Zondag l Februari ilH)3.
17ste Jaargang No. 380b.
TWEEDE BLAD.
Arrondissements-Reelit-
bank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 27 Jan. 1903.
<$^n
7.
Een gemeentelijk
program.
Bionenlandsch Nieuws.
SC1AEE1
COURANT
UITSPRAKEN:
Jb. Bakker, H. Kooger en M. Mooij, Cal-
lantsoog, mishandeling, le 7 dagen gev., 2e
10 dagen gev., 8e 14 dagen gevangen.
K. Simons, Enkhuizen, beleediging vaneen
ambtenaar, 5 dagen gevangen.
H. Strijbis, Broek op Langendijk, idem, f 6
boete, subs. 6 dagen hecht.
0. Stam, Zijdewind, onder Haringcarspel,
mishandeling, f 8 boete, subs. 8 dagen hech
tenis.
Jb. Klein, Zwaag, vernieling, 14 dagen
gevangen.
C. Pennekamp, Lutjebroek, vernieling f 15
boete, subs. 16 dagen hecht.
Het doet ons zeer veel genoegen, ons ver
slag van heden te kunnen aanvangen met de
mededeeling, dat deze week de „perstafel"
gereed was, en dat wij dus, dank zij de wel
willendheid van den geachten heer President
Mr. Sannes, op nette stoeltjes gezeten en met
een uitstekend geschikte tafel voor ons, binnen
de balie en derhalve u i t het anti-reukeloos
gedrang, onze aanteekeningen hebben kunnen
maken. Wij herhalen dan ook gaarne onze
verklaring in het verslag van 21 December 11.,
toen de plaatsen uitgekozen waren, dat wij
den heer President en wie verder hiertoe
mogen hebben medegewerkt, hoogst dankbaar
zijn voor deze faciliteiten en dat wij die wel
willendheid ten zeerste zullen blijven waar-
deeren.
Aan collega Hoff van de Enkhuizer onzen
dank voor zijn initiatief en felicitatie met het
welgeslaagd pogen.
In de modderzaakjes is nog al variatie. We
hebben ze al gehad, waar de betrokken per
sonen bekeurd waren vanwege de modder-
trekkeratie uit de Banne-slooten van Andijk,
en waar de lui om een schuitje met modder
mekaar in een Novembernacht in een van de
prutslooten van Wognum werkten, en nu
hebben we d'er een, waar de man Jan Modder
héét.En hij woont aan 't Zand; as 't maar
dije wil. Het was op den tweeden Kerstdag,
's middags om een uur of 3, toen een mede
burger van meneer Modder, zekere Johannis
Broeders, broodbakkersknecht van den aanval-
ligen leeftijd van 19 jaren, naar het vertrek
van de boot stond te kijken om te zien, of
zijn halve broer (waar de andere helft geble
ven was, weten we niet) ook meeging. „Wijl
't Zondag was en heel mooi weer", liad Hannes
een stevige manilla- stinkadoros in den brand,
waar hij met een ijver aan stond te trekken,
of hij met de stoomboot aan 't wedijveren was,
wie den meesten rook uitbulken zou. Maar door
al dat rooken verloren de omstanders en
kijkgenooten van Hannes de heele boot uit
't gezicht en daarover ontstak Jan Modder, die
tot hen behoorde, zoo in woede, dat hij den
doorrooker toeduwde „weerligsche snotDeus,
wat staan je deer te rouken." Die opmerking
beviel Hannes maar half, want staan en roo
ken zijn allebei vrij aan 't Zand en zijn snot
neus kon hij zelf wel opknappen als 't noodig
was. Hij liet dan ook niet na, den nijdigen
Modder met zijn gevoelen in kennis te stellen,
maar nu werd 't nog erger, want deze begon
nu te stompen en te slaan, en 't slot was
zoo waar een totale „mishandeling", die van
daag voor de Rechtbank kwam en waarvoor
Jan Modder, die al eens meer zooiets bij de
hand gehad had, van den O. v. J. den eisch
kreeg van 7 dagen gevangenisstraf.
