Zondag 28 Juni 1903.
478te Jaargang. No. 3848.
TWEEDE BLAD.
Arrondissements - Recht
bank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 23 Juni 1903.
FEUILLET ON]
DE VROUW VAN
DEN BOEKHOUDER.
Sclaicr tal
van
UITSPRAKEN:
W. Gouda, zonder vaste woonplaats, oplich
ting, vrijgesproken.
G. Makelaar, Den Helder, dierenmishande
ling, f B boete, subs. B dagen hecht.
J. v. Wiering, Hoorn, diefstal, 21 dagen
gevang.
K. Zweet en J. Zweet, te Hem bij Ven
huizen, mishandeling, elk f 10 boete, subs.
7 d. hecht.
K. Appel, Wognum, mish. 2 maand, gevang.
W. Kramer, Hoorn, mish., 2 maal gepleegd,
14 d. gevang.
P. Met, Hoorn, verduistering, 3 w. gevang.
F. Gielen, Warmenhuizen, mish., 6 d. gevang.
J. Peereboom, Den Helder, verduistering,
1 maand, gevang.
Deze maal was 't ons eene ware verrassing,
te bemerken, dat 't aantal zaakjes niet
onderdeed voor dat, hetwelk de vorige week
in behandeling is genomen, maar precies even
groot was, n.1.9 stuks. Er valt alzoo te
constateerden, dat er nogal wat „kwaad dein"
wordtfeitelijk is dit nu juist geen bemoe
digende of opwekkende gewaarwording.
Och ja, tracht ordeloozen ordelijk te krijgen
en ge duwt aan den steen van Sisyphos.
Tracht kwaadbedrijvers of wetsovertreders
van professie tot „niet-wet-overtreders" te
methamorphoseeren en ge helpt water aan
dragen voor het vat der Danaïden. Zoo kan
men tenminste denken ten opzichte van
sommige exemplaren we zullen de goeden
in hun soort niet te na spreken. Is al mooi,
wanneer die zich althans nog willen
beteren, dus hen ontmoedigen in goede
voornemens, door ze als onverbeterlijk te
qualificeeren, zou niet op onzen weg lig
gen. Wanneer we ons in de eerst in
behandeling genomen zaak gaan verdiepen,
hebben we eigenlijk onze hersenen, (hoewel
ze voor een goed begrip van 't „sakie" toch
niet beneveld mogen zijn,) niet zoo bijzonder
erg in te spannen, daar dit historietje betrek
kelijk gauw is verteld. De veehandelaar Cor-
nelis Kok, geboren te Oterleek en [als we 't
wel hebben] wonende te Purmerend deed
onlangs zijn familie-naam nu juist niet veel
eer aan. Als „kok" zouden we hem niet bijster
durven aanbevelen, want hij schepte on
langs oenigszins vreemden kost op, door er de
sprekendste bewijzen van te geven, dat „er op
trommelen", [zij 't dan ook in een exceptio
neel geval,] tot zijne lievelings-uitspanningen
[of inspanningen behoort. Hij stond van
daag althans terecht voor 't feit, dat hij op
20 April j.1. op klaarlichten dag, 's middags
ten 3 ure, den Weledelen Heer Hermanus
Admiraal heeft mishandeld en dat wel op
den Dijk te Alkmaar. Dit werd echter nog
een gedenkwaardige dag, [een Maandag met
'n gaatje] voor Cornelis. Immers, hoewel de
aanleiding tot de door Kees gedane en door
Hermanus ondergane mishandeling enkel en
a.lliendig waseene koe, die voor eerlijk
verkocht schijnt te wezen en toch later wel
niet „eerlijk" leek te zijn, [zoo'n leelijke,
oneerlijke koe), heeft Kok er maar op los ge
slagen en geschopt, toen hij Admiraal
eenmaal „te pakken had." Maar onze
geachte subs.-Officier v. Justitie, Mr. Cnopius,
nam op zijne beurt den Kok (als een „vette
kluif",) te pakken, 't Zaakje toch was vol
strekt niet zoo moeilijk om op te lossen, dat
men 't met de draden of 't kluwen van
Ariadne zou kunnen vergelijken (en al was
dat wel zoo, dan nog zou bovengenoemde
ambtenaar er denkelijk den „knoop" ook wel
van weten weten te ontwarren), en Z.Ed.G.
was dan ook doodeenvoudig.zoo vrijmoedig om
eventjes de eer te hebben tegen bekl. wegens
mishandeling 8 daagjes norbezoek oftewel
gevangenisstraf te requireeren. Bekl. heeft
hier nogal bezwaar tegen en verzoekt nederig
de eer te mogen genieten om eene geldboete
te mogen betalen en geen gevangenisstraf te
moeten ondergaan. „Mijnheer de Rechtbank"
zal zoo vriendelijk zijn, dit verzoek in over
weging te nemen en daarmee „basta, Kees
Cors en Cornelis Zwart stoffeeren nu 't
zondaarsbankje, of neen, wacht eensze
v/aren er vandaag warempel nietDaar
zouden we ons leelijk verabesseerenNu dan,
bij verstek werd er tegen elk hunner, (in
evenredigheid met hun „verdienstelijk gedrag")
een eisch ingesteld, daar ze zich, bekl.
