Zondag 1 Maart 6 903.
47sle Jaargang JSo. 3814.
TWEEDE BLAD.
Arrondissements-Reclit-
bank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 24Febr. 1903.
Binnenlandsch Nieuws.
FEUILLETON.
UITSPRAKEN
J. P. Berkhout, zonder vaste woonplaats
(gedetineerd), diefstal, 3 maanden gevangenis
straf, verminderd met den tijd, in preventieve
hechtenis doorgebracht.
J. J. Meijer, Helder (gedetineerd), 4 maanden
gevangenisstraf.
P. Meijering, Zijpe, meineed, 4 maanden
gevangenisstraf.
D. Been, huisvr. van J. A. Peters, Helder,
beleediging, 2 dagen gevangenisstraf.
B. Klein, huisvr. van N. Hunsema, Helder,
beleediging, 2 dagen gevangenisstraf.
A. Madder, wed. J. Tromp, Egmondbinnen
tappen zonder vergunning f appèl-zaak van
het Kantongerecht), vrijgesproken met vernieti
ging van het vonnis van den Kantonrechter.)
Augustinus de Smet, [we vernamen niet,
of hij nog in de permetoisie is van den Bel
gischen Minister-President, maar je zou 't
haast denken, want hij is gedomicilieerd in
de Zilverstraat te Antwerpen] is een acro
baat, die in de binnen- en buitenlandsche
justitiëele wereld een gevestigde reputatie
'heeft. Hij kan soms toeren doen, dat je ge
woonweg zegt: kerel, hoe is 't mogelijk!
Zoo was hij op 18 November van 't vorige
jaar in de St. Anna-Straat te Alkmaar in 't
le rangs hotel van Ko'ster [omnibus aan alle
treinen], toen hij weer een bepaald sterk
stukje vertoonde.
Men moet weten, dat hij sedert een goed
jaar lief en leed deelde met do beminnelijke
Johanna Stolwerk, en al moge bij een heele-
boel menschen al lang binnen 'tjaar de aar
digheid er af wezen, bij August lag de vrije
liefde er nog duimen dik op. Hij was zelfs
nog zoo geweldig verliefd, dat hij heelemaal
niet hebben kon, dat zijn aangebedene met een
ander manspersoon een slokkie dronk, iets
wat haar in een onbewaakt oogenblik dien
dag gebeurd was. Hij had dan ook niet
onduidelijk zijn misnoegen te kennen gegeven,
maar blijkbaar was het bewuste slokkie haar
in de verkeerde keel geschoten, misschien
ook wel door meerdere gevolgd, in ieder
geval Johanna-lief gaf hem den wind van
voren en het gevolg daarvan was weer, dat
August den kop in den wind gooide en zijn
leed in de noodige nurrie ging verteren.
Aldus in de rechte stemming gekomen,
gebeurde het 's avonds aan de table d' hóte,
dat ze elkaar nog eens goed de waarheid
zeiden, waarvan weer het eind was, dat
August zijn wijnkelk, pardon zijn koffiekom
in mekaar kneep en de scherven zoodanig tegen
den vroeger zoo geliefden krullebol van Johanna
aansmeet, dat deze met bebloede ooren naar
den Commissaris van Politie ging. Die meneer
maakte d'er werk van en zoo kwam het, dat
de O. v. J. vandaag tegen August, die maar
stilletjes in Antwerpen gebleven was, 2 maan
den gevangenisstraf eischte.
Johannes Fokke en Jan Fokke, een paar
schippersknechts, aan boord van „De Twee
Gezusters", laveerden op 30 Januari 1.1. elk
met een flink nat zeil in de stille straten van
Enkhuizen, tot zij aanlandden aan den Dijk,
waar zij den pakhuisknecht Maarten Doedes
aanklampten en zonder reden en zonder veel
complimenten ongegeneerd afdroogden, waar
voor ze door een ter hulp geroepen agent
aan den haak gepikt en den bak in gesmeten
werden, met dat gevolg, dat ze pas den vol
genden dag weer boven water kwamen.
