Brieven aii do laassiafl.
Jndisflic fjtnhrassen.
Zondag 5 Juli 1905.
47ate Jaargang. No. 3850.
TWEEDE BLAD.
Arrondissements - Recht
bank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 30 Juni 1903.
FEUILLETON.
DE VROUW VAN
DEN BOEKHOUDER.
xvn.
Uit en voor de Pers.
Staatsloterij.
Plaatselijk Nieuws.
Map Crnal
van
UITSPRAKEN:
C. Kok, Purmerend, mishandeling, f 15
boete, subs. 8 dagen hecht.
Cors Zwart en Cornelis Zwart, beiden te
Egmond aan Zee, wederspannigheid, de 1ste
14 dagen gevangenisstraf, de 2e vrijgespr.
H. A. Kikkert, Texel, eenv. beleed, van
een ambtenaar, f8 boete, subs. 8 dagen hecht.
J. Wortel, Hoorn, wederspannigheid, 8
dagen gevangenisstraf.
P. Burger, Andijk, wederspannigh., 3 weken
gevangenisstraf.
K. Blom, Zuid-Schar wonde, mishandeling,
8 dagen gevang.
P. Schuurman, Andijk, wedersp., 1 maand
gevangenisstraf.
E. de Groot JzEgmond aan Zee, mish.
van een kind, vrijgesproken.
L. Baars, Den Helder, verduist., vrijgespr.
Geachte lezeressen en lezers, dames en
heeren, of, om in de bloementaal te spreken:
rozen en doornen
Overwegende 't feit, dat er voor ons van
daag niets viel te verzuimen,
„Hadden we ons voorgenomen,
Om eens naar Den Haag och, neen,^
Webedoelen: naar Alkmaar te stoomen.'
Doch, aangezien 't in Justitia „stilstroom"
was, en er na afloop der uitspraken niets
meer viel te verhapscheeren, zijn we, als 't
ware onverrichterzake, weer huiswaarts ge
reisd en is 't bijgevolg deze week: Schraal
hans keukenmeester! Nou, 't is niet aars!
Deze week moet „algeheel gebrek aan stof"
maar eens als gegronde verontschuldiging
voor 't weinigje dat we aanbieden, dienst
doen. We zullen, daar ons niets anders te
doen overblijft, maar wachten tot de volgende
weeknaar we vernemen, is 't toch op Dins
dag 7 Julia.s. weder zitting; zoodat we ons
dan weer kunnen vergasten aan „hilkendal
nuuwe sakies
Rotterdam, 2 Juli 1903.
We zijn nu met de gemeenteraadsverkiezin
gen op het kiezen na klaar. Het voornaamste
ia geschied het candidatenzoeken. Dat lijkt
me, met alle respect speciaal voor de anti-
ovolutionnaire heeren, een heidensch
werk.
Als bestuurslid van een kiesvereeniging sta
je zoo voor het feit, dat er een paar plaatsen
te vervullen zijn en dat je de kiezers moet
zeggen, op wie ze te stemmen hebben. Was
je in de keuze vrij, misschien ware 't geval
niet zoo ingewikkeld je boodt jezelf en een
paar goeie vrienden aan en 't was in orde.
Maar je behoort te rade te gaan met andere
kiesvereenigingen. Twee kiesvereenigingen,
Rotterdam en Vooruitgang, moeten, zooals
't officieel heet, met elkander overleg plegen,
anders krijgen ze geen van beiden iets. Zij
moeten denzelfden candidaat hebben, anders
wordt de candidaat van een ander gekozen.
Ik stel me dus voor, dat de gezamenlijke be
sturen genoegelijk en gewichtig, bij een
glaasje pons, zich de vraag voorleggen met
welke knappe menschen zullen we den ge
meenteraad en de gemeente nu eens gelukkig
maken. En dat ze, eerlijk deelend, elk de
helft der zetels aan de aan hunne beginselen
verknochten toewijzen. „Vooruitgang" Jan en
„Rotterdam" Piet, en samen Jan en Piet en
klaar is Kees.
