Donderdag 16 April 1903. Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- eD Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENT1EN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Mtareaia•CHAGEÜ, Laan, O 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. I k E L Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderliike nummers 5 Cent. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 6ct Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Uit en voor de Pers. Stakingswetten. BinnenlandschNieuws. FEÜILLE T O N. DE VROUW VAN DEN BOEKHOUDER. Wik- en Weegloonen. SCHA Nisiis-, 47 ai* JjurgAAg Mo. 3827. RAAIT AiWltltlf- k LHillllllai Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. Gemeente ScU»sen. BEKENDMAKINGEN. o Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter kennis van de ingezetenen, I. dat het toelaten van nieuwe leerlingen op de Openbare Lagere School zal geschieden op den eersten Mei a. s., en alsdan kunnen worden toegelaten de kinderen, geboren in het jaar 1897. II. dat de oudera der betalet.de scholieren, welks deze wenschen toegelaten te zien, daarvan aan het Hoofd der School, der. heer Deen ik, kennis moeten geven vóór den 22 dezer, ook voor leerlin gen, die onderwijs wensch: n te ontvaugen in de Fransche, Duitsche en EngeLche talen. III. dat de verzoeken om kosteloos onderwijs voor de nieuwe leerlingen alleen moeten worden gedaan ter Gemeente-Secretarie vóór den 22 dezer. De geboorte en vaccine-bewijzen der nieuwe leer lingen moeten bij de toelating tot de school worden medegebracht. Schagen, 10 April 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd, H. J. POT. De Secretaris, DENIJS. „Het Centrum" zegt, dat de nederlaag der mannen, die zich als leiders der werklieden opwierpen, inderdaad vernietigend is. Troelsta had het wel voorzien, en ofschoon het échec/ook hem veel leed zal doen, kan hij in zóóverre voldoening smaken, dat zijn partij nu de wrange vruchten plukt van het niet-opvolgen zijner wenken. Voor de socialisten is dit verloop der zaak inderdaad een geduchte tegenvaller. Na al de groote woorden, waarmede de staking werd geproclameerd, is het resultaat zoo jammerlijk als slechts te denken viel. En ontzettend is de verantwoordelijkheid, die de bedrijvers van deze roekelooze onder neming daardoor hebben op zich geladen. Velen, die goed hun brood hadden, zijn thans werkeloos geworden, komen met hun gezin voor de zwartste ellende te staan. Wie vergoedt hun de geleden schade, wie zorgt voor hen en hun kinderen Het bestaan vun honderden, van duizenden heeft men in de waagschaal gesteld en dit op een wijze, die in onbesuisdheid haar wedetgade niet vindt. Maar ook zal niet makkelijk een werk staking gevonden worden, die een zoo reus achtig fiasco maakte. De werklieden kunnen thans constateeren, aan welke „bekwame" leiding zij, bij staking, hun belangen toevertrouwden. De slachtoffers der spoorwegstaking. De „Nieuwe Courant" heeft het over de slachtoffers van de thans opgeheven spoor wegstaking. In de eerste plaats zijn dat de gezinnen der ontslagen stakers, en dan velen van de stakers zeiven, die zich, dolende of misleid, hebben laten meêsleepen en thans ontslagen zijn. En toch is het blad van oor deel, dat de deur voor hen moet gesloten blijven en dat het onvergeeflijke lichtzinnig heid zou zijn van de spoorwegdirecties, haar thans weer open te zetten, nu dit in korten tijd de tweede staking was. De verantwoordelijkheid voor de onheilen, die deze staking over duizenden arbeiders brengt, drukt met den zwaarsten last op de leiders, maar rust ook op de bewonderaars der eerste staking, de toejuichers van hetz.'g. „schitterend blijk van solidariteit', de roe mende of vergoelijkende adressanten, de zwakkelingen, die wèl voor het gezag zich verklaarden, maar wilden, dat dit zich niet zou laten gelden. Het blad zou