Roman van
A. 0, KLAUSZMANN.
0-0-0
30
„Je hebt werkelijk al het mogelijke gedaan,
om je in de oogen van den rechter zoo
zwaar mogelijk te belasten", daeht de
advocaat, en hij voelde op dat oogenblik
zulk een onbegrensde bewondering voor de
groote waarheidsliefde van dit dappere jonge
meisje, dat het gevoel van zijn onmacht om
aan hare onaangename positie een einde te
maken, hem met diep leedwezen vervulde.
Maar hij toonde het haar niet en bepaalde
er zich toe, haar eenige opbeurende woor
den te zeggen, zooals hy gezegd zou
hebben misschien tot elk ander.
Vervolgens keek hy op zyn horloge.
Ik moet me haasten, wanneer ik den
rechter van instructie nog op zijn kantoor
wil vinden. Zoodra de omstandigheden
het eischen, kom ik u weer opzoeken. Hebt
u nog iets te zeggen, juffrouw Winter
Of..." en de woorden kwamen op een
maal veel langzamer over zijn lippen,„of
hebt u mij misschien ook nog een bood-
schep te gevenvoor een derden per
soon
Zij schudde onbevangen met het hoofd.
„Ik dank u wel voor uw vriendelijke
bereidwilligheid, mijnheer, maar er ia naar
myn weten niemand, die zich over mijn
lot in zoo hooge mate zal interesseeren,
Mat ik u zou moeten lastig vallen met een
No. 1 direct en No. 2 indirect hebben ver
zet tegen den agent von politie J. de Wit van
Egm. aan Zee, alwaar de heeren ook thuis-
behooren. Cornelis Zwart heeft verkeer met
eeu dochter van zekeren Dekker. Nu loopt 't
met dat verkeer, naar 't schijnt, niet al te
erg mee, tengevolge van welke niet-zeer-veel-
pleizier-oplevercnde verlovingshistorie Kees
wel ereis een beetje minder pleiziorig ge
stemd is, (op z'n zachtst uitgedrukt.) Zoo was
't ook weer eens „oerémus" op den llen Mei jl.