Hij zei d'er niks tegen, want hij was er
niet.
Piet Bakker van Lutjebroek heeft 't, zooals
verleden week uitvoeriger verteld, in de
zwijnjakkerij zoover gebracht, dat hij de rech
ters en het O. M. incluis er aan deed twijfe
len of 't in zijn bolus wel bonis wezen zou.
Daarom werd de vorige week besloten den
burgemeester en den dokter eens op te roepen,
om te vertellen, hoe 't er naar hunne meening
uit zou zien in dat merkwaardige hoofd des
heeren Pieter Bakker. Van buiten, dat konden
we allemaal wel zien, had de schedel vrij
FEUILLETON.
Roman van
M. GRAVIN VON BÜNAU.
0-0-0
Kurt had Ilse lief! Hij was overgegeven
aan een hartstochtelijke neiging voor dat
meisje.
Maar Ilse Gode zij dank ...beant
woordde die gevoelens niet. Zij had er
niet eens eenig denkbeeld van, welk een
storm zy ontketende. Zy beminde Ortzin
Over de gevoelens van den jongen officier
kon ook geen twytel bestaan. Ook hij
liet onverholen merken, wat hij voor het
lieve kind gevoelde.
Ilse moest zoo spoedig mogelijk trouwen.
Wat zij) Irma, er aan kon doen, om een
spoedige beslissing uit te lokken, dat zou
gebeuren. Slechts dit kon Kurt's harts
tocht binnen de grenzen houden. Als hij
zoo voortging met het jonge meisje zijn ge
voelens te verraden, kon Ilse onmogelyk
laDger in hun woning blijven, en ookzou
de verdere omgang tusschen beide zusters
verstoord zijn. Haar eigen leven zou
zonder Ilse nog ellendiger zijn. Tusschen
Kurt en haar moest het onuitgesproken
blijven een zwaar, zwaar geheim, onder
welks druk zij beiden zouden lijden. Blaar
onder woorden gebracht, zou het nog ellen
diger druk uitoefenen.
„Mijn zeer geëerde mevrouw" mijn
heer Von Enkevort hield zjjn glas omboog
„veroorloof mij, dat ik op uw welzijn
goed 't model van dien van een hazewindhond,
maar van binnen, zie je, daar kwam 't op an.
Burgemeester Prins geloofde niets van
krankzinnigheid en schreef de feiten toe aan
steeds erger wordend drankmisbruik, en Dr.
Broek van Bovenkarspel was 't daar in hoofd
zaak meê eens. Echter vond deze in de om
standigheid, dat beklaagde van „een zwakken
stam was" en dat zijn verstand door het
dagelijksch drankmisbruik waarschijnlijk
geleden zou hebben, reden om een deskundig
onderzoek der geestvermogens aan te bevelen.
Nadat de O. v. J., uit het gehoorde de
conclusie trekkend, dat beklaagde in elk ge
val tijdens het plegen van de feiten, waarvoor
hij de vorige week terecht stond, nog niet
krankzinnig was, een gevangenisstraf van
één maand geëischt had, deels ook om zonder
stoornis dat onderzoek te kunnen doen, ging
de Rechtbank langen tijd in raadkamer, waar
besloten werd de stukken opnieuw in handen
van den rechter-commissaris te stellen en
een onderzoek naar de geestvermogens van
beklaagde te bevelen.
In verband daarmee wérden de andere
zaken betreffende dezen beklaagde (waarvan
er één vandaag zou dienen) door den O. v. J.
voorloopig ingetrokken.
De Texelsche lui, die als getuigen waren
opgeroepen tegen Hendrik Jan Boon, en die
de vorige week ingevroren waren, hadden nu
den overtocht kunnen maken en waren dan
ook present, om te vertellen, dat de sloome
Henri idem z o oveel paaltjes op 't land van
Jan Kuyper nabij Den Burg ten gronde gericht
had. Voor dezen keer was do beklaagde
niet opgekomen, maar hij scheen niet zoo
onmisbaar te wezen als de getuigen. Het rit
ging evengoed deur en aan 't end vroeg de
Officier, of ze hem (beklaagde) maar f 4
wouen geven, of als hij daar geen zin in had,
een uitnoodiging om vier dagen te komen
logeeren.
