Donderdag 16 April 1903.
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- eD
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENT1EN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Mtareaia•CHAGEÜ, Laan, O 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. I k E L
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderliike nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 6ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Uit en voor de Pers.
Stakingswetten.
BinnenlandschNieuws.
FEÜILLE T O N.
DE VROUW VAN
DEN BOEKHOUDER.
Wik- en Weegloonen.
SCHA
Nisiis-,
47 ai* JjurgAAg Mo. 3827.
RAAIT
AiWltltlf- k LHillllllai
Bij dit nummer behoort een bijvoegsel.
Gemeente ScU»sen.
BEKENDMAKINGEN.
o
Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen
ter kennis van de ingezetenen,
I. dat het toelaten van nieuwe leerlingen op
de Openbare Lagere School zal geschieden op den
eersten Mei a. s., en alsdan kunnen worden
toegelaten de kinderen, geboren in het jaar 1897.
II. dat de oudera der betalet.de scholieren, welks
deze wenschen toegelaten te zien, daarvan aan het
Hoofd der School, der. heer Deen ik, kennis moeten
geven vóór den 22 dezer, ook voor leerlin
gen, die onderwijs wensch: n te ontvaugen in de
Fransche, Duitsche en EngeLche talen.
III. dat de verzoeken om kosteloos onderwijs voor
de nieuwe leerlingen alleen moeten worden gedaan
ter Gemeente-Secretarie vóór den 22 dezer.
De geboorte en vaccine-bewijzen der nieuwe leer
lingen moeten bij de toelating tot de school worden
medegebracht.
Schagen, 10 April 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
H. J. POT.
De Secretaris,
DENIJS.
„Het Centrum" zegt, dat de nederlaag der
mannen, die zich als leiders der werklieden
opwierpen, inderdaad vernietigend is.
Troelsta had het wel voorzien, en ofschoon
het échec/ook hem veel leed zal doen, kan
hij in zóóverre voldoening smaken, dat zijn
partij nu de wrange vruchten plukt van
het niet-opvolgen zijner wenken.
Voor de socialisten is dit verloop der zaak
inderdaad een geduchte tegenvaller.
Na al de groote woorden, waarmede de
staking werd geproclameerd, is het resultaat
zoo jammerlijk als slechts te denken viel.
En ontzettend is de verantwoordelijkheid,
die de bedrijvers van deze roekelooze onder
neming daardoor hebben op zich geladen.
Velen, die goed hun brood hadden, zijn
thans werkeloos geworden, komen met hun
gezin voor de zwartste ellende te staan.
Wie vergoedt hun de geleden schade, wie
zorgt voor hen en hun kinderen
Het bestaan vun honderden, van duizenden
heeft men in de waagschaal gesteld en dit
op een wijze, die in onbesuisdheid haar
wedetgade niet vindt.
Maar ook zal niet makkelijk een werk
staking gevonden worden, die een zoo reus
achtig fiasco maakte.
De werklieden kunnen thans constateeren,
aan welke „bekwame" leiding zij, bij staking,
hun belangen toevertrouwden.
De slachtoffers der spoorwegstaking.
De „Nieuwe Courant" heeft het over de
slachtoffers van de thans opgeheven spoor
wegstaking. In de eerste plaats zijn dat de
gezinnen der ontslagen stakers, en dan velen
van de stakers zeiven, die zich, dolende of
misleid, hebben laten meêsleepen en thans
ontslagen zijn. En toch is het blad van oor
deel, dat de deur voor hen moet gesloten
blijven en dat het onvergeeflijke lichtzinnig
heid zou zijn van de spoorwegdirecties, haar
thans weer open te zetten, nu dit in korten
tijd de tweede staking was.
De verantwoordelijkheid voor de onheilen,
die deze staking over duizenden arbeiders
brengt, drukt met den zwaarsten last op de
leiders, maar rust ook op de bewonderaars
der eerste staking, de toejuichers van hetz.'g.
„schitterend blijk van solidariteit', de roe
mende of vergoelijkende adressanten, de
zwakkelingen, die wèl voor het gezag zich
verklaarden, maar wilden, dat dit zich niet
zou laten gelden.
Het blad zou het intnsschen dwaas achten,
te meenen, dat voortaan de arbeidersbewe
ging met strafwetten en militie beheerscht
en tegengegaan moet worden. Verbetering
der arbeidsverhoudingen van het spoorweg
personeel, waarvoor het plau gereed is, moet
plaats hebben en zal vergemakkelijkt worden
als het personeel van tegenwerkende en ver
bitterende elementen gezuiverd is.
