AlpiESi Nifiiws-
Aiferioölis- LtifllsiilM
DE VADER.
"ingezonden.
Donderdag 28 Mei 1905
47ste Jaargang No. 3839.
EERSTE BLAD.
FEUILLETON.
DE VROUW VAN
DEN BOEKHOUDER.
Birmenlandsch Nieuws.
SGHAGSR
COURANT.
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag— en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
A D V ERT EN TIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
ItureanICIOAGM, Laats, D 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. \V I Si E L.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderliike nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer öct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit twee bladen
DOOR
Bj örnstjerne B j r n s o n.
ooo
De man, van wien hier verhaald wordt,
was de rijkste in het gansche kerspel. Hij
heette Thord Oeveraaa.
Eens op een dag stond hij in de studeer
kamer van den predikant, statig en met
plechtigen ernst.
„Ik heb een zoon gekregen, en ik wil
hem gedoopt hebben," zeïde hij.
„Hoe moet hij heeten
„Tinn, naar mijnen vader."
„En wie zijn de getuigen
Zij werden genoemd en waren de aan
zienlijkste mannen en vrouwen van het
dorp, die allen tot de familie van den vader
behoorden.
„Hebt gij mij verder nog iets meê te
deelen vroeg de predikant aan Thord.
De boer stond een oogenblik zwijgend
en zeide toen
„Ik wouhem gaarne alléén gedoopt hebben,"
„Dat wil zeggen, op een werkdag?"
„Ja. Aanstaanden Zaterdag, 's middags
om twaalf uur."
„Goed. Hebt gij anders nog iets?"
„Niet dat ik weet."
De boer draaide zijnen hoed in zijne
handen, alsot hij heen wilde gaan. Nu stond
de predikant op.
„Laat ik u dan nog een wensch op den
weg meegeven." zeide hij, en hij ging op
Thord toe, vatte zijne hand, keek hem in
de oogen en sprak
„God geve, dat dit kind u tot zegen
woide
Zestien jaren na dezen dag stond Thord
wederom in de kamer van den predikant.
„Gij houdt u flink, Thord," zeide de
leeraar, die geen verandering aan den
man bespeurde.
„Ik heb ook geen zorgen," antwoordde
de boer
Hierop zweeg de predikant. Na eene
poos vroeg hij
„En wat brengt u van avond tot mij
„Ik kom om mijnen zoon, die morgen
zal bevestigd worden."
„Het is een degelijke jongen."
„Ik wilde u de verschuldigde gelden
niet betalen vóór ik weet, welke plaats hij
in de kerk krijgen zal."
„Ik heb hem de éérste plaats toege
wezen."
„Zoo. Dan is het goed en hier zijn
tien daalders voor u."
„Hebt gij Anders nog iets vroeg de
edikant, Thord aankijkend.
.Niet dat ik weet."
Thord giDg heen.
Wederom waren acht jaren vervlogen,
toen op zekeren dag een gansche troep
mannen voor de pastorie stilhield, met
pr
Roman van
A. O. KLAUSZMANN.
21. _o-o-o—
„De berichten in de couranten, die ik
letter voor letter lees," schreef Hermine's
broeder verder, „zijn in den regel niet ge
trouw aan de waarheid, en bij verre na niet
zoo uitvoerig als ik het wenschen zou.
Wanneer het maar eenigszins mogelijk
was naar Breslau te komen, zou ik er al
reeds geweest zijn, maar daar dit onmo
gelijk is, moet ik u den pijnlijken plicht op
leggen, mij de verlangde inlichtingen te
geven. Bedenk vooral, dat geen kleinigheid
te onbeduidend genoemd mag worden en
dat alles, zelfs nevenzaken, belangrijk kun
nen zijn. Ik verzoek je daarom dringend,
mij niets te verzwijgen, wat je van de
zaak bekend is."
Aan dat zoo uitdrukkelijk kenbaar ge
maakte verlangen trachtte Hermine nu zoo
goed mogelijk te voldoen. Ze had reeds
acht kantjes dicht beschreven en was er
nog lang niet mede klaar, toen ze door
het binnenkomen van het dienstmeisje
verhinderd werd, voort te gaan.
„Mevrouw, advocaat Schröder vraagt,
ot hij u spreken kan."