Toeu wilde nl. 't toeval, dat Cors, [een broer
van Cornelis], dronken was en de orde ver
stoorde te Egm. aan Zee. Eigenlijk is dit
niet zoo toevallig, naar de door ons aange
hoorde verklaringen nopens Cors te oordeolen,
daar deze werd beschreven als geen zeer op
passend kereltje, integendeel! De agent van
politie J. de Wit te Egm. aan Zee, wilde
Cors om z'n onordelijk gedrag op den ge
noemden gedenkwaardigen llden dag van
Mei arresteeren. Dit was echter een alles be
halve mooi baantje, daar Cors op hutten
of klompen liep en hiermee zeer wild in
alle richtingen naar De W. schoptedeze
kreeg gelukkig assistentie van eenige vis-
schersgezellen, die 'm zagen tobben, en toen
heeft de agent den bekl. netjes van de
klompjes ontdaan,zoodat monsieur van deze ge
vaarlijke wapens geen gebruik meer kon ma
ken gedurende de verdere actes van de voorstel
ling. Niet zoodra echter had agent De Wit
hulp erlangd in de gedaante van eenige zee
banketverzamelaars, of ook Cors kreeg iemand
terzijde, die hem bijstond en bij zichzelf
zwoer „wij strijden als broeders en sneven
te zaam." Die iemand was niemand anders
dan z'n bloedeigen broer Cornelis, die, hoe
wel hij overigens veel beter bekend schijnt
te staan dan Cors, nu toch, zooals gezegd,
danig „op de non" was. Hij verzette zich
dan ook heftig tegen het inbeslagnemen van
broerlief Cors, en voor zijne wederspannig-
heid tegen den agent van politie J. de Wit
en diens drie helpers [de visscherlui], meende
de O. v. J. eerst een eisch in te stellen tot
't betalen van een geldboete, [de beste kan
zich eens even vergissen, niet waar doch
zich bezinnende, hervat de geachte Off, dat
dit feit niet met geldboete kan worden ge
straft, zoodat de eisch ten slotte luidt6 dagen
gevangen. Tegon Cors requireerde de
O. v. J. 14 dagen gevang.
Een zekere „Kikkert", ter onderscheiding
van zijne vele, onlangs zeer druk zingende,
groenrokkige naamgenooten met de doop
namen: Hendrikus Adrianus aangeduid, was
op den 2Ben Mei jl. ietwat ongehoorzaam
aan een politie-agent, die ons Kikkertje ver
bood, om met 3 volgeladen wagens achter
elkaar te rijden, en hem gebood den derden
wagen af te spannen, ('t Komt zóó ook wel
wat erg op de trekdieren aan.) Dit verbod
„zinde" den bekl. juist niet erg en dienten
gevolge verzuimde Kikkert niet, om den
agent van pol., Jan Corn. v. d. Pol, toe te
kwaken „Je ken stikke, je ken verrrekke 1"
Dit „zinde" v. d. P. weer uitermate slecht, zoo
dat deze waardige man Kikkert heeft „uitge
daagd" om hier in de rechtszaal eens even zijn
stemmetje te laten liooren, maar jawel, sinjeur
geeft de voorkeur aan 't verblijf in 't heer
lijke water van de droge slooten op Texel,
zoodat hy [Kikkert] niet kon hooren al
werd 't nog zoo duidelijk gezegd dat de
eisch tegon hem [Kikkert] wegens eenv.
beleed, van een ambtenaar luidde f 1B boete
subs. 8 dagen hecht.
Wat 'n herrie op straat! Waar? Wel te
Hoorn! Dat is wel eens een enkele maal
meer 'ttooneel van wanordelijkheden. Maar
zooals nu 1 't Is een nare, vreeselijke,
schrikwekkende, ontzettende, allerdroevigste,
zwakke zenuwen op stutten brengende,
gedenkwaardige, hartverscheurende geschie
denis, [we komen wel 126 bijvoegelijke naam
woorden te kort om deze „historische bijzon
derheid" naar bohooron aan te duiden wie
heeft er alzoo nog eenige disponibel eene
geschiedenis, waarvan men in Hoorn jaren
na datum nog zal kunnen gewagen. Verbeeld
je, dat Jacob Wortel van Hoorn op 26 April
jl. zoo dronken was „as 'n tol", dat hij door
de Hoornsche. politie-agenten T. W. v. Dijk
en Pizoo, voor zijne eigen veiligheid in 't
bijzonder en voor de openbare veiligheid in
't algemeen, werd ingerekend. Hij verzette
zich echter zeer hardnekkig tegen deze
arrestatie door de agenten to schoppen, te
trappen en op andere manieren verzet te
plegen. Bekl., door den Pres. ondervraagd
wordende, mompelde zoo'n beetje van „dronken
weest" en „niks meer van weten", enz., o. i.
een variatie op een oud thema. 't Einde
van (hu 11) van deze huiveringwekkende
geschiedenis is, dat de O. v. J. o.m. zegt,
dat bekl. in 't midden laat, wat gebeurd is
en voorgeeft dronken te zijn geweest. Dit
praatje is explicatie en excuus tegelijk (vqpr
't eerste bruikbaar, voor 't laatste echter
niet bruikbaar.) Daar bekl bovendien niet
gunstig bekend staat, requireert Mr. Cnopius
wegens wederspannigheid, naar aanl. van
art. 180 van 'tWetb. van Strafr., 10 dagen
gev., alhoewel bekl. liever geldboete zou wil
len betalen, maar„lieverkoekjes worden
niet altijd gebakken 1"
boodschap voor zoo iemand."
„Zij zal er de voorkeur aan geven", zoo
dacht Schröder, „zich zonder mij'n hulp met
hem in verbinding te stellenhet was
dwaas, to vermoeden, dat zij van myn hulp
gebruik zou willen maken"
Hy was echter tevreden, want hoe gaarne
hy ook al zijn krachten wilde inspannen
om haar bij te slaan, lachte het hem niet
toe, de liefdesbode te zijn tusschen Martha
George Miller.
Hun afscheid was zoo kort en afgemeten,
als het onder dergelijke omstandigheden,
onder het oog van den politie-beambte,
noodig was.
Dadelijk begaf Hermann Schröder zich
van uit de gevangenis naar den rechter
van instructie, om het door Martha ge-
teekende stuk. dat hem als den verdediger
aanwees, over te geven.
Toon hij sprak over de dadelijke in-vrij-
heid-8telling van zijn cliënte, haalde de oude
heer de schouders op. „Ik geloof nauwelijks,
dat er eenige notitie van genomen zal wor
den," antwoordde hij. „Als er ooit in een
strafzaak het gevaar voor verdonkeremanen
aanwezig was, dan is het wel in deze lamme
historio, en ik zal al mijn invloed aanwen
den, om te zorgen dat men haar vasthoudt."
