Tieeie Kamer lef Mei-Generaal.
Uit en voor de Pers.
FEUILLETON.
Donderdag 19 Maart 1903.
47sU J&argHMg No. 38J 9.
Bureau SCIIA«KJ¥t B aan, 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. W 1 KEL.
Uemeente Schagen.
BEKENDMAKINGEN.
Opgaven vanCandidaten,
DE VROUW VAN
DEN BOEKHOUDER.
Binnenlandsch Nieuws.
WORDT VERVOLGD.
H AG
111611661 liSHS-
DRAAIT.
Aiisrtfiitit- k LaiARuwblal
Dit blad vergchijut tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderliike nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5 ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bij dit nummer behoort een bijvoegsel
VERKIEZING
voor de
ooooo
De Burgemeester der Gemeente Schagen brengt
hiermede ter openbare kennis,
dat op Dinsdag den 24 Maart aanstaande
zal plaats hebben de verkiezing van één lid van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal, in het Kies
district Alkmaar, waartoe deze gemeente behoort;
dat op dien dag, van des voormiddags negen tot
des namiddags vier uren, bij den Burgemeester der
Gemeente Alkmaar (hoofdplaats van het Kiesdistrict)
kunnen worden ingeleverd
als bedoeld in art 61 der Kieswet.
Deze opgaven moeten inhouden den naam, de voor
letters en de woonplaats van den candidaat en onder
teekend zjjn door ten minste veertig kiezers,
bevoegd tot deelneming aan deze verkiezing.
De inlevering dezer opgaven moet geschieden per
soonlijk door één of meer der personen, die de opgave
hebben onderteekend. De candidaat kan daarbij
tegenwoordig zijn. Van de inlevering wordt een bewijs
van ontvangst afgegeven.
Formulieren voor de opgaven bovenvermeld zijn
ter Secretarie dezer gemeente kosteloos verkrijgbaar,
van den 16 Maart 1903 tot en met den dag der
verkiezing.
De Burgemeester brengt hierbij in herinnering
artikel 161 der Kieswet, luidende als volgt:
Hij, die eene opgave, als bedoeld in artikel 51
inlevert, wetende, dat zij is voorzien van handteeke-
ningen van personen, die niet beroegd zijn tot deel
neming aan de verkiezing, waarvoor de inlevering
geschiedt, terwijl zonder die handteekeningen geen
voldoend aantal voor eene wettige opgave zou over
blijven, wordt gestraft met gevangenisstraf vaa ten
hoogste drie maanden of eene geldboete van ten hoogste
honderd twintig gulden.
Met gelijke straf wordt gestraft hij, die, wetende
dat hij niet bevoegd is tot deelneming aan de verkie
zing, eene voor die verkiezing, ter inlevering bestemde
opgave, bedoeld bij artikel 51, heeft onderteekend.
Schagen, den 16 Maart 1903.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
o—- 5 i-
Jacht en Wisscherü.
De Burgemeester der gemeente Schagen brengt ter
kennis van de ingezetenen, dat de aanvragen ter be
koming van Jacht- en Vischacten en van kostelooze
vergunningen tot de uitoefening der visscherij voor
het seizoen 1903/1904, ter Secretarie voor de belang
hebbenden ter invulling verkrijgbaar zijn, dagelijks,
Zon- en Feestdagen uitgezonderd, des voormiddags
van 9 12 ure.
Schagen, 17 Maart 1903.
De Burgemeester voornoemd,
•H. i. POT.
Het Utrechtsch Dagblad schrijft
De heer Oudegeest heeft een voorbeeld
gegeven van correcte handelwijze.
Den dienst der Maatschappij tot Exploitatie
van Staatsspoorwegen willende verlaten, heeft
hij geheel in den vorm eervol ontslag verzocht,
en aangezien dit ontslag voor ambtenaren
van zijn rang op een termijn van een maand
moet worden aangevraagd, doch de heer
Oudegeest er blijkbaar prijs op stelde om aan
stonds vrij te zijn, heeft hij verzocht een
maand verlof buiten genot van bezoldiging.