het intnsschen dwaas achten, te meenen, dat voortaan de arbeidersbewe ging met strafwetten en militie beheerscht en tegengegaan moet worden. Verbetering der arbeidsverhoudingen van het spoorweg personeel, waarvoor het plau gereed is, moet plaats hebben en zal vergemakkelijkt worden als het personeel van tegenwerkende en ver bitterende elementen gezuiverd is. Het weekblad „De Amsterdammer" schrijft Hoe dit alles zij, dat het besluit tot deze werkstaking een fout was, wie zal het durven ontkennen Maar met zulk een erkentenis is de toe stand niet gezuiverd. Ook niet als de werk staking voor goed geëindigd is en de wetten in werking zullen getreden zijn. Dat de werklieden de nederlaag zonden lijden en de Regeering de overwinning moest beha len, het sprak als vanzelf; maar wat hierna? De Residentiebode" zei, dat de strijd moet worden uitgevochten „tot voorbij de laatste streep." Maar wat ligt daar achter die laatste streep? „De Tijd", een ander katholiek orgaan, schreef dat de politieke werkstaking zeker zonder doel te treffen voorbij zou gaan. Edoch, dan bleef nog de economische werkstaking, die Amsterdam reeds zooveel nadeel had berokkend en nog berokkenen kan. Wat hebben wij nu na de bekrachtiging der strafwetvoorstellen, bij de felle verbitte ring, die ook door deze werkstaking en het geen haar heeft uitgelokt, werd aangewak kerd, te wachten Waarlijk, als wij nauwlettend het verloop van deze voor Nederlands naam en voor Amsterdams welvaart zoo treurige zaak gadeslaan, sinds 22 Febr., toen wij ons arti kel „Geen verbittering, maar verzoening" schreven, hebben wij allerminst reden ons voor ons destijds reeds gegeven en telken male herhaald advies te schamen. Immers, indien men mag aannemen, dat door etn wijzer beleid, gepaard met een juister kennis van den aard van ons volk en van de daarmcê samenhangende arbeiders beweging, een oplossing der moeilijkheden ware te vinden geweest, die ons voor span ning en troebelen had bewaard, welke wij nu reeds zooveel weken achtereen beleven, hoe groot is dan niet de verantwoordelijk heid, welke niet alleen de leiders der werk lieden op zich hebben geladen, maar welke, niet minder nog, ook de Regeering zelve draagt —o—o—o De aanvulling van liet Straficetboek. Het door de Staten-Gen era al goedgekeurde wetsontwerp luidt als volgt Art. 1. (Dwang tegen arbeiders en moleste op straat.) Artikel 284 van voormeld Wetboek wordt gelezen als volgt Met gevangenisstraf van ten hoogste negen maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden wordt gestraft lo. hij, die een ander door geweld of eenige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of eenige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen dien ander, hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden 2o. hij, die een ander door bedreiging met smaad of smaadschrift dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden. In het geval onder 2o. omschreven, wordt het misdrijf niet vervolgd dan op klachte van hem, tegen wien het gepleegd is. Na artikel 426 van voormeld Wetboek wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende Artikel 426bis. Hij, die wederrechtelijk op den openbaren weg een ander in zijne vrijheid van beweging belemmert of met een of meer anderen zich aan een ander tegen diens uit drukkelijk verklaarden wil blijft opdringen of hem op hinderlijke wijze blijft volgen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste eene maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden. Art. 2. (Verbod van staking voor ambtenaren en spoorwegpersoneel.) Na artikel 358 van voormeld Wetboek wor den drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende Artikel 35Sbis. De ambtenaar of eenig in het openbaar spoorwegverkeer voortdurend of tjjdelijk werkzaam gesteld persoon, niet behoorende tot het personeel van een spoor weg, waarop