De Officier scheen met al die scheep
vaart-bewegingen weinig op te hebben. Hij
vond, dat ze een heel verkeerden koers ge
gaan hadden en eischte voor de aanvaring
met Doedes voor elk f 7.boete, of 7 dagen
hechtenis.
Na hetgeen we de vorige week schreven
over het geachte damesgezelschap uit Den
Helder, zal men gelooven willen, dat we zeer
verheugd waren, vandaag weer met eenige
nieuwe specialiteiten uit de Nieuwedieper
vrouwenwereld te mogen kennis maken.
Enfin, de kwaliteit was beter dan verleden
week.
Mejuffrouw Klaartje Bakker, thans 18 jaar
oud, is te Urk geboren en heeft daar, naar
we vermoeden, toen ze nog een erg klein
kindje was, te lang in de zon gelegen, al
thans heur goed ontwikkelde haardos heeft
een kleur gekregen, waarvoor de benaming
hei-rood een nog te zachte tint aanduidt.
Klaartje woont nu met hare ouders in Den
Helder, 't Schijnt echter, dat ze daar met de
eerlijkheid overhoop ligt, althans volgens ver
klaring van mej. Klaas Smelink, geboren
Catharina Kooman, die bijzonder veel neiging
had om 't op 'r dooie gemakkie te vertellen,
wat Klaartje allemaal op 'r kerfstok had,
een neiging, die de President slechts met
moeite wist te onderdrukken (we verlangden
alweer naar wat stichtelijkheid), kan ze aan
'tNieuwediep geen eene huur meer krijgen.
Aangezien juffr. Smelink niet mocht uit
spreken, kunnen we tot ons leedwezen niet
anders vertellen, dan het gevalletje waarvoor
Klaartje vandaag terecht stond.
Ze was dan op 22 December van 't vorige
jaar 'smorgens al tijdig in den winkel van
Veen aan den Kanaal weg 98 gekomen en
had daar namens juffrouw Smelink (zooals
ze zei) een paar avonddoeken en wat schort
jes op zicht gevraagd. Het goed werd geree-
delijk meegegeven, want men wist, dat ze
nog kort te voren bij juffrouw Smelink
diende. Den volgenden dag bleek het echter
in den manufacturenwinkel, dat Klaartje niet
meer bij juffrouw Smelink diende. Men stelde
een onderzoek in, en vond bij Klaartje's
ouders nog een deel van het gehaalde en
met de rest was zij er vandoor. Ze had ech
ter blijkbaar een dagretour genomen, althans
ze was alweer gauw aan't Nieuwediep terug,
waar ze een plaats kreeg als booi bij eene
Veldhuizen. Maar de Veldhuizens houden
meer dan één bcoi en aan zoo'n andere booi,
Trijntje de Vries genaamd, had Klaartje haar
schortje van Veen verkocht. Veen zag later
zeker zijn schortje over de straat gaau, ten
minste alles kwam aan 't licht en Klaartje
werd voorloopig in het H. v. B. onder dak
gebracht.
Nu zou men zeggen, dat zoo'n schortje
toch niet zooveel waarde heeft dat je daar
voor ai dadelijk in de gribus behoeft te wor
den geplaatst. Dat is ook wel waar, maar
Klaartje had antecedenten, zooals de Officier
zei. Er was nog meer eten aan dat ei. Aan
staande week krijgen we de rest. Voor van
daag bepaalde de Officier zich tot het vragen
van 2 maanden gevangenisstraf wegens op
lichting.
'tWas nog al een schappelijk dameskwar-
tetje vandaag, 't Zal ons benieuwen, wat we
aanstaande week zullen krijgen.
De landbouwer P. Hoogeboom te Dirks-
hom, die nog steeds in het Huis van Bewa
ring te Alkmaar in voorarrest zat als ver
dacht van poging tot moord op zijn vrouw,
zal niet terecht staan. Na onderzoek door 2
artsen is opsluiting in een krankzinnigen
gesticht bepaald voor den tijd van 6 maan
den. Vrjjdag is hij naar Medemblik over
gebracht.
