Zondag 1 Maart 6 903. 47sle Jaargang JSo. 3814. TWEEDE BLAD. Arrondissements-Reclit- bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 24Febr. 1903. Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON. UITSPRAKEN J. P. Berkhout, zonder vaste woonplaats (gedetineerd), diefstal, 3 maanden gevangenis straf, verminderd met den tijd, in preventieve hechtenis doorgebracht. J. J. Meijer, Helder (gedetineerd), 4 maanden gevangenisstraf. P. Meijering, Zijpe, meineed, 4 maanden gevangenisstraf. D. Been, huisvr. van J. A. Peters, Helder, beleediging, 2 dagen gevangenisstraf. B. Klein, huisvr. van N. Hunsema, Helder, beleediging, 2 dagen gevangenisstraf. A. Madder, wed. J. Tromp, Egmondbinnen tappen zonder vergunning f appèl-zaak van het Kantongerecht), vrijgesproken met vernieti ging van het vonnis van den Kantonrechter.) Augustinus de Smet, [we vernamen niet, of hij nog in de permetoisie is van den Bel gischen Minister-President, maar je zou 't haast denken, want hij is gedomicilieerd in de Zilverstraat te Antwerpen] is een acro baat, die in de binnen- en buitenlandsche justitiëele wereld een gevestigde reputatie 'heeft. Hij kan soms toeren doen, dat je ge woonweg zegt: kerel, hoe is 't mogelijk! Zoo was hij op 18 November van 't vorige jaar in de St. Anna-Straat te Alkmaar in 't le rangs hotel van Ko'ster [omnibus aan alle treinen], toen hij weer een bepaald sterk stukje vertoonde. Men moet weten, dat hij sedert een goed jaar lief en leed deelde met do beminnelijke Johanna Stolwerk, en al moge bij een heele- boel menschen al lang binnen 'tjaar de aar digheid er af wezen, bij August lag de vrije liefde er nog duimen dik op. Hij was zelfs nog zoo geweldig verliefd, dat hij heelemaal niet hebben kon, dat zijn aangebedene met een ander manspersoon een slokkie dronk, iets wat haar in een onbewaakt oogenblik dien dag gebeurd was. Hij had dan ook niet onduidelijk zijn misnoegen te kennen gegeven, maar blijkbaar was het bewuste slokkie haar in de verkeerde keel geschoten, misschien ook wel door meerdere gevolgd, in ieder geval Johanna-lief gaf hem den wind van voren en het gevolg daarvan was weer, dat August den kop in den wind gooide en zijn leed in de noodige nurrie ging verteren. Aldus in de rechte stemming gekomen, gebeurde het 's avonds aan de table d' hóte, dat ze elkaar nog eens goed de waarheid zeiden, waarvan weer het eind was, dat August zijn wijnkelk, pardon zijn koffiekom in mekaar kneep en de scherven zoodanig tegen den vroeger zoo geliefden krullebol van Johanna aansmeet, dat deze met bebloede ooren naar den Commissaris van Politie ging. Die meneer maakte d'er werk van en zoo kwam het, dat de O. v. J. vandaag tegen August, die maar stilletjes in Antwerpen gebleven was, 2 maan den gevangenisstraf eischte. Johannes Fokke en Jan Fokke, een paar schippersknechts, aan boord van „De Twee Gezusters", laveerden op 30 Januari 1.1. elk met een flink nat zeil in de stille straten van Enkhuizen, tot zij aanlandden aan den Dijk, waar zij den pakhuisknecht Maarten Doedes aanklampten en zonder reden en zonder veel complimenten ongegeneerd afdroogden, waar voor ze door een ter hulp geroepen agent aan den haak gepikt en den bak in gesmeten werden, met dat gevolg, dat ze pas den vol genden dag weer boven water kwamen. De Officier scheen met al die scheep vaart-bewegingen weinig op te hebben. Hij vond, dat ze een heel verkeerden koers ge gaan hadden en eischte voor de aanvaring met Doedes voor elk f 7.boete, of 7 dagen hechtenis. Na hetgeen we de vorige week schreven over het geachte damesgezelschap uit Den Helder, zal men gelooven willen, dat we zeer verheugd waren, vandaag weer met eenige nieuwe specialiteiten uit de Nieuwedieper vrouwenwereld te mogen kennis maken. Enfin, de kwaliteit was beter dan verleden week. Mejuffrouw Klaartje