Het weekblad „De Amsterdammer" schrijft
Hoe dit alles zij, dat het besluit tot deze
werkstaking een fout was, wie zal het durven
ontkennen
Maar met zulk een erkentenis is de toe
stand niet gezuiverd. Ook niet als de werk
staking voor goed geëindigd is en de wetten
in werking zullen getreden zijn.
Dat de werklieden de nederlaag zonden lijden
en de Regeering de overwinning moest beha
len, het sprak als vanzelf; maar wat hierna?
De Residentiebode" zei, dat de strijd moet
worden uitgevochten „tot voorbij de laatste
streep." Maar wat ligt daar achter die
laatste streep?
„De Tijd", een ander katholiek orgaan,
schreef dat de politieke werkstaking zeker
zonder doel te treffen voorbij zou gaan. Edoch,
dan bleef nog de economische werkstaking,
die Amsterdam reeds zooveel nadeel had
berokkend en nog berokkenen kan.
Wat hebben wij nu na de bekrachtiging
der strafwetvoorstellen, bij de felle verbitte
ring, die ook door deze werkstaking en het
geen haar heeft uitgelokt, werd aangewak
kerd, te wachten
Waarlijk, als wij nauwlettend het verloop
van deze voor Nederlands naam en voor
Amsterdams welvaart zoo treurige zaak
gadeslaan, sinds 22 Febr., toen wij ons arti
kel „Geen verbittering, maar verzoening"
schreven, hebben wij allerminst reden ons
voor ons destijds reeds gegeven en telken
male herhaald advies te schamen.
Immers, indien men mag aannemen, dat
door etn wijzer beleid, gepaard met een
juister kennis van den aard van ons volk en
van de daarmcê samenhangende arbeiders
beweging, een oplossing der moeilijkheden
ware te vinden geweest, die ons voor span
ning en troebelen had bewaard, welke wij
nu reeds zooveel weken achtereen beleven,
hoe groot is dan niet de verantwoordelijk
heid, welke niet alleen de leiders der werk
lieden op zich hebben geladen, maar welke,
niet minder nog, ook de Regeering zelve
draagt
—o—o—o
De aanvulling van liet Straficetboek.
Het door de Staten-Gen era al goedgekeurde
wetsontwerp luidt als volgt
Art. 1.
(Dwang tegen arbeiders en moleste op straat.)
Artikel 284 van voormeld Wetboek wordt
gelezen als volgt
Met gevangenisstraf van ten hoogste negen
maanden of geldboete van ten hoogste drie
honderd gulden wordt gestraft
lo. hij, die een ander door geweld of eenige
andere feitelijkheid of door bedreiging met
geweld of eenige andere feitelijkheid, gericht
hetzij tegen dien ander, hetzij tegen derden,
wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te
doen of te dulden
2o. hij, die een ander door bedreiging met
smaad of smaadschrift dwingt iets te doen,
niet te doen of te dulden.
In het geval onder 2o. omschreven, wordt
het misdrijf niet vervolgd dan op klachte van
hem, tegen wien het gepleegd is.
Na artikel 426 van voormeld Wetboek
wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende
Artikel 426bis. Hij, die wederrechtelijk op
den openbaren weg een ander in zijne vrijheid
van beweging belemmert of met een of meer
anderen zich aan een ander tegen diens uit
drukkelijk verklaarden wil blijft opdringen of
hem op hinderlijke wijze blijft volgen, wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste eene
maand of geldboete van ten hoogste honderd
gulden.
Art. 2.
(Verbod van staking voor ambtenaren en
spoorwegpersoneel.)
Na artikel 358 van voormeld Wetboek wor
den drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende
Artikel 35Sbis. De ambtenaar of eenig in
het openbaar spoorwegverkeer voortdurend
of tjjdelijk werkzaam gesteld persoon, niet
behoorende tot het personeel van een spoor
weg, waarop uitsluitend met beperkte snel
heid wordt vervoerd, die, met het oogmerk 1
om in de uitoefening van eenen open- I
baren dienst of in het openbaar spoor
wegverkeer stremming te veroorzaken of
te doen voortduren, nalaat of, wettig daartoe
gelast, weigert, werkzaamheden te verrichten
waartoe hij zich uitdrukkelijk of uit kracht
van zijne dienstbetrekking heeft verbonden,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste zes maanden of geldboete van ten
hoogste driehonderd gulden.