uitsluitend met beperkte snel heid wordt vervoerd, die, met het oogmerk 1 om in de uitoefening van eenen open- I baren dienst of in het openbaar spoor wegverkeer stremming te veroorzaken of te doen voortduren, nalaat of, wettig daartoe gelast, weigert, werkzaamheden te verrichten waartoe hij zich uitdrukkelijk of uit kracht van zijne dienstbetrekking heeft verbonden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Artikel 358ter. Indien twee of meer per sonen ten gevolge van samenspanning het misdrijf plegen, in het vorig artikel omschre- von, worden de schuldigen, zoomede de leiders 1 of aanleggers der samenspanning gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren. Artikel 358quater. Indien het oogmerk, bij artikel 368bis omschreven, wordt bereikt, wordt gevangenisstraf opgelegd, in het geval van artikel 358bis van ten hoogste een jaar in het geval van artikel 358ter van ten lioogsto vier jaren. j Artikel 380 van voormeld Wetboek wordt gelezen als volgt: Bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 359, 363, 364, 366, 373 laatste lid, I en 379 eerste lid, omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 28 Nos. 3 en 4; bij veroordeeling wegens een der in de artikelen 358bis, 358ter ën 358quater om schreven misdrijven, ontzetting van do in artikel 28 Nos. 13 vermelde rechten worden uitgesproken. - WIERINGERWAARD. Zondag j.1. trad alhier op 't operetten-gezel- schap dir. de heer H. ter Hall van Amster- dam. Veel publiek was er niet, maar dat er was, heeft bepaald genoten. Men was één en al lof over de voordracht der verschillende nummers. Ook de inhoud liet niets té wen- schen over, en dit vooral ook strekt het ge- zeischap tot eer. Aardig was het sprookje van Roodkapje. Ook de voordrachten van den heer Orvan vielen zeer in den smaak. De revue-operette„Barnum en Bailey terug in A.merika" ontlokte menigen schaterlach door de vele comische zetten en kwinkslagen. Barnum en Bailey is een succesnummer. Het slottableau„De wraak eener Transvaalsche vrouw" was interessant: het publiek stond op stoelen en tafels om niets te missen van den indruk. In één woord, de heer Henri ter Hall kome gerust eens terug en we wenschen hem dan een betere recette. Roman van A. 0. KLAUSZMANN. 00-0 ,De beide kleinste zou ik je niet aan bevelen", zeide Winter, „want ze zijn nog van zeer oud makelij en voor een groote zaak als de. jouwe worden zal, totaal ongeschikt. De grootste is een waar model van solied werk en men kan, zooals je ziet, een menigte boeken en papieren daarin bergen." „Zeker zij zou in mijn bureau bepaald niet misplaatst zjjn. Maar doe geen moeite de kast te openen, want je moet den sleutel misschien nog halen." Maar Gerard Winter bRd den sleutelbos reeds in de hand, „Ik heb den sleutel steeds in mijn zak. Er is dan ook geen gevaar voor, dat hij zal wegraken en dat het slot zoodoende met geweld zou moeten worden geopend en dus beschadigd. Wacht een oogenblik ziezoo, daar heb ik den goeden sleutel reeds." Tweemaal werd het slot omgedraaid en de deur kon worden opengetrokken. De kast was leeg en toonde ook geen plan ken of vakken, welke men anders in brand kasten aantreft. Dat was voor George Miller een wetkome gelegenheid om een voorwendsel aan te voeren, dat de kast minder geschikt was, want hij had er geen oogenblik ernstig aan gedacht, de kast te koopen. cue ijverig gewor- „Wij hebben de bet maken van de „maar met weinig Maar de boekhouder, den waö, liet niet los, inrichting gebruikt by i nieuwe kast", zeide hij, kosten laat zich dat herstellen. Het koopje, dat ge aan deze kast hae.lt, is bepaald groot. Zio eens wat een solied werk, en hoe precies alles ia elkaar grijptHet is eon absoluut luchtdichte sluitiDg en de dieven, die hun kunst er op wilden probeeren, moeten hun handwerk meer dan goed verstaan." „Ja, ja", antwoordde George, die slechts