondere geval. Want o zooveel is tot dusver nagelaten, wat dringend voor ziening behoeft in stad en lando zooveel behoort en vermag te worden gedaan om droeve toestauden voor meer bevredigende te doen wijken. Degenen, die het oog sluiten voor verbe teringen, welke reeds verkregen zijn, hebben ongelijk en zijn onbillijk. Maar erger nog en nog meer kwaad stichtend dunkt het ons, wegens het verkregene zich neer te leggen op het rustbed van behaaglijk nietsdoen. Men zie bovenal naar den zoo grooten afstand tusschen hetgeen is en hetgeen wezen moest en men doordringe zich van den plicht, dezen afstand met zoo snel mogelijken pas geringer te doen worden, om dien ten slotte geheel te doen verdwijnen. Vergadering van de Vereen i- ging van besturen van Afdeelingen der Hollandsche Maatschappij van Landbouw, in de provincie Noord-Holland, gehouden te HOORN, op Woensdag 28 Januari 1903, des morgens half 12, in het lokaal „De Witte Engel". Óp deze vergadering waren vsrtegenwoor- het slot getrokken werd. Nu konden de nauwa kragen wat worden losgemaakt en ook den tongen wat meer vrijheid worden gegeven. Mijnheer Von Langen vertelde yverig allerlei moppen, en dat hy succes had bij de overigen, behalve bij den gastheer mis schien, bewees wel het dreunend lachen, dat steeds weerklonk. De zoete meisjes stem drong vanuit de andere kamer slechts gedempt door. Een minuut verstomde lachen en spreken nu klonken de woorden tot hen door, duidelijker „Wel zeven jaar, o Koningin U te dienen het schrikt mij niet af Hij kuste haar zy kuste hem En de vogel zong in 't woud". Kurt werd het steeds zwoeler en warmer. Waarom koos Ilse dat lied Dat was da waarheid geweestvan daag in die bang-zaligo minuten, toen zij in zijn armen lag 1 „Hij kuste haar En de vogel zong in 'twoudl" Hij kon het niet langer in deze omgeving uithouden. De rook- en wyn-atmosfaer deed hem bjjna stikken. Hy rukte de deur, die naar de veranda voerde, open en trad naar buiten. Een vlug op- en neerloopen in den tuin koelde zijn bloed weer wat af, maar het ademhalen in de vochtige, koude herfst lucht ging niet gemakkelijk. Als een berg legden de grauwe nevels zich op zijn borst. „Nu zal het zingen wel uit zijn", dacht hij eindelyk, giDg door een zijdeur weder in huis en keek in de rookkamer. De hee ren dronken bier en lachten nog om Lan- gen's moppon. Men had het verder over

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 5