Wouen ze aan de rechtbank voor 14
dagen nog niet best gelooven, dat Nardus
Koeleman van Nibbixwoud eerlijk en eerlijk
op 27 December de spiegelruiten van restau
rant Van Diepen aldaar had ingetrapt, die
twijfel werd vandaag wel opgeheven. Jaap
Knol was nu van den droes genezen en ver
telde, dat hij Nardus het ruit had zien in
trappen. Hij wou zeker nog een goed woordje
voor Nardus doen want hij vertelde tenminste,
dat hij er of blijven wou of deze niet „deur
de gladderigheid uitsuld en zoo bij ongeluk
met z'n arm deur de glazen raakt was",
(iets wat Nardus voor de rechtbank beweerd
had), maar in ieder geval, Jaap had gezien,
dat de beklaagde recht op 't raam toegeloopen
was en er zijn straathandjes doorgestoken
had. De rest vinden ze dan aan de rechtbank
wel uit. De Officier nam althans de vrijheid,
om voor den heer Koeleman 8 dagen gevan
genis te vragen.
Het drama„de roof tusschen Lelie- en
Nieuwstraat, of het gezworen tweespan", dat
in de zitting van 16 December werd opge
voerd en waarvan we de eer hadden korte
recensie te geven in het np. van 21 Decem
ber d. a. v., werd op vereerend- verzoek van
een der hoofdfiguren, den heer H. E. Molen
man, antiquair (branche vodden) te Den
Helder, heden opnieuw ten tooneele gebracht.
De nauwkeurige lezer zal zich misschien
herinneren, dat onder de uitspraken in het
no. van 28 December vermeld werd, dat de
eene helft van het in lief en leed verbonden
tweespan mej. Margaretha Keijzer, tot 4
maanden gevangen, was veroordeeld en dat
Molenman was vrijgesproken, ofschoon ze in
den nacht van 14'op 16 November naar ge
woon menschenverstand toch samen verschil
lende voorwerpen, o. a. een waschteil, een
dito tobbe, een borstrok, lap katoen etc. ge
stolen hadden. Dat „samen" was nu in zoo
verre onjuist, dat Margaretha alleen de voor
werpen had gekaapt en dat Molenman slechts
had helpen wegdragen en verkoopen.
De destijds door ons voorspelde wreede
scheiding werd dan ook werkelijkheid, en om
daaraan zoo spoedig mogelijk een einde te
maken, ging de teedere minnaar „in proces",
om zich wegens heling etc. te laten veroor-
deelen en gevangen zetten.
Het heele damespersoneel van onlangs was
weer present en het voorkomen van allen,
Margaretha incluis, doch met uitzondering
van de ongehuwde Tetje Burg, die de wasch
teil voor een dubbeltje gekocht had (en die
drink en u tegelijk verzeker, dat ik nog
nooit zulke delicate fazanten heb gegeten."
Irma schrikte uit haar gedachten op. Zij
herstelde zich vlug „Dat zal mijn schoon
zuster niet welgevallig zjjn", meende zij
lachend.
Mevrouw Von Langen bezat, onder andere
eigenschappen, ook de gave als een vos zoo
scherp te hooren. „0, mijn lieve Irma ik
ben niet zoo yverzuchtig als ge denkt", riep
ze haar schoonzuster lachend over de tafel
toe. „Wij weten allen, dat dit diner zonder
jouw toedoen gereed gekomen is. Wie zou
ook van zulk een geleerde vrouw kunnen
veronderstellen, dat zij zich met de keuken
zou bemoeien. Juffrouw Ilse zal wel een
oog in 't zeil gehouden hebben en ook de
tafel zoo mooi versierd hebben".
't Spijt me geducht, maar ik kan uw
zoo gewaardeerden lof niet aannemen," ant
woordde Ilse snel. „Ik ben den ganschen
dag weg geweest en heb myn zuster zelfs
niet kunnen helpen. Zij heeft alles alleen
moeten redden,ondanks dat zij niet wel was".