„Zult u my hst inzien der akten wei
geren
„Neen. Maar ik heb een verzoek. U weet
uit de mededeelingen, die ik u tevoren heb
gedaan, dat we een boekje met nummers
hebben van de gestolen banknoten, en dat
we dus zoodoende kunnen vaststellen, welke
banknoten uit de brandkast-der maatschappij
afkomstig zijn. In het belang van het on
derzoek is het dringend gewenscht, dat het
bestaan van deze lijst een groot geheim
Wel, welP. Burger van Andijk leeft ook
nog, dat is goeie tijding: en in don loop van
dit zaakje merkten we, dat onze hooggeëerde
vriend Petrus Stegeman, de woordenaaneen-
schakelende snelredenaar, antiquaris, ivoor
draaier, 't de politieagenten-zeer-lastig-maker,
enz., ook nog in 't land der levenden vertoeft.
Nu gebeurde het in de maand Mei jl., dat
er voor Burger een bevel van arrest en over
brenging naar de strafgev. te Alkmaar (op
20 Mei, 's morgens ten 9 nre, nogal van
Andijk's burgerpapa's band), kwam. Bnigcr
werd 't arrest aangezegd door den rijksveld
wachter Gorter en den gera.-veldw. Griffioen,
beiden van Andijk, terwijl do eerste dier
beide beambten hem (Burger] nog de boeien
toonde en, zekerheidshalve, wilde aandoen.
Piet Burger wou echter niet meê, hij miste
nu totaal allen lust om meê te gaan en liet
zich op den grond vallen, enz., verzette zich
in ieder geval geen klein beetje tegen do
arrestatie en weigerde beslist te loopen met
de agenten, zoodat Gorter Griffioen gelastte
een rijtuig op te schommelen voor mijnheer
Burger, en dit gelukte Griffioen. Jammer
was 't voor de beide agenten, dat ze, vóór
ze Burger „hadden", al waren opgemerkt
door amice Stegeman, die als de drommel
commandeerdeBurger, we moeten in zee
gaan varen, de politie is je op 't spoor. B.
luisterde naar zijn „goeden" raadsman en een
oogenblik latei hadden deze twee gewichtige
personaadjes hun kostelijke body's aan de
schuimende baren van de woedende Zuiderzee
prijs gegeven. Toch kwamen ze na een poos
weer aan land. Stegeman wildo, zoo heeft hij
tenminste aan de Rechtbank geschreven, [die
wel eens meer de twijfelachtige eer schijDt
te hebben, om een epistel van Stegeman's
hand te ontvangen) maar even varen met
Burger, anders moest deze zoo lang wachten
aan 't station. Nou, zoo is 't ok! ('t Zal
trouwens wel heerlijke lectuur zijn voor de
E. A. Heeren, zoo'n opstelletje van Petrus,
wel, wel, wat zal dat goed in mekaar zitten
Bekl. verontschuldigt zich betreffende
zijn onwilligheid, 't zich op den grond laten
vallen, enz., door te zeggen dat hij daags te
voren ook al een heelen marsch (geboeid,] had
gemaakt en zelfs zeere voeten had. (Arme
beesie 1] Een paar getuigen a décharge
worden nog gehoord en verklaren van 't
verzet, dat Burger pleegde, niets te hebben
gezien.
Hoe vreemd! Zonden ze beiden juist een
anderen kant uit hebben staan kijken We
weten 't niet, doch de O. v. J. hecht meer
waarde aan de verklaring van den verbali
sant Gorter, [wiens verklaring desnoods nog
zou kunnen worden bevestigd door zijn helper
Griffioen, en daar Burger er eentje is, die
onder pressie van Stegeman nogal eens lastig
is, requireert Z.E.G. wegeus wederspannig
heid, volgens 'art'. 180 v. 't W. v. S tegen bekl.
1 maand gevangenisstraf.
Klaas v. d. Molen van Broek op Langen-
dijk kwam op 17 Mei j.1. wandelende mot
Jaap Stiijbis, z'n dorpsgenoot, eenige perso
nen tegen, 't Was Zondagavond eri nogal
laat [11 uur] en wanneer „men" dan
nogal van 't inachtnemen van de goede vor
men houdt, is men kwaad, boos, nijdig, of
wat dan ook, als er niet behoorlijk gegroet
wordt. Er ontstond althans quaeste over 't
„geneivendzeggen", met 't gevolg, dat K. v. d.