Bakker, thans 18 jaar oud, is te Urk geboren en heeft daar, naar we vermoeden, toen ze nog een erg klein kindje was, te lang in de zon gelegen, al thans heur goed ontwikkelde haardos heeft een kleur gekregen, waarvoor de benaming hei-rood een nog te zachte tint aanduidt. Klaartje woont nu met hare ouders in Den Helder, 't Schijnt echter, dat ze daar met de eerlijkheid overhoop ligt, althans volgens ver klaring van mej. Klaas Smelink, geboren Catharina Kooman, die bijzonder veel neiging had om 't op 'r dooie gemakkie te vertellen, wat Klaartje allemaal op 'r kerfstok had, een neiging, die de President slechts met moeite wist te onderdrukken (we verlangden alweer naar wat stichtelijkheid), kan ze aan 'tNieuwediep geen eene huur meer krijgen. Aangezien juffr. Smelink niet mocht uit spreken, kunnen we tot ons leedwezen niet anders vertellen, dan het gevalletje waarvoor Klaartje vandaag terecht stond. Ze was dan op 22 December van 't vorige jaar 'smorgens al tijdig in den winkel van Veen aan den Kanaal weg 98 gekomen en had daar namens juffrouw Smelink (zooals ze zei) een paar avonddoeken en wat schort jes op zicht gevraagd. Het goed werd geree- delijk meegegeven, want men wist, dat ze nog kort te voren bij juffrouw Smelink diende. Den volgenden dag bleek het echter in den manufacturenwinkel, dat Klaartje niet meer bij juffrouw Smelink diende. Men stelde een onderzoek in, en vond bij Klaartje's ouders nog een deel van het gehaalde en met de rest was zij er vandoor. Ze had ech ter blijkbaar een dagretour genomen, althans ze was alweer gauw aan't Nieuwediep terug, waar ze een plaats kreeg als booi bij eene Veldhuizen. Maar de Veldhuizens houden meer dan één bcoi en aan zoo'n andere booi, Trijntje de Vries genaamd, had Klaartje haar schortje van Veen verkocht. Veen zag later zeker zijn schortje over de straat gaau, ten minste alles kwam aan 't licht en Klaartje werd voorloopig in het H. v. B. onder dak gebracht. Nu zou men zeggen, dat zoo'n schortje toch niet zooveel waarde heeft dat je daar voor ai dadelijk in de gribus behoeft te wor den geplaatst. Dat is ook wel waar, maar Klaartje had antecedenten, zooals de Officier zei. Er was nog meer eten aan dat ei. Aan staande week krijgen we de rest. Voor van daag bepaalde de Officier zich tot het vragen van 2 maanden gevangenisstraf wegens op lichting. 'tWas nog al een schappelijk dameskwar- tetje vandaag, 't Zal ons benieuwen, wat we aanstaande week zullen krijgen. De landbouwer P. Hoogeboom te Dirks- hom, die nog steeds in het Huis van Bewa ring te Alkmaar in voorarrest zat als ver dacht van poging tot moord op zijn vrouw, zal niet terecht staan. Na onderzoek door 2 artsen is opsluiting in een krankzinnigen gesticht bepaald voor den tijd van 6 maan den. Vrjjdag is hij naar Medemblik over gebracht. Zeiden we zooeven, dat een schortje eigen lijk haast geen waarde genoeg heeft om er, als het gestolen is, een strafvervolging voor in te stellen, datzelfde zou je tenminste aan nemen, als het zoo vurig begeerde voorwerp geen schortje zelfs is, maar slechts een dooie kat. Het stoffelijk omhulsel van wijlen den gewonen huis-, tuin- en keukenkaterianus. Toch is het waar, dat de volgende zaak geheel gewijd was aan de nagedachtenis van den te vroeg ontslapen huispoes van Jan Vlam, schuitenmaker te Schoorldam. Behalve Jan Vlam met zijn poes woonden op 28 Januari 11. o. a. te Schoorldam Hen drik de Geus, 22 jaar, zoon van ouwe De Geus, een boer of bouwer, en de knecht van ouwe De Geus, Antoon de Groot, thuisbe- hoorende te Heer Hugowaard. Die jongelui nu hebben heden zich waarlijk niet van de gunstigste zijde laten zien. Volgens onzen indruk zijn 't heele minne jongens. Op den genoemden datum zagen zij een zwarte kat zitten op de onderdeur van het dorschdeurtje. Ze joegen het beest naar binnen en wisten het