BSm ui E Maasstad.
ZojiiU^ 15 Maart I&Ü3.
47sU 3818.
DERDE BLAD.
Tweede Ka m e r.
xxxx.
J
Alitrititit- k Latilsullai
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgeus 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
ISureau&CHAOKÜT, liaan, O 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W li E L.
Prijs per jaar f
Afzonderliike nummers
3.—. Franco per
5 Cent.
post f 8.60.
ADVERTÏNTI EN van 1 tot 6 regels f 0.25 iedere regel meer 5 rt
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Zitting van Woensdag 11 Maart,
geopend te li1/, uur.
Overgenomen uit het Handelsblad.
o—
De beraadslagingen worden voortgezet.
De heer Mees repliceert. Hij dankt de Heg.
voor vele inlichtingen, maar die zich niet
uitstrekken tot de feilen doorhem besproken.
De bedoeling der vragen was, licht te ont
vangen, terwijl de Min. in die vragen een
polemische strekking meende te ontdekken.
Spr. ontkent die strekking. Nogmaals wijst
hij op het onderhoud over den ernstigen toe
stand te Amsterdam, waarvan prof. Treub
gewag heeft gemaakt. Het blijkt, dat het
onderhoud plaats had in een gewone audiën
tie met iemand, dien de Min. zich niet her
innert. Het blijkt dus, dat de heer Treub een
oncritische schets gaf van het gesprokene.
Dat de woorden des ministers van waterstaat
op 19 Dec. minder gelukkig waren, is moge
lijk, doch het blijkt nu, dat ze geen verband
hadden met de staking. Spr. heeft er op ge
wezen, dat in 1901 de Bond voor Spoorweg
personeel aan de toenmalige Keg. een adres
had gericht. Al was dit aan den voorganger
van dezen Min. gericht, doet weinig af. Het
doel van zijn betoog was, aan te toonen, dat
reeds geruimen tijd Waterstaat kon kennen
de grieven van het personeel. De Reg. heeft
zeer onbevredigend geantwoord op zijn vraag
omtrent het in Januari ingenomen standpunt.
Dit blijkt het zwakke punt te zijn. Z. i. is
de vrees gewettigd, dat het communiqué niet
de waarheid heeft gezegd. Spr. erkent, dat de
Keg. op 81 Jan. en volgende dagen, onvoor
bereid als zij was, geen hulp had kunnen
geven aan de H. S. Mij.maar er heeft dien
dag een wederzijdsch kaatsspel van verant
woordelijkheid plaats gehad, dat doet denken
aan diplomaten uit de oude school. Ontmoe
digd kwam de directie te Amsterdam terug
en dadelijk was zij bereid toe te geven. Indien
de Reg. een minder snellen, maar meer ge-
wenschten afloop der staking had gewild,
waarom zich dan niet vergewist, welke aDdere
middelen dan toegeven konden worden aan
gewend. Art. B0 kan niet worden toegepast.
Indien op 31 Jan. de min. van binnenl. zaken
met of zonder dien van waterstaat zich naar
Amsterdam had begeven, zou hij dan niet
op eenmaal hebben kunnen zeggenIk kwam,
zag en overwon - Daarna komende tot de
rede des heeren Troelstra van gisteren, con
stateert spreker, dat de staking haar dieperen
grondslag had in de grieven der arbeiders.
Hij vreest, dat een volgende staking een zeer
verontrustend karakter zou opleveren. Komt
het tot een enquête, dan zullen wij de zaken
leeren kennen. Bij de enquête zal blijken, dat
er toestanden bestaan, die niet zouden voor
komen als de Staat zelf exploiteerde. De
diensttijd zal veel meer verkort moeten wor
den. Gaarne zou Spr. inlichtingen willen zien
gegeven over belangrijke reductie aan een
kolensyndicaat. Bij massaal goederenvervoer
wordt dikwijls belangrijke vermindering van
tarief toegestaan bij kolenvervoer geldt het
duizenden wagens per jaar. Spr. is zeer ge
neigd tot een psychologische verklaring van
het voorgevallene in Januari. Met prof. Van
Hamel is hjj het eens, dat de staking als
collectieve dienstweigering was onwettig. Door
den heer Troelstra is gezegd, dat de soc-
democraten jarenlang op de toestanden heb
ben gewezen. Het is mogelijk, dat er toen
niet zooveel aandacht aan is geschonken,
maar vaak bleek, dat grieven en verwijten bij
de Kamer werden ingebracht en dan b.eek
later, dat het netto gewicht niet in eenig
redelijk verband stond tot het brutogewicht.