Zeiden we zooeven, dat een schortje eigen
lijk haast geen waarde genoeg heeft om er,
als het gestolen is, een strafvervolging voor
in te stellen, datzelfde zou je tenminste aan
nemen, als het zoo vurig begeerde voorwerp
geen schortje zelfs is, maar slechts een
dooie kat. Het stoffelijk omhulsel van wijlen
den gewonen huis-, tuin- en keukenkaterianus.
Toch is het waar, dat de volgende zaak
geheel gewijd was aan de nagedachtenis van
den te vroeg ontslapen huispoes van Jan
Vlam, schuitenmaker te Schoorldam.
Behalve Jan Vlam met zijn poes woonden
op 28 Januari 11. o. a. te Schoorldam Hen
drik de Geus, 22 jaar, zoon van ouwe De
Geus, een boer of bouwer, en de knecht van
ouwe De Geus, Antoon de Groot, thuisbe-
hoorende te Heer Hugowaard. Die jongelui
nu hebben heden zich waarlijk niet van de
gunstigste zijde laten zien. Volgens onzen
indruk zijn 't heele minne jongens.
Op den genoemden datum zagen zij een
zwarte kat zitten op de onderdeur van het
dorschdeurtje. Ze joegen het beest naar
binnen en wisten het daar, natuurlijk niet
zonder moeite, dood te trappen en te slaan,
of liever, toen 't beest half dood was, lieten
ze het liggen en gingen ze eten, en toen ze
terug kwamen had het arme dier het tijdelijke
met het eeuwige verwisseld.
Een dergelijke lage wreedheid verdiende
eigenlijk ernstig gestraft te worden, maar....
is jammer genoeg straffeloos
De strafbaarheid begon dus pas, toen ze
de gemeenheid verder voortzetten. Ze deden
de kat in een zak en gingen er 's avonds
mee naar Cornelis Kaandorp, parlevink te
Groet, aan wien ze het beest verkochten voor
een gulden. En om de kroon op 't werk te
zetten, gingen ze met hun drieën [een zekere
Kees Nicolaï was ook meêgeloopen naar
Groet] in de herberg van Kooij de opbrengst
verteren. Wat weten zulke apen ook anders
met hun geld te doen Ieder kon net 2 slok
kies met een haring toeloopen.
Het spreekt vanzelf, dat Vlam heel spoedig
zijn kat vermiste en hij scheen aan 't beest
nog al gehecht te zijn, want toen hij te
weten kwam, waar 't gebleven was, ging hij
onmiddellijk naar Kaandorp, van wien hij 't
zielloos overschot voor f 3 kocht.
Als men tot zóóver de zaak volgt, dan stel
len wij ons voor, dat de meeste iezers vol
verontwaardiging zullen zijn over zooveel
karakterloosheid. Ze zullen meelij hebben met
het arme dier, dat in zulke handen moest val
len, en ook in zekeren zin met den man, die
pijnlijk aangedaan moet zijn geweest door
de begane wreedheid aan zijn bemind huisdier.
Die laatste gevoelens dalen echter heel wat als
men weet, dat de eigenaar later, inplaats van
poëtisch het beest te doen begraven of opzet
ten, dit weer verkocht aan Jan Burgering,
een caféhoudertje te Alkmaar.
Niettemin, van de lage wreedheid kunnen
onze helden zich niet schoonwasschen. Ze
trachtten nu wel aan de rechtbank wijs te
maken, dat ze de kat gedood hadden, omdat
hij op 't konijnenhok zat en een jong aan
zijn poot te pakken had, maar daar gelooft
niemand wat van, als men weetle. dat ze
al eerder zoo iets gedaan hadden en dus
louter om het geld, en misschien om ',t ple
ziertje van 't doodslaan, het beest in huis
gejaagd en gedood hebben; 2e. dat ze trouwens
het geval zelf zoo verteld hebben als het
hier nu staat aan Nicolaï, en dat ze pas later
op 't idéé van de konijnen gekomen zijn, en
3e. dat de veldwachter Klaas Ham van War-
menhuizen bij zijn onderzoek nóch konijnen,
nóch een hok vond, maar slechts een
gewone kist van 35 cM. diepte, waarin konij
nen geweest waren en waaroverheen ijzer
gaas gespannen was.