daar, natuurlijk niet zonder moeite, dood te trappen en te slaan, of liever, toen 't beest half dood was, lieten ze het liggen en gingen ze eten, en toen ze terug kwamen had het arme dier het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Een dergelijke lage wreedheid verdiende eigenlijk ernstig gestraft te worden, maar.... is jammer genoeg straffeloos De strafbaarheid begon dus pas, toen ze de gemeenheid verder voortzetten. Ze deden de kat in een zak en gingen er 's avonds mee naar Cornelis Kaandorp, parlevink te Groet, aan wien ze het beest verkochten voor een gulden. En om de kroon op 't werk te zetten, gingen ze met hun drieën [een zekere Kees Nicolaï was ook meêgeloopen naar Groet] in de herberg van Kooij de opbrengst verteren. Wat weten zulke apen ook anders met hun geld te doen Ieder kon net 2 slok kies met een haring toeloopen. Het spreekt vanzelf, dat Vlam heel spoedig zijn kat vermiste en hij scheen aan 't beest nog al gehecht te zijn, want toen hij te weten kwam, waar 't gebleven was, ging hij onmiddellijk naar Kaandorp, van wien hij 't zielloos overschot voor f 3 kocht. Als men tot zóóver de zaak volgt, dan stel len wij ons voor, dat de meeste iezers vol verontwaardiging zullen zijn over zooveel karakterloosheid. Ze zullen meelij hebben met het arme dier, dat in zulke handen moest val len, en ook in zekeren zin met den man, die pijnlijk aangedaan moet zijn geweest door de begane wreedheid aan zijn bemind huisdier. Die laatste gevoelens dalen echter heel wat als men weet, dat de eigenaar later, inplaats van poëtisch het beest te doen begraven of opzet ten, dit weer verkocht aan Jan Burgering, een caféhoudertje te Alkmaar. Niettemin, van de lage wreedheid kunnen onze helden zich niet schoonwasschen. Ze trachtten nu wel aan de rechtbank wijs te maken, dat ze de kat gedood hadden, omdat hij op 't konijnenhok zat en een jong aan zijn poot te pakken had, maar daar gelooft niemand wat van, als men weetle. dat ze al eerder zoo iets gedaan hadden en dus louter om het geld, en misschien om ',t ple ziertje van 't doodslaan, het beest in huis gejaagd en gedood hebben; 2e. dat ze trouwens het geval zelf zoo verteld hebben als het hier nu staat aan Nicolaï, en dat ze pas later op 't idéé van de konijnen gekomen zijn, en 3e. dat de veldwachter Klaas Ham van War- menhuizen bij zijn onderzoek nóch konijnen, nóch een hok vond, maar slechts een gewone kist van 35 cM. diepte, waarin konij nen geweest waren en waaroverheen ijzer gaas gespannen was. De Officier geloofde er dan ook niets van. ZEG. eischte voor elk 3 dagen gevangenis straf. Flink zoo Zooals bekend is, zijn er in den lande een heele boel menschen, die dol graag willen werken, niets liever doen dan altijd maar hard werken, zoo sterk zelfs, dat ze, als ze niets anders te doen hebben, gedurig den mond wijd opendoen en alle tien vingers door huu krullebol laten loopen, alleen om toch maar in de beweging te zijn. Die men schen kunnen zich echter minder met de gebruiken en gewoonten van de trage maat schappij vereenigen en daarom heeft het Rijk voor hen speciale werkinrichtingen gesticht, waar zij hun werklust kunnen botvieren, zon der overlast te hebben van al die andere luie menschen. Een van die Rijks-werkinrichtingen staat te Hoorn, en we hadden heden het genoegen, met eenige van de heeren kennis te maken. Het weet namelijk een enkele maal te gebeu ren, dat de heeren oneenigheid krijgen onder 't werk door natuurlijk en daar ze altijd gewend zijn hard te doen, gaat 't er bij die gelegenheden ook wel eens wat kras toe. Enfin in de meeste gevallen is een straf van een paar dagen niet of minder werken voldoende om ze weer in 't rechte spoor te brengen, maar wat op 31 Januari 11. gebeurde, kon niet zoo maar onder den hamer door. Na zoo'n weinig voorkomend vechtpartijtje toch