Ook heeft de heer Troelstra gewezen op het
ernstige van den toestand des lands. Zeer
zeker rust op de Reg. en op de directien der
spoorwegmaatschappijen een groote verant
woordelijkheid, en hij hoopt, dat de directien
vooral loyaal zullen nakomen, wat zij toen
beloofd hebben. Op de Reg. rust de plicht
orde en rust te handhavenoene Reg. zou
onverantwoordelijk handelen op psycholo
gische verklaringen van het gebeurde in
Januari. Op den minister-president doet hij
een beroep om te toonen. even goed volks
kenner en volksleider te zijn, als vroeger.
De heer Troelstra komt terug op de ge
vallen van terrorisme, door de directiën der
spoorwegmaatschappijen thans uitgeoefend
verschillende beambten zijn ontslagen, ge
schorst, verplaatst. Hij acht dergelijk terro
risme altoos bedenkelijk, maar vooral thans.
Z i. moet de regeering op deze dingen toe
zien en zich met de directiën in verbinding
stellen om haar te beduiden, in deze tijden
niet to't zulke daden over te gaan. Hjj vraagt
alsnog antwoord op dit punt. Door den Min.
is op de belangrijkste vraag niet geantwoord,
daar hij eerst het Voorloopig Verslag o? de
ontwerpen moest kennen. De Reg. meent
dus het gevoelen der Kamer te moeten kennen.
Dit gevoelen kan ook blijken in deze Kamer
bij eene motie, doch de stemming waaraan
hij gisteren uitdrukking gaf, doet hem af
zien voor het oogenblik van zoodanige motie.
Hii wil dat uitstellen totdat ook andere
woordvoerders zullen hebben gcsproken - de
twee groepen der rechterzijde, de woord
voerders der Christelijke werkliedenvereeni
gingen, Christelijke democraten en woord
voerders van de districten Amsterdam.
Het is mogelijk dat die Chr. werk.ieden-
vereenigingen meenen, dat de andere arbei
ders verkeerd handelen, maar toch moet er
ook bij hen oen gemeenschapsgevoel zijn om
«ie rampen af to wenden van de arbeiders en
moeten zij hun invloed bij de Regeering ge
bruiken om niet voor opofferingen terug te
deinzen. Een goed, kloek woord van die zijde
schijnt noodig en zij kunnen best meewerken
om bij de Reg. aan te dringen, in te gaan
op het billijke verzoek, gisteren door hem
gedaan. Ook de vertegenwoordigers der dis
tricten van Amsterdam kunnen hun stem
doen hooien. De bedoeling van spr. is, de
schokken voor geheel het land te voorkomen.
Vooral Amsterdam zou er door getroffen
worden met zijn grooten handel en bedrijf.
Mogen die Christelijke vertegenwoordigeis
hun invloed doen gelden. Voorloopig zal hij
den Min. nog niet antwoorden.
De Voorzitter herhaalt, dat een verzoek
tot intrekking der wetsontwerpen niet bij
deze interpellatiën kan gedaan worden.