De Officier geloofde er dan ook niets van.
ZEG. eischte voor elk 3 dagen gevangenis
straf. Flink zoo
Zooals bekend is, zijn er in den lande een
heele boel menschen, die dol graag willen
werken, niets liever doen dan altijd maar
hard werken, zoo sterk zelfs, dat ze, als ze
niets anders te doen hebben, gedurig den
mond wijd opendoen en alle tien vingers
door huu krullebol laten loopen, alleen om
toch maar in de beweging te zijn. Die men
schen kunnen zich echter minder met de
gebruiken en gewoonten van de trage maat
schappij vereenigen en daarom heeft het Rijk
voor hen speciale werkinrichtingen gesticht,
waar zij hun werklust kunnen botvieren, zon
der overlast te hebben van al die andere luie
menschen.
Een van die Rijks-werkinrichtingen staat
te Hoorn, en we hadden heden het genoegen,
met eenige van de heeren kennis te maken.
Het weet namelijk een enkele maal te gebeu
ren, dat de heeren oneenigheid krijgen
onder 't werk door natuurlijk en daar ze
altijd gewend zijn hard te doen, gaat 't er
bij die gelegenheden ook wel eens wat kras
toe. Enfin in de meeste gevallen is een straf
van een paar dagen niet of minder werken
voldoende om ze weer in 't rechte spoor te
brengen, maar wat op 31 Januari 11. gebeurde,
kon niet zoo maar onder den hamer door.
Na zoo'n weinig voorkomend vechtpartijtje
toch had de een den ander met een klomp
op zijn knikker geslagen en als antwoord
daarop had de ander den een toen met een
mes een snee over den nek gegeven. Geluk
kig waren de gevolgen niet heel ernstig.
Frans Veldhuizen heette de man, die met
zijn klomp geslagen had en Harm van Houten
was de man, die toen van leer trok met zijn
mes.
De eerste kreeg geen erge mooie getuige
nissen mee, maar de andere scheen een volmaakt
werkinrichtingsleven te leiden. De O. v. J.
wou ze echter maar over één kam scheren
en vroeg daarom voor beiden 3 maanden
gevangenisstraf.
Dat was een bittere tegenvaller voor Van
Houten, die over 14 dagen vrij zou zijn en
zoo gehoopt had, een goed, nieuw leven te
beginnen.
A.s. week uitspraken.
Vergadering van den Raad
der gemeente HOOGWOUD, op Woensdag
25 Februari 1903, des voormiddags 10 uur.
Tegenwoordig alle leden. Voorz. de burge
meester, de heer C. Pijper.
De Voorz. opent de vergadering; de notulen
der vorige vergadering worden gelezen en
goedgekeurd.
De Secretaris leest een schrijven voor van
Ged. Staten, mededeelende, dat de in de vorige
vergadering aangenomen verordening, bepa
lende dat de tram bij de overwegen door een
persoon te voet moet worden voorafgegaan,
niet in overeenstemming met de wet is, om
dat de gemeentebesturen alleen bevoegd zijn
dergelijke voorschriften te geven voor trams,
die langs de bermen van de openbare wegen
rijden. Het schrijven wordt voor kennisgeving
aangenomen.
Het vorige jaar is, door het overlijden van
Dr. Immink, tot gemeentegeneesheer benoemd
de heer Joh. Pool, arts, echter slechts tot 1903.
Thans dient dus een nieuwe benoeming te
worden gedaan. Voorz. stelt voor, Dr.
Pool maar weer voor een jaar te benoemen
op 't zelfde tractement (f 800).
De heer Kooij vraagt't zelfde tractement
Enfin, Spr. zal er zich maar niet tegen ver
zetten. Hij vindt 't echter hoog. Maar door
't nu te verlagen, zou men den dokter een
klap in 't gezicht geven en dat gaat natuur
lijk niet, want naar Spr. meent te weten, be
valt de dokter best.
De heer Schermer stelt voor, nu niet voor
één, maar voor 3 jaar te benoemen.