Vlug schoof Hermine haar brief weg.
„ZekerBrerg mijnheer Schröder maar
kier."
Nog eer de aangediende binnentrad,
Thord voorop. De predikant keek op en
herkende hem.
„Gij komt van avond met talrijk gezel
schap.
„Ja," zeide Thord. „Ik wil de verloving
van mij non zoon doen afkondigen. Hij gaat
trouwen met Karen uit Storliden, de
dochter van Gudmund, die hier staat."
„Dat is wel het rijkste meisje in het
gansche kerspel."
„Naar men beweert," antwoordde de
boer, terwijl hij zich het haar opstreek.
De predikant zat een poos als in ge
dachten, Vervolgens, zonder iets te zeggen,
schreef hij de namen der verloofden in
zijn boek, en de mannen als getuigen
onderteekenden.
Thord legde drie daalders op de tafel.
„Er komt er my maar één toe," zeide de
predikant.
„Ik weet wat u te vorderen hebt, dominee.
Maar het is mijn éenig kind en ik wou
het gaarne goed doen."
Na deze verklaring nam de predikant
het geld.
„Nu staat gij om uw zoons wille reeds
voor de derde maal hier, Thord", zeide hy.
Ja," antwoordde Thord. ,,Ha&r nu ben
ik ook met hem klaar."
Hy stak zijnen buidel op, nam afscheid,
en ging heen. De mannen volgden hem.
Veertien dageu later roeiden de vader
en de zoon bij stil weder over het water
naar Storliden, om met boer Gudmund te
beraadslagen over het bruiloftsfeest.
„De bank ligt niet vast onder mij", zeide
de zoon, en hij stond op, om haar recht te
leggen.
Op hetzelfde oogenblik glijdt hij uit,
grijpt met de hapden in de lucht, slaakt
een angstkreet en ploft in het water.
„Pak den riem vast 1" roept de vader,
terwijl hij opspringt en hem den riem
toesteekt.
Maar toen de zoon eenige malen getracht
had er naar te grijpen, werden zijne handen
stijf.
„Wacht! Wacht!" roept de veder en
roeit naar hem toe.
Eensklaps steekt de zoon de handen om
hoog, werpt zijnen vader een bangen blik
toe en zinkt weg.
Thord wilde het eerst niet recht gelooven.
Hij hield de boot stil en staarde naar de plek,
waar zijn zoon verdwenen was, als verwacht
te hij hem zoo aanstonds weder te zien
opduiken. Eenige luchtbellen rezen omhoog
nóg eenige toon eeDe enkele, groote,
die uiteenspatte en spiegelglad lag
weder het meer.
Drie dagen en drie nachten lang zagen
de menschen den vader om diezeltde plek
heenroeien, zonder te eten en zonder te
slapen. Hy zocht naar zijn zoon. Eerst in
den morgen van deD vierden dag vond hij
hem, en zélf droeg hij hem over de bergen
naar zyne hoeve.
Sinds dezen dag was ongeveer een jaar
verloopen.
Daar hoorde de predikant nog laat op een
herfstavond iemand zijne woning naderen
en aan de huisdeur tasten naar de klink.
Hy deed open, en over den drempel trad
had haar opgewekt gelaat weer die droeve
uitdrukking aangenomen, welke den rechter
van instructie bij zijn eerste bezoek zoo
had getroffen. Bij het binnenkomen van
Schröder drukte ze den zakdoek tegen
de oogen, als wischte zij juist een traan
weg.
„Heb dank voor je komst, myn vriend",
zeide zij met matte stem, terwijl zij hem
de hand reikte. „Ik had er nauwelijks aan
durven hopen, dat ge aan mijn smeek
bede gehoor zoudt geveD."
„U heeft mij met zulk een twijfel on
recht gedaan", antwoordde hij hartelijk.
„Ot is de briet, waarin ik mij den eersten
dag na het ODgeluk te uwer beschikking
stelde, niet in uw handen gekomen
„ZekerIk heb hem ontvangen. Ik was
in het diepst van mijn ziel geroerd door
uw warme, deelnemende woorden. Men ver
gist zich in dergelijke oogenbiikken zoo
vaak in de menschen. Men leert ze dan
zoo goed kennen en men weet dan ook
eerst de ware vriendschap naar waarde te
schatten." 1
Door een moede handbeweging had ze
hem uitgenoodigd, tegenover haai plaats te
nemeD, en hij gaf gevolg aan dien wenk.