De heer Melchers komt op tegen de be
wering, dat de grieven, bij adres aan de
Kamer medegedeeld, zoo overdreven zouden
zijn. Reeds in 1888 heeft de heer Domela
Nieuwenhuis dezelfde grieven hier ontwik
keld. De rilling, toen in het publiek gevoeld,
schijnt pas 15 jaar later hier te worden ge
voeld. Toen „Het Nieuws v. d. Dag" eens
tegen de Staatsspoor-directie opkwam, werd
de verkoop van het „Nieuws" gestaakt en
eerst em jaar later weer veioorloofd. Sedert
zegde het „Nieuws" niets kwaads meer van
de Staatsspoor. Spr. wijst op tal van gelegen
heden, waarin over te langen diensttijd, te
laag loon enz., werd geklaagdover de her
haalde redevoeringen van den heer Van Kol
te dezer zake. De Regeeringen deden niets
ze steunden niet de werklieden, maar zeiden,
dat er militairement moet opgetreden worden.
De heer Melcheis zegt te zullen voortgaan
als de heeren zwijgen.
De heer Troelstra Men luistert niet naar
ons. Het geldt de spoorwegarbeiders
De heeren Van Kol, Ter laan en Schaper:
Zoo gaat het altoos
De Voorz. zegt, dat de heer Troelstra zelf
eenige aanleiding heeft gegeven tot de min
dere aandacht, door zijn mededeeling dat hij
zijn antwoord aan den Min. eerst later zai
geven.
De heer Melchers zegt, dat er niet op de
mededeelïngen der soc.-dem. is geletdat het
personeel den indruk heeft gekregen, te zijn
losgelaten door iedereen. De toestand van
machinisten en stokers is van groote betee-
kenis. Hij schetst hun gevaarlijken, schier
bovenmenschelijken arbeidde tegenwerking,
die zij ondervinden van de directie. Art. 113
van het Alg. Regl. is veel te slap en de
directiën zijn krenterig. Zij willen vermeer
dering van personeel voorkomen, al moeten
de menschen zich afsloven. Het stations-
personeel doet overdadig werk. De directie
doet niets om het emplacement voor bet
rangeeren aan de stations uit te breiden. Te
Winterswijk wees men hem de plek, waar
drie menschen waren omgekomen wegens
beknoptheid van terrein en gebrekkige ver
lichting. Tal van statious zijn te klein. Spr.
treedt in een vergelijking van het loou van
het personeel in Duitschland en hier. De
maxima zijn in Duitschland veel hooger dan
hier. Ook in de tramwegmaatschappijen zijn
de loontoestanden hier te lande slecht. De
toestanden zijn daarbij zeer slecht. Bij het
Holl. Spoor heeft het personeel geen rechten,
bij het Staatsspoor is het niet beter gesteld.
De omstandigheden brengen mede, dat het
personeel, als het grieven heeft, bij ons
komt. Zoo verhaalt spr. van een gedegra-
deerden hoofdconducteur, die op grond van
het reglement weigerde drie wagens mee te
nemen en die geen recht kan krijgen, wat
hij ook deed, langs hiërarchischen weg Een
ander werd ontslagen wegens drankmisbruik,
terwijl hij alleen wegens hartwater brande
wijn met notemnskaat moest gebruiken. Zijn
ontslag is onbillijk. De zware boeten ver
bitteren het personeel. Het personeel toonde
niet hard te willeD, maar de directiën luis
terden er niet naar. Van de conduite-staten
heeft het personeel nooit inzage. De maat
schappijen hebben de Ver. „Eendracht maakt
Macht" vrijwel met een kluitje in het riet
gestuurd. Na een zeer uitvoerig onderhoud
met de directie der S. S. kreeg men geen
antwoord. Is het onverklaarbaar, dat bij die
groote verbittering het spoorwegpersoneel
het solidariteitsgevoel heeft gesteld tegen
het gevoel van plicht tegenover de maat
schappijen Spr. dringt er ten slotte sterk
op aan, dat de publieke opinie, Kamer en
Regeering zullen helpen wegnemen de grie-
j ven, opdat de verbittering niet uitsla in laaie
vlam.