had de een den ander met een klomp op zijn knikker geslagen en als antwoord daarop had de ander den een toen met een mes een snee over den nek gegeven. Geluk kig waren de gevolgen niet heel ernstig. Frans Veldhuizen heette de man, die met zijn klomp geslagen had en Harm van Houten was de man, die toen van leer trok met zijn mes. De eerste kreeg geen erge mooie getuige nissen mee, maar de andere scheen een volmaakt werkinrichtingsleven te leiden. De O. v. J. wou ze echter maar over één kam scheren en vroeg daarom voor beiden 3 maanden gevangenisstraf. Dat was een bittere tegenvaller voor Van Houten, die over 14 dagen vrij zou zijn en zoo gehoopt had, een goed, nieuw leven te beginnen. A.s. week uitspraken. Vergadering van den Raad der gemeente HOOGWOUD, op Woensdag 25 Februari 1903, des voormiddags 10 uur. Tegenwoordig alle leden. Voorz. de burge meester, de heer C. Pijper. De Voorz. opent de vergadering; de notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De Secretaris leest een schrijven voor van Ged. Staten, mededeelende, dat de in de vorige vergadering aangenomen verordening, bepa lende dat de tram bij de overwegen door een persoon te voet moet worden voorafgegaan, niet in overeenstemming met de wet is, om dat de gemeentebesturen alleen bevoegd zijn dergelijke voorschriften te geven voor trams, die langs de bermen van de openbare wegen rijden. Het schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen. Het vorige jaar is, door het overlijden van Dr. Immink, tot gemeentegeneesheer benoemd de heer Joh. Pool, arts, echter slechts tot 1903. Thans dient dus een nieuwe benoeming te worden gedaan. Voorz. stelt voor, Dr. Pool maar weer voor een jaar te benoemen op 't zelfde tractement (f 800). De heer Kooij vraagt't zelfde tractement Enfin, Spr. zal er zich maar niet tegen ver zetten. Hij vindt 't echter hoog. Maar door 't nu te verlagen, zou men den dokter een klap in 't gezicht geven en dat gaat natuur lijk niet, want naar Spr. meent te weten, be valt de dokter best. De heer Schermer stelt voor, nu niet voor één, maar voor 3 jaar te benoemen. De heer Kooij zou dan maar liever den middenweg gaan en voor 2 jaar benoemen. De heer Hartog vindt: 't maakt weinig uit. De heer Vel zegt: hoe ging 'tvroeger? Toen heeft Spr. hier nooit van gehoord hij dacht, dat de benoeming onbepaald was. De dokter bevalt goed Spr. wil daarom voor stellen, in ieder geval voor 6 jaar te benoemen. De heer Kooij meentwat is er tegen, de benoeming voor 2 jaar te doen? Het kan toch veranderen, en dan is het goed een slag om den arm te hebben. Men is niet tegen een termijn van 2 jaar, j en is van oordeel dat 't niet zooveel uitmaakt, j Met algemeene stemmen wordt de heer Pool nu voor 2 jaar herbenoemd. Voorz. deelt vervolgens mede, dat het alweer 10 jaar geleden is, dat de alphabeti- sche tafels betreffende de acten van den bur gerlijken stand gemaakt zijn. Thans moeten ze weer vervaardigd worden. Spr. vraagt, of het goed is, evenals vorige keeren daarvoor f 25 uit te keeren. De heer Vijn informeert, wie dat werk moet doen. De Voorz. antwoordtdat is aan den Secretaris. Op de vraag van den heer Vijn, of het niet tot diens gewone werkzaamheden behoort, antwoordt de Voorz. ontkennend. Dit betreft den burgerlijken stand, waarvoor de Secretaris afzonderlijk beloond moet worden. Algemeen wordt nu besloten, de voorge stelde f25 toe te staan. Hierop wordt voorlezing gedaan van lo. Verslag van de Commissie tot wering van schoolverzuim, Secretaris de heer P. Ronner. De Commissie constateert met vreugde, dat volgens hare ervaringen de gunstige werking der Leerplichtwet zich reeds doet gevoelen. Toch juicht de Commissie het besluit toe, waarbij aan Volksmin opnieuw de subsidie is toegekend, omdat de werkzaamheid dezer vereeniging de wettelijk toegestane minima schoolverzuimen nog belangrijk vermindert. Zij brengt zoowel aan den Raad, als aan den voorsteller een eere-saluut voor het besluit tot het verstrekken van school pantoffels daar mede toonde de Raad, op hooger standpunt te staan, dan helaas het bestuur van de hoofdstad des lands, en ruimer en liberaler dan deze de wet te interpreteeren. De Commissie heeft tweemaal vergaderd tot het behandelen van schoolverzuimen. Roman van M. GRAVIN VON BÜNAU. 