Ilse keek haar zuster hartelijk lachend
aan en deze lachte op haar beurt Ilse
vriendelijk toe. r-, -i-
„Laat 't zooals 't is, kindje. De ideeen
hadt jij. Dat is de hoofdzaak. Anna heeft
gelijk Ilse zal nog eens een voortreffelijke
huisvrouw worden".
„Ik hoop van zeer spoedig", fluisterde
Ortzin in Ilse's kleine oortje.
Zijn liefde vlamde, doordat het, meisje
zoo 'dicht bij hem was, hoog op. Slechts
met moeite hield hij zijn liefdesverklaring
achterwege. De eerste minuten van alleen
zijn wilde hij daarvoor benutten.
Wanneer de tafel maar eindelijk werd
opgeheven 1 Doch aan den eetlust en den
niettemin zich liet doorgaan voor een boel
fatsoenlijker dan de heler, in wiens zaak zij
was komen getnigen) was van dien aard, dat
men onwillekeurig bij zichzelf de opmerking
mankte, dat het voorloopig in Den Helder
nog geen uitgestorven boei wezen zal en dat
we hier in Holland voorshands nog geen wet
telijke maatregelen behoeven te nemen even
als in Frankrijk, om het aantal geboorten te
bevorderen.
Tegen Molen man werd 6 maanden gevan
genisstraf geëischt.
Van de volgende 5 zaakjes maken we maar rat
jetoe; een echt militair ratjetoe, zonder kruiden.
Hendrik Groen, Klaas Ellerbroek, Jaap
Beemsterboer, Bertus de Groot en Bouwe
Kuiper, respectievelijk wonende te Egmond
aan Zee, Andijk, Zwaag, Egmond aan Zee en
Avenhorn, aan 't vechten geweest zijnde, res
pectievelijk op28, 24 en 26 December, 1 en
tusschen 1 en 2 Januari, respectievelijk met:
Cornelis Heere te Egm. a. Z., de deur van
de kroeg van Jan Heimoring te Medemblik,
Jaap Smit, smid te Zwaag, Dina Halfï, jonge
juffrouw te Egmond aan Zee en Teeuwis
Leegwater, Rijksdiender te Avenhorn, respec
tievelijk om niksomdat de kastelein aan
geen dronken lui tappen wou om niks om
niks en omdat de diender Bouwe van het
„gezellige" Nieuwjaarsbal verwijderd had,
hoorden, uitgezonderd Ellerbroek, die maar
„an dijk" gebleven was, tegen zich eischen,
respectievelijk f 5 boete subs. 6 d. hecht., f 10
boete subs. 10 d. hecht., 1 maand gevangen.,
f 6 boete subs. 6 d. hecht., en 3 weken ge
vangen., respectievelijk wegensmishandeling,
vernieling, mishandeling, idem en wederspan-
nigheid.
De kaarte benne vrijgoed schud, niet die
't uitzoeken wil, mag er wel een papiertje
bijnemen
Als algemeene opmerkingen kunnen we er
nog bijvoegen:
dat 't eerste stel 22 en 19 jaar waseen
paar „groene" heeren dus
dat de kastelein Jan Heimering van den Pre
sident niet zoo'n erg klein standje kreeg over de
schandalige wijze, waarop de dronken Eller
broek de deur uit en op straat gesmeten en
met een biljartqueue mishandeld was
dat Jaap Stam een aardige bies aan had
toen hij van Beemsterboer op z'n travalie
kreeg, en dat deze laatste nog al eens een
maand „gezeten" heeft
dat meneer De Groot den aanvalligen leeftijd
van 16 jaren heeft bereikt en ook al snot in
den koker begint te krijgen en dat 't met dat
stel overigens was „Jan, die sloeg Lijsie en
Lijsie die sloeg -Jan", en
dat Kuiper al 4 veroordeelingen achter den
rug heeft.