De heer Helsdingen betwijfelt, of de op
roeping van lichtingen iets zal doen tegen
gebeurtenissen als die te Dqrgerdam. Men
pluist dat geval nu zeer uit, maar spr. wil
wijzen op het terrorisme van werkgevers op
arbeiders. Te Enschedé sloten verleden jaar
de patroons hun fabriek, omdat een
aantal arbeiders geen vermindering van
loon wilden toestaan. Heeft men toen lich
tingen opgeroepen om de arbeiders te bescher
men Neen, wel maréchaussées werden ge
zonden om de patroons te beschermen. De
heer Van Heek heeft toen terrorisme ge
pleegd en de overige patroons te Enschede
complotteerden mede om alle fabrieken 6top
te zetten. Gisteren sprak de Minister van
arbeiders, die te Amsterdam dokters belet
hadden naar de zieken te gaan. De vraag is,
of de dokters dan belet zouden zijn zieken te
bezoeken. Zij houden er toch nog beenen op
na Als tal van arbeiders op straat geworpen
worden, lijden daar dan geen ziekeu onder
Op alle mogelijke wij/en wordt door fabri
kanten terrorisme uitgeoefend. Zoo zijn er
te Tilburg fabrikanten die schuldinvorderaars
zijn voor andere patroons en de loonen korten.
Zoo moeten arbeiders Zaterdags op hun loon
wachten totdat de laatste post aankomt. Is
dat geen terrorisme Anderen eischen, dat
werklieden vrouwen en kinderen zullen mee
brengen. Elders verbieden patroons de arbei
ders met hunne vrouwen over de fabriek te
spreken, zoodat alle mogelijke slechte toestan
den kunnen blijven bestaan.
Verder dwingt men ouders, hun kinderen
maar een bijz. school te brengen. Terrorisme
heeft op elk gebied plaats. Er worden wonin
gen verhuurd, waarin de werklieden moeten
wonen, willen zij op de fabriek blijven. De
verplichte winkelnering is een groot misbruik.
Bij het boetestelsel wordt veel misbruik ge
maakt. Jaarlijks bestelen de fabrikanten de
arbeiders door uitbetaling der loonen in vreemd
geld. De schending van het vereenigingsrecht
is een daad van terrorisme der patroons de
arbeiders mogen wel geld maken voor de
patroons, maar dezen beletten hen op te
komen voor hun eigen rechten. De patroons
vreezen die vereeniging, omdat hun handeling
is een voortdurende schending van de rechts
positie der arbeiders. En waar dan nog de
Reg. wat militairen noodig heeft om de orde
te handhaven, daar pleit het voor de arbei
ders, dat zij zoo rustig blijven.
De Minister van Waterstaat, de heer De
Marez Oyens, wil eenige inlichtingen geven
aan den heer Mees en een vraag beantwoor
den van den heer Troelstra. De heer Mees
heeft erkend, dat de Reg. moeilijk Zaterdag
31 Jan. naar Amsterdam kon gaan de Eerste
Kamer belette dit trouwens. Hij wees op
zwakheid bij de Reg., maar niet is gebleken
waar het zwakke punt lag. Het onderhoud
op 31 Jan. met vertegenwoordigers der H.
S. M. gaf den heer Mees aanleiding tot de
vraagof die schroom om meer te zeggen,
niet te wijten was aan vrees voor licht. Dit
is onbillijk. Toen de II. S. M. audiëntie vroeg,
had zij reeds grootendeels toegegeven aan de
eischen, en nu werd gevraagd tijdelijke op
heffing van art. 31 der spoorwegwet. Waai
de heer Mees het doel der conferentie kende,
is elk woord der nota door beide partijen
opgemaakt, juist. De Reg. meende dat zij
onmogelijk art. 31 kon opheffen, al kon dit
do Mij. in moeilijkheden brengen. Zij kon
niet af- noch aanraden wat de directie verder
wilde toegeven. Do Min. dacht, dat de Mij.
op haar stuk zou blijven staan en zou door
zetten, en bet werd hem bevestigd door een
brief van 2 Eebr. De heeren zijn niet ont
moedigd naar huis gegaan. Zaterdagsavonds
vonden zij den toestand zoo verergerd dat zij
hebben toegegeven. Aanvankelijk scheen de
directie niet te willen toegeven. Te Amsterdam
gekomen, kwam hij tot andere opinie. Verder
wijst hij er den heer Mees. op dat uitzonde
ringen op de tarieven zijn toegelaten voor
groote hoeveelheden, zoo voor het kolen-
vervoer. Nu hebben de maatschappijen nog
het recht overeenkomsten te sluiten beneden
het minimum. Het zijn tarieven van restitutie
die der Reg. moeten medegedeeld worden. Er
is geheel volgens de wet gehandeld.