Het eene zoowel als het andere, werd hem
overeenkomstig zijn verzoek verleend.
Nu treft ons hierin ditindien er een recht
bestqnd om aanstonds den dienst neer te
leggen, zou de heer Oudegeest immers van
dit recht hebben gebruik gemaakt en gezegd
„heeren, ik groet u", of iets dergelijks.
Hij deed dit niet, maar vroeg volkomen
gentlemanbke verlof en ontslag aan.
Maar indien alzoo bij den heer Oudegeest
geen recht tot onmiddellijke dienstverlating
aanwezig was, mag men het bestaan van dat
recht ook niet bij anderen aannemen.
En dan mag men alzoo hopen, dat, wanneer
het straks meerderen bij de Staatsspoorweg-
maatschappij niet bevallen mocht, zij het
correcte voorbeeld van den heer Oudegeest
zullen volgen en in behoorlijken vorm evenals
hij ontslag, en eventueel daaraan voorafgaand
vei lof zullen verzoeken.
De toestand.
„Het Volk" acht den toestand na de hou
ding der Regeering tegenover de interpellaties
in de Tweede Kamer dreigender dan ooit.
Van de vergadering van hoofdbesturen, door
het Comité van Verweer Zondag bijeengeroe
pen, heeft het blad den indruk medegenomen
„dat de houding der RegeeriDg en der
regeeringsmeerderheid bij de interpellaties de
verbittering en den geest van verzet bij de
arbeiders heeft versterkt".
Het verwacht nu, indien de Regeering niet
tjjdig „de bakens verzet" „een menigte klei
nere of grootere werkstakingen, die ten slotte,
als de beruchte strafbepalingen toch in de
Kamer komen, in een groote werkstaking,
voornamelijk in de transportbedrijven, zullen
uitloopen.
„Het idéc der arbeiders was oorspronkelijk:
binnen een veertien dagen zullen de dwang-
wetten in openbare behandeling komen wij
zullen dus over korten tijd ons protest tegen
die wetten moeten samenvatten in een alge-
meene werkstaking.»
„Om alle krachten op die ééne daad samen
te trekken, hebben de vakvereenigingen de
afgeloopen paar weken verschillende paitiëele
stakingen tegengehouden. Het uitstel behoefde
toch, meende men, niet lang te zijnmen
kon deze stakingen tot de spoedig te ver
wachten algemeene staking opschorten.
„In dien tusschentijd zijn de nieuwe straf
bepalingen bekend geworden en deze zijn van
dien aard, dat zij niet alleen de spoorweg-,
maar alle arbeiders dwingen, zoo spoedig
mogelijk de verschillende loonbewegingen, die
met kans op succes in hun vak mogelijk zijn,
te doen uitbreken".
Het gevaar van de bepaling tot bescherming
van de vrijheid van arbeid ligt, meent het blad:
„niet alleen in de vonnissen, die eruit zullen
voortvloeien, mahr nog meer in de gelegen
heid, die zij der politie aanbieden, om zich
in den strijd tusschen arbeider en patroon te
mengen en zelfs allerlei arrestaties te doen,
die de kracht der arbeiders breken, ook al
mocht de gearresteerde later worden vrijgelaten.
„Nu dat voor de deur staat, zijn de arbei
ders verplicht, hunne gewone loonbewegingen
niet nit te stellen tot eene algemeene werk
staking, die in het gegeven geval eenige
weken, tot na Paschen, zou moeten duren
maar dwingt men hen, nu hun de boeien nog
niet zijn aangelegd, zooveel mogelijk thans,
nog vóór de totstandkoming der nieuwe
wetten, hnn slag te slaan".
Niettemin keurt het blad een werkstaking
van de spoorweg- en transportarbeiders tegen
de ingediende wetten af
„Niet alleen wettigen de omstandigheden
Roman van
A. O. KLAUSZMANN.
1, 0-0-0
EERSTE HOOFDSTUK.