Het slotstuk was nu en dan niet onaar
dig. Het deed Jan Eeken, 38j., landbouwer
te Westerblokker, kennen als iemand, die een
vermaard lid dreigt te worden van het gilde
der uitvinders. Als er'in zijn branche ook nog
eens een Nobel- of andere prijs beschikbaar
gesteld wordt, dan zal hij bepaald hooge
oogen gooien.
Op 29 December 1.1. hield het R. C. Arm
bestuur van Westerblokker in de herberg van
Cornelis Berkhout zitting tot het innen van
de landhuren. Jan huurt ook van de Armen
on moest dus ook „Karsttijd houwe." Toen
hij bezig was z'n schrabbers uit te tellen,
werd hem door één der leden de opmerking
gemaakt, dat hij tekort mest had opgebracht,
en niet tijdig aanzegging van het opbrengen
gedaan had. Edüu, Jan antwoordde, dat hij
't vorige jaar te veel en nu wat minder opge
bracht had en daarmee was voor 't oogen-
blik de zaak afgedaan. Maar de opmerking
was Jan toch in zijn verkeerde keel gescho
ten en het gevolg was, dat hij zijn best ging
doen, om die er met de noodige jandoedel
door te spoelen, wat hem slecht gelukte,
want inplaats van naar omlaag te spoelen,
steeg 't leelijke goed hem. naar 't hoofd. Wat
een ander zijn brein benevelt, scheen Jan
evenwel een buitengewone helderheid van
geest te geven. Nog nooit was het hem zóó
duidelijk, dat ieder der Armvoogden zoo'n
specialiteit was op zijn gebied. Hij vond voor
ieder eeD teekenende kwalificatie uit.
Op de straat, zwaaiende, vóór do glazen
van de kamer waar het geacht college zijn
zittig hield, begon hij in keurig Blokkersch
een gloeiende „spiets", door Marconi's draad-
looze telegraphie naar binnen overgebracht
en hier op neerkomende
Jullie benne allemaal dieven en boeven.
Arie Schouten, jij houdt er een h .(ho 1)
kast op na.
Jaap Ruiter, jij hebt 't armeland drie
maal achter elkaar gehooid.
Klaas Koeman, jij zegt altijd maar ja !,jal,
jaen
Jan Blauw is ook een dief; die steelt de
st(ho van eens anders erf
enz., enz. enz.
Het moet gezegd, dat Jan zijn best deed
elk der heeren in zijn rede te gedenken.
Echter waren de heeren daar blijkbaar
weinig meê ingenomen. Koeman diende een
klacht in, de burgemeester maakte proces
verbaal op, door alle vier onderteekend, en
heden „diende" do zaak.
De voorlezing van die keurige specificatie
gaf den heer Griffier moeite 't eind van zijn
verbaal te halen, en ook aan de overige
heeren scheen 't niet gemakkelijk te vallen,
om 't gezicht in de plooi te houden.
Het had echter maar weinig gescheeld, of
Jan was er heelhuids afgekomen.
Arie Schouten n.1. was 73, en Jacob Ruiter
74 jaar en beiden hadden de zaak blauw-
blauw willen laten, aangezien zij zich vol
strekt niet beleedigd gevoelden. Ze hadden
alleen op uitnoodiging van den burgemeester
het proces-verbaal geteekend. Beleediging
wordt echter niet anders dan op klachte
vervolgd en door hunne verklaring voor de
rechtbank verviel hun deel in de klacht. Dat
iemand voor een jabroer wordt uitgemaakt,
wordt door een rechtbank niet als een belee
diging aangemerkt en dus restte alleen nog
de beleediging van Jan Blauw.
De Offic. was blij ten minste nog iets over
te houden en eischte tegen den sloomen Eeken
f 8.boete subs. 8 d. hecht.
A.s. week uitspraak in alle zaken.
Op Zaterdag 24 dezer heeft de Vrijzinnig-
Democratische Bond, in zijn te Amsterdam
gehouden algemeene vergadering, behandeld
en vastgesteld een program van werkzaam
heid op gemeentelijk gebied. Hij deed zulks,
als uitvloeisel van een vroeger besluit, tot
aanvulling van zijn algemeen program. En
hij heeft daarmede een goeden en nuttigen
arbeid verricht.