Dat er buitendien nog reductiën zouden
zijn gegeven, is hem gebleken absoluut on
juist. Het bedrag der restitutie is der Regee
ring onbekend. De Mij. doet dat in haar eigen
welbegrepen belang, met het oog op de con
currentie tusschen Duitsche en Engelsche
kolen. Het kolenvervoer is een factor van het
transitvervoer en vaak kan de Mij. voor een
klein sommetje kolen uit Duitschland naar
hier vervoeren. Wat de opmerking betreft
omtrent terrorisme, z. i. moeten de directiën
met gematigdheid te werk gaan, al moeten zij
het gezag handhaven. Dat is nog geen terroris
me. De Minister kent de gevallen slechts uit de
dagbladen.
De directiën hebben zich niet te storen aan
1 den Minister. Dit neemt niet weg dat invoe
ring eener betere behandeling der disciplinaire
geschillen hem zeer gewenscht voorkomt.
Zoolang de reglementen niet gewijzigd zijn,
kan de Regeering niets doen. Aan de directiën
zal moeten worden overgelaten, de beslissing
over de straffen. Als het regeeringsvoorstel
omtrent de enquête zal zijn aangenomen, zul
len deze grieven en die van den heer Melchers
beter tot hun recht komen.
De heer Troelstra heeft afgewacht, of van
de rechterzijde op zijn oproep zou worden
geantwoord. De heeren hebben gemeend te
moeten zwijgen. Welsprekend is dit niet.
Beteekent het, dat zij niet willen medewer
ken, op dit oogenblik de spanning op te hef
fen in ons land Hij constateert dit met leed
wezen. Buiten de Kamer zullen zeker de
noodige conclusiën worden gehouden. Door
's Ministers rede van gisteren is hij in alle
opzichten teleurgesteld. Zelden of nooit heeft
hij den heer Kuyper zulk een pover figuur zien
slaan. Die rede staat verre beneden het tem
perament en het intellect, waartoe het had
kunnen worden opgevoerd- Hij bewoog zich
zoo laag en zoo beperkt mogelijk. Het heeft
hem teleurgesteld, dat de Minister de hand,
die hem werd geboden, niet heeft aangeno
men en zich afgemaakt heeft van de groote
vraag, die hij in het publiek belang stelde.
Beseft de Minister dat hij hier niet te doen
heeft met ijdel dreigement; dat, als niet alle
maatregelen tot ontspanning worden geno
men, het gevaar groot is? De groote vraag
is, of de Regeering niet de zware geweld-
middelen wil temperen. Er zijn richtingen,
die in den Minister zien 1'homme fort. Deze
Minister is een sterk man. Zijn aanleg leende
er zich toe, die kracht te toonen. Maar het
eerste, wat wij behoeven, is een rechtvaardig
gezag, zich baseerend op menschelijkheid en
recht. De Minister schijnt nu niet door een
goeden geest bezield. Zeker, het voorloopig
verslag over de nieuwe ontwerpen is nog
niet verschenen. Maar dat zijn argumenten
die men laat gelden als men wil. De beant
woording van sprekers vraag is af te leiden
uit den toestand van het oogenblik. Doch nu de
Minister er tegen opziet een antwoord te geven,
klampt hij zich vast aan den parlementairen
vorm. Spreker's vertrouwen op een gunstig
antwoord is helaas zeer klein. Doch dan ziet
hij de toekomst met angst tegemoet. Hij moet
de Regeering waarschuwen; drijf niet zoo,
dat er burgerbloed moet vloeien. Ruw geweld
is niet geschikt het land gelukkig te maken.