0-0-0— i5. „Daaraan heb ik ook gedacht", zeide me vrouw VonRosen. „Maar ik geloof, dat Gel- dern voorloopig van het bezichtigen van zijn landgoed verschoond wenscht te blijven, met het oog op den toestand van zijn vrouw." „Alsof hij daarvoor zoo nauwnemend is Dat gaat dus ook al niet." Ortzin steunde het hoofd in de hand en keek nadenkend voor zich. „Hoe vang ik het aan, iets van Ilse te zien, ot van haar te hooren tenminste „Ik wilde er gaarne heengaan en zou jou dan bericht kunnen doen ik vrees echter, dat ik zal worden afgewezen. In uw plaats, mijnheer Von Ortzin, schreef ik aan haar voogd en zette hem de gansche zaak eens helder uiteen." „Mjj is, met het oog op mevrouw Von Geldern en Ilse, de tong gebonden." „Dus je vermoedens tegenover den heer Von Geldern spreekt ge liever niet uit? De oude man zou het misschien toch maar voor leugens houden. Bewijzen kunt ge toch niet bijbrengen. Verliefde blikken, desnoods een kus, kan men op vertrouwe lijkheid van den zwager tegenover de zuster schuiven." „Wat moet ik dan doen De oude Han- stein is verzot op Geldern en vertrouwt hem blindelings." „Vermoedelijk weet hij echter niet, hoe zwaar ziek mevrouw Irma is. Vraag hem heel eenvoudig, hoe hij over de toekomst denkt. Zijn pupil kan toch onmogelijk, zoodra haar zuster dood is, in het huis van haar zwager blijven, die, stipt genomen, j niet eens haar zwager is. Ia Ilse publiek met je verloofd, dan kan jij voor een pas send onderkomen zorgen, Ik stel mijn huis voor haar open. De oude man zal dat toch moeten inzien. Daar hjj heel gemakkelijk sohijnt uitgevallen, zal hij misschien zeer dankbaar zijn, wanneer gij hem de zorg voor zijn pupil van de schouders neemt en willigt hij dan waarschijnlijk gaarne een spoe dig huwelijk in. Met zijn toestemming in je zak, kan je heel anders tegenover Gel dern optreden." „U heeft gelijk, mevrouw. Ik zal dat probeeren. Hoe zal ik Ilse er echter toe brengen, KLokkenburg te verlaten „Zoolang mevrouw Von Geldern leeft, moogt ge dat van haar niet eischen. Dat kunt ge niet verlangen,stil, laat mij uitspreken ik sta daarin geheel aan de zijde van mejuffrouw Von Hanstein. Een doodzieke zuster verlaat men niet, zelfs niet al beveelt de man het, die je lief heeft." „Ik heb niet bevolen alleen gesmeekt, dringend gebeden. Dat was mijn recht." „Neen, mijn beste mijnheer Vofi Ortzin, dat was uw recht niet. Dat zult u eenmaal wel eens inzien." „Ilse moest mij gelooven, ook al begreep zjj mjjn bewering niet, dat Geldern haar I liefhad en begeerde." Mevrouw Von Rosen schudde het hoofd. Zij had voorloopig genoeg gezegd. Haar woorden moesten eerst maar eens uitwer ken. Zij stond op en ging naar de andere kamer, waar juist een warm dispuut over het spel ontbrandde. „Zoo, oudje 1" Mevrouw Von Rosen nam den arm van haar man. „Nu rookt ge een vredespijp. Ik zal wel op het jonge volkje passen." Mijnheer Von Rosen was het daarmeê eens. Hij zocht een gemakkelijk hoekje uit in de sofa, drukte zijn gast een sigaar in de hand en stoorde Ortzin verder niet in zijne gedachten. Zoo was het beiden het aangenaamst. Mevrouw Von Rosen hamerde geduldig den eenen dans na den anderen op haar reeds wat oud wordenden vleugel, daar de jonge heeren en dames plotseling lust in dansen hadden gekregen. Zij offerde zich niet te vergeefs voor het wèl harer nichten op. Bij het afscheid nemen verzocht mijnheer