met een halt oor bad geluisterd. „Ik wil er eens over nadenken en ik kan er voor mijn vertrek naar Berlijn wel eens op terugkomen. Voorloopig heb ik rog geen bureau gehuurd, dus weet niet, of ik vol doende ruimte zal hebben om het ding te plaatsen. Maar zeg me toch eens, Gerard, wie is die manke mijnheer, die daar op het huis komt toestappen? Hij staart naar de vensters van je woning als een geheime politie-agent of een minnaar. „Maar hij is noch het een, noch het ander", verklaarde Winter lachend, nadat hij eveneens door het venster op de straat bid gekeken; dat is mijn vriend en schoolkameraad Herman Schiöder, luitenant buiten dienst, een veelgezocht advocaat. Je zult bovendien persoonlijk kennis met hem maken. Want na een vermoede-1 lijk kort onderhoud met den directeur- generaal vaD ons syndicaat, waarvan hij 1 de rechtskundige adviseur is, zal hij vandarg, zooals eike week, onze gast zijn." Schiöder was ictusschen het buts binner- gestapt en ging, op zjjn stok steunend, de trap rp naar de eerste verdieping, zonder óim hij de beide anderen opmerkte. „Een knappe man", zeide Miller, toen bij voorbij was, „behalve natuurlijk dat leelijke gebrek. H\j is, zooals je zeidet, olficier geweest en heeft dan dat koopje bepapld in den oorlcg gekregen „Ja een granaatsplinter heelt hem bij Mars-la-Tour de knie verbrijzeld. Hij is een uitstekend mensch met een edei karakter en geestelijk zeer ontwikkeld, en ik ben dan ook zeer trotsch op zijn vriend schap. Dat is niet altijd zoo geweest. Er is een tijd geweest, waarop ik hem bijna gebaat heb. Want hij was voor den oorlog een zeer geziene gast in het buis van je vader en ik hield hem toenmaals voor een mededinger naar de hand van je zuster." „Een gedachte die later bleek niet waar te zijn „Zeker, riet waar. Hermine lachte mjj uit, toen ik na onze bruiloft daar eens over sprak." „Dan loopt ge nu ook geen gevaar, hem als huisvriend te hebben 1 Of is juffrouw Martha soms de magDeet. die hem aantrekt „Ik zou er mij hartelijk over verheugen als dat zoo was. Want geen mensch op aarde zou ik mijn zuster met lichter hart toevertrouwen, dan hem. Maar ik heb tot dusverre daarvan nog niets gemerkt en bij heeft mij vaak gezegd, dat hjj niet meer aan een huwelijk dacht." „Een zeer begrijpelijk besluit. En ik moet het eerljjk bekennen, dat ik het als een misdaad tegenover juffrouw Martha zou beschouwen, als men haar een kreu pele lot man gaf. Daarvoor is haar jeugd en schoonheid te goed." Gerard Winter zuchtte. „Jeugd en schoonheid, mijn beste George, die geiden Leden ten dage niet meer als Door den heer H Jb. Avis, burgemeester der gemeente MIDWOUD, is aan 92 burgemeesters van Noord-Holland boven het IJ de volgende circnlaire verzonden Geachte Collega Beleefd verzoek ik UEd.A. mij, liefst spoe dig, per ingesloten briefkaart mede te deelen, of de inhoud van het onderstaande adres de goedkeuring van UEd.A. en van Uwe Wet houders wegdraagt. Hopende Uwe adhaesie-betuiging in deze eerstdaags te mogen ontvangen Voornemens zijnde bij genoegzame adhaesie- betnigingen, onderstaand adres, gedrukt op zegel, binnen korten tijd UEd A. ter onder- teekening toe te zenden, heb ik UEd.A. hoog achtend de eer te zijn, H. Jb. AVI S, Burgemeester van Midwoud. Aan Zijne Excellentie den heere Minister van Binnenlandsche Zaken te 's-Gravenhage. Geven met verschuldigden eerbied te kermen Burgemeester en Weth. der Gemeente Overwegende, de Normen van protest tegen de belastingen drukkende op de landbouw bevolking van Noord-Holland in den vorm van „Wik- en Weegloonen", welke voor kaas door de steden Alkmaar, Purmerend, Hoorn en Edam worden geheven Gelet op art. 254 der Gemeentewet; Mede gelet op de Wet van 31 December 1902 (Staatsblad No. 253) tot afwijking van den regel omtrent plaatselijke belastingen, gesteld bij art. 254, le lid der Gemeentewet, van kracht