Voorbereid was die door een commissie,
met mr. H. L. Drucker te Leiden als voor
zitter en mr. Joh. J. Belinfante te 's-Graven-
hage als secretaris. Voorts hadden daarin zit
ting de heeren M. Bogaardt Bzn. te Krimpen
a/d. Lek, mr. J. H. de Crane te Lochem, C. V.
Gerritsen te Amsterdam, mr. A. van Gijn te
's-Gravenhage, P. W. J. van Hassel te
Utrecht, mr. H. P. Marchant te 's-Graven-
hage en J. W. C. Telligen te Amsterdam
allen mannen, die, 't zij door hun werkkring,
't zij door speciale studie, meer in 't bijzonder
bekend zijn zoowel met de behoeften, waarin
moet worden voorzien, als met de moeilijk
heden, aan die voorziening verbonden.
Geen wonder dan ook, dat die commissie
een ontwerp leverde, waaraan niet alleen in
de rijen der medestanders hulde is gebracht,
maar óók daarbuiten, óók door gezaghebbende
stemmen, die overigens geenszins gewoon
zijn den lof te zingen van den Vrijzinnig-
Democratischen Bond.
Dat ontwerp heeft ter bovenbedoelde alge
meene vergadering slechts geringe wijziging
ondergaan, en is thans een welkome aan
vulling van het werkprogram van den Bond;
een aanvulling in overeenstemming met zijn
beginselen en met zijn streven. Terwijl een
eerste paragraaf gewijd is aan hetgeen de
gemeenten als werkgeefsters te doen hebben,
worden in de verdere paragrafen achtereen
volgens behandeldondernemingen en in
richtingen van algemeen nut, het onderwijs,
de volksontwikkeling in meer algemeenen
zin, de bevordering van de volksgezondheid,
het woningvraagstuk, het armwezen, voor
koming of bestrijding van werkloosheid, ver
betering van arbeidstoestanden. Onder elk
dezer hoofden worden opgesomd de maat
regelen, welke op die onderwerpen betrekking
hebben.
Terecht legde de'voorzitter van den Bond
in zijn openingswoord er klem op, dat voor
sociaal-politiek handelen naast hetgeen de
dorst van zijn kameraden scheen maar
geen eind te komen.
Mijnheer Von Geldern lette niet op de
vermanende blikken van zijn vrouw. Hij
bleef als vastgenageld zitten en noodig-
de, wat anders niet zijn gewoonte was,
steeds uit tot uitdrinken.
Met uitzondering van Ortzin, die slechts
door de liefde en niet door den wijn
opgewonden was, stonden de heeren einde
lijk met een verhit gelaat op.
„Ilse, jij moet de koffie schenken. Wij
blijven in mijn kamer. Irma kan geen
rook verdragen", verzocht Kurt.
Het jonge meisje schonk de kopjes vol
en presenteerde ook cognac en chartreuse.
„Een sigarette tot belooning
Ilse aarzelde. Zy las duidelijk een be
slist „neen" op Ortzin's gelaat. Zij legde de
sigaret daarom weer neer.
Kurt lachte boosaardig. „Wat valt je nu in?
Wij hebben toch menigmaal met elkaar
gerookt, Ilse, wanneer irma in haar stu
deerkamer zat. Waarom dan nu niet?"
„Ik mag niet."
„Dat verandert de zaak. Ik dacht dat
het was, omdat de eene of andere pedante je
had voorgepraat, dat rooken voor een
meisje niet past."
Kurt keek spottend naar Ortzin, die
wrevelig op zijn snor kauwde.
„Mooi is het in elk geval niet, als een
vrouw rookt", zeide de jonge officier
koud.
„Mooimooiwat een lieve jonge
dame doet, is steeds mooi."
Kurt ging op den hoek der sofa zitten, j
Hy legde zijn arm om Ilse's schouder en trok
haar naar zich toe. „Blyf hier... Ilse...
ik zal den heeren myn sportalbum laten
zien en daar houdt jy ook zooveel van."