Men kan de sterke man zijn als men de
macht heeft, maar later komt het geweten,
dat spreekt over het bloed, dat onnoodig ver
goten is. Laten we ons niet op een dwaal
spoor laten brengen door geruchten in de
pers de afval bij de spoorwegen beteekent
niets. Spr. heeft niet gedreigd, niet geschermd,
maar uiting gegeven aan de vrees, die hem
bezielt. Hij constateert, dat de Minister niet
is willen ingaan op zijn rede. Hij verzekert.
wij ziju gereed. Wij zullen stasn aan de zijde
der mannen voor wie wij met hart en ziel
arbeiden. Geen dwangmiddelen zullen ons be
letten te strijden. Maar nog is het tijd, nog
is het niet te laat om te hopen, dat zoo
spoedig mogelijk de omstandigheden de Re
geering er toe zullen brengen, te doen wat
hij in het belang van Volk en Staat heeft
bepleit. Daarna weerspreekt hij de redenen
die tot de buitengewone maatregelen te Am
sterdam hebben geleid. Doch nu de vrees
voor staking bij de bijeenkomst der Kamer
was vervallen, verviel ook de reden voor de
buitengewone maatregelen. De overwinning
bij de stembus van 1901 is er niet een geweest
van christelijkheid, maar van conservatisme,
daar de liberalen zijn heengezonden omdat
ze te veel toegaven aan de sociale behoeften.
Spr. hoopt dat door deze regeering nog een
krachtig leven zal worden opgewekt. De
mededeelingen over het terrorisme der
directie betreurt hij zeer. Begrijpen de heeren
dan nooit, dat hier de zaak zit Altoos heet
hetdat gaat ons niet aan, maar de direc
tiën. En thans, nu wij verzoeken dat de
Regeering haar zedelijken invloed zal oefenen
op de directiën, zegt de Minister alwefer: die
verhoudingen van directiën en ambtenaren
gaat buiten ons om. Maar in de tegenwoor
dige gevaarlijke omstandigheden is de Re
geering verplicht, haar invloed aan te wen
den. Kwam de directie niet in een moeilijken
tijd tot de Regeering zelf? De directiën
schijnen met een slechten geest bezield. Ter
wijl zij beloofd hebben, te zullen helpen, doen
zij niets. De quaestie van het kolensyndicaat
zal hij onderzoeken, en hij verzoekt den Minis
ter dit ook nog eens te willen doen en zijner
zijds de directiën te noodzaken haar boeken
over te leggen. Nogmaals dringt hij aan op
recht-doen altoos, en thans in het bijzonder,
om buitengewone maatregelen als staking te
voorkomen. Spr. zal geen motie voorstellen,
daar hij niet weet of ze een zuivere stem
ming zou veroorzaken. Maar namens zijne
vrienden legt hij deze verklaring af
„Dat de groep der soc.-dem. leden bij de
discussiën getracht heeft, de spanning te
doen ophouden en gevaar voor staking te
voorkomen; dat zij zoo kalm en bezadigd mo
gelijk is opgetreden bij de interpellatiën dat
zij der Regeering heeft gevraagd, het voorstel
tot wijziging Strafrecht in nadere overwe
ging te nemen tot na de enquête; dat de
Regeering op die vraag geen antwoord heeft
willen geven, daar het voorloopig verslag nog
niet is verschenendat de Regeering daar
door blijk gaf van onwil, en onmacht toont
om mede te werken tot een normaal verloop;
dat de volle verantwoordelijkheid voor het
geen gebeurt, thans valt op de Regeering en
op haar vrienden, die, ofschoon herhaaldelijk
daartoe opgeroepen, geen poging hebben
gedaan om aan den toestand van spanning
een einde te maken dat de sociaal-democra
tische Kamerleden de arbeiders zullen aan
raden zich te onthouden van het plegen van
daden van geweld, doch tevens pal te staan
voor hun rechten en deze tot het uiterste te
verdedigen."