Op de stadsgracht te Breslau, daar waar
zy gesneden wordt door de langs het
oude garnizoenskerkbof loopende prome
nade, verhief zich een statig gebouw van
drie verdiepingen, die elk door een regel
matige rjj vensters werden aangewezen.
Het was het kantoor van de Vereenigde
Berg- en Mijnvennootschap. „Glückauf",
een flinke vennootschap, waarvan de aan-
deelen in financiëele kringen goed stonden
aangeschreven en die aan een honderdtal
beambten werk gaf.
Rechts van de dubbele huisdeur, die
men langs eenige steenen treden bereikte,
deden drie sterk getraliede vensters de
kamers vermoeden, waRr de gelden wer
den bewaard, terwijl juist aan de andere
zijde een drietal vensters met bloempotten
er voor, de zorgende huisvrouw verrieden.
Inderdaad was dat dan ook de dienst
woning van den eersten boekhouder Gerard
Winter; de woning was door een deur aan
het eind van den gang te bereiken, terwijl in
dienzeltden gang een drietal andere deuren
toegang gaven tot de lokalen, waar de boeken
en gelden werden bewaard.
Het was op een Julimorgen van het
jaar 1877, toen de boekhouder door de
eerste dezer deuren zjjn arbeidsvertrek, de
zoogenaamde schatkamer, binnentrad. Dit
vertrek was doelmatig, maar zoo eenvoudig
mogelijk ingericht. Een dwars door het
lokaal loopende lessenaar, voorzien van
uitteltafel en deur, scheidde het lokaal in
twee ongelijke deelen, waarvan het groot
ste plaats gaf aan een geweldige, inge
metselde brandkast, een laDge, voor twee
personen ingerichte schrijftafel, eenige
kleine aktekastjes, enz.
Het uitzicht, dat men uit het eenige ven
ster genoot, was nu juist niet opbeurend
en niet van dien aard, dat men spoedig
met de ongezelligheid van het vertrek was
verzoend, want men zag niets anders dan
de oude, kale muren van het garnizoens
kerkhof en de punten van grafkruizen, die
boven dien muur uitstaken.
De boekhouder WiDter had zich nog
nooit van deze droefgeestige omgeving
wat aangetrokken, want hij behoorde niet
tot die menschen, die hun verbeeldings
kracht heelemaal onder controle stellen van
dergelijke uiterlijkheden. Men be
hoefde hem slechts aan te zien, om daarvan
reeds dadelijk overtuigd te zijn. Zijn laDge,
maar zeer magere en smalscbouderige,
eenigszics voorovergebogen gestalte, zijn
spaarzaam blond haar en zijn door een
dunnen baard omgeven bleek gelaat, maakten
hem tot het volkomen type van een droog
kantoormensch, waarin reeds lang elke
hoogere vlucht gedoofd is en die geen
andere eergierigheid kent dan voor een
voorbeeldeloos, plichtgetrouw beambte
te gelden.
De mat-kijkende, blauwe, waterige oogen
namen vanachter den gouden bril, evenals
steeds, het gansche lokaal op en de smalle,
bijna kleurlooze lippen vertrukken zich tot
een glimlachje, om den nederigen groet
niet meer een dergelijke politieke werkstaking,
daar ons thans ruimte is gelaten voor een
gewone agitatie; maar bovendien vreezen
wij, naar hetgeen wij vernamen, dat men
de meeste kans heeft, de wetten in haar
scherpsten vorm door de Kamer te doen aan
nemen, wanneer men deze stelt onder de
pressie eener politieke werkstaking".
"i« n i i ii iii
Vergadering van den Raad
der gemeente SINT MAARTEN, op Zaterdag
14 Maart 1903, 's morgens 10 uur. Afwezig
wegens ongesteldheid de heer Gr. Visser.
Na opening der vergadering worden de
notulen der vorige bijeenkomst voorgelezen,
goedgekeurd en geteekend.