Artikel 358ter. Indien twee of meer per
sonen ten gevolge van samenspanning het
misdrijf plegen, in het vorig artikel omschre-
von, worden de schuldigen, zoomede de leiders 1
of aanleggers der samenspanning gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Artikel 358quater. Indien het oogmerk,
bij artikel 368bis omschreven, wordt bereikt,
wordt gevangenisstraf opgelegd,
in het geval van artikel 358bis van ten
hoogste een jaar
in het geval van artikel 358ter van ten
lioogsto vier jaren. j
Artikel 380 van voormeld Wetboek wordt
gelezen als volgt:
Bij veroordeeling wegens een der in de
artikelen 359, 363, 364, 366, 373 laatste lid, I
en 379 eerste lid, omschreven misdrijven, kan
ontzetting van de in artikel 28 Nos. 3 en 4;
bij veroordeeling wegens een der in de
artikelen 358bis, 358ter ën 358quater om
schreven misdrijven, ontzetting van do in
artikel 28 Nos. 13 vermelde rechten worden
uitgesproken.
- WIERINGERWAARD.
Zondag j.1. trad alhier op 't operetten-gezel-
schap dir. de heer H. ter Hall van Amster-
dam. Veel publiek was er niet, maar dat er
was, heeft bepaald genoten. Men was één en
al lof over de voordracht der verschillende
nummers. Ook de inhoud liet niets té wen-
schen over, en dit vooral ook strekt het ge-
zeischap tot eer. Aardig was het sprookje
van Roodkapje. Ook de voordrachten van
den heer Orvan vielen zeer in den smaak. De
revue-operette„Barnum en Bailey terug in
A.merika" ontlokte menigen schaterlach door
de vele comische zetten en kwinkslagen.
Barnum en Bailey is een succesnummer. Het
slottableau„De wraak eener Transvaalsche
vrouw" was interessant: het publiek stond
op stoelen en tafels om niets te missen van
den indruk. In één woord, de heer Henri ter
Hall kome gerust eens terug en we wenschen
hem dan een betere recette.
Roman van
A. 0. KLAUSZMANN.
00-0
,De beide kleinste zou ik je niet aan
bevelen", zeide Winter, „want ze zijn
nog van zeer oud makelij en voor een
groote zaak als de. jouwe worden zal,
totaal ongeschikt. De grootste is een waar
model van solied werk en men kan,
zooals je ziet, een menigte boeken en
papieren daarin bergen."
„Zeker zij zou in mijn bureau bepaald
niet misplaatst zjjn. Maar doe geen moeite
de kast te openen, want je moet den sleutel
misschien nog halen."
Maar Gerard Winter bRd den sleutelbos
reeds in de hand, „Ik heb den sleutel steeds
in mijn zak. Er is dan ook geen gevaar
voor, dat hij zal wegraken en dat het slot
zoodoende met geweld zou moeten worden
geopend en dus beschadigd. Wacht
een oogenblik ziezoo, daar heb ik den
goeden sleutel reeds."
Tweemaal werd het slot omgedraaid en
de deur kon worden opengetrokken. De
kast was leeg en toonde ook geen plan ken
of vakken, welke men anders in brand
kasten aantreft.
Dat was voor George Miller een wetkome
gelegenheid om een voorwendsel aan te
voeren, dat de kast minder geschikt was,
want hij had er geen oogenblik ernstig
aan gedacht, de kast te koopen.
cue ijverig gewor-
„Wij hebben de
bet maken van de
„maar met weinig
Maar de boekhouder,
den waö, liet niet los,
inrichting gebruikt by
i nieuwe kast", zeide hij,
kosten laat zich dat herstellen. Het koopje,
dat ge aan deze kast hae.lt, is bepaald
groot. Zio eens wat een solied werk, en
hoe precies alles ia elkaar grijptHet is eon
absoluut luchtdichte sluitiDg en de dieven,
die hun kunst er op wilden probeeren,
moeten hun handwerk meer dan goed
verstaan."
„Ja, ja", antwoordde George, die slechts
met een halt oor bad geluisterd. „Ik wil
er eens over nadenken en ik kan er voor
mijn vertrek naar Berlijn wel eens op
terugkomen. Voorloopig heb ik rog geen
bureau gehuurd, dus weet niet, of ik vol
doende ruimte zal hebben om het ding te
plaatsen. Maar zeg me toch eens, Gerard,
wie is die manke mijnheer, die daar op
het huis komt toestappen? Hij staart naar
de vensters van je woning als een geheime
politie-agent of een minnaar.