De heer Kooij zou dan maar liever den
middenweg gaan en voor 2 jaar benoemen.
De heer Hartog vindt: 't maakt weinig uit.
De heer Vel zegt: hoe ging 'tvroeger?
Toen heeft Spr. hier nooit van gehoord hij
dacht, dat de benoeming onbepaald was. De
dokter bevalt goed Spr. wil daarom voor
stellen, in ieder geval voor 6 jaar te benoemen.
De heer Kooij meentwat is er tegen, de
benoeming voor 2 jaar te doen? Het kan
toch veranderen, en dan is het goed een slag
om den arm te hebben.
Men is niet tegen een termijn van 2 jaar,
j en is van oordeel dat 't niet zooveel uitmaakt,
j Met algemeene stemmen wordt de heer
Pool nu voor 2 jaar herbenoemd.
Voorz. deelt vervolgens mede, dat het
alweer 10 jaar geleden is, dat de alphabeti-
sche tafels betreffende de acten van den bur
gerlijken stand gemaakt zijn. Thans moeten
ze weer vervaardigd worden. Spr. vraagt, of
het goed is, evenals vorige keeren daarvoor
f 25 uit te keeren.
De heer Vijn informeert, wie dat werk
moet doen.
De Voorz. antwoordtdat is aan den
Secretaris.
Op de vraag van den heer Vijn, of het niet
tot diens gewone werkzaamheden behoort,
antwoordt de Voorz. ontkennend. Dit betreft
den burgerlijken stand, waarvoor de Secretaris
afzonderlijk beloond moet worden.
Algemeen wordt nu besloten, de voorge
stelde f25 toe te staan.
Hierop wordt voorlezing gedaan van
lo. Verslag van de Commissie tot wering
van schoolverzuim, Secretaris de heer P.
Ronner.
De Commissie constateert met vreugde, dat
volgens hare ervaringen de gunstige werking
der Leerplichtwet zich reeds doet gevoelen.
Toch juicht de Commissie het besluit toe,
waarbij aan Volksmin opnieuw de subsidie
is toegekend, omdat de werkzaamheid dezer
vereeniging de wettelijk toegestane minima
schoolverzuimen nog belangrijk vermindert.
Zij brengt zoowel aan den Raad, als aan den
voorsteller een eere-saluut voor het besluit tot
het verstrekken van school pantoffels daar
mede toonde de Raad, op hooger standpunt
te staan, dan helaas het bestuur van de
hoofdstad des lands, en ruimer en liberaler
dan deze de wet te interpreteeren.
De Commissie heeft tweemaal vergaderd
tot het behandelen van schoolverzuimen.
Roman van
M. GRAVIN VON BÜNAU.
0-0-0—
i5.
„Daaraan heb ik ook gedacht", zeide me
vrouw VonRosen. „Maar ik geloof, dat Gel-
dern voorloopig van het bezichtigen van zijn
landgoed verschoond wenscht te blijven, met
het oog op den toestand van zijn vrouw."
„Alsof hij daarvoor zoo nauwnemend is
Dat gaat dus ook al niet."
Ortzin steunde het hoofd in de hand en
keek nadenkend voor zich. „Hoe vang ik
het aan, iets van Ilse te zien, ot van haar
te hooren tenminste
„Ik wilde er gaarne heengaan en zou jou
dan bericht kunnen doen ik vrees echter,
dat ik zal worden afgewezen. In uw plaats,
mijnheer Von Ortzin, schreef ik aan haar
voogd en zette hem de gansche zaak
eens helder uiteen."
„Mjj is, met het oog op mevrouw Von
Geldern en Ilse, de tong gebonden."
„Dus je vermoedens tegenover den heer
Von Geldern spreekt ge liever niet uit?
De oude man zou het misschien toch maar
voor leugens houden. Bewijzen kunt ge
toch niet bijbrengen. Verliefde blikken,
desnoods een kus, kan men op vertrouwe
lijkheid van den zwager tegenover de
zuster schuiven."
„Wat moet ik dan doen De oude Han-
stein is verzot op Geldern en vertrouwt
hem blindelings."