Maar dan is er vooraf al veel gebeurd.
Want éér ze voor Jan en voor Piet een
zetel vragen, hebben ze zich al overtuigd, dat
deze bekende en bekwame heeren hun tijd
en hunne capaciteiten in dienst van de ge
meente hunner inwoning, die hun lief is en
die mannen van invloed en bekwaamheid
noodig heeft, stellen willen.
Zij zijn dan al op zoek geweest.
Me dunkt, om bestuurslid van een kiesver
eeniging te zijn, goed, ijverig en bekwaam
bestuurslid, moet je over commis-voyageurs-
talenten beschikken.
Je moet welbespraakt zijn, overtuigend
van de deugdelijkheid van je artikel kunnen
babbelen, je niet te gauw laten afschrikken,
je moet geduld, courage en wilskracht bezit
ten, je moet kunnen toegeven en toch op je
stuk staan, je moet handelsreiziger wezen.
Roman van
A. O. KLAUSZMANN.
0-0-0
32.
„Dat mogen nu zeer scherpzinnige
opmerkingen zijn, mijnheer Schiöder, en
misschien heeft u volkomen gelijk, maar
als Gerard Winter de schrijver niet is,
wie is het dan?"
„Daarop weet ik jammer genoeg, geen
ander antwoord dan diteen, die bij den
loop der zaak groot belang heeft en die
van alle bijzonderheden zeer goed op de
hoogte moet zijn."
„En het handschrift, dat door u en alle
andere heeren van het kantoor met groote
beslistheid voor het zyne wordt verklaard
„Dat moet een excellente vervalscbing
zijn. Ik geloof eigenlijk dat het een handig
vorvalscher nist moeilijk zal vallen, dit
schrift na te maken. Mag ik vragen, of ook
deze tweede brief aan juffrouw Winter
voorgelezen is geworden
- Ja. Dadelijk nadat hy mjj door den
gevangenis-directeur was gebracht, liet
ik haar hier brengen en gat haar den
brief te lezen. Hij was namelijk aan haar
gewone adres gericht en door*de post
naar de gevangenis gezonden, waar er
natuurlijk beslag op gelegd werd."
«Juist zooals de afzender van den brief
dat had bedoeld. En hoe heeft juffrouw
Winter over dezen brief geoordeeld?"
Alle menschen, die aan den atedelijken weg
timmeren, bekende namen hebben of in com
missies zitten, hebben kans 't bezoek van
zoo'n kiesvereenigingsbestuurslid te ontvangen.
Natuurlijk spreek ik hier alleen van de nobele,
erkende kiesvereenigingen. Die van de S. D.
A. P. zal zooveel omhaal niet bedrijven, die
wiist eenvoudig voor elk district een paar
menschen als candidaten aan, menschen die
leden der partij zijn en wel willen of des
noods niet willen, maar zich laten aanwijzen
omdat het móet. Ik veronderstel, dat de heer
Spiekman, die een voortreffelijk raadslid is,
één dien we niet missen mogen, niet veel
last van kiesvereenigingsbestuursleden heeft
gehad.
Maar bij anderen komen die heeren zonder
mankeeren.
Men maakt een lijstje op van gesckikten
en trekt op bezoek. Hoe 't dan toegaat is
gemakkelijk te raden. Na een inleiding
Zoudt u misschien, geachte heer, uwe
bekwaamheden en uw tijd willen stellen in
dienst van de stad uwer inwoning
Ja meneer, kijk 'ris hier
O, geloof ons, u bent de aangewezen
man. De gemeente heeft behoefte aan man
nen van invloed en beginsel, aan mannen
die do autoriteit hunner persoonlijkheid kun
nen laten gelden. En aan mannen van onze
politieke richting, want, niewaar, u is van
onze politieke richting
Ik geloof wel. Mag ik eens even uw
politiek program zien
Hier is het. Kijk u 't gerust eens in,
we hebben wel een minuut of tien den tijd.
Bestudeer het op uw gemak.