„Ik had u dat alles veel liever monde
ling gezegd", zeide hij. „Maar men deelde
my mede, dat uw toestand geen bezoeken
toeliet. Er zyn oogenbiikken in het leven,
waarin men nog liever niet opdringend, dan
deelnemend wil schijnen. Maar nu u zelf
dit onderhoud heeft gewenscht, is het mij
een behoefte, u te verzekeren, dat ik
Gerard niet voor schuldig houd, tenminste
niet voor schuldig in dien omvang, als de
wereld het gelooft. Ik ken hem sedert de
een groote, voorovergebogen man, mager
en met witte haren.
De predikant zag lom lang aan, vóór
hij hem herkende. Het was Thord.
„Komt gij zoo laat nog?" vroeg de pre
dikant en bleef vóór hem staan.
„Ja ik kom nog laat", antwoordde Thord,
terwijl hij zich nederzette.
De predikant, in spanning, nam mede
plaats. Lang heerschte er stilzwijgen. Ein
delijk zeide Thord
„Ik heb iets by mij, dat ik graag aan
de armen zou geveD. Ik wou eene lief
dadige stichting in het leven roepen, die
naar mijnen zoon vernoemd zou worden."
Hy stond op, legde geld op de tafel,
en ging weer zitten.
De predikant telde het.
,.Dat is veel geld," zeide hij.
„Het is de helft van den prijs voor
mijne hoeve, die ik heden verkocht heb."
LaDg bleef de predikant zwijgend zitten.
Eindelijk vroeg hij met zachte stem
„Wat denkt gij nu te gaan beginnen
„Iets beters," antwoordde Thord.
Weder zaten zy eene poos zwijgend
de boer met naar den grond gerichten
blik, terwijl de predikant hem vragend
aankeek.
Toen sprak opeens de predikant, heel
zacht
„Nu geloof ik, Thord, dat uw zoon u
eindelijk tot zegen geworden is."
„Ja. Nu ben ik daarvan óók overtuigd,"
antwoordde Thord.
Hij keek op, en twee tranen rolden
langzaam over zijne waDgen.
(Niet geplaatste ingezonden stukken worden
nimmer teruggegeven.)
Gezondheidseommissiën.
Art. 1 al. 1 der Gezondheidswet luidt
„Het Staatstoezicht op de volkegezondheid
omvat
a. het onderzoek naar den Staat der volks
gezondheid en, waar noodig, de aanwijzing
en bevordering van middelen ter verbetering."
Een ruim veld om te bearbeiden, niet waar
en voor de arbeiders, met de uitvoering van
die taak belast, een omvangrijk, dikwijls zeer
moeilijk werk
De wetgever heeft dat voorzien, en om nu
aan de uitvoering dier wet eene geleidelijke
afwikkeling te verzekeren, heeft hij daarvoor
een centralen gezondheidsraad, hoofdinspec
teurs van de volksgezondheid, inspecteurs
van de volksgezondheid en ten slotte gozond-
heidscommissiën aangesteld.
Met de beteekenis der laatstgenoemden
wensch ik mij even bezig te houden; die uit
voeriger uiteen te zetten, haar werkkring
nader aan te duiden.
Art. 27 der bedoelde gezondheidswet zegt
ons in breeder woorden, dat de gezondheids
eommissiën hebben te letten le. welke de
staat der volksgezondheid is, in elke ge
meente, waarvoor zij zijn aangesteld 2e. te
overwegen de klachten, die ter zake van
benadeeling der volksgezondheid tot haar
komen, en 3e. door eigen onderzoek misstan
den op hygiënisch gebied op te sporen en
aan te wijzen.
Zoo de commissiën haar taak ernstig op
nemen, zullen zij voor de uitvoering van wat
onder sub 1 en 3 is genoemd, wel zoo goed
mogelijk zorg dragen maar anders is het
dagen zijner kindsheid. En hoewel ik in
mijn leven menige smartelijke ontgooche
ling heb ervaren, zoodat ik ook ten op
zichte van zijn persoon had kunnen dwa
len, kan ik toch dit,, wat nu van hem
wordt beweerd, niet voor mogelijk houden."