„Vermoedelijk weet hij echter niet, hoe
zwaar ziek mevrouw Irma is. Vraag hem
heel eenvoudig, hoe hij over de toekomst
denkt. Zijn pupil kan toch onmogelijk,
zoodra haar zuster dood is, in het huis van
haar zwager blijven, die, stipt genomen, j
niet eens haar zwager is. Ia Ilse publiek
met je verloofd, dan kan jij voor een pas
send onderkomen zorgen, Ik stel mijn huis
voor haar open. De oude man zal dat toch
moeten inzien. Daar hjj heel gemakkelijk
sohijnt uitgevallen, zal hij misschien zeer
dankbaar zijn, wanneer gij hem de zorg
voor zijn pupil van de schouders neemt en
willigt hij dan waarschijnlijk gaarne een spoe
dig huwelijk in. Met zijn toestemming in
je zak, kan je heel anders tegenover Gel
dern optreden."
„U heeft gelijk, mevrouw. Ik zal dat
probeeren. Hoe zal ik Ilse er echter toe
brengen, KLokkenburg te verlaten
„Zoolang mevrouw Von Geldern leeft,
moogt ge dat van haar niet eischen. Dat
kunt ge niet verlangen,stil, laat mij
uitspreken ik sta daarin geheel aan de
zijde van mejuffrouw Von Hanstein. Een
doodzieke zuster verlaat men niet, zelfs
niet al beveelt de man het, die je lief
heeft."
„Ik heb niet bevolen alleen gesmeekt,
dringend gebeden. Dat was mijn recht."
„Neen, mijn beste mijnheer Vofi Ortzin,
dat was uw recht niet. Dat zult u eenmaal
wel eens inzien."
„Ilse moest mij gelooven, ook al begreep
zjj mjjn bewering niet, dat Geldern haar
I liefhad en begeerde."
Mevrouw Von Rosen schudde het hoofd.
Zij had voorloopig genoeg gezegd. Haar
woorden moesten eerst maar eens uitwer
ken. Zij stond op en ging naar de andere
kamer, waar juist een warm dispuut over
het spel ontbrandde.
„Zoo, oudje 1" Mevrouw Von Rosen nam
den arm van haar man. „Nu rookt ge een
vredespijp. Ik zal wel op het jonge volkje
passen."
Mijnheer Von Rosen was het daarmeê
eens. Hij zocht een gemakkelijk hoekje uit
in de sofa, drukte zijn gast een sigaar in
de hand en stoorde Ortzin verder niet in
zijne gedachten. Zoo was het beiden het
aangenaamst.
Mevrouw Von Rosen hamerde geduldig
den eenen dans na den anderen op haar reeds
wat oud wordenden vleugel, daar de jonge
heeren en dames plotseling lust in dansen
hadden gekregen. Zij offerde zich niet te
vergeefs voor het wèl harer nichten op.
Bij het afscheid nemen verzocht mijnheer
Von Reitzecstein om het adres van Lilli's
ouders.
Dat was duidelijk genoeg voor hen, die
Lilli's gloeiende wangen, zalig stralende
oogen en Reitzenstein's verliefde blikken
misschien nog niet begrepen hadden.
Ortzin giDg te zamen met Reitzenstein
naar huis. Hij hoorde niot veel van diens
opgewonden woorden, waarin hij natuurljjk
zijn geluk in alle toonaarden prees. Eerst
toen Reitzenstein over zijn plan sprak om
Klokken burg te koopen, werd hij opmerk
zamer.
„Voor mij was het 't beste, wat ge
beuren kan, wanneer Gèldern op deze
manier uit den omtrek verdween", meende
Ortzin, „en jij bleef dan ook zoo mooi
dichtbij."
„Zeker, onze jonge vrouwen konden dan
met elkaar omgaan."
2o. Verslag van het herhalingsonderwijs
aan de school in de Kerkelaan, over de maanden
November en December 1902. De cursus was
aangevangen met 12 jongens en 9 meisjes,
waarvan gemiddeld 9 jongens en 6 meisjes
kwamen. De Zaterdagmiddag leek voor de
meisjes nog al bezwaren op te leveren. Wel
licht, dat dit volgende jaren beter zou zijn.