De heer Mees repliceert nog even.
De heer Schaper vraagt of art. 27 Spoor
wegwet kan worden toegepast.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
blijft ontkennen, dat uit het adres van April
1901 aan de Regeering, was na te gaan, dat
het spoorwegpersoneel tot staking zou over
gaan. Hij beroept zich op een verklaring van
11 Jan. jl. in een alg. vergadering van den
Bond. Daar heette hetadresseeren of staken,
maar aan het laatste kan natuurlijk in de eer
ste 25 jaar niet als strijdmiddel worden ge
dacht. Waar de leider der zaak zoo spreekt,
kan men van de Regeering niet verwachten,
dat zij de staking ais aanstaande kon
beschouwen. Waar de Regeering een enquête
voorstelt, kan de Regeering niet ingaan op
de uitvoerige grievan van den heer Melchers.
De Minister dankt den heer Helsdingen, dat
deze het geval van Durgerdam niet voor
zijn rekening nam, maar hij betreurt dat deze
het aanhouden van de dokterskoetsjes niet
afkeurde. De afstanden zijn groot te Amster
dam en een doktei die geen fietsen geleerd heeft,
fietst niet dadelijk. Van de zijde van den heer Vas
Heek te Enschedé is, voor zoover den Minister
bekend is,geen terrorisme uitgeoefend. Er is wel
invloed geoefend, maar niet met knuppels en
messen. Het stakingsrecht werd in gezonden
zin volledig door den Minister erkend zonder
contractbreuk, zonder misdaden te plegen.
Maar staat dan ook van de werkgevers niet
daartegenover het stelsel van lock-ont
De Minister komt nu tot den heer Troelstra.
Deze schijnt zoo wat de lakens te willen
uitdeelen. Dat hij dat doen wil buiten de
Kamer, goed, maar niet hier. Eerst wilde hij,
dat de rechterzijde zou sprekentoen, dat de
Minister zou doen wat hij wilde, daar de
Min. anders een pover figuur maakt. De Min.
verzekert te zullen spreken, wanneer hem
goeddunkt, en hij betwist den heer Troelstra
het recht, perken te stellen of hem den weg
te willen wijzen. Wel beweert de heer Troel
stra, dat er niets meer te duchten is, doch hij
vergeet dat er terstond na 1 Februari een
ultimatum is gesteld, getuige het versje van
Petter en Oudegeest, bij de welbehagelijke
ontvangst van gelukwenschen, oificiëel in het
orgaan medegedeeld„Heil u, fiere proleta
riër, die toch geweld verwon en den wil van
barbaren lekker hebt verdomd 1" [Gelach].
Als men zoo over de overheid spreekt, dan
is men zelf do schuld van maatregelen. De
Min. betoogt vervolgens, dat de heer Troelstra
zijn eigen positie heeft ontwricht, door te
gewagen, dat later staking zou kunnen gebe
zigd worden om algemeen stemrecht te ver
werven.
Als men den tegenwoordigen toestand van
werkstaking ernstiger beschouwt, dan de
revolutie van 1848, dan blijkt, dat de heer
Troelstra de staking wil gebruiken voor poli
tieke doeleinden, en daarvoor de vakorganisatie
wil misbruiken. Vakvereenigingen kunnen
een kracht vormen, maar als men die voor
politieke doeleinden aanwendt, dan zijn ze
weg. Zoolang de vakvereenigingen worden
besmet, zijn wij het niet, maar juist zij die het
doen, de oorzaak van de ellende.