Von Reitzecstein om het adres van Lilli's ouders. Dat was duidelijk genoeg voor hen, die Lilli's gloeiende wangen, zalig stralende oogen en Reitzenstein's verliefde blikken misschien nog niet begrepen hadden. Ortzin giDg te zamen met Reitzenstein naar huis. Hij hoorde niot veel van diens opgewonden woorden, waarin hij natuurljjk zijn geluk in alle toonaarden prees. Eerst toen Reitzenstein over zijn plan sprak om Klokken burg te koopen, werd hij opmerk zamer. „Voor mij was het 't beste, wat ge beuren kan, wanneer Gèldern op deze manier uit den omtrek verdween", meende Ortzin, „en jij bleef dan ook zoo mooi dichtbij." „Zeker, onze jonge vrouwen konden dan met elkaar omgaan." 2o. Verslag van het herhalingsonderwijs aan de school in de Kerkelaan, over de maanden November en December 1902. De cursus was aangevangen met 12 jongens en 9 meisjes, waarvan gemiddeld 9 jongens en 6 meisjes kwamen. De Zaterdagmiddag leek voor de meisjes nog al bezwaren op te leveren. Wel licht, dat dit volgende jaren beter zou zijn. Dat de onderwijzeres minder salaris geniet voor haar werkzaamheden, dan de onder wijzer, wordt onbillijk geacht. 3o. Verslag van het herhalingsonderwijs aan de school te Aartswoud. Ook daar waren de schoolverzuimen van de meisjes het meest op Zaterdag. 4o. De leerplans voor het herhalings onderwijs te Hoogwoud en te Aartswoud. Deze worden goedgekeurd en de sub 1 tot 3 genoemde verslagen worden voor kennis geving aangenomen. Van de Langereis was nog niets ontvangen en de heer Van Wijk had geschreven, dat hij zoo spoedig als zijn oogen dit toelieten, aan een en ander zou voldoen. Aan de orde was nu de vacature van schoonmaakster aan de school in de Weere. Bij schrijven van 14 December deelde de heer Van Wijk, namens de schoonmaakster, mej. de wed. Van Diepen, geb. De Moei, mede, dat zij tot haar spijt genoodzaakt was, wegens lichaamszwakte met 1 Januari ont slag te vragen. De heer Van Wijk schreef er bij, dat zij op dien datum de betrekking 25 jaar met eere zou hebben vervuld. Hij gaf verder in overweging, voor een opvolgster, ter voor koming van moeilijkheden, schriftelijke voor waarden te maken. Op verzoek van den burgemeester schreef hij 22 December d.a.v., dat in die voorwaar den de verplichting zoude moeten worden opgelegd, om ééns per week de school goed te vegen, ook onder de bankenom ééns per maand de gangen en portalen te schrob ben en de glazen te wasschen, en bij vuil weer, als 't, noodig is, de straten en het hek eens te schrobbenvoorts om in den winter 's morgens de kachel aan te maken. Verder is te dezer zake een schrijven, d.d. 31 December, ingekomen van Brechtje Spil, vrouw van C. Out en schoondochter van de straks genoemde wed. Van Diepen. Zij deelt mede, dat ze al in September van 't vorig jaar naar den Burgemeester is geweest om te zeggen, dat (schoon)moeder niet best meer 't schoolwerk kon doen. Do burge meester vond toen goed, dat z ij zoo lang 't werk maar zou doen, tot moeder ontslag vroeg. De bedoeling harerzijds was daarbij geweest, dat ze dan later, overeenkomstig haar en moeders verlangen, in moeders plaats zou komen en ook van den Burge meester had ze begrepen, dat tegen de ver vulling van dien wensch geen bezwaar zou zijn. Én nu, nadat ze 3 maanden 't werk naar genoegen van den heer Van Wijk ge daan had, werd ze uit de courant gewaar, dat de vrouw van Jan Groot in moeders plaats benoemd was. Dat viel haar erg tegen en ze hoopte, dat de heeren de onbil lijkheid zouden inzien. Naar aanleiding hiervan zegt de Voorz., dat hij in de vorige vergadering aan Vijn gevraagd heeft, wie het 't best gebruiken kon en deze antwoordde toen van de vrouw van Jan Groot. De heer Vijn beweert, dat dit niet juist is. De Voorz. heeft toen misschien onwillens verkeerde inlichtingen gegeven. Spr. had toen gevraagd, of er al