Dat de onderwijzeres minder salaris geniet
voor haar werkzaamheden, dan de onder
wijzer, wordt onbillijk geacht.
3o. Verslag van het herhalingsonderwijs
aan de school te Aartswoud.
Ook daar waren de schoolverzuimen van
de meisjes het meest op Zaterdag.
4o. De leerplans voor het herhalings
onderwijs te Hoogwoud en te Aartswoud.
Deze worden goedgekeurd en de sub 1 tot
3 genoemde verslagen worden voor kennis
geving aangenomen.
Van de Langereis was nog niets ontvangen
en de heer Van Wijk had geschreven, dat
hij zoo spoedig als zijn oogen dit toelieten,
aan een en ander zou voldoen.
Aan de orde was nu de vacature van
schoonmaakster aan de school in de Weere.
Bij schrijven van 14 December deelde de
heer Van Wijk, namens de schoonmaakster,
mej. de wed. Van Diepen, geb. De Moei,
mede, dat zij tot haar spijt genoodzaakt was,
wegens lichaamszwakte met 1 Januari ont
slag te vragen.
De heer Van Wijk schreef er bij, dat zij
op dien datum de betrekking 25 jaar met
eere zou hebben vervuld. Hij gaf verder in
overweging, voor een opvolgster, ter voor
koming van moeilijkheden, schriftelijke voor
waarden te maken.
Op verzoek van den burgemeester schreef
hij 22 December d.a.v., dat in die voorwaar
den de verplichting zoude moeten worden
opgelegd, om ééns per week de school goed
te vegen, ook onder de bankenom ééns
per maand de gangen en portalen te schrob
ben en de glazen te wasschen, en bij vuil
weer, als 't, noodig is, de straten en het hek
eens te schrobbenvoorts om in den winter
's morgens de kachel aan te maken.
Verder is te dezer zake een schrijven, d.d.
31 December, ingekomen van Brechtje Spil,
vrouw van C. Out en schoondochter van de
straks genoemde wed. Van Diepen. Zij deelt
mede, dat ze al in September van 't vorig
jaar naar den Burgemeester is geweest om
te zeggen, dat (schoon)moeder niet best
meer 't schoolwerk kon doen. Do burge
meester vond toen goed, dat z ij zoo lang
't werk maar zou doen, tot moeder ontslag
vroeg. De bedoeling harerzijds was daarbij
geweest, dat ze dan later, overeenkomstig
haar en moeders verlangen, in moeders
plaats zou komen en ook van den Burge
meester had ze begrepen, dat tegen de ver
vulling van dien wensch geen bezwaar zou
zijn. Én nu, nadat ze 3 maanden 't werk
naar genoegen van den heer Van Wijk ge
daan had, werd ze uit de courant gewaar,
dat de vrouw van Jan Groot in moeders
plaats benoemd was. Dat viel haar erg
tegen en ze hoopte, dat de heeren de onbil
lijkheid zouden inzien.
Naar aanleiding hiervan zegt de Voorz.,
dat hij in de vorige vergadering aan Vijn
gevraagd heeft, wie het 't best gebruiken
kon en deze antwoordde toen van de vrouw
van Jan Groot.
De heer Vijn beweert, dat dit niet juist is.
De Voorz. heeft toen misschien onwillens
verkeerde inlichtingen gegeven. Spr. had
toen gevraagd, of er al sollicitanten waren,
en toen had de Voorz. gezegd ja, de vrouw
van Jan Groot en de vrouw van K. van
Diepen, en van die beiden vond Spr. toen,
dat eerstgenoemde 't het best zou kunDen
gebruiken. Er was echter niet verder op
ingegaan, omdat de oude schoonmaakster nog
geen ontslag gevraagd had. Ware Spr. met
alles bekend geweest, dan zou hij er onge
twijfeld vóór geweest zijn, dat vrouw Out
in de plaats van haar schoonmoeder werd
benoemd.