Wordt mededeeling gedaan, dat de veror
dening, regelende de onderwijzerstractementen,
goedgekeurd is terugontvangen.
Worden in behandeling genomen de na
volgende verzoekschriftenle. van Mej.
Gr. Schollee te Valkoog, die met 1 Mei a.s.
eervol ontslag vraagt uit hare betrekking als
onderwijzeres in de nattige handwerken aan
de school te Sint Maarten. Met algemeene
stemmen wordt dat verzoek ingewilligd, met
dankbetuiging voor de diensten, der gemeente
bewezen.
2e. Van den beer W. Rus te Groenveld, die
gaarne verlangde, met een gedeelte van het
timmerwerk van de gemeente te worden
belast. Wordt besloten, dat B. en W. bij voor
komende gelegenheden daar nota van zullen
nemen.
3e. Van den heer N. van Albada te Valkoog,
die met 1 Mei a.s. ontslag verlangt uit zijne
betrekking van Administrateur der begraaf
plaats aldaar. Onder dankzegging voor de
bewezen diensten, wordt dit ontslag op eer
volle wijze tegen genoemden datum verleend.
In het 2e gedeelte van het verzoekschrift
verzocht de heer Van Albada, eene vergoe
ding te mogen ontvangen voor de vrucht-
boomen, door hem in den tuin bij de onder
wijzerswoning geplant.
Hierover ontspon zich eenige discussie.
Tenslotte werd met 5 tegen 1 stem besloten
(de heer Slot tegen), eene vergoeding te geven
van f15.
De heer Slot verklaarde, zijn stem niet te
willen geven voor eene vergoeding, omdat
de heer Van Albada reeds 30 jaren het genot
van die vruchtboomen heeft gehad en de
gemeente door aanbrenging van een schutting
om dien tuin en voor het uitstekend onder
houden van de woning, den heer Van Albada
altijd ter wille is geweest, waarom hij vindt,
dat het wel wat al te ver gaat om nog eene
vergoeding te geven als gevraagd.
4e. Van den heer P. Wit te Valkoog,
behelzende het verzoek, om de vergunning
tot verkoop van sterken drank in het klein,
in zijn perceel te mogen behouden bij
vertrek uit de gemeente. Dit adres zal, als
behoorende bij B. en W. thuis, door dat
college worden behandeld.
Nadat het advies van den heer districts
schoolopziener is voorgelezen, inzake de
gehouden proeflessen, welke door hh. onder-
wijzeis in het schoollokaal te Sint Maarten
zijn gehouden, voor de met 1 Mei a.s. vacant
komende betrekkingen van Hoofden der
scholen te Sint Maarten en Valkoog, wordt
voor de school te Sint Maarten benoemd
de heer J. Akkerman, onderwijzer te Sint
Maarten, met 5 stemmen; de heer B. de Vries
van Zuid-Scharwoude verkreeg 1 stem. Voor
de school te Valkoog werd met 6 stemmen
gekozen de heer K. van 't Veer, Hoofd der
te beantwoorden van den in de kamer aan
wezigen man, die, als steeds, eerbiedig van
zijn kantoorkruk was opgestaan.
„Goeden morgen, BartelHet doet
me genoegen, dat je er reeds bent. Wij
hebben vandaag een kolossaal drukken
morgen."
„Jawel, mijnheer. Er moet veel betaald
worden. En mijnheer de directeur wilde
vanavond bepaald de geheele afrekening
hebben."
Gerard Winter knikte en greep met een
zucht in den zak van zijn pantalon, om den
sleutel van de brandkast te zoekeD.
„Wanneer ik mij 's morgens maar niet
steeds zoo onaangenaam en moe gevoelde",
zeide hij. „Die beroerde slapeloosheid zal
nog maken, dat ik niet meer in staat ben,
iets uit te voeren."
„Mijnheer moest zich eeDS door vol
komen rust in de gelegenheid stellen, te
genezen. Een poos naar buiten zou u zoo
goed doen."