sollicitanten waren, en toen had de Voorz. gezegd ja, de vrouw van Jan Groot en de vrouw van K. van Diepen, en van die beiden vond Spr. toen, dat eerstgenoemde 't het best zou kunDen gebruiken. Er was echter niet verder op ingegaan, omdat de oude schoonmaakster nog geen ontslag gevraagd had. Ware Spr. met alles bekend geweest, dan zou hij er onge twijfeld vóór geweest zijn, dat vrouw Out in de plaats van haar schoonmoeder werd benoemd. De heer Van Diepen heeft het mensch ook bjj zich gehad en heeft ook van haar begre- pèn, dat ze van den Voorz. indertijd al een „louw" woordje gehad hefeft. De Voorz. zegt, dat B. en W. vrouw Groot al benoemd hebben, vertrouwende, dat de Raad dat wel zou goedkeuren. De heer Hartog meent, dat die benoeming dus herzien meet worden. De benoemingen zijn toch aan den Raad. Ortzin zuchtte. „Was het eerst eenmaal maar zoo ver". Hij was evenwel toch wat vroolijker geworden. Zoodra hij zijn woning had betreden, ging hij aan zijn schrijftafel zitten en schreef den ouden voogd een langen, uit- voerigen brief, waarin hjj volgens mevrouw Von Rosen's raad, den toestand uiteenzette en den dood van mevrouw Von Geldern als zeer aanstaande aangaf. Het gevolg van dit schrijven moest hij voorloopig kalm afwachten. HOOFDSTUK IX. Stille dagen en weken, de eentonig heid van een lang ziekbed, een langzaam wegteren, een zacht verdwijnen van alle levenskrachten er is geen treuriger iets voor een verpleegster, dan zulk een ziekbed. Maar Ilse liet den moed niet zakken. Zij toonde haar zuster steeds een blij ge laat. Sedert weken verliet ze Irma's kamer niet meer, trots dat buiten de heerljjke lente haar intocht hield. Irma ademde met graagte de milde lucht in, die door het open venster naar binnen woei. „Lente wordt het", zeide ze zacht- kens voor zich heen. Zij sprak ze niet uit, maar Ilse begreep de onuitgesproken woorden wel, die volgen moesten „Het is de laatste, die ik beleven zal." Ilse veegde tersluiks een traan uit haar oogen. Om haar zuster niets te laten bemer ken, zocht ze snel een paar boeken uit de kast en legde die op Irma's bed. „Hier, kleine blauwkous. Dat is je toch het liefst. Hoe kan je den ganschen dag zoo lezen „Wanneer ik lees, laat ik een ander voor mij denken", antwoorde Irma rustig. „Dat is een weldaad. Als ik zelf denk, doet het zooveel pijn." Ilse zweeg. De stem ontzegde haar allen dienst. Zij had het streng verborgen ge heim van haar zuster reeds lang geraden. Irma had haar man steeds nog lief.... even vurig en hartstochtelijk als den eersten dag. Zjin koelheid en onverschil ligheid braken haar het hart. Zij was echter te trotsch, om zich ook slechts maar door een zucht te beklagen. Slechts Ilse bemerkte dikwijls de onrustig vorschende uitdrukking in Irma's gelaat, wanneer Ivurt's stap hoorbaar werd. Zij zag den blos der hoop het bleeke gelaat kleuren, maar ook het weer doodelijk bleek worden der wangen en het teleurgesteld terugzinken van haar gestalte, wanneer de schreden de deur voorbijgingen. Wanneer Kurt echter werkelijk bij de zieke kwam en naar haar gezondheid vroeg, dan was Irma's toon even rustig als de zijne. Zij uitte nooit de vraag, dat bij bij haar zou blijven. Boog hij zich over baar heen om haar te kussen, dan wendde zij beslist het hoofd ter zijde, zoodat zijn lip pen slechts heur haar aanraakten. Ilse voelde dikwijls een grooten toorn tegen Kurt jn zich opstijgen. Kon hij dan niet raden, wat er in Irma cmgirg?Waar zij, de zuster, het reeds lang gemerkt had Hij was toch Irma's man 1 Hij moest toch deze gesloten, maar fijngevoelige natuur kennen 1 Was hij te onverschillig, om zich de moeite te getroosten, over Irma na te denken Of zij eens met hem daarover spreken zou? Maar vat konden Iima afge dwongen bewjjzen van liefde helpen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 5