Tegenover de macht, die de werklieden
willen uitoefenen, staat de macht der over
heid, en als zij zeggen als gij niet toegeeft,
dan zullen wij n zeggen wat te doen is, en
met geweld optreden, dan is de vraag of in
j een wettelijken constitutioneelen staat de
j overheid moet bukken voor zulke geheime
I middelen, of moet zorgen voor de wettelijke
tot-stand-koming van de besluiten der over
heid. Als de commissie van verweer regeert,
is er geen overheid meer. Wie de hoogheids-
wet wil eerbiedigen, moet aan de zijde der
i Regeering zich scharen. En als de heeren
Troelstra en de zijnen wettelijk genomen
j besluiten mochten willen aantasten, dan zal
de Reg. baar roeping kennen om dat verzet
en geweld te keeren [bravo'sj.Ten slotte deelt de
Min. aan den heer Schaper mede dat sedert
I eenige dfgen bij den Ministerraad in over
weging is een toepassing van art. 27 der
Spoorwegwet.
De heer Troelstra constateert, dat de Mi
nister thans weder de gewoonte heeft gevolgd,
door hem de laatste jaren aangenomen, om
eerst een principieele beantwoording te levt-
ren aan het einde van het debat, ten einde
een oratorische schijnoverwinning te behalen.
Spr. zegt, dat de arbeiders door de woorden
van den Minister in het diepst hunner ziel
getroffen zijn. Zij beschouwen hem nu als
een vijand der arbeiders en spr. hoopt, dat de
Minister nog zal trachten zich van dien
blaam te zuiveren. De Minister zoekt naar
uitlatingen, om de arbeiders te treffen, tot
versjes in „Het Volk" toe. Van groote over
drijving en gewrongen voorstelling getuigen
de argumenten van den Minister. De heeren
kennen de arbeidersbeweging niet en moesten
eerst er eens wat meer studie van maken.
Door zijn woorden heeft de Minister slechts
aangetoond dat eeu deel van het volk, doordat
het niet lang wettigen weg door het kiesrecht
zijn aandeel in 't Staatsgezag kan laten gelden,
gedwongen is van economische wapenen
gebruik te maken. Willem wij streven naar
een goede oplossing van de bestaande moei
lijkheden, dan dient het gezag te wortelen in
het geheele volk en dit kan eerst geschieden
als het algemeen kiesrecht is ingevoerd als
politiek wapen.
De Miuister van Binnenlandsche Zaken
ontkeDt, een principiëel debat te hebben
ontwekenzijn antwoord was uitgelokt
door de dupliek van den heer Troelstra. In
Duitschland, waar algemeen kiesrecht is, is
de toestand geenszins beter dan hier. De
Regeering wil geen geweld bezigen, als de
arbeiders geen geweld plegen.
De heer TroelstraStaking is geen geweld.
De Ministerin elk geval kan geen ge
weld worden gepleegd, als de arbeiders zich
niet verzetten.
De heer TroelstraMen kan het uitlokken.
De Minister constateert, dat terwijl de heer
Troelstra aan den eenen kant alles in 't
werk zegt te stellen om een algemeene werk
staking te voorkomen en daarom de Regee
ring smeekt de wetsontwerpen in te trekken,
hij tegelijk de algemeene werkstaking aan
prijst als politiek instrument om het alge
meen stemrecht te verkrijgen.
De beraadslagingen worden gesloten. De
voorzitter dankt de Regeering voor de ge
geven inlichtingen.
Rotterdam, 26 Februari 1903.
Ineen de laatste vrij behoorlijke „gidsen", die
van Rotterdam werd uitgegeven,hij verscheen
in het jaar 1825 en heette ..Guide desEtran-
gers dans la viile de Rotterdam'Arbon-
en Krap), wordt met WRardeering gespro
ken van de vijf aanzienlijkste koffiehuizen,
waarop de schoone stad aan de Maas bogen
kan. Het voornaamste dezer, zegt de schrij
ver, is het Londensch Koffiehuis op hét
Westnieuwland. En om 't bijzonder te
i releveeren, voegt hij erbijer staat een
biljartDaarentegen moest hij verklaren
van het óók zeer elegante Fransche Ko/fie-
hu's „II n'y a pas un biljart."
Hoe gemoedelijk bescheiden in hunne
eischeu moeten nog de goede menschen
van dien tijd geweest zijn en hoe matig