„Dat geloof ik ook, daar hier geen sprake
is van ziek-zijn, maar van afmatting, uit
putting. Maar we zullen wel eens hooren,
wat de dokter vandaag zegt. Mijn vrouw
is er, moet ge weten, bepaald op gesteld,
dat ik me door onzen huisdokter eens
Iaat onderzoeken En hjj zal misschien al
aanstonds komenGa nog eens goed na,
Bartel, welke wissels vandaag te betalen
zijn. Ik zal je, voor het geval ik wegge
roepen word, het geld daarvoor geven."
Volijverig sloeg de ander het ge
vraagde in de boeken na, om op bijna
kruiperigen, zeer ocderdanigen toon, dien
hij in zijn omgang met zijn meerderen
steeds volhield, de verlangde inlichtingen
te geven. Het scheen, dat de boekhouder
dien toon niet ongaarne hoorde en dat
school te De Cocksdorp.
Hiervan werd mondeling en telegraphisch
bericht gedaan Op verzoek werd door den
heer Akkerman, tijdens de vergadering, mede
deeling gedaan, dat hij de benoeming aan
nam. Voorzitter spreekt den wensch uit, dat
de gedane keuzen goede mogen blijken te zijn.
Hierna werd besloten, in de plaats van den
heer Akkerman een onderwijzeres met akte nut
tige handwerken te benoemen op een aanvangs
salaris van f 600.per jaar en de gelegenheid
tot solliciteeren daarvoor open te stellen tot
en met 3 April a.s.
Bovendien werd besloten, het salaris voor
eene te benoemen onderwijzeres in de nuttige
handwerken te Valkoog te bepalen op f 100.
per jaar.
De Secretaris leest daarna het in 1875 vast
gestelde reglement van de Algemeene Armen
voor, terwijl de Voorz. mededeelt, dat hh.
Armvoogden geene artikelen hebben gevonden,
welke naar hunne meening verandering dienen
te ondergaan. Na eenige bespreking is men
er echter voor, dat sommige wijzigingen en
handhaving van de verordening aanbeveling
verdienen. Besloten wordt, de verordening te
laten circuleeren bij de leden, en in een vol
gende vergadering te wijzigen.
Tot leden van het stembureau voor de
verkiezing van een lid van de Tweede Kamer
worden benoemd de heeren De Boer en Bruin.
Tot plaatsvervangers de heeren Rens en
Visser.
Besloten wordt, het perceeltje grond aan
de Hoogebuurt aan den heer Louw af te
staan tegen een erfpacht van f 2.50 per jaar,
om daarop een burgerwoning te bouwen
onder verplichting het ijzeren hek en het
woonhuis te doen plaatsen en bouwen in
overleg met Burgemeester en Wethouders.
Na eenige bespreking wordt besloten, den
datum, waarop de kinderen voor 't eerst
op de school worden toegelaten, voortaan te
bepalen op 1 Mei. Alsdan mogen de kinderen,
den leeftijd van 5'/a jaar bereikt hebbende,
de school bezoeken.
Bij de gewone rondvraag vraagt de heer
Bruin, of de Voorz. al een onderzoek heeft
ÏDgesteld omtrent 't besprokene over de be
graafplaats te Sint Maarten.
De Voorz. zegt, wel met den administra
teur daarover te hebben gesproken en belooft,
wanneer zijne gezondheid zulks beter toelaat,
een persoonlijk onderzoek te zullen instellen.
Hierna gaat de Raad in comité ter behan
deling van het kohier Hoofdeliiken Omslag.
Na heropening wordt dit vastgesteld tot een
bedrag van f 1990.96.
Niets meer te behandelen zijnde, sluit
Voorz. onder dankzegging de vergadering.
De kinderzangschool van
den heer J. de Groot te BARSINGERHORN
hield Zondagavond uitvoering van1. „In
deD Zomer nit", kindercantate, woorden van
Ant. L. de Rop en muziek van Richard Hol, en
2. „De Prins van Sind", kinder-operette in
5 bedrijven, door Mej. A. H. L.