gedurende het jaar 1903 Overwegende, dat, alhoewel de hoofdelijke omslagen in bovengenoemde steden niet laag zijn te noemen, verscheidene plattelandsge meenten in Noord-Holland hoofdelijk even- zooveel of hoogere belastingen heffen, inzon derheid de dorpen Beets, Koog a/d. Zaan, Kwadijk, Middelie, Oosthuizen, Opmeer, Oudendijk en Wormerveer, waar tevens vrij wel evenveel opcenten op de personeele be lasting worden geheven, uitgezonderd Oost huizen, en de opcenten op de hoofdsom der grondbelasting voor de gebouwde en onge bouwde eigendommen gelijk zijn aan die der genoemde steden Vernemende, dat door Uwe Excellentie ernstige pogingen in 't werk worden gesteld ten einde de zekerheid te erlangen, in hoe verre de uitzonderingswetten voor bovenge noemde steden worden toegepast Spreken bij deze haar innige sympathie nit voor Uwer Excellentie's bemoeiingen en voor de verschillende protesten bovengenoemd, tevens hoogst eerbiediglijk den wensch uitende, dat deze veelbesproken zaak nog dit jaar tot een voor do landbouwbevolking van Noord-Holland bevredigende oplossing moge komen. Een ontvoering. Men schrijft nit AMSTERDAM Donderdagmiddag bij het eindigen van den laatsten schooltijd vóór de Paaschvacantie is hier van een der scholen een twaalfjarig kind door den vader afgehaald en ontvoerd. Bij echtscheiding was het kind toegewezen aan de moeder. Al spoedig ontving de in angst verkeerende moeder een aandoenlijken brief van het kind, ergens nit Duitschland. De vader had door middel van radeeren en pennekrassen alles uit het briefje verwijderd, wat zou kunnen leiden tot ontdekking van de verblijfplaats en den brief in een der treinen tnsschen Keulen en Hannover gepest. De moeder gaf het schrijven in handen der justitie. Ofschoon men er inderdaad aan i wanhoopte, den brief het geheim te ontruk- ken, is dit toch, wederom bij wege van huwelijksgift. En mijn zuster bezit verder maar een zeer klein vermogen, niet noe- menswf ard. Ik zal haar nog wel een paar duizend gulden kunnen geven van het mijne, als ze trouwt. Maar een goede partij zal ze daarmede nog op laDge na niet worden." „Zij zal steeds een goede psrtij zijn, ook wanneer ze haar man niet anders meebrengt dan baar lief persoontje", zeide George Miller. En hij zeide het met een warmte, die Winter te denken gaf en een rij nieuwe, aangename gedachten in zijn hoofd wakker riep. Dat Miller zijn zuster mot buitengewone vriendelijkheid had behandeld, was hem niet ontgaan. Ed hij voor zich zou er niets op tegen hebben, als docr een nieuwen band de beide families nog nauwer aan elkaar verbonden werden. Toen Herman Schröder na zjjn confe rentie met den directeur-generaal de trap weder afstapte, scheen lij een oogenblik te dralen, of hij de woning van Gerard Winter zou voorbijgaan, of aan de bel zou trekken. Slechts de gedachte, dat zjjn weg blijven aan onbeleefdheid zou worden ge weten, dreef hem er toe, het laatste te doen. Hij belde en tot zijn niet geringe verrassing deed de vrouw des buizes zelve open. Zjj begroette hem met een zeer vrien delijk lachje en haar handdruk was war mer en hartelijkor dan gewoonlijk. „Wij hebben cp u gewacht en ik begon reeds te vreezen, dat ge onze afspraak voor vandaag zoudt hebben vergeten. Het is mij zeer liet, dat ik mij voor niets be vreesd heb gemaakt, want ik zou gaarne microscopie en photographische reproductie der smalle slagschaduwen, welke de bij het radeeren opgekrabde papiervezels bij het op vallen van licht onder zekeren hoek wierpen, gelukt. De justitie weet nn, waar zij het ontvoerde kind kan opsporen om het terug te geven aan de moeder. In FRIESLAND zijn door de vele regenbuien van de laatste dagen en door het opstuwen van het water, tengevolge van de westenwinden, onderscheidene bouwlanden onder water geloopen, waardoor veel van den reeds aangevangen veldarbeid is verloren