De heer Van Diepen heeft het mensch ook
bjj zich gehad en heeft ook van haar begre-
pèn, dat ze van den Voorz. indertijd al een
„louw" woordje gehad hefeft.
De Voorz. zegt, dat B. en W. vrouw Groot
al benoemd hebben, vertrouwende, dat de
Raad dat wel zou goedkeuren.
De heer Hartog meent, dat die benoeming
dus herzien meet worden. De benoemingen
zijn toch aan den Raad.
Ortzin zuchtte. „Was het eerst eenmaal
maar zoo ver".
Hij was evenwel toch wat vroolijker
geworden.
Zoodra hij zijn woning had betreden,
ging hij aan zijn schrijftafel zitten en
schreef den ouden voogd een langen, uit-
voerigen brief, waarin hjj volgens mevrouw
Von Rosen's raad, den toestand uiteenzette
en den dood van mevrouw Von Geldern
als zeer aanstaande aangaf.
Het gevolg van dit schrijven moest hij
voorloopig kalm afwachten.
HOOFDSTUK IX.
Stille dagen en weken, de eentonig
heid van een lang ziekbed, een langzaam
wegteren, een zacht verdwijnen van alle
levenskrachten er is geen treuriger iets
voor een verpleegster, dan zulk een ziekbed.
Maar Ilse liet den moed niet zakken.
Zij toonde haar zuster steeds een blij ge
laat. Sedert weken verliet ze Irma's kamer
niet meer, trots dat buiten de heerljjke
lente haar intocht hield.
Irma ademde met graagte de milde lucht
in, die door het open venster naar binnen
woei. „Lente wordt het", zeide ze zacht-
kens voor zich heen.
Zij sprak ze niet uit, maar Ilse begreep
de onuitgesproken woorden wel, die volgen
moesten „Het is de laatste, die ik beleven
zal."
Ilse veegde tersluiks een traan uit haar
oogen. Om haar zuster niets te laten bemer
ken, zocht ze snel een paar boeken uit de
kast en legde die op Irma's bed. „Hier,
kleine blauwkous. Dat is je toch het liefst.
Hoe kan je den ganschen dag zoo lezen
„Wanneer ik lees, laat ik een ander
voor mij denken", antwoorde Irma rustig.
„Dat is een weldaad. Als ik zelf denk,
doet het zooveel pijn."
Ilse zweeg. De stem ontzegde haar allen
dienst. Zij had het streng verborgen ge
heim van haar zuster reeds lang geraden.
Irma had haar man steeds nog lief....
even vurig en hartstochtelijk als den
eersten dag. Zjin koelheid en onverschil
ligheid braken haar het hart. Zij was
echter te trotsch, om zich ook slechts maar
door een zucht te beklagen.
Slechts Ilse bemerkte dikwijls de onrustig
vorschende uitdrukking in Irma's gelaat,
wanneer Ivurt's stap hoorbaar werd. Zij
zag den blos der hoop het bleeke gelaat
kleuren, maar ook het weer doodelijk bleek
worden der wangen en het teleurgesteld
terugzinken van haar gestalte, wanneer de
schreden de deur voorbijgingen.
Wanneer Kurt echter werkelijk bij de
zieke kwam en naar haar gezondheid vroeg,
dan was Irma's toon even rustig als de
zijne. Zij uitte nooit de vraag, dat bij bij
haar zou blijven. Boog hij zich over baar
heen om haar te kussen, dan wendde zij
beslist het hoofd ter zijde, zoodat zijn lip
pen slechts heur haar aanraakten.
Ilse voelde dikwijls een grooten toorn
tegen Kurt jn zich opstijgen. Kon hij dan
niet raden, wat er in Irma cmgirg?Waar
zij, de zuster, het reeds lang gemerkt
had Hij was toch Irma's man 1 Hij moest
toch deze gesloten, maar fijngevoelige
natuur kennen 1
Was hij te onverschillig, om zich de
moeite te getroosten, over Irma na te
denken Of zij eens met hem daarover
spreken zou? Maar vat konden Iima afge
dwongen bewjjzen van liefde helpen