„Maar hij is noch het een, noch het
ander", verklaarde Winter lachend, nadat
hij eveneens door het venster op de straat
bid gekeken; dat is mijn vriend en
schoolkameraad Herman Schiöder, luitenant
buiten dienst, een veelgezocht advocaat.
Je zult bovendien persoonlijk kennis
met hem maken. Want na een vermoede-1
lijk kort onderhoud met den directeur-
generaal vaD ons syndicaat, waarvan hij 1
de rechtskundige adviseur is, zal hij
vandarg, zooals eike week, onze gast zijn."
Schiöder was ictusschen het buts binner-
gestapt en ging, op zjjn stok steunend, de
trap rp naar de eerste verdieping, zonder
óim hij de beide anderen opmerkte.
„Een knappe man", zeide Miller, toen
bij voorbij was, „behalve natuurlijk dat
leelijke gebrek. H\j is, zooals je zeidet,
olficier geweest en heeft dan dat koopje
bepapld in den oorlcg gekregen
„Ja een granaatsplinter heelt hem
bij Mars-la-Tour de knie verbrijzeld. Hij
is een uitstekend mensch met een edei
karakter en geestelijk zeer ontwikkeld, en
ik ben dan ook zeer trotsch op zijn vriend
schap. Dat is niet altijd zoo geweest. Er
is een tijd geweest, waarop ik hem bijna
gebaat heb. Want hij was voor den oorlog
een zeer geziene gast in het buis van je
vader en ik hield hem toenmaals voor een
mededinger naar de hand van je zuster."
„Een gedachte die later bleek niet waar
te zijn
„Zeker, riet waar. Hermine lachte mjj
uit, toen ik na onze bruiloft daar eens
over sprak."
„Dan loopt ge nu ook geen gevaar, hem
als huisvriend te hebben 1 Of is juffrouw
Martha soms de magDeet. die hem aantrekt
„Ik zou er mij hartelijk over verheugen
als dat zoo was. Want geen mensch op
aarde zou ik mijn zuster met lichter hart
toevertrouwen, dan hem. Maar ik heb tot
dusverre daarvan nog niets gemerkt en bij
heeft mij vaak gezegd, dat hjj niet meer
aan een huwelijk dacht."
„Een zeer begrijpelijk besluit. En ik
moet het eerljjk bekennen, dat ik het als
een misdaad tegenover juffrouw Martha
zou beschouwen, als men haar een kreu
pele lot man gaf. Daarvoor is haar jeugd
en schoonheid te goed."
Gerard Winter zuchtte.
„Jeugd en schoonheid, mijn beste George,
die geiden Leden ten dage niet meer als
Door den heer H Jb. Avis,
burgemeester der gemeente MIDWOUD, is
aan 92 burgemeesters van Noord-Holland
boven het IJ de volgende circnlaire verzonden
Geachte Collega
Beleefd verzoek ik UEd.A. mij, liefst spoe
dig, per ingesloten briefkaart mede te deelen,
of de inhoud van het onderstaande adres de
goedkeuring van UEd.A. en van Uwe Wet
houders wegdraagt.
Hopende Uwe adhaesie-betuiging in deze
eerstdaags te mogen ontvangen
Voornemens zijnde bij genoegzame adhaesie-
betnigingen, onderstaand adres, gedrukt op
zegel, binnen korten tijd UEd A. ter onder-
teekening toe te zenden, heb ik UEd.A. hoog
achtend de eer te zijn,
H. Jb. AVI S,
Burgemeester van Midwoud.
Aan Zijne Excellentie den heere Minister
van Binnenlandsche Zaken te 's-Gravenhage.