gegaan. Stakings varia. Men schrijft uit WINTERSWIJK aan het „Centrum" De allertreurigste toestand, waarin we leven, geeft ook wel eens aanleiding tot tooneeltjes, die doen lachen. Een zekere H., spoorwerker, een forsche kerel, komt dezer dagen op een voormiddag aanmerkelijk vroeger thuis dan anders. Zijn vrouw: „Wa's oew aon 't lief?" Hij„Ik stake." Zij „Watstaket ie Dan ik ook", en ze zet den pot aardappels, die ze juist wil gaan koken, op den grond „zie dan maor, hoe ie éten krieget." Intusschen neemt ze een vollen emmer water, gooit dien den staker in 't gezicht, met de woorden„En nou drek terugie staken ie bunt eene mooie En de man droop af en meldde zich weer aan voor zijn werk. -f- Een zeer gefortuneerd ingezetene der hoofd stad, dezer dagen als schutter bewakings dienst verrichtend met een ambtsbroeder en een agent van politie, had een niet onverma kelijk buitenkansje, 's Nachts tegen twaalf uur de ronde doende, ontmoette het gezelschap een medeburger onzer stad, die zoozeer in enthousiasme raakte over de trouwe plichts betrachting der beide burgerwachten, dat hjj hun ieder een rijksdaalder in de hand stopte met een „jelui staakt tenminste nog niet. Het was de eerste fooi, die onze „kapitalist" ontving. Het schaapvrouwtje. Een groote, zware vent komt de wacht kamer van het gasthuis binnen, een lucht van jenever en tabak golft mee naar binnen. Achter hem aan komt een arm, mager, slap, armoedig vrouwtje met een jongetje van een jaar of zes aan de hand. De man stevent op de dienstdoende zuster toe, haalt het opnemingsbriefje uit zijn zak, reikt het haar met ruw gebaar over en vraagt „Wanneer kan ik haar terug komen halen? Ik kan haar zoolang niet missen, denk daarom Als gold het een stuk huisraad, dat hersteld moest worden. „Dat kan ik natuurlijk niet zeggen", ant woordde de zuster. De man vloekte, het jongetje begon te huilen en verborg zijn gezichtje in moeders rokken. „Hou je bek, scbreeuwleelijk", snauw de de man. Het zieke, slappe mensch je ging naar haar man toe, zenuwachtig haar magere handen over de armen van haar jak strij kend, en zag hem met haar groote schape- oogen klagend en smeekend aan „Ik zal maken, dat ik wel gauw weer beter ben, hoor De man trok het schreiende kind van de moeder weg, wierp de verpleegster nog een brutalen blik tce en ging heen. En het kleine schaapvrouwtje, dat zich schaamde voor haar man, zei veroutschuldi- gond tot de zuster: ...Ta, ziet u, ik verdien ook den kost voor hem!" [„De Strijdkreet."] iiiiriirii in -i mm rmi n mnwmniiinni het een en ander met u onder vier oogen b°spreken. Een gelegenheid zal zich daar voor wel laten vinden, vooral als ge mij daarin behulpzaam zijn wilt." „Ik beo tot uw dienst, mevrouw Win ter", zeide bij beleefd, doch zonder dien klank van opgewektheid, dien Hermine had verwacht ais gevolg van haar buitenge wone hartelijkheid. Dan traden ze de woon kamer binnen, waar Winter, Miller en Martha zich reeds bevonden. En de gast heer haastte zich, de beide heeren aan el kaar voor te stellen. Miller kwam den advokaat zeer vrien delijk eD voorkomend tegemoet en liet zich zelfs niet door Scbröder's groote koel heid van de wijs breDgen. In de eerste plaats gold de opmerk zaamheid van Miller juffrouw Martha, wier opvallend gedrukte stemming hjj blijkbaar tot eiken prijs meende te moeten opvroolijken. En men moest erkennen, dat hij daarbij een groote geschiktheid aan den dag legde en met goeden amaak te werk ging. Bij was een zeer aangenaam prater en de meest amusante verteller, dieH men zich maar wenschen koD. Hij wist uit den rijken schat van sijs werkelijke of verdichte ervaringen en ontmoetirgen zóó veel aardige ontmoetingen te vertellen, dat het hem tenslotte werkelijk gelukte, ook op Martba's ernstig gelaat herhaaldelijk een zonnig lachje te tooveren. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 1