Molen het aan den stok kreeg met Klaas Blom,
een Zuid-Scharwouder jongeling, die timmer
man is van z'n geloof. Klaas sloeg Klaas en
Klaas sloeg wedorkeerig Klaas ook weer, [niet
de roede kussende, die hem kastijdde.] Met al
die fratsen raakte K. Blom, die de aanzoeker
schijnt te wezen, door de glazen bij den kas
telein A. Kist, te Zuid-Scharwoude. Blom
heeft v. d. Molen- echter zoo „en passant"
met een scherp voorwerp nog eene wond
toegebracht van ongeveer 6 cM. lengte. Die
lengte gaf de dokter althans op, die er ook
nog bij te pas kwam want v. d. M. door de wond,
hem achter aan 't hoofd toegebracht, duizelig
geworden zijnde,werd' door zijn metgezelStrijbis
in eene schuit, die te Zuid-Scharwoude gauw
is te vinden, naar den dokter gebracht.
Bekl. Blom poogt 't nog wel te,laten voor
komen, dat niet h ij, maar v. d. M. bij Kist
door de ruiten is gevallen en zoo aan dé ver
wonding is gekomen, enz., maar de O. v. J.
gelooft dit niet, mede omdat de getuigen
ook 't tegendeel verklaren, en Blommetje
wordt door Z E.G. wegens mishandel, uitge-
noodigd een maand, „te wasskip" te komen
in de gevangenis.
We raken, na de heropening der tot half
twee geschorste zitting, met de eerstvolgende
zaak weer verzeild op 't terrein, waar Stege
man zijne leerlingen in 't lastig-zijn aankweekt.
De bukl. Piet Schuurman, een 19-jarig
landbouwer en veehouder, was in gezelschap
van zeker een dozijn „goeie kameraden" aan
't vloeken, zwetsen, enz. Op 24 Mei jl. waren
ze 's avonds met 'r stuk of dertienen op de
been. Onder meer word in 't huis van zekeren
Simons te Andijk eene „operatie" bewerk
stelligd, welke kuur hierin bestond, dat er
een vensterruit werd verbrijzeld en door deze
ontstane opening waren de heeren bezig met
'n stok do meubelen „wat terecht" te zetten
de heeren hielden van „orde." Hiervan gaven
blijft. Ik zou u daarom wel willen verzoe
ken, daar voorshands met niemand nog
over to spreken."
Hermann Schröder boog even met het
hoofd ten teeken van toestemming. Dan
keek hij vlug verschillende papieren door.
Al dra kwam hem in .handen een briefje,
waarvan, al wa3 het niet oaderteekend, hij
toch dadelijk het handschrift herkende.
Het luidde:
„Ik houd het voor mijn plicht, u mede te
deelen, dat de zuster van den gevluchten
boekhouder Winter, do onderwijzeres Martha
Winter, met het plan rondloopt morgen
Breslau te veriaten. Ik geloof ook te weten
dat zij van de misdaad van haar broeder
uitvoerig op do hoogte is en dat ze ook
weet, waar die zich nu bevindt. Maar het
kon gemakkelijk gebeuren, dat zy even
spoorloos verdween als hij, wanneer niet
rechttijdig de noodige maatregelen
worden getroffen, om haar vlucht te ver
hinderen want zij is, zoo het schijnt, met
geldmiddelen ryk bedeeld."
„Dit is dus de ongeteekende aanklacht, op
grondwaarvan de huiszoeking bij mijn cliënte
heeft plaats gehad vroeg Hermann Schrö
der, nadat hij den brief gelezen had. „En men
weet niet, van wien die brief komt
„Neen."
„Nu, ik ben toevallig in de gelegenheid,
het u te kunnen zeggen. Mevrouw Winter
heeft zich zelfs niet eens de moeite ge
geven, haar schrilt to verdraaien."
„Mevrouw Winterzegt ge? De vrouw
van den voortvluchtigen boekhouder?"
„Ja, zij. Ik bezit eenige brieven van haar
hand, die te uwer beschikking staan, om
het schrift te vergelyken, voor 't geval u
mijn bloote mededeeling niet voor waarheid
ze ook blijken, door bar te schreeuwen, te
zingen, [heel lief!!] en in één woord, zich
allernaarst aan to stellen De jongeh. Schuur
man werd in z'n eigen belang van den open
baren weg verwijderd, [door den rijks-veldw.
Jan Broere en den gem.-veldw. jan Zwier,
beiden van Enkhuizen], maar verzotte zich
geweldig. Toch hebben da ambtenaren hem
meegenomen, alhoewel Schuurman, tijdens
zijn geweldig verzet, Broere nog tegen z'n
been schopte en eerst den volgenden morgen,
toen Schuurman weer ontslagen was, wilde
hij zijn naam opgeven. In zijn requisitoir
noemt de O. v. J. dit ook weer een creatuur
van. Stegeman, die zoo'n soort bende heeft
opgericht, om 't dor politie lastig te maken,
waarvan deze bekl. een der hoofdlui kan
worden gerekend te zijn. Een flinke straf is
dus niet ongewenscht, zoodat de eisch luidt
1 maand gev.