Ortzin draaide zich kort om en ging in
de andere kamer.
Ilse stond het huilen zeer na.
Maar nu mocht ze toch niet dadelijk op
springen en hem volgen.
„Hoe kan hij daarover nu boos zijn Kurt
is immers mijn broer", dacht ze treurig.
Zij keek onverschillig naar de platen, die
voor haar werden opgeslagen. Haar oogen
vulden zich met tranen.
„Er is zooveel rook hier." Zij streek
verstolen met haar hand over haar oogen
en maakte een beweging om op te springen.
Maar Kurt liet haar niet los. Met on merk
baren druk dwong hy haar, op haar plaats
te blijven,
„Laat me los", verzocht Ilse zacht en
boos. Zij wilde geen opzien baren.
Hij verroerde zich niet. Mot verrukking
voelde hjj, hoe haar heerlijke gestalte, in
haar moeite om vrjj te komen, zich tegen
zijn arm drukte.
„Ilse 1" Irma stond in de halfgeopende
deur. „Anna zou je graag eens hooren
zingen. Kom bij ons".
Het jonge meisje sprong op. Kurt gaf
haar onwillekeurig vrij.
Hij maakte een beweging als wilde hij
haar volgen maar Irma's oogen keken
hem met een merkwaardigen blik aan. Er
lag iets in haar ernstige, groote oogen,
dat hem bedwong.
„Blijf maar bij de heeren, Kurt. Wij
zullen de deur sluiten, opdat den heeren de
zang en ons de rook niet hindertdan
zijn beiden geholpen".
De heeren protesteerden levendig. Maar
zij gevoelden toch een zekere verlichting,
toen de deur achter de beide dames in
staat in engeren zin te verrichten heeft
aan de gemeenten een ruim arbeidsveld
moet worden toegewezen. Een bjj uitstek
vruchtbaar arbeidsveld tevens, omdat bjj «ulk
handelen, opdat het doel treffe, veelal rekening
dient te wórden gehouden met plaatselijke
behoeften en plaatselijke omstandigheden.
Evenzeer terecht stelde hjj op den voor
grond, dat niet a 1 de maatregelen, dio in
dit program worden verlangd, in aanmerking
komen voor alle gemeenten, ook voor de
kleinere, en zonder te letten op de bestaans
voorwaarden van hare bevolking. Niemand
kan zichzelf of anderen diets willen maken,
dat het program in zjju ganschen omvang
ten uitvoer zal worden gelegd, of ten uitvoer
gelegd zou kunnen worden, in de 1100
gemeenten van Nederland. Maar wèl zal het
voor degenen, die het algemeen sociaal-
politiek standpunt van den Bond beamend
gezeten zijn in de gemeentelijke raadzalen,
een leiddraad kunnen en moeten zijn, om de
daarin omschreven wenschen tot verwezen
lijking te helpen brengen binnen de door
plaatselijke krachten en plaatselijke eigen
aardigheden getrokken grenzen. Het kan
laat ons er bijvoegen de verwachting, dat het
zal stuwen in de richting van dienstbaar-
making ook van het gemeentelijke leven aan
de verheffing van den arbeid en aan de ver
betering van den toestand der misdeelden,
aan de verhooging van de stoffelijke welvaart
en van het geestelijk peil van gansch het volk.
Aldus sprak de Voorzitter, en zijn woorden
maken wij gaarne tot de onze. Wij doen dit
te liever, omdat wy overtuigd zijn, dat ook
degenen, die het niet eens zyn met elk onder
deel van dit program, het zullen kunnen
bestudeeren met vrucht voor zichzelvon en
voor de belangen, welke zjj op eenigerlei
wijze te dienen hebben.