„U wilt mij troosten, en daarvoor dank
ik u. Maar mijn positie is niet van dien
aard, dat ik mij in een weldadig zeltbedrog
wiegen mag en mijn oogen sluiten voor de
gruwelyke waarheid. Ik kan zóó weinig
aan de onschuld van mijn man gelooven,
als dat ik trots al mijn denken en martelen,
een verklaring voor zijn handelwyze vinden
kaD."
„Dat hy met geld van anderen op den loop
gegaan is, daaraan valt moeilijk meer te
twyfelen. Maar eer het tegendeel is bewe-
zen, m»g en moet men gelooven, dat hij
gehandeld heeft onder den draDg der om
standigheden, die iuvloed hebben uitgeoefend
op de helderheid van zijn denken en hem
dus min of meer ontoerekenbaar hebben
1 gemaakt. Is dat dan ook niet uwe meening?"
„Ik zou een verklaring voor deze plotse
linge ontoerekenbaarheid moeten hebben,
voor ik daaraan gelooven kanNeen,
neen, myn vriend, laten we ons zelf niet
bedriegen. Zoeken we naar geen veront
schuldiging voor datgene, wat niet te ver
ontschuldigen valt. De man, dien wij beiden
ons volste vertrouwen hebben geschonken,
is een eerlooze dief, en de naam, dien ik
moet drag6n, is door hem voor eeuwig;
met het brandmerk der schande bedekt."
Weer streek ze met haar zakdoek langs
de oogen. Dan echter, na een poosje ge
zwegen te hebben, richtte zij zich plotseling
energiek op„Ik heb u gevraagd hier te
met sub 2 gelegen daarvoor hebben zij hulp
en steun noodig, en die moet komen van de
ingezetenen der gemeenten zeiven.
De groote waarde en beteekenis der volks
gezondheid dringt wel meer en meer door
in de verschillende klassen en standen onzer
maatschappij, onze gemeentebesturen grijpen
ook wel krachtiger in dan vroeger, maar toch,
zoo de publieke opinie niet meewerkt, de
openbare meening zich niet krachtig hooren
laat, dan is er o zoo gauw verslapping waar
te nemen, de gemeentebesturen voelen zich
dan Diet meer zoo geprikkeld en de gezond
heidseommissiën, die haar taak wèl ernstig
opvatten, trekken zich teleurgesteld terug, en
de directe zegeningen, die de gezondheidswet
ons geven kon, kunnen tot nihil worden
teruggebracht. En dat k a n en dat mag niet.
In iedere gemeente zijn wel misstanden op
hygiënisch gebied, ja, die met het eenvoudig
ste begrip van Volksgezondheid spotten. Mis
standen, die bij een oppervlakkig onderzoek
dikwijls niet waarneembaar zijn, maar die
door bij-, om- of inwonenden wel terdege
worden gevoeld, en toch geduld.
Geduld, omdat zij niet weten, tot wien zij
zich te wenden hebben, om daarin verbete
ring te kunnen verkrijgen geduld ook, waar
zij het adres wèl weten, maar vreezen te
klagen, omdat zij bang zijn, dat hun klacht
hen zal brengen in conflict met de eene of
andere boven hen staande autoriteit.
En juist die vrees behoeft niet te bestaan;
elke klacht toch bij de gezondheidseommissiën
ingekomen, wordt als klacht behandeld,
zonder daarmede de persoon, die ze inbracht,
in eenig verband te brengen of te houden.
Het doel, waarom ik de pen opvatte, is,
dunkt me, duidelijk genoeg.
De gemeenteuaren geven hunne medewer
king aan de gezondheidseommissiën, door
mede te deelen, waar naar hunne meening
misstanden op hygiënisch gebied bestaan.
Eene eenvoudige mededeeling, mondeling
of schriftelijk, is voldoende. Iedere gemeente
secretaris is wel zoo welwillend, hem, die
het adres van het betrokken commissielid
niet weet, daaraan te helpen.