De volgende beklaagde, Engel de Groot
van Egmond aan Zee, heeft zich juist niet
„engelachtig" gedragen, daar hij op 24 Mei jl.
Engeltje Dekker hoeft mishandeld. Hieruit
kan men zien, dat op dit aardsche tranendal
de engelen 't zelfs somtijds niet kunnen
„rooien." De 12-jarige Engeltje Dekker (nog
te jong om den eed te doen) verklaart, dat
beki. haar tegen de rechterzij heeft geschopt.
Haar vader, Gerrit Dekker, is genoodzaakt,
als getuige, bij 't afleggen van den eed, zijn
linkerhand te bezigen, daar de rechterhand
of arm stijf is. Veel licht brengt papa
trouwens niet in deze zaak, daar hij bij de
mishandeling niet tegenwoordig was en
beklaagde is niet verschenen, zoodat we
weinig bijzonderheden van dit zaakje kunnen
vermelden, terwijl do O. v. J. moet verzoeken,
[denkelijk tot zijn leedwezen in dit geval]
bekl. van deze lakenswaardige zaak vrij te
spreken, maarmisschien krijgen we nog
wel een „vervolg en slot."
We stevenen naar Den Helder om daar te
eindigen. Thans is de groote Haarlemmermeer-
verlotiDg ons onderwerp. Niet minder dan
14 getuigen kwamen er aan dit zaakje te
pas, maar aangezien er eentje wegbleef,
hielden we er „slechts" 13 over. De eerste
opgeroepen getuige, de heer Koster, koopman,
wonende te Amsterdam, onderscheidde zich
van de overigen door eene buitengewone
zwaarlijvigheid, een' groot aantal doopnamen
en het ongerijf, in vrij hevige mate doof te
zijn, zoodat hij het voorrecht genoot, vlak
voor de groene tafel te mogen komen staan,
hetwelk den conciërge met medelijden scheen
te vervullen, zoodat deze den heer Koster
zeer hoffelijk een stoel aanbood, welk vrien
delijk aanbod August Ernst Cornelis Joliannes
Koster met de meeste welwillondheid aan
vaardde. Deze naamrijke exploitant of debitant
van loten der groote Haarlemmermeer-
verloting kreeg in laatst van 't vorige jaar
aen brief van Leendert Baars, toenmaals
knecht bij Jan Verfaille te Koegras, gem.
Den Helder. [Genoemde Koster, Willem
Cornelis Meiboom en C. v. Waart en misschien
nog eenigen schijnen de ondernemers te zijn
v. d. vereeniging, welke genoemde Haar
lemmermeer-verloting hield en zullen alzoo
denkelijk de commissie vertegenwoordigen.]
Leendert Baars nu „scharrelt" nogal eens
in loten en de brief aan Koster behelsde dan
ook 't verzoek, 20 loten aan den schrijver
van denzelve (Baars dus) af t« sturen. Nu
heeft August Koster op Baars' schriftelijke
aanvraag, zonder informatie te doen, de loten
afgezonden, met eeee bijgaande verklaring
voor ontvangst van 20 loten, welke verklaring
Baars dan ook onderteskend heeft. De loten
droegen do nummers 7651-7570 en Baars kreeg
alzoo deze loten in commissie. Nn beweert
Koster, dat bij [K] de loten, die hjj niet
verkoopt, weer kan teruggeven, doch deze
20 stuks heeft hij nu wel verkocht aan
Baars en verkoopt deze ze nu niet, wel, dan
is dat eenvoudig een schadopostje voor mij,
zegt K. Maar do O. v. J. zegt in zijn requi
sitoir, dat Koster beweerde't is dan een
schadepostje, maar diezelfde Koster heeft
van de zaak geen wérk gemaakt, en voelt
nn misschien eenige gewetecsknaging
geen informatiën ingewonnen hebbende
omtrent Baars, heeft Koster het dezen
betrekkelijk gemakkelijk gemaakt om de
verduistering to plegen, waarvoor onze
Leendert nu was gedagvaard. Alleen kan
Leendertje zich maar niet begrijpen, dat bij
nog straf tegen zich hoort eiachen, daar de
zaak zijns inziens toch „eerlijk" is. We aullen
die eerlijkheid nog even kortelijk omschrijven.
Verschillende van deze 20 loten heeft Baars
aan de respectieve getuigen in deze zaak,
verkocht. Allemaal zoowat in Dec. '02 en in
Jan. en Pebr. '03. Een der getuigen althans,
heeft van Baars een lot gekocht, „net op
die Zondag, meheer de Pres., toen 't sok
mooi weer was en toen 't zoo sneeuwde,
in die taid, toen bij Hoogschagon die brand
woedde, [nn, dan weten wij het wel 1] Met
onderscheidene koopers van loten deed Baars
om dis helft, zoodat hij dan 50 ct. voor zoo'n
guldens-lot ontving-, daar f 1.de meeste
lui te veel was. Maar nu de afrekening
van Baars met Koster, die toch ook moest
plaats hebben én maar achterwege bleef 1
Koster heeft eindelijk een circulaire om
mmsm3MmsgK!te!»,rwaiasasimBS>ieasxtamaauamufmaa>>am
wenscht aan te nemen."
„Maar dat is niet noodig, ik geloof u
zoo zonder meerj en ik vind er ook niete
vreemds in. De vrouw heeft tegenover den
commissaris der politie en ook tegenover
my er geen geheim van gemaakt, dat zij
haar schoonzuster voor medeplichtig hield.
Dat zij daar niet dadelijk openlijk mee voor
den dag kwam, is bij hun nauwe bloed
verwantschap te begrijpen, zelfs al wil men
vergeten, dat vele vrouwen een zekere
voorliefde hebben voor anonieme brieven.
U zegt, dat zij niet eens haar hest heeft
gedaan om haar hand te verdraaien. Dan
zal ze, als we haar dat vrageD, zonder
meer toegeven, de schrijfster van dezen
brief te zijn."
De advocaat zweeg, maar zijn ernstig en
j nadenkend gelaat was het aan te zien, dat
hij zijn onverwachte ontdekking van veel
meer waarde achtte, dan de rechter.
HOOFDSTUK XVII.
Driemaal was Jozef Bartel op dien
avond het huis van advocaat Schröder
voorbijgeloopen, eer hij er toe besloot, de
stoep op te gaan en aan de bel te trek
ken. De huishoudster, dia hem opendeed,
verklaarde, dat de advocaat thuis was,
maar op dat uur geen cliënten meer ont
ving. En eerst toen de vreemdeling, wiens
bescheiden en bedeesd optreden een gun-
stigen indruk op ka«x maakte, li aar smeekte
het tenminste te beproeven, om hem een kort
onderhoud met den advocaat te verschotten,
liet zij zich zyn naam opgeven en meldde
hem aan.
Eenige minuten later stond Bartel, ver
legen zyn hoed tusschen de vingers
draaiend, in de werkkamer van den advo-
lotenverrekening te houden, aan B. afge
zonden, met bepaling, dat de verrekening
voor een zekeren gestclden datum moest plaats
vinden. Baars bleef echter in gebreke met
de betaling't ging hem fiuanciëe! zeker
niet erg naar den vleeze. Hij geeft voor,
f 240 te hebben verloren, waaronder ook
't lotengeld wa» voor August Koster, zoodat
hij, daar de f 240 niet terecht kwam, de
loten onmogelijk kon betalen. Geloofwaardig
lijkt deze verklaring echter niet, althans niet
in de oogen van Joh. Wijngaard en diens
ega, [alwaar Baars in den kost was.] Ook de
O. v. J. hecht niet veel geloof aan 't verlies
van die f 240 van Baars en haalt nog oven
aan, dat bekl. al eens van iemand te Win
schoten geld heeft weggemaakt en eischt
tenslotte wegens verduistering tegen Leen
dert Baars 3 maand. gev.
Alle uitspraken heden over 8 dagen.
XVI.
De „Koning Willem I" was niet op tijd,
zoodat we pas een dag later van Padang
vertrokken dan we gedacht hadden. Slechts
vijftien daagjes bleef ik op die plaats en toch
voelde ik me er weer geheel thuis, geheel in
geburgerd. Ik had er veel oude vrienden
ontmoet en vela nienwe vrienden gemaakt,
vrienden, die zoo volkomen begrepen, welke
moeilijke, doch grootsche taak mij wacht. Na
van allen een zeer hartelijk afscheid genomen
te hebben, werd ik door Dja Eadar Moeda
en zijn beide schoonzoons naar de Emma»
haven gebracht, waar ik nog eenige andere
Maleische en Batakscho sobats aantrof. Aan
boord dronken wij een glas champagne op
den goeden uitslag en na een hartelijke toe
spraak in bloemrijk Maleisch van den Pa-
dangschen redacteni, gingen de bruine broeders
weder aan hun werk en lichtten wij om
half zes 's middags het anker.
De „Koning Willem I", ook een boot van
de Stoomvaartmaatschappij Nederland, is
geheel op dezelfde wijze ingericht als de ons
reeds bekende „Kouing Willem II". Ik
hoorde van do passagiers al dadelyk, dat zij
zich op Perim kostelijk vermaakt hadden met
den door ons toegetakelden nikker, die in
groot pontificaal zijn opwachting was komen
maken. Hij had van de officierspet de klep
afgesneden, waaruit blijkt, dat de man een
vroom Mohammedaan is. Een goed Muzelman
toch draagt geen klep aan zijn hoofddeksel,
alhoewel er niets over in den Koran te lezen
staat.
Er waren geen militairen aan boord, doch
des te meer kinderen, die dus voor de noodige
afleiding zorgden. Heden 18 April,'s morgens
vroeg, genoten wij van het heerlijk schouw
spel, dat Straat Soenda aanbiedt, de straat,
die Java van Sumatra scheidt. Bij den aan
blik dier goddelijke natuur staat iedereen in
stille overdenking op het dek en laat zich
geheel door den indruk van het oogenblik
meesleepen. Een indruk to overweldigender,
nu we het geluk hebben deze scnoone straat
bij het eerste ochtendgloren te passeeren.
Maar laten wo er niet aan denken, dat onder
die hooge eilandjes Slebesie, Krakatau, Dwars-
in-dan- weg en Topperhoedje vuurhaarden
smeulen, die varband honden met de groote
kegels van Java en Sumatra, en waardoor
we zoo dikwijls herinnerd worden aan het
bestaan van alles verwoestende natuurkrachten.
Die honderden groene eilandjes 1 de zwaar
begroeide kust 1 die rotsgevaarten midden in
zee 1 wie zal dit alles naar waarde beschrijven
Wij zijn daartoe niet in staat 1 Onze pen blijkt
nog te ongeoefend, om een heldere voorstel
ling te geven van de zoo grootache natuur in
de Tropen 1
Wij gaan vrij dicht langs Krakatau, bekend
door de ramp van 27 Augustus 1883. Deze
thans half gebroken vulkaan is gelegen op
een spleet of scheur in de aardkorst. "Volgens
de geleerden is er zeewater in die scheur ge
komen en naar den onderaardschen vuurhaard
gevloeid. Er werd toen stoom wan zeer hoo-
gen druk ontwikkeld en een uitbsfreting volgde.
De stoomwolk steeg op tot 27000 M. [vijf maal
de hoogte van den Mont-Blanc] terwijl 18 K.M.3
slijk en puimsteen werden uitgeworpen en
een zware aschregen over geheel Zuid-Sumatra
en West-Java viel. Een uitgestrektheid zoo
groot als Ierland was eenige uren in volsla
gen duisternis gehuld en binnen een cirkel,
met straal zoo lang als de afstand van Am
sterdam tot Coustantinopel, werd de uitbar
sting gehoord. Door de instorting van den
vulkaan steeg plotseling het wateroppervlak
tot 24 M. hoogte en werd o. a. een stoomschip
3300 M. van zijn ankerplaats midden in het
land geworpen. Op de westkust van Java
verdronken daardoor alleen 36000 menschen.
Hoo hulpeloos, hoe nietig zijn wij stervelin
gen toch, wanneer we eeu dergelijk feit nader
overdenken 1
Wat blijft er over van al ons gewichtig
gedoe, onze beschaving, onze kennis, onze
.strijdvragen, wanneer er daar plotseling wat
zeewater door een spleet dringt 1
De kusten van den Stillen Oceaan zijn he
es t, die Bartel door zij'n betrekking
aan do vennootschap zeer goed kende.
„Gaat u zitten. Waarmede kan ik u
dienen
„Ik bid u duizendmaal om vergeving.
Het is eigenlijk ongehoord, u nog op dit
late uur to storen, maar ik ben den ganschen
dag op mijn bureau met werk overladen
geweest en dan dacht ik ook, dat het mis
schien geen uitstel tot morgen kon dulden."
„Wat kan geen uitstel dulden Heeft
u bet een of ander meê te deelen
„Niet juist e,en mededeeling. Het is
eigenlijk slechfs een vraag, ot ook een
verzoek, zooals men dat noemen wil. Toen
u van morgen in mijn tegenwoordigheid
met den directeur-ge&eraal over juffrouw
Winter sprak, hoorde ik toevallig, dat u
de verdediging op zich had genomen, en
toen dacht ik
„Nu Spreek maar ronduit. Ik heb inder
daad de verdediging van de jonge dame
op mij genomen."
„Ah, dat is goed!" zeide de boekhouder
met een uitdrukking van oprechte vreugde.
„Dan zult u de menschen zeer spoedig be-
wyzen, dat zij onschuldig is en dat het
een miadaad was, haar in de gevangenis
te werpen."
„Ik hoop het. Maar daar u zoo vast van
de onschuld van juffrouw Winter over
tuigd is, moet ik wel aannemen, dat u er
meer van weet, en dat u is gekomen om
mu' het een en ander rr.«ê te deelen."
Jo?ei Bartel, die op het uiterste puntje
van zijn stoel zat en nog steeds zijn
hoed in de handen ronddraaide, maakte
een bijna angstig afwerende handbeweging.
„Neen, neen,in 't minst niet. Wat
zou ik er taa weten, mijnheerIk kom