Daarom verheugt het ons, dat, naar wij
vernemen, het program mèt de toelichtende
aanteekeningen, die er by behooren, binnen
kort in den handel zal worden gebracht. Die
toelichtende aanteekeningen, welke een uit
voerig overzicht behelzen van hetgeen in
buiten- en binnenland op het gebied van da
werkzaamheid der gemeenten reeds is en
wordt verricht, hebben groote waarde voor
een ieder, die, onverschillig tot welke politieke
partij hij behoort, belang stelt in het gemeen
telijke leven, en die geroepen is daaraan deel
te nemen. Mogen velen zich gedrongen
gevoelen, om er kennis van te nemen en er
hun voordeel mede te doen. Zij zullen dan
tot het inzicht komen, dat andere volken,
met name het Duitsche en het Engelsche, op
de meeste punten van dit veld het onze vèr
vooruit zijn. En zij zullen dan kan het zijn,
met een edelen wedijver tusschen de verschil
lende staatkundige partijen hun krachten
willen inspannen om het verzuimde zoo goed
mogelijk in te halen.
Vaak zegt men, dat in Nederland de dingen
gewoonlijk later worden aangepakt, dan elders;
maar dat dan ook, als eenmaal hier te lande
de schouders er onder worden gezet, de
arbeid deugdelijk en volhardend wordt vol
bracht. Die uitspraak is, meenen wij, in het
algemeen juist. Als zij nu ook maar juist
blijkt in dit bijzondere geval. Want o zooveel
is tot dusver nagelaten, wat dringend voor
ziening behoeft in stad en lando zooveel
behoort en vermag te worden gedaan om
droeve toestauden voor meer bevredigende te
doen wijken.
Degenen, die het oog sluiten voor verbe
teringen, welke reeds verkregen zijn, hebben
ongelijk en zijn onbillijk. Maar erger nog en
nog meer kwaad stichtend dunkt het ons,
wegens het verkregene zich neer te leggen
op het rustbed van behaaglijk nietsdoen. Men
zie bovenal naar den zoo grooten afstand
tusschen hetgeen is en hetgeen wezen moest
en men doordringe zich van den plicht, dezen
afstand met zoo snel mogelijken pas geringer
te doen worden, om dien ten slotte geheel te
doen verdwijnen.
Vergadering van de Vereen i-
ging van besturen van Afdeelingen der
Hollandsche Maatschappij van Landbouw,
in de provincie Noord-Holland, gehouden te
HOORN, op Woensdag 28 Januari 1903, des
morgens half 12, in het lokaal „De Witte
Engel".
Óp deze vergadering waren vsrtegenwoor-
het slot getrokken werd. Nu konden de
nauwa kragen wat worden losgemaakt en
ook den tongen wat meer vrijheid worden
gegeven.
Mijnheer Von Langen vertelde yverig
allerlei moppen, en dat hy succes had bij
de overigen, behalve bij den gastheer mis
schien, bewees wel het dreunend lachen,
dat steeds weerklonk. De zoete meisjes
stem drong vanuit de andere kamer slechts
gedempt door.
Een minuut verstomde lachen en spreken
nu klonken de woorden tot hen door,
duidelijker
„Wel zeven jaar, o Koningin
U te dienen het schrikt mij niet af
Hij kuste haar zy kuste hem
En de vogel zong in 't woud".
Kurt werd het steeds zwoeler en warmer.
Waarom koos Ilse dat lied
Dat was da waarheid geweestvan
daag in die bang-zaligo minuten, toen
zij in zijn armen lag 1
„Hij kuste haar
En de vogel zong in 'twoudl"
Hij kon het niet langer in deze omgeving
uithouden. De rook- en wyn-atmosfaer
deed hem bjjna stikken.
Hy rukte de deur, die naar de veranda
voerde, open en trad naar buiten.
Een vlug op- en neerloopen in den tuin
koelde zijn bloed weer wat af, maar het
ademhalen in de vochtige, koude herfst
lucht ging niet gemakkelijk. Als een berg
legden de grauwe nevels zich op zijn borst.
„Nu zal het zingen wel uit zijn", dacht
hij eindelyk, giDg door een zijdeur weder
in huis en keek in de rookkamer. De hee
ren dronken bier en lachten nog om Lan-
gen's moppon. Men had het verder over