Samenwerking kan alleen eene goede nale
ving van wetten verzekeren dat geldt in 't
bijzonder van de gezondheidswet. Zij verkrijgt
eerst dan haar schoonste beteekenis en groot
ste waarde, zoo zij rekenen kan op de mede
werking der gemeentebesturen in de eerste
plaats maar vóóral ook en niet minder, als
zij zich verheugen mocht in de sympathie
en krachtigen steun der gemeentenaren zeiven
Ik heb reeds hooren verluiden „Och, wat
zal die gezondheidswet, dat is alweer zoo'n
doode musch Het staat aan ons, die bewe
ring voor goed onwaar te maken, en dat wel
alléén door samen de uitstekende bedoelingen
der gezondheidswet te bevorderen en te
behartigen door niet te vergeten, dat volks
gezondheid de eerste voorwaarde is voor
volkswelvaart 1
E. K LUIJVER.
Winkel, Mei 1003.
- WEERINGEN.
Door heemradon en hoofdingelanden van
het heemraadschap Wieringen is tot Secretaris
herbenoemd de heer C. M. Koorn, tot Pen
ningmeester herbenoemd de heer C. Maats.
Op de voordracht voor heemraad in de plaats
van wijlen den heer S. A. Klein werd als no.
1 geplaatst de heer Jb. N. Keizer.
- WIERINGEN.
Benoemd tot brievengaarder aan het hulp
postkantoor Wieringen (Haukes) met ingang
van 1 Juni 1903, de heer E. Bais Jz. alhier.
ANNA PAULOWNA.
Vijfde Jaarlijksche Algemeene Vergadering
der Vereeniging „Helpt Elkaar", op Zaterdag
23 Mei, in het lokaal van den heer G. Volder.
Hoewel de toegang ook voor niet-led en vrij
was, waren slechts 14 leden aanwezig.
Na opening der vergadering door den heer
H. Visser, als Voorz., en lezing van notulen
en jaarverslag, die worden goedgekeurd,
doet de penningmeester rekening en verant
woording. Door de heeren P. Visser en G.
Blom, aangewezen tot het nazien der be
scheiden, wordt alles in orde bevonden.
Het blijkt, dat de totale bezitting der vereeni
ging op 1 Mei 1903 f 503.80* bedraagt. De
vereeniging is dus flink vooruitgegaan.
Alsnu is aan de orde verkiezing van twee
bestuursledenBij eerste stemming worden
als zoodanig verkozen de heeren H. Penne-
kamp en W. Siewerts. De laatste echter be
dankt. Bij de nieuwe stemming, die nu plaats
heeft, bekomen van de wettig uitgebrachte
stemmen de heeren Groenland en Kooijman
er ieder 3, de heer J. Dekker 4.
Er moet dus eerst een herstemming plaats
hebben tusschen Groenland en Kooijman,
daarna tusschen één dier beide heeren en den
heer J. Dekker.
Bij herstemming staken de stemmen en
moet, volgens het reglement, het lot beslissen.
Voorz. verklaart zich echter tegen dobbelen
en prefereert het trekken van briefjes.
Bij stemming over deze quaestie verklaren
zich 10 leden voor dobbelen, 4 voor het trek
ken van briefjes.
De dobbelsteenen zijn den heer Groenland
gunstig. Nu moet er dus nog een herstem
ming tusschen de heeren Groenland en J.
Dekker plaats hebben. De heer Groenland
wordt gekozen.
Als laatste punt van de agenda komt nu
aan de ordeVerkiezing van een commissaris
van toezicht. Gekozen de heer Jb. Bakker,
die met zijn benoeming in kennis zal worden
gesteld.
Bij rondvraag stelt de heer J. Terburg
voor, de reservekas bij het kapitaal in te
lijven. De heeren Volder en Blom 3luiten
zich hierbij aan.
Voorn, iicht de bedoeling der reservekas
nader toe (eenige uitkeering aan hen, die
om gezondheidsredenen geen lid mogen wor
den). Hij kan zich echter wel met het voor
stel vereenigen, maar acht de vergadering
te klein, om in dezen terstond een beslissing
te nemen.
Men meent echter, dat men dan maar van wat
meerdere belangstelling moest doen blijken.
Het voorstel wordt in stemming gebracht en
aangenomen met algemeene stemmen.
Hierna sluiting.
- ANNA PAULOWNA.
Mej. Van Hoorn te Bergen heeft voor haar
benoeming tot onderwijzeres aan school No.