.Ter afwisseling droegen eeDige dames een
viertal zangstukjes voor van Abt en Kuhn.
De pianopartij werd gegeven door den
heer C. Spaans Dz.
De uitvoering, die door een talrijk publiek
werd bijgewoond, vond algemeen bijval. Het
geeft een eigenaardig genot, zulk een kin
derzanguitvoering. De dames, die zich hadden
beijverd om de costumes te verzorgen, en de
heer Prins, die, als decorateur, het tooneel
aardig in orde weet te maken, hebben daarbij
ook bun deel gehad aan het succes van den
avond.
Bij den afloop werd aan den pianist, namens
hij juist daarom zijn helper zoo goed ge
zind was. Want anders was de uiterlijke
vèrschijning van Bartel weinig van dien
aard, om sympathie te wekken.
Van nauwelijks middelmatige grootte,
met opvallend breede schouders, herinnerde
de man aan die vagabondeerende zigeu
ners, die men op elke paardenmarkt aan
treft.
Zijn bruine gelaatskleur, het glanzend
zwarte haar, dat, ondanks de flinke dosis
pommade, die er op gesmeerd was, hier en
daar weerbarstig krulde, maar vóór alles
echter zjjn onrustige en stekend donkere
oogen, waren de besliste kenmerken van
dat eigenaardige menschenras.
Over zijn ouderdom was op het gezicht
af weinig te zeggen. Z\jn gladgeschoren
gelaat was er zoo een, dat in den loop
der tijden heel weinig verandert en dat
evengoed aan een dertiger, als aan een
veertiger kon toebehooren. Maar Bartel
was er met groote zorg steeds op ver
dacht, er zoo jong mogelijk uit te zien.
Dat verrieden wel honderd kleinigheden
aan zijn toilet, zoowel als de verstolen
blikken, die hij gedurende den arbeid zoo
nu en dan in den spiegel wierp.
Zooals vooruit te zien was geweest, werd
de boekhouder Dauwelijks tien minuten
later door een fluit van de spreekbuis
naar zijn particuliere woning teruggeroepen.
Hij verliet het kantoor, nadat hjj Bartel
het noodige geld voor de wissels had over
handigd en de geldkast weder gesloten had.
„Het onderzoek kan onmögelijk lang
duren", meende hij onder het heengaan,
„en wanneer er iets bijzonders gebeurt, dan
moet ge mij natuurlijk roepen".
Toen hij den gang doorstapte, knikte hij
den portier vriendelijk toe. Dat was een
de kinderen en de velen, die in vorige jaren
als zoodanig van zijne welwillendheid bij
zulke gelegenheden hadden geprofiteerd, als
bewijs van erkentelijkheid en tot aandenken,
eene schrijfcassette aangeboden, welk cadeau
door hem in dank werd aanvaard. Dat het
publiek met de aanbieding van dit geschenk
instemde, was duidelijk.
Men mag hopen, dat de heer De Groot,
met deze kinderzangschool doorgaande, verze
kerd zij van een pianist, zoo geschikt en
welwillend als steeds de heer Spaans zich
heeft betoond.
Men schrijft:
Donderdag deden zich bij 400 verpleegden
van Veen huizen II verschijnselen van braking
en buikloop voor. Vermoedelijk is de oorzaak
in het voedsel gelegen geweest, maar met
zekerheid is het niet te zeggen. Vreezend. dat
het verschijnsel zich bij nog meerderen zou
kunnen voordoen, liet de directie voor de
geheele bevolking van het gesticht, 1600 man
sterk, geneesmiddelen in gereedheid houden,
maar deze bleken verder niet noodig te zijn.
In het jongste nummer van
het Weekblad der Algemeene Nederlandsche
Vereeniging van Spoor- en Trampersoneel
wordt het een en ander medegedeeld over de
conferentie, die het hoofdbestuur dier vereeni
ging de vorige week gehad heeft met het
gedelegeerd lid van den Raad van Administra
tie der H. IJ. S. M., den heer Van Hasselt.