Geven met verschuldigden eerbied te kermen
Burgemeester en Weth. der Gemeente
Overwegende, de Normen van protest tegen
de belastingen drukkende op de landbouw
bevolking van Noord-Holland in den vorm
van „Wik- en Weegloonen", welke
voor kaas door de steden Alkmaar, Purmerend,
Hoorn en Edam worden geheven
Gelet op art. 254 der Gemeentewet;
Mede gelet op de Wet van 31 December
1902 (Staatsblad No. 253) tot afwijking van
den regel omtrent plaatselijke belastingen,
gesteld bij art. 254, le lid der Gemeentewet,
van kracht gedurende het jaar 1903
Overwegende, dat, alhoewel de hoofdelijke
omslagen in bovengenoemde steden niet laag
zijn te noemen, verscheidene plattelandsge
meenten in Noord-Holland hoofdelijk even-
zooveel of hoogere belastingen heffen, inzon
derheid de dorpen Beets, Koog a/d. Zaan,
Kwadijk, Middelie, Oosthuizen, Opmeer,
Oudendijk en Wormerveer, waar tevens vrij
wel evenveel opcenten op de personeele be
lasting worden geheven, uitgezonderd Oost
huizen, en de opcenten op de hoofdsom der
grondbelasting voor de gebouwde en onge
bouwde eigendommen gelijk zijn aan die der
genoemde steden
Vernemende, dat door Uwe Excellentie
ernstige pogingen in 't werk worden gesteld
ten einde de zekerheid te erlangen, in hoe
verre de uitzonderingswetten voor bovenge
noemde steden worden toegepast
Spreken bij deze haar innige sympathie
nit voor Uwer Excellentie's bemoeiingen en
voor de verschillende protesten bovengenoemd,
tevens hoogst eerbiediglijk den wensch
uitende, dat deze veelbesproken zaak nog dit
jaar tot een voor do landbouwbevolking van
Noord-Holland bevredigende oplossing moge
komen.
Een ontvoering.
Men schrijft nit AMSTERDAM
Donderdagmiddag bij het eindigen van den
laatsten schooltijd vóór de Paaschvacantie is
hier van een der scholen een twaalfjarig
kind door den vader afgehaald en ontvoerd.
Bij echtscheiding was het kind toegewezen
aan de moeder. Al spoedig ontving de in
angst verkeerende moeder een aandoenlijken
brief van het kind, ergens nit Duitschland.
De vader had door middel van radeeren en
pennekrassen alles uit het briefje verwijderd,
wat zou kunnen leiden tot ontdekking van
de verblijfplaats en den brief in een der
treinen tnsschen Keulen en Hannover gepest.
De moeder gaf het schrijven in handen der
justitie. Ofschoon men er inderdaad aan i
wanhoopte, den brief het geheim te ontruk-
ken, is dit toch, wederom bij wege van
huwelijksgift. En mijn zuster bezit verder
maar een zeer klein vermogen, niet noe-
menswf ard. Ik zal haar nog wel een paar
duizend gulden kunnen geven van het
mijne, als ze trouwt. Maar een goede partij
zal ze daarmede nog op laDge na niet
worden."
„Zij zal steeds een goede psrtij zijn, ook
wanneer ze haar man niet anders meebrengt
dan baar lief persoontje", zeide George
Miller. En hij zeide het met een warmte,
die Winter te denken gaf en een rij
nieuwe, aangename gedachten in zijn hoofd
wakker riep.
Dat Miller zijn zuster mot buitengewone
vriendelijkheid had behandeld, was hem
niet ontgaan. Ed hij voor zich zou er niets
op tegen hebben, als docr een nieuwen
band de beide families nog nauwer aan
elkaar verbonden werden.
Toen Herman Schröder na zjjn confe
rentie met den directeur-generaal de trap
weder afstapte, scheen lij een oogenblik
te dralen, of hij de woning van Gerard
Winter zou voorbijgaan, of aan de bel zou
trekken. Slechts de gedachte, dat zjjn weg
blijven aan onbeleefdheid zou worden ge
weten, dreef hem er toe, het laatste te
doen. Hij belde en tot zijn niet geringe
verrassing deed de vrouw des buizes zelve
open.
Zjj begroette hem met een zeer vrien
delijk lachje en haar handdruk was war
mer en hartelijkor dan gewoonlijk.
„Wij hebben cp u gewacht en ik begon
reeds te vreezen, dat ge onze afspraak
voor vandaag zoudt hebben vergeten. Het
is mij zeer liet, dat ik mij voor niets be
vreesd heb gemaakt, want ik zou gaarne
microscopie en photographische reproductie
der smalle slagschaduwen, welke de bij het
radeeren opgekrabde papiervezels bij het op
vallen van licht onder zekeren hoek wierpen,
gelukt. De justitie weet nn, waar zij het
ontvoerde kind kan opsporen om het terug
te geven aan de moeder.
In FRIESLAND zijn door de
vele regenbuien van de laatste dagen en door
het opstuwen van het water, tengevolge van
de westenwinden, onderscheidene bouwlanden
onder water geloopen, waardoor veel van den
reeds aangevangen veldarbeid is verloren
gegaan.
Stakings varia.
Men schrijft uit WINTERSWIJK aan het
„Centrum"
De allertreurigste toestand, waarin we
leven, geeft ook wel eens aanleiding tot
tooneeltjes, die doen lachen.