II bedankt, omdat zij inmiddels te Assendelft
werd benoemd.
HEER HUGOWAARD.
Voor de vacante betrekking van onderwijze
res aan School No. 2 hebben zich 20 sollici
tanten aangemeld.
Vanwoge de afd. LANGEDIJK
van den Algem. Ned. Geheel-Onthoudersbond,
zal den 19den Juli o s. een openlucht-meeting
worden gehouden, op het weiland van den
heer C. Slotemaker te Noord-Scharwoude,
welk stuk land daartoe welwillend door ge
noemden heer zal worden afgestaan.
- HARINGCARSPEL.
Met algemeeDe stemmen werd herbenoemd
tot Lid van 't Bestuur van polder Waarland
de heer P. Tromp aldaar.
komen, omdat ik uw bystand noodig heb.
Wanneer u een weinig medelyden met me
hebt, zult u niet weigeren mij te helpen.
Men kan niet van mij eischen, dat ik dezen
met smaad bedekten naam tot aan het
einde van mijn loven blijf dragen. Er zal
en moet een middel zijn, om mij daarvan
te bevrijden."
Pijnlijk verrast keek de advocaat op.
„Versta ik u goed, mevrouw Winter U
denkt aan een echtscheiding
„Ja. En hoe eer, hoe liever! Mij is het,
alsof ik met een leelijke ziekte besmet
ben, zoolang ik nog in zekeren zin bij
dezen ellendeling behoor."
„Ik wil u bekennen, dat ik op zoo iets
niet voorbereid was," zeide hij openhartig,
„en ik zou u wel willen vragen, geen over
ijlde besluiten te DemeD. Hoe sterk ook do
schyn tegen Gerard wezen mag, nog is er
niets bewezen. De mogelijkheid is niet
uitgesloten, dat cp een zekeren dag een
opheldering volgt, die u over zijn handel
wyze zeer veel milder zal doen denken,
dan nu."
„Nooit," viel ze hem heftig in de rede.
„Wat hy ook ooit tot zijn rechtvaardiging
moge inbrengen de smaad, dien hij mij
heeft aangedaan, de verachting,waaraan hij
mij prijs beeft gegeven, zal en kaD ik hem
nooit vergeven. Zal ik deze gehate slaven
keten als eeD verachte en uitgestootene
nog verder sleepen, terwijl hij ergens in
weelde en overvloed zwelgt en misschien
het meest bandeloos gebruik maakt van een
vrijheid, die hij zich op misdadige wijze
heeft verschaft
„Was het een ander dan mijn vriend
Gerard, van wien u spreekt, dan zou ik u
misschien gelyk geven, want ik begryp
zeer goed, hoe diep u zich gekrenkt ge
voelt. Maar hy is waarachtig niet de man,
die in zorgelooze lichtzinnigheid de vruch
ten van een misdaad zal plukken en in
teugelloos genieten zwelgen zal. Of hem
zijn vlucht gelukken zal of niet, hy zal
toch geen rustig uur meer hebben en tot
aan zyn dood de ongelukkigste aller men
schen zijn."
„Zou ik misschien nog medelyden met
hem moeten hebben?" vroeg zij hoonend.
„Wanneer het is, zooals u zegt, heeft by
dan iets anders dan een honderdvoudig
verdiende straf Neen, neentracht mij
niet van gedachte te doen veranderen,
want myn besluit staat ODberroepelyk vast.
En het is u ook geen ernst, jny te doen
wankelen."
Hij keek haar verwonderd aan. „U houdt
mij dus voer onoprecht? Waarmeê heb ik
dezen twijfel aan mijn eerlijkheid ver
diend?"
„O, ik houd u voor den eerlijkste aller
menschen en weet zeer goed. dat het niets
dan overgroote nauwgezetheid is, die u
nog dezen onwaardige doet voorspreken.
Maar wij hebben geen plichten meer tegen
over hem. Juist omdat wij elkaar vandaag
met reine gewetens in de oogen kunnen
zien, mogen we eindelijk dit treurige ver
stoppertje spelen eindigeD, waaronder ik
sedert ons eerste wederzien zoo zwaar,
onuitsprekelijk zwaar heb geleden."
„Verstoppertje-spelen, mevrouw Win-
tes Ik verzeker
WORDT VERVOLGD.