AlpiESi Nifiiws- Aiferioölis- LtifllsiilM DE VADER. "ingezonden. Donderdag 28 Mei 1905 47ste Jaargang No. 3839. EERSTE BLAD. FEUILLETON. DE VROUW VAN DEN BOEKHOUDER. Birmenlandsch Nieuws. SGHAGSR COURANT. Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag— en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden A D V ERT EN TIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. ItureanICIOAGM, Laats, D 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. \V I Si E L. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderliike nummers 5 Cent. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer öct Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uit twee bladen DOOR Bj örnstjerne B j r n s o n. ooo De man, van wien hier verhaald wordt, was de rijkste in het gansche kerspel. Hij heette Thord Oeveraaa. Eens op een dag stond hij in de studeer kamer van den predikant, statig en met plechtigen ernst. „Ik heb een zoon gekregen, en ik wil hem gedoopt hebben," zeïde hij. „Hoe moet hij heeten „Tinn, naar mijnen vader." „En wie zijn de getuigen Zij werden genoemd en waren de aan zienlijkste mannen en vrouwen van het dorp, die allen tot de familie van den vader behoorden. „Hebt gij mij verder nog iets meê te deelen vroeg de predikant aan Thord. De boer stond een oogenblik zwijgend en zeide toen „Ik wouhem gaarne alléén gedoopt hebben," „Dat wil zeggen, op een werkdag?" „Ja. Aanstaanden Zaterdag, 's middags om twaalf uur." „Goed. Hebt gij anders nog iets?" „Niet dat ik weet." De boer draaide zijnen hoed in zijne handen, alsot hij heen wilde gaan. Nu stond de predikant op. „Laat ik u dan nog een wensch op den weg meegeven." zeide hij, en hij ging op Thord toe, vatte zijne hand, keek hem in de oogen en sprak „God geve, dat dit kind u tot zegen woide Zestien jaren na dezen dag stond Thord wederom in de kamer van den predikant. „Gij houdt u flink, Thord," zeide de leeraar, die geen verandering aan den man bespeurde. „Ik heb ook geen zorgen," antwoordde de boer Hierop zweeg de predikant. Na eene poos vroeg hij „En wat brengt u van avond tot mij „Ik kom om mijnen zoon, die morgen zal bevestigd worden." „Het is een degelijke jongen." „Ik wilde u de verschuldigde gelden niet betalen vóór ik weet, welke plaats hij in de kerk krijgen zal." „Ik heb hem de éérste plaats toege wezen." „Zoo. Dan is het goed en hier zijn tien daalders voor u." „Hebt gij Anders nog iets vroeg de edikant, Thord aankijkend. .Niet dat ik weet." Thord giDg heen. Wederom waren acht jaren vervlogen, toen op zekeren dag een gansche troep mannen voor de pastorie stilhield, met pr Roman van A. O. KLAUSZMANN. 21. _o-o-o— „De berichten in de couranten, die ik letter voor letter lees," schreef Hermine's broeder verder, „zijn in den regel niet ge trouw aan de waarheid, en bij verre na niet zoo uitvoerig als ik het wenschen zou. Wanneer het maar eenigszins mogelijk was naar Breslau te komen, zou ik er al reeds geweest zijn, maar daar dit onmo gelijk is, moet ik u den pijnlijken plicht op leggen, mij de verlangde inlichtingen te geven. Bedenk vooral, dat geen kleinigheid te onbeduidend genoemd mag worden en dat alles, zelfs nevenzaken, belangrijk kun nen zijn. Ik verzoek je daarom dringend, mij niets te verzwijgen, wat je van de zaak bekend is." Aan dat zoo uitdrukkelijk kenbaar ge maakte verlangen trachtte Hermine nu zoo goed mogelijk te voldoen. Ze had reeds acht kantjes dicht beschreven en was er nog lang niet mede klaar, toen ze door het binnenkomen van het dienstmeisje verhinderd werd, voort te gaan. „Mevrouw, advocaat Schröder vraagt, ot hij u spreken kan." Vlug schoof Hermine haar brief weg. „ZekerBrerg mijnheer Schröder maar kier." Nog eer de aangediende binnentrad, Thord voorop. De predikant keek op en herkende hem. „Gij komt van avond met talrijk gezel schap. „Ja," zeide Thord. „Ik wil de verloving van mij non zoon doen afkondigen. Hij gaat trouwen met Karen uit Storliden, de dochter van Gudmund, die hier staat." „Dat is wel het rijkste meisje in het gansche kerspel." „Naar men beweert," antwoordde de boer, terwijl hij zich het haar opstreek. De predikant zat een poos als in ge dachten, Vervolgens, zonder iets te zeggen, schreef hij de namen der verloofden in zijn boek, en de mannen als getuigen onderteekenden. Thord legde drie daalders op de tafel. „Er komt er my maar één toe," zeide de predikant. „Ik weet wat u te vorderen hebt, dominee. Maar het is mijn éenig kind en ik wou het gaarne goed doen." Na deze verklaring nam de predikant het geld. „Nu staat gij om uw zoons wille reeds voor de derde maal hier, Thord", zeide hy. Ja," antwoordde Thord. ,,Ha&r nu ben ik ook met hem klaar." Hy stak zijnen buidel op, nam afscheid, en ging heen. De mannen volgden hem. Veertien dageu later roeiden de vader en de zoon bij stil weder over het water naar Storliden, om met boer Gudmund te beraadslagen over het bruiloftsfeest. „De bank ligt niet vast onder mij", zeide de zoon, en hij stond op, om haar recht te leggen. Op hetzelfde oogenblik glijdt hij uit, grijpt met de hapden in de lucht, slaakt een angstkreet en ploft in het water. „Pak den riem vast 1" roept de vader, terwijl hij opspringt en hem den riem toesteekt. Maar toen de zoon eenige malen getracht had er naar te grijpen, werden zijne handen stijf. „Wacht! Wacht!" roept de veder en roeit naar hem toe. Eensklaps steekt de zoon de handen om hoog, werpt zijnen vader een bangen blik toe en zinkt weg. Thord wilde het eerst niet recht gelooven. Hij hield de boot stil en staarde naar de plek, waar zijn zoon verdwenen was, als verwacht te hij hem zoo aanstonds weder te zien opduiken. Eenige luchtbellen rezen omhoog nóg eenige toon eeDe enkele, groote, die uiteenspatte en spiegelglad lag weder het meer. Drie dagen en drie nachten lang zagen de menschen den vader om diezeltde plek heenroeien, zonder te eten en zonder te slapen. Hy zocht naar zijn zoon. Eerst in den morgen van deD vierden dag vond hij hem, en zélf droeg hij hem over de bergen naar zyne hoeve. Sinds dezen dag was ongeveer een jaar verloopen. Daar hoorde de predikant nog laat op een herfstavond iemand zijne woning naderen en aan de huisdeur tasten naar de klink. Hy deed open, en over den drempel trad had haar opgewekt gelaat weer die droeve uitdrukking aangenomen, welke den rechter van instructie bij zijn eerste bezoek zoo had getroffen. Bij het binnenkomen van Schröder drukte ze den zakdoek tegen de oogen, als wischte zij juist een traan weg. „Heb dank voor je komst, myn vriend", zeide zij met matte stem, terwijl zij hem de hand reikte. „Ik had er nauwelijks aan durven hopen, dat ge aan mijn smeek bede gehoor zoudt geveD." „U heeft mij met zulk een twijfel on recht gedaan", antwoordde hij hartelijk. „Ot is de briet, waarin ik mij den eersten dag na het ODgeluk te uwer beschikking stelde, niet in uw handen gekomen „ZekerIk heb hem ontvangen. Ik was in het diepst van mijn ziel geroerd door uw warme, deelnemende woorden. Men ver gist zich in dergelijke oogenbiikken zoo vaak in de menschen. Men leert ze dan zoo goed kennen en men weet dan ook eerst de ware vriendschap naar waarde te schatten." 1 Door een moede handbeweging had ze hem uitgenoodigd, tegenover haai plaats te nemeD, en hij gaf gevolg aan dien wenk. „Ik had u dat alles veel liever monde ling gezegd", zeide hij. „Maar men deelde my mede, dat uw toestand geen bezoeken toeliet. Er zyn oogenbiikken in het leven, waarin men nog liever niet opdringend, dan deelnemend wil schijnen. Maar nu u zelf dit onderhoud heeft gewenscht, is het mij een behoefte, u te verzekeren, dat ik Gerard niet voor schuldig houd, tenminste niet voor schuldig in dien omvang, als de wereld het gelooft. Ik ken hem sedert de een groote, voorovergebogen man, mager en met witte haren. De predikant zag lom lang aan, vóór hij hem herkende. Het was Thord. „Komt gij zoo laat nog?" vroeg de pre dikant en bleef vóór hem staan. „Ja ik kom nog laat", antwoordde Thord, terwijl hij zich nederzette. De predikant, in spanning, nam mede plaats. Lang heerschte er stilzwijgen. Ein delijk zeide Thord „Ik heb iets by mij, dat ik graag aan de armen zou geveD. Ik wou eene lief dadige stichting in het leven roepen, die naar mijnen zoon vernoemd zou worden." Hy stond op, legde geld op de tafel, en ging weer zitten. De predikant telde het. ,.Dat is veel geld," zeide hij. „Het is de helft van den prijs voor mijne hoeve, die ik heden verkocht heb." LaDg bleef de predikant zwijgend zitten. Eindelijk vroeg hij met zachte stem „Wat denkt gij nu te gaan beginnen „Iets beters," antwoordde Thord. Weder zaten zy eene poos zwijgend de boer met naar den grond gerichten blik, terwijl de predikant hem vragend aankeek. Toen sprak opeens de predikant, heel zacht „Nu geloof ik, Thord, dat uw zoon u eindelijk tot zegen geworden is." „Ja. Nu ben ik daarvan óók overtuigd," antwoordde Thord. Hij keek op, en twee tranen rolden langzaam over zijne waDgen. (Niet geplaatste ingezonden stukken worden nimmer teruggegeven.) Gezondheidseommissiën. Art. 1 al. 1 der Gezondheidswet luidt „Het Staatstoezicht op de volkegezondheid omvat a. het onderzoek naar den Staat der volks gezondheid en, waar noodig, de aanwijzing en bevordering van middelen ter verbetering." Een ruim veld om te bearbeiden, niet waar en voor de arbeiders, met de uitvoering van die taak belast, een omvangrijk, dikwijls zeer moeilijk werk De wetgever heeft dat voorzien, en om nu aan de uitvoering dier wet eene geleidelijke afwikkeling te verzekeren, heeft hij daarvoor een centralen gezondheidsraad, hoofdinspec teurs van de volksgezondheid, inspecteurs van de volksgezondheid en ten slotte gozond- heidscommissiën aangesteld. Met de beteekenis der laatstgenoemden wensch ik mij even bezig te houden; die uit voeriger uiteen te zetten, haar werkkring nader aan te duiden. Art. 27 der bedoelde gezondheidswet zegt ons in breeder woorden, dat de gezondheids eommissiën hebben te letten le. welke de staat der volksgezondheid is, in elke ge meente, waarvoor zij zijn aangesteld 2e. te overwegen de klachten, die ter zake van benadeeling der volksgezondheid tot haar komen, en 3e. door eigen onderzoek misstan den op hygiënisch gebied op te sporen en aan te wijzen. Zoo de commissiën haar taak ernstig op nemen, zullen zij voor de uitvoering van wat onder sub 1 en 3 is genoemd, wel zoo goed mogelijk zorg dragen maar anders is het dagen zijner kindsheid. En hoewel ik in mijn leven menige smartelijke ontgooche ling heb ervaren, zoodat ik ook ten op zichte van zijn persoon had kunnen dwa len, kan ik toch dit,, wat nu van hem wordt beweerd, niet voor mogelijk houden." „U wilt mij troosten, en daarvoor dank ik u. Maar mijn positie is niet van dien aard, dat ik mij in een weldadig zeltbedrog wiegen mag en mijn oogen sluiten voor de gruwelyke waarheid. Ik kan zóó weinig aan de onschuld van mijn man gelooven, als dat ik trots al mijn denken en martelen, een verklaring voor zijn handelwyze vinden kaD." „Dat hy met geld van anderen op den loop gegaan is, daaraan valt moeilijk meer te twyfelen. Maar eer het tegendeel is bewe- zen, m»g en moet men gelooven, dat hij gehandeld heeft onder den draDg der om standigheden, die iuvloed hebben uitgeoefend op de helderheid van zijn denken en hem dus min of meer ontoerekenbaar hebben 1 gemaakt. Is dat dan ook niet uwe meening?" „Ik zou een verklaring voor deze plotse linge ontoerekenbaarheid moeten hebben, voor ik daaraan gelooven kanNeen, neen, myn vriend, laten we ons zelf niet bedriegen. Zoeken we naar geen veront schuldiging voor datgene, wat niet te ver ontschuldigen valt. De man, dien wij beiden ons volste vertrouwen hebben geschonken, is een eerlooze dief, en de naam, dien ik moet drag6n, is door hem voor eeuwig; met het brandmerk der schande bedekt." Weer streek ze met haar zakdoek langs de oogen. Dan echter, na een poosje ge zwegen te hebben, richtte zij zich plotseling energiek op„Ik heb u gevraagd hier te met sub 2 gelegen daarvoor hebben zij hulp en steun noodig, en die moet komen van de ingezetenen der gemeenten zeiven. De groote waarde en beteekenis der volks gezondheid dringt wel meer en meer door in de verschillende klassen en standen onzer maatschappij, onze gemeentebesturen grijpen ook wel krachtiger in dan vroeger, maar toch, zoo de publieke opinie niet meewerkt, de openbare meening zich niet krachtig hooren laat, dan is er o zoo gauw verslapping waar te nemen, de gemeentebesturen voelen zich dan Diet meer zoo geprikkeld en de gezond heidseommissiën, die haar taak wèl ernstig opvatten, trekken zich teleurgesteld terug, en de directe zegeningen, die de gezondheidswet ons geven kon, kunnen tot nihil worden teruggebracht. En dat k a n en dat mag niet. In iedere gemeente zijn wel misstanden op hygiënisch gebied, ja, die met het eenvoudig ste begrip van Volksgezondheid spotten. Mis standen, die bij een oppervlakkig onderzoek dikwijls niet waarneembaar zijn, maar die door bij-, om- of inwonenden wel terdege worden gevoeld, en toch geduld. Geduld, omdat zij niet weten, tot wien zij zich te wenden hebben, om daarin verbete ring te kunnen verkrijgen geduld ook, waar zij het adres wèl weten, maar vreezen te klagen, omdat zij bang zijn, dat hun klacht hen zal brengen in conflict met de eene of andere boven hen staande autoriteit. En juist die vrees behoeft niet te bestaan; elke klacht toch bij de gezondheidseommissiën ingekomen, wordt als klacht behandeld, zonder daarmede de persoon, die ze inbracht, in eenig verband te brengen of te houden. Het doel, waarom ik de pen opvatte, is, dunkt me, duidelijk genoeg. De gemeenteuaren geven hunne medewer king aan de gezondheidseommissiën, door mede te deelen, waar naar hunne meening misstanden op hygiënisch gebied bestaan. Eene eenvoudige mededeeling, mondeling of schriftelijk, is voldoende. Iedere gemeente secretaris is wel zoo welwillend, hem, die het adres van het betrokken commissielid niet weet, daaraan te helpen. Samenwerking kan alleen eene goede nale ving van wetten verzekeren dat geldt in 't bijzonder van de gezondheidswet. Zij verkrijgt eerst dan haar schoonste beteekenis en groot ste waarde, zoo zij rekenen kan op de mede werking der gemeentebesturen in de eerste plaats maar vóóral ook en niet minder, als zij zich verheugen mocht in de sympathie en krachtigen steun der gemeentenaren zeiven Ik heb reeds hooren verluiden „Och, wat zal die gezondheidswet, dat is alweer zoo'n doode musch Het staat aan ons, die bewe ring voor goed onwaar te maken, en dat wel alléén door samen de uitstekende bedoelingen der gezondheidswet te bevorderen en te behartigen door niet te vergeten, dat volks gezondheid de eerste voorwaarde is voor volkswelvaart 1 E. K LUIJVER. Winkel, Mei 1003. - WEERINGEN. Door heemradon en hoofdingelanden van het heemraadschap Wieringen is tot Secretaris herbenoemd de heer C. M. Koorn, tot Pen ningmeester herbenoemd de heer C. Maats. Op de voordracht voor heemraad in de plaats van wijlen den heer S. A. Klein werd als no. 1 geplaatst de heer Jb. N. Keizer. - WIERINGEN. Benoemd tot brievengaarder aan het hulp postkantoor Wieringen (Haukes) met ingang van 1 Juni 1903, de heer E. Bais Jz. alhier. ANNA PAULOWNA. Vijfde Jaarlijksche Algemeene Vergadering der Vereeniging „Helpt Elkaar", op Zaterdag 23 Mei, in het lokaal van den heer G. Volder. Hoewel de toegang ook voor niet-led en vrij was, waren slechts 14 leden aanwezig. Na opening der vergadering door den heer H. Visser, als Voorz., en lezing van notulen en jaarverslag, die worden goedgekeurd, doet de penningmeester rekening en verant woording. Door de heeren P. Visser en G. Blom, aangewezen tot het nazien der be scheiden, wordt alles in orde bevonden. Het blijkt, dat de totale bezitting der vereeni ging op 1 Mei 1903 f 503.80* bedraagt. De vereeniging is dus flink vooruitgegaan. Alsnu is aan de orde verkiezing van twee bestuursledenBij eerste stemming worden als zoodanig verkozen de heeren H. Penne- kamp en W. Siewerts. De laatste echter be dankt. Bij de nieuwe stemming, die nu plaats heeft, bekomen van de wettig uitgebrachte stemmen de heeren Groenland en Kooijman er ieder 3, de heer J. Dekker 4. Er moet dus eerst een herstemming plaats hebben tusschen Groenland en Kooijman, daarna tusschen één dier beide heeren en den heer J. Dekker. Bij herstemming staken de stemmen en moet, volgens het reglement, het lot beslissen. Voorz. verklaart zich echter tegen dobbelen en prefereert het trekken van briefjes. Bij stemming over deze quaestie verklaren zich 10 leden voor dobbelen, 4 voor het trek ken van briefjes. De dobbelsteenen zijn den heer Groenland gunstig. Nu moet er dus nog een herstem ming tusschen de heeren Groenland en J. Dekker plaats hebben. De heer Groenland wordt gekozen. Als laatste punt van de agenda komt nu aan de ordeVerkiezing van een commissaris van toezicht. Gekozen de heer Jb. Bakker, die met zijn benoeming in kennis zal worden gesteld. Bij rondvraag stelt de heer J. Terburg voor, de reservekas bij het kapitaal in te lijven. De heeren Volder en Blom 3luiten zich hierbij aan. Voorn, iicht de bedoeling der reservekas nader toe (eenige uitkeering aan hen, die om gezondheidsredenen geen lid mogen wor den). Hij kan zich echter wel met het voor stel vereenigen, maar acht de vergadering te klein, om in dezen terstond een beslissing te nemen. Men meent echter, dat men dan maar van wat meerdere belangstelling moest doen blijken. Het voorstel wordt in stemming gebracht en aangenomen met algemeene stemmen. Hierna sluiting. - ANNA PAULOWNA. Mej. Van Hoorn te Bergen heeft voor haar benoeming tot onderwijzeres aan school No. II bedankt, omdat zij inmiddels te Assendelft werd benoemd. HEER HUGOWAARD. Voor de vacante betrekking van onderwijze res aan School No. 2 hebben zich 20 sollici tanten aangemeld. Vanwoge de afd. LANGEDIJK van den Algem. Ned. Geheel-Onthoudersbond, zal den 19den Juli o s. een openlucht-meeting worden gehouden, op het weiland van den heer C. Slotemaker te Noord-Scharwoude, welk stuk land daartoe welwillend door ge noemden heer zal worden afgestaan. - HARINGCARSPEL. Met algemeeDe stemmen werd herbenoemd tot Lid van 't Bestuur van polder Waarland de heer P. Tromp aldaar. komen, omdat ik uw bystand noodig heb. Wanneer u een weinig medelyden met me hebt, zult u niet weigeren mij te helpen. Men kan niet van mij eischen, dat ik dezen met smaad bedekten naam tot aan het einde van mijn loven blijf dragen. Er zal en moet een middel zijn, om mij daarvan te bevrijden." Pijnlijk verrast keek de advocaat op. „Versta ik u goed, mevrouw Winter U denkt aan een echtscheiding „Ja. En hoe eer, hoe liever! Mij is het, alsof ik met een leelijke ziekte besmet ben, zoolang ik nog in zekeren zin bij dezen ellendeling behoor." „Ik wil u bekennen, dat ik op zoo iets niet voorbereid was," zeide hij openhartig, „en ik zou u wel willen vragen, geen over ijlde besluiten te DemeD. Hoe sterk ook do schyn tegen Gerard wezen mag, nog is er niets bewezen. De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat cp een zekeren dag een opheldering volgt, die u over zijn handel wyze zeer veel milder zal doen denken, dan nu." „Nooit," viel ze hem heftig in de rede. „Wat hy ook ooit tot zijn rechtvaardiging moge inbrengen de smaad, dien hij mij heeft aangedaan, de verachting,waaraan hij mij prijs beeft gegeven, zal en kaD ik hem nooit vergeven. Zal ik deze gehate slaven keten als eeD verachte en uitgestootene nog verder sleepen, terwijl hij ergens in weelde en overvloed zwelgt en misschien het meest bandeloos gebruik maakt van een vrijheid, die hij zich op misdadige wijze heeft verschaft „Was het een ander dan mijn vriend Gerard, van wien u spreekt, dan zou ik u misschien gelyk geven, want ik begryp zeer goed, hoe diep u zich gekrenkt ge voelt. Maar hy is waarachtig niet de man, die in zorgelooze lichtzinnigheid de vruch ten van een misdaad zal plukken en in teugelloos genieten zwelgen zal. Of hem zijn vlucht gelukken zal of niet, hy zal toch geen rustig uur meer hebben en tot aan zyn dood de ongelukkigste aller men schen zijn." „Zou ik misschien nog medelyden met hem moeten hebben?" vroeg zij hoonend. „Wanneer het is, zooals u zegt, heeft by dan iets anders dan een honderdvoudig verdiende straf Neen, neentracht mij niet van gedachte te doen veranderen, want myn besluit staat ODberroepelyk vast. En het is u ook geen ernst, jny te doen wankelen." Hij keek haar verwonderd aan. „U houdt mij dus voer onoprecht? Waarmeê heb ik dezen twijfel aan mijn eerlijkheid ver diend?" „O, ik houd u voor den eerlijkste aller menschen en weet zeer goed. dat het niets dan overgroote nauwgezetheid is, die u nog dezen onwaardige doet voorspreken. Maar wij hebben geen plichten meer tegen over hem. Juist omdat wij elkaar vandaag met reine gewetens in de oogen kunnen zien, mogen we eindelijk dit treurige ver stoppertje spelen eindigeD, waaronder ik sedert ons eerste wederzien zoo zwaar, onuitsprekelijk zwaar heb geleden." „Verstoppertje-spelen, mevrouw Win- tes Ik verzeker WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 1