Een zekere H., spoorwerker, een forsche
kerel, komt dezer dagen op een voormiddag
aanmerkelijk vroeger thuis dan anders.
Zijn vrouw: „Wa's oew aon 't lief?"
Hij„Ik stake."
Zij „Watstaket ie Dan ik ook", en
ze zet den pot aardappels, die ze juist wil
gaan koken, op den grond „zie dan maor,
hoe ie éten krieget."
Intusschen neemt ze een vollen emmer
water, gooit dien den staker in 't gezicht,
met de woorden„En nou drek terugie
staken ie bunt eene mooie
En de man droop af en meldde zich weer
aan voor zijn werk.
-f-
Een zeer gefortuneerd ingezetene der hoofd
stad, dezer dagen als schutter bewakings
dienst verrichtend met een ambtsbroeder en
een agent van politie, had een niet onverma
kelijk buitenkansje, 's Nachts tegen twaalf
uur de ronde doende, ontmoette het gezelschap
een medeburger onzer stad, die zoozeer in
enthousiasme raakte over de trouwe plichts
betrachting der beide burgerwachten, dat hjj
hun ieder een rijksdaalder in de hand stopte
met een „jelui staakt tenminste nog niet.
Het was de eerste fooi, die onze „kapitalist"
ontving.
Het schaapvrouwtje.
Een groote, zware vent komt de wacht
kamer van het gasthuis binnen, een lucht
van jenever en tabak golft mee naar binnen.
Achter hem aan komt een arm, mager, slap,
armoedig vrouwtje met een jongetje van
een jaar of zes aan de hand.
De man stevent op de dienstdoende zuster toe,
haalt het opnemingsbriefje uit zijn zak, reikt
het haar met ruw gebaar over en vraagt
„Wanneer kan ik haar terug komen
halen? Ik kan haar zoolang niet missen, denk
daarom Als gold het een stuk huisraad, dat
hersteld moest worden.
„Dat kan ik natuurlijk niet zeggen", ant
woordde de zuster.
De man vloekte, het jongetje begon te
huilen en verborg zijn gezichtje in moeders
rokken. „Hou je bek, scbreeuwleelijk", snauw
de de man. Het zieke, slappe mensch je ging
naar haar man toe, zenuwachtig haar magere
handen over de armen van haar jak strij
kend, en zag hem met haar groote schape-
oogen klagend en smeekend aan „Ik zal
maken, dat ik wel gauw weer beter ben,
hoor
De man trok het schreiende kind van de
moeder weg, wierp de verpleegster nog een
brutalen blik tce en ging heen.
En het kleine schaapvrouwtje, dat zich
schaamde voor haar man, zei veroutschuldi-
gond tot de zuster: ...Ta, ziet u, ik verdien
ook den kost voor hem!" [„De Strijdkreet."]
iiiiriirii in -i mm rmi n mnwmniiinni
het een en ander met u onder vier oogen
b°spreken. Een gelegenheid zal zich daar
voor wel laten vinden, vooral als ge mij
daarin behulpzaam zijn wilt."
„Ik beo tot uw dienst, mevrouw Win
ter", zeide bij beleefd, doch zonder dien
klank van opgewektheid, dien Hermine had
verwacht ais gevolg van haar buitenge
wone hartelijkheid. Dan traden ze de woon
kamer binnen, waar Winter, Miller en
Martha zich reeds bevonden. En de gast
heer haastte zich, de beide heeren aan el
kaar voor te stellen.
Miller kwam den advokaat zeer vrien
delijk eD voorkomend tegemoet en liet
zich zelfs niet door Scbröder's groote koel
heid van de wijs breDgen.
In de eerste plaats gold de opmerk
zaamheid van Miller juffrouw Martha,
wier opvallend gedrukte stemming hjj
blijkbaar tot eiken prijs meende te moeten
opvroolijken. En men moest erkennen, dat
hij daarbij een groote geschiktheid aan
den dag legde en met goeden amaak te
werk ging. Bij was een zeer aangenaam
prater en de meest amusante verteller, dieH
men zich maar wenschen koD. Hij wist
uit den rijken schat van sijs werkelijke of
verdichte ervaringen en ontmoetirgen zóó
veel aardige ontmoetingen te vertellen, dat
het hem tenslotte werkelijk gelukte, ook
op Martba's ernstig gelaat herhaaldelijk
een zonnig lachje te tooveren.
WORDT VERVOLGD.