Deze mededeelingen komen op het volgende
neer
De heer Van Hasselt wist niets af van het
ontslag van 6 losse werklieden van C. S. en
de Rietlanden, doch zou een onderzoek doen
instellen.
Over ongepaste uitdrukkingen, door supe
rieuren tegen het personeel gebezigd, liet de
heer Van Hasselt zich afkeurend nit.
Dat er personen waren, die de stakings
dagen niet uitbetaald gekregen hebben, wist
de heer Van Hasselt nietzij zullen echter
alsnog betaald worden.
Het hoofdbestuur schrijft
„In 't geheel kan gezegd worden, dat het
gedelegeerd lid van den Raad van Administratie
tot op het onderhoud met ons, niets wist van
de pesterijen en afwijkingen van het door hem
gegeven woord, en wij kunnen dan ook hierbij
verklaren, zoowel uit zijn houding als nit het
geen hij ons gezegd heeft, dat hij hetgeen
beloofd is, strikt en eerlijk zal nakomen.
„Onze leden worden verzocht, zoodra zich
dan ook een dergelijk feit voordoet, ons om
standig en dadelijk te berichten, daar de heer
Van Hasselt daaromtrent steeds nauwkeurig
zal laten onderzoeken."
Verder deelt het hoofdbestuur mede, dat de
geschorste leerling-machinist Van Scbraa te
Hoorn reeds weer in dienst gesteld was voor
dat de conferentie plaats had, en dat Waller,
die om huiselijke redenen naar Amsterdam
was overgeplaatst, maar direct na de staking,
zonder dat de heer Van Hasselt er iets van
wist, weer naar Rotterdam verplaatst was,
als de dienst het toelaat, zal kunnen ruilen
met iemand, die liever naar Rotterdam wil.
De bezwaren tegen de weder-indienstneming
van den conducteur Lentz te Apeldoorn
waren echter zoovele, dat deze ontslagen
blijft.
„Het resultaat", zegt het hoofdbestuur, „is
dus niet zeer schitterend, wat de directe ge
volgen betreft, maar wel gunstig in dien zin,
dat we thans de verzekering hebben, bij den
hoogsten superieur een willig oor te hebben
gevonden tegenover het machtsmisbruik der
halfgoden."
De conferentie, met den directeur der
oude mijnwerker, die in den dienst van
de vennootschap grijs geworden was. Een
paar minuten later trad hij zijn ontvang
kamer binnen, waar hjj door zijn vrouw
en den huisdokter werd opgewacht.
Maar hij vond er niet slechts deze beide
personen, maar buiten hen nog een derde,
een slank, mooi meisje van ongeveer
twintig of eenentwintig jaar, dat gekleed
was om uit te gaan, maar zich blijkbaar
door de komst van den ouden dokter had
laten ophouden.
„Goeden morgen, dokter 1" zeide Winter,
met die gemaakte opgewektheid, die
menig patiënt tegenover een dokter aan
den dag meent te moeten leggen.
i „De overdreven bezorgdheid van mijn
i lieve vrouw heeft baar naar mjjn idéé tot
iets wat onnoodig is gebracht. Maar u
weet immers, naar den wil van onze
schoone wederhelft moeten we ons ge
dragen."
Het kon volstrekt geen overdrijving ge
noemd worden, als hij sprak van zijn
schoone wederhelft, want mevrouw Her-
mine Winter, die nog geeu dertig was,
had er alle recht op voor een schoonheid
door te gaan.
Zij was meer dan. middelmatig groot
en van een welgevormde, ofschoon wat te
veel gevulde gestalte. Haar rijk baar was
van die glanzende kastanjebruine kleur, die
sinds onheuglijke tijden den mannen bij
zonder is bevallen. En haar levendige
oogen, haar fijne neus, haar frissche lippen
gaven, in vereeniging met een zeer fijne,
zachte teint, aan haar vol gelaat een jeug
dige aantrekkelijkheid, die menig jongere
vrouw haar zou hebben kunnen benijden.