O, dat is niet noodig. Laat ik eens even
zien gemeentelasten, draagkracht, vrij
handel, woningtoestanden, accoord meneer,
ik kan me daarmee volkomen vereenigen.
Dus u is bereid
Ik ben bereid, ja, omdat het moét.
De gemeenschap zal uwe opoffering op
prijs stellen.
Als de candidaat antwoordt, op d' eerste
vraag
Nee' meneer. Zeer vereerd, maar ik wil
geen raadslid worden. volgt
Maar meneer, waarom niet
Ik heb geen tijd en geen lust. Drukke
zaken.
Maar meneer, de gemeenschap vraagt
het. Aan mannen als u.
Soms is dan de meneer verteederd, maar
soms houdt hij aan
Nee', dank u. Ik zal me niet laten can-
dideeren.
Ko:r, dcnk u er nog eens over na. U hoeft
niet dadelijk te decideeren.
Nee' meneer. Stellig niet. Ik hoef niet
na te denken.
Misschien verandert u wel van gedach
ten als u weet.
Neen, neen, neen 1
Zóó beslist klinkt de stem van den begeer
de, alsof hij een wijnreiziger de deur uit
wenscht. Kregel en kortaf.
En als een afgewezen wijnreiziger verlaat
het bestuur der kiesvereeniging het vertrek.
Met het stelletje namen der goedgekeurde
en bereid bevonden heeren op een lijstje, ver
gaderen de besturen en eerlijk deelen zij den
buit. Rotterdam .evenveel ais Vooruitgang,
anders komen ze met hun eigen partijgenoo-
ten en dan gaat, als laatstelijk in district III,
de partijgenoot van de tegenstanders er met
den zetel vandoor.
Nu volgt nog een algemeene vergadering
der leden. Bij de laatste voorbereidingen kwa
men op die algemeene vergaderingen alléén
de bestuursleden mot een enkel lid, die den
zelfden middag dringend verzocht was te
komen, omdat toch moeilijk van de bestuurs
tafel de candidaten konden worden aanbevo
len. De aanbeveling is niet zoo moeilijk. Er
is een vast lesje dat maar opgezegd behoeft
te worden.
Men vindt dat in de dagbladenverslagen
der kiesvereenigingsvergaderingen. Als u
't eventueel noodig hebt, knip het uithet
kan tepas komen.
Zoo is dan de verkiezing op de verkiezing
na gereed en met wat reclame en propaganda
moet men afwachten.
Al 't bovengeschetste geldt alleen voor de
linksche candididaten. Hoe de rechtsche can
didaten er komen weet ik niet. Over hen
wordt diep in het geheim beschikt en hun
specialiteit vernemen we niet. De liberale
kiesvereenigingen doen alles in 't openbaar,
de tegenpartij vergadert zonder oningewijden.
Bij deze verkiezingen hebben de beide liberale
clubs een nog al zonderling figuur gemaakt.
De commis-voyageurs hebben een artikel
aangeprezen en zelfs bijna verkocht, dat aan
qualiteit te kort schoot. De klucht, die kies-
voorbereiding heet, is wat al te plat gespeeld.
In district III n.1. hebben Rotterdam en
Vooruitgang Mr. Teilegen gesteld, een onge
twijfeld bekwaam man.
Ik hsb de verslagen der vergaderingen,
waarin Mr. Tellegen werd aanbevolen, nog
eens bestudeerd en nimmer ben ik zóó diep
overtuigd geweest van de noodzakelijkheid
eener verkiezing als in dit geval. Met warmte,
met hitte bijna is deze heer aanbevolen.
Maar nu schijnen Botterdam en Vooruit
gang vergeten to hebben, aan hun candidaat
„Zij verklaarde hem voor valsch, even
beslist en op dezelfde gronden als u."
Schröder knikte bevredigend.
„Het kan ook niet anders. Wilt u mij
toestaan, mij nu te verwijderen Ik heb
den dringenden wensch, mij dadelyk met
mijn cliënte in betrekking te stellen."
„Heeft u daar werkelijk zoo'n haast mede?
Ik zou zoo gaarne nog eenige vragen tot u
richten. Wij ontmoeten elkaar in ons gemeen
schappelijk streven naar opheldering in deze
zaak en het is voor mij van veel waarde
daaromtrent utve inzichten te hooren, of
die met de mijne overeenstemmen."
De advocaat boog beleefd, maar hij bleef
bij zijn eerste besluit.
„Ik ben later geheel tot uw dienst. Voor
het oogenblik gaat mijn plicht tegenover
mijn cliënte boven alles. Ik heb ernstige
redenen juist in dit oogenblik e.lke ver
traging voor uiterst gevaarlijk te houden."
Daartegen was niets meer in te brengen
en de rechter moest met de belofte tevre
den zijn, dat Schröder onmiddellijk na zyc
onderhoud met Martha Winter terug zou
komen.
HOOFDSTUK XVIII.
Nadat advocaat Schröder verlol had ge
kregen, op elk uur zijn cliënte te mogen
spreken, werd hij door den cipier ook niet
meer getyeerd of lastig gevallen, maar was
deze dadelijk bereid, hem in haar cel te
laten, om gedurende eenige oogenbükken
met haar daar te worden alleen gelaten.
Maar advocaat Schröder vond dat voor het
jonge meisje hoogst onaangenaam en gaf er
daarom de voorkeur aan, haar in de spieek-
kamer te ontmoeten.
Hij had nauwelijks twee minuten gewacht
te vragen, tot welk politiek geloof hij behoorde.
Althans, nadat hij aanbevolen en gekozen
was, bleek, dat Mr. Tellegen een der zonda
ren van de vrijzinnig-democratische partij
was. En daarom heeft hij thans geen enkele
bekwaamheid meer, plotseling, en daarom
mag hij geen candidaat meer zijn, plotseling.
Ook is het mogelijk dat Mr. Tellegen zelf
niets van zijn politiek geloof heeft gebiecht.
Ze vragen je bij zoo'n verkiezing zóóveel, dat
je die kleinigheid gemakkelijk vergeet.
Er is ook beweerd, dat eerst na de laatste
werkstaking Mr. Tellegen vrijzinnig-democraat
is geworden. Een reden, om niet te aarzelen.
Want stelt men hem nu niet en brengt men
hem dus nu niet in de ware politiek, dan
wordt, na een volgende werkstaking, Mr.
Tellegen wellicht sociaal-democraat. Er is een
zieltje te behouden geweest, heeren kiezers.
Het fijne van de zaak is nog niet bekend.
Publicatie werd beloofd. Tot zoolang zullen
we 't zonderlinge geval nog maar niet al te
zeer als bewijs rekenen van het weinig serieus
gedoe in de voorbereiding der verkiezingen.
D.
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
Aan het station weêr een drukte van be
lang Europeanen, Inlanders, Chineezen en
Arabieren loopen er in haastig gedoe door
elkaar. Men kan bijna geen kaartje krijgen,
want iedereen wil het eerst geholpen worden,
om toch vooral maar zoo spoedig mogelijk,
weg te komen. Aan behoorlijk file maken,
denkt men niet. Er wordt verschrikkelijk ge
drongen en dat in die hitte
Eindelijk zijn we klaar en gelukkig komt
er nu spoedig een trein en stappen we in.
Eerst nu geraken we weêr wat op dreef
en kunnen we ons reporterboekje voor den
dag halen, om een en ander aan te teekenen.
Wat ziet er hier alles nog primitief uit,
vergeleken bij Europa
Wat kleine locomotief en wat antieke
waggonsZe doen denken aan een locaal-
treintje. ergens iu een achterafhoek van
Holland
Het witte station echter is niet onaardig
en vooral dat door elkaar gescharrel van
bont gekleede Inlanders en vreemde Ooster
lingen maakt een schilderachtig eiïect.
Eindelijk vertrekt de trein en een zucht
van verlichting ontsnapt onze borst, want
dat Priok was me een bezoeking. Een oogen
blik raakte ik zelfs in eene Bas Veth-stemming
en ik vond het in Indië maar alles behalve
leuk
We passeeren nu een lage moerassige
vlakte, met palmboomen begroeid. Bepaald
mooi kunnen we het niet noemen en we be
grijpen, dat menige nieuweling zeer teleurge
steld is. „Is dat nou Indië hoorde ik
er een uitroepen. „Wacht maar tot je eerst eens
met het binnenland kennis maakt. Aan de
warme zeekust moet je 't niet zoeken", ant
woordde terecht een verbrand oud-gast, die
het jongemensch had afgehaald. En zoo is het.
Menschen, die hier een groot deel van hun
leven in de „beschaafde" steden slijten, kennen
Indië niet, kunnen het niet waardeeren, kun
nen het niet liefhebben. Noen, daar boven in
het gebergte te midden van do nog zoo een
voudige dorpsbevolking, daar moet men het
vinden, in de koele, opwekkende ijlheid der
lucht.
Na twintig minuten rijdens komen we aan
een miserabel klein stationnetje en zijn we
bij het Stadhuis, in het midden der oude stad
Batavia. We stappen hier uit en klimmen in
een vuile dos a dos met een mager ver
schrompeld klein biekje bespannen. De koet
sier, een echt gemeen Bataviaasch type, kijkt
zeer teleurgesteld, als we hem in het Maleisch
aanspreken. Hij had natuurlyk liever een
nieuweling gehad, die zoo niet met de tarieven
en de taal op da hoogte is.
Ja, lezers Ge moet het me maar niet kwalijk
nemen, als ik vandaag een beetje mopper en
de zaken door een donkeren bril bezie. Een
mensoh is nu eenmaal geen snijboon en ik
ben nog danig uit mijn humeur over die
bagagekwestie. Ik had morgen ter gelegen
heid van den verjaardag van onzen Prins, mijn
uniform willen aantrekken om naar de parade
te gaan en nu wordt mij deze uiting van
patriotisme eenvoudigweg onmogelijk ge
maakt.
Wanneer men van de aankomst in de
„Koningin van het Oosten" groote verwach
tingen koestert, dan wordt men al zeer
teleurgesteld, want de oude stad, waardoor
onze weg het eerst voert, biedt al weinig
aantrekkelijks. We zullen er echter in deze
Penkras nog niets van zeggen en wachten
tot ik in eea betere stemming ben. Als we
dan, na een lekker verfrisschend bad, 's mor
gens in de vroegte, eens een behoorlijk rijtuig
laten voorkomen om te toeren, dan geloof
ik wel, dat ik een beteren indruk krijgen
zal dan nu. We hebben thans slechts één doel,
één verlangen, en dat is, om zoo spoedig
mogelijk onder dak te zijn en het ons op zijn
Indisch lekker te maken. In een sukkeldrafje
gaat het al hortend en stootend verder en
toen zij reeds verscheen, niet met een smar
telijke uitdrukking op het gelaat, die hem
bij hun eerste ontmoeting in de gevangenis
zoo diep had aangegrepen, maar met hoog-
roode wangen en alle teekenen van groote
opgewondenheid.
„Ik wist dat u vandaag nog zoudt komen",
zeide z§, hem zonder eenige bevangenheid
de hand reikend, „en ik heb met vurig
verlangen op u gewacht. Heeft men u ver
teld, dat mijn ongelukkige broeder ander
maal geschreven zou hebben En heeft men
u dien brief getoond
„Ja, juffrouw Winter. En ik wilde, dat ik
aan de echtheid van dezen brief had kunnen
gelooven, want dan was hij meer dan vol
doende geweest om u te ontlasten."
„Maar u houdt hom toch ook voor valsch
Zóó zou Gerard nooit hebben geschreven
of hebben gehandeld! Maar ik ben zeer
blij met dezen brief, want als er nog een
lichte twijfel by niij kon bestaan dat ook
de eerste briet niet van hem was, nu zou
ik rotsvast daarvan overtuigd zija."
„Uw inzicht is ook het mijne. Maar laten
we niet eerst van dit valsche, maar van
het andere, anonieme praten, dat my
gewichtiger toeschijnt. Men heeft dien brief
u ook zeker voorgelegd
„Zeker," antwoordde ze verwonderd.
„Maar gij gelooft toch niet, dat de inhoud
daarvan waarheid i«
„Ik ben zeer geneigd bot te gelooven.
Kent u den boekhouder Bartel, juffrouw
Winter
„Die zonderlinge jonge man, dien mijn
broeder steeds den zigeuner noemde? Ja
zeker ken ik hem, want hij heeft mij de
laatste weken met zijn pogingen tot toe
nadering lastig gevallen."
komen we na een half uur aan het „Hotel-
Molenvliet", dat ons in Holland reeds warm
werd aanbevolen.
Batavia, 18 April 1903.
De hotels in Indië hebbon door het boek
van Bas Veth al een bijzonder slechten naam
gekregen en menig gefortuneerd Hollander
zal, na de lezing er van, zich zeker vast en
heilig voorgenomen hebben, om nooit een
kijkje in dat „beroerde apenland" te komen
nemen. En dat is zeer jammer, want men
vindt te Batavia en elders wel geen boulevards,
geen groote speelbanken en andere Euro-
peesche fraaiigheden, doch wel een zeer be
langwekkende, geheel nieuwe omgeving. Ik
raad het daarom hen, die van Parys, Weenen,
Italië enz. blasé zijn, in gemoede aan, om eens
een half jaartje in onze Oost te komen rei
zen. Op die manier rollen da dubbeltjes ook
weer een beetje terug. Om de hotels hoeft
men het heuscli niet te laten, die zijn hier heel
goed en zeer billyk. Was ik in Padang in
het Atjehhotel reeds tevreden, bij „moeder"
Meertens in het hotel Molenvliet is het nog
wél zoo goed. Wat mij er dadelijk opviel, was
de buitengewone, echt Hollandsche zindelijk
heid, die hier in Indië wel eens wat te wen
schen overlaat, altijd wat de omgeving betreft,
want men baadt hier twee driemaal daags.
Het hotel Molenvliet werd het vorige jaar
geheel verbouwd. Alles ziet er nieuw en kraak
zindelijk uit, want de eigenares duldt geen
vuil.
Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat
controleert zij haar personeel, dat voortdurend
aan een soort groote schoonmaak bezig is.
Ik heb in Indië nog nooit zoo iets gezien.
Haar man, de heer P. A. Meertens, is reeds
41 jaar in Indië, waarvan de helft bij „das
Militair".
Hij diende bij de cavalerie, de genie en de
militaire administratie en werd later gecom
mitteerde van het Roode Kruis. Het was in
den tijd, toen hij nog te Tandjoeng Priok
pachter was van het stationsbuffet. Als er in
die dagen troepen van Atjeh kwamen, was
„moeder" Meertens steeds present, om onder
de soldaten versnaperingen uit te deelen. Zij,
eene Amsterdamsche van geboorte, woont
reeds 31 jaar in het zonneland en het waar
dige echtpaar is nog altijd met energie en
levenslust bezield. Zij bestiert het hotel,
zorgt dat de zaken marcheeren en hij voert
de administratie. Zij werken hard om hun
talrijk kroost een flinke positie in de burger
maatschappij te bezorgen. We logeeren hier
nu reeds iu het ruime paviljoen, vlak aan
den weg en wij kunnen ieder, die uit Europa
komt, dit hotel ten zeerste aanbevelen. Het
eten, in de ruime zindelijke keuken klaarge
maakt, is uitstekend, evengoed als in de dure
hotels hier ter stede. En de kamers zijn veel
beter, ja bepaald smaakvol gemeubileerd.
Wanneer ik u verder nu nog mededeel, dat
doortrekkende reizigers slechts f 4 daags be
talen, dat bij een verblijf van veertien dagen
achtereen slechts f 3.50 in rekening wordt
gebracht, dat men zich voor f 90 per maand
kan abonneeren, en dat men daarmede van
alles af is, dan geloof ik wel, dut zij, die in
Europa gereisd hebben, me zullen moeten
toegeven, dat het hier nog zoo kwaad niet is.
Toen wij eergisteren „moeder" Meertens
die vervelende geschiedenis van de bagage
hadden uitgelegd, bezorgde het goede mensch
ons dadelijk schoon boven- en ondergoed, zoo
dat wij, na ons heerlijk gemandied te hebben,
er toch nog op uit konden. Mijn booze stem
ming verdween toen onmiddellijk.Ik sprak daar
van mandiën en moet dus even vertellen, wat
men daaronder verstaat. Mandiën is baden,
doch niet zooals in Holland in een kuip, maar
op zija Indisch. Men doet dat 's morgens om
vijf uur, om elf uur nog eens en eindelijk
ook 's namiddags tegen vieren. Iedereen be
grijpt, dat deze zindelijke gewoonte noodza
kelijk en gezond is. Men schept met een daar
toe bestemd emmertje „gajoeng" het water
uit den gemetselden mantiiebak, giet het over
het hoofd uit (sirammen), smeert zich
daarna met zeep geducht in en siramt
dan nog eens. Door een latwerk, dat over den
mandiebak is aangebracht, belet men de nieu
welingen op Europeesche wijze een bad te ne
men. In dit latwerk is een vierkant gat open
gelaten voor het opscheppen van het water.
Men staat hier in Indië zeer vroeg op, om
van de heerlijke ochtendkoelte te kunnen ge
nieten, drinkt een kop koffie, steekt zij pijp
op en gaat daarna mandiën. Lekker opge-
frischt, doet men tot acht nnr een morgenwan
deling, komt weer thuis om te ontbijten en
gaat daarna tot elf of twaalf uur aan den
arbeid. Het is intusschen zeer warm gewor
den en een bad wordt weer noodzakelijk. Om
één unr is het rijsttafel, een voor Indië zeer
gezond eten, omdat het licht verteerbaar is.
Yan twee tot vier gaat men slapen, daarna
weer mandiën en tot zes nnr wandelen. Van
zes tot acht uur wordt er weer gewerkt,
daarna vereenigt men zich aan de Europee
sche avondtafel, om dan ten slotte te tien of
elf uur in een gemakkelijken luiaardstoel de
couranten te lezen.
Ziedaar in korte trekken een levenswijze
geschetst, waarmeê men het in Indië lang
kan volhouden, vooral wanneer men zich
„Deed hij dat?" vroeg Hermann Schiöder
bijna vroolijk. „Nu, ge moet mij daarover
dadelijk het een en ander eens meêdeelen.
Vooreerst wil ik u even zeggen, dat deze
Bartel eergisteravond by mij was om mjj
een ondersteuning in geld voor u aan te
bieden."
Martha werd donkerrood. „Wat Hij
heeft dat gewaagd Mogelijk behoef ik
1 u niet eerst te verzekeren, dat ik hem
nooit het recht heb 'gegeven, dergelijke
aanbiedingen te doen."
„Nu, juffrouw Winter, een dergelijke ver
zekering behoef ik niet. Ik zou u de on
beschaamdheid van dezen man, dien ik op
dat oogenblik ontoerekenbaar aehtte, hebben
verzwegen, wanneer mij niet zjjn optreden
vandaag in een heel ander licht is ver
schenen. Hy gebruikte in het onderhoud
met mij wendingen en uitdrukkingen, die
nu woordelijk zóó in den nnoniemen brief
voorkomen. Ik houd hem beslist voor den
schrijver van dezen briet en ik bid u, eens
uw geheugen na te gaan, of niet
Een kreet uit Martha's mond verhinderde
hem voort te gaan.
Zij staarde hem met wijd geopende oogen
aan en greep met beide handen Daar de
slapen. „Mijn God, hoe is het toch mo
gelijk, dat ik mij dit niet vroeger heb her
innerd, Ja, bet is, zooals gij vermoedt. Geen
ander dan deze onaangename man is de
oorzaak van mijn ongeluk."
„U hebt dan een bepaald voorval op bet
oog, iets dat dienen kan om hem te vangen
en in verhoor te nemen
„Ja, ja," vertelde zs haastig. „Ik had
eenige weken geleden, by het naar binnen
gaan, voor het huis een boek verloren,
het eerste deel van een roman. Hij
hoedt voor alcoholmisbruik en overigens de
regels der tropische gezondheidsleer opvolgt.
Lt. Clockeseb Bbousson, b.d.
Batavia, 22 April 1903.
Over het ontwerp tot afschaffing der Staats
loterij schrijft de „Standaard"
Dat dit (de afschaffing) zoo maar niet
opeens kan geschieden, spreekt vanzelf. Het
heeft iets aantrekkelijks voor het gevoel, in
eens, met één hercules-greep, aan deze onge
rechtigheid een einde te maken. Toch is dit
onmogelijk.
Vooreerst omdat de schatkist niet in eens
de bate kan missen van 6'/j ton, die haar
thans uit de Staatsloterij toevloeit.
Dan, omdat hier met tal van particuliere
belangen der betrokken ambtenaren billijker
wijs moet rekening gehouden. En dan voor
het belang der spelenden zelf, die, werd hun
in eens de geboden gelegenheid tot spelen
ontnomen, allicht zich zouden richten naar
een min soliede, terwijl op de wijze als in
het ontwerp de afschaffing is geregeld, alle
kans bestaat, dat zij het spelen langzamerhand
zeilen nalaten.
Drieërlei wijze van geleidelijke afschaffing
stond open. Vooreerst kon de prijs der loten
en het bedrag der prijzen en premiën gaande
weg worden verminderd. Dan echter zou het
sinds verscheidene jaren bestaande loterijplan
geheel moeten worden gewijzigd, wat tot
veel administratieven omslag zou aanleiding
geven.
In de tweede plaats zou het mogelijk zijn,
geleidelijk minder loten nit te geven, en de
zoo vrijkomende voor rekening van den Staat
te nemen. Zulks zon echter min wenschelijk
zijn, daar dan de Staat zelf medespeler zou
worden, alzoo zelf bij de loterij direct belang
zou krijgen, en dit min gewenscht schijnt,
daar de Staat dan tegelijk beheerder van
en geïnteresseerde bij de trekking zou zijn.
In de derde plaats komt in aanmerking
het stelsel door de regeering gekozen. Thans
hebben er jaarlijks drie loterijen plaats, elk
gedurende 12 weken, terwijl tusschen elke twee
opvolgende loterijen 6 weken verloopen en
ééne week vacantie wordt gehouden. Die
tusschenpoozen van 5 weken laat de regeering
nu zachtjes aan opklimmen. Na de eerste
drie loterijen zullen nu niet 5 maar 6 weken
verloopen, na het tweede drietal 7 weken,
dan 8 en zoo voort. Nadat aldus 39 loterijen
hebben plaats gehad, zullen er geen meer
gehouden worden.
Over 18 jaren zal alzoo de Staatsloterij
voor goed zijn afgeschaft. De staatsinkomsten
uit de loterij nemen dan eveneens geleidelijk
af in dezer voege, dat het eerste jaar f22.000
minder inkomt en dit opklimt tot in 1921
f273.600 minder wprdt gebeurd, en daarmee
deze bron van inkomsten voorgoed is ver
vallen. Voor de ambtenaren, die broodeloos
zouden worden, komt door de vrijgekomen bij-
inkomsten geheel of gedeeltelijk geld vrij.
Van harte hopen wij, dat ook de pers van
de overzijde zich met dit ontwerp zal ver
eenigen. Deze afschaffing moet een nationale
zaak zijnze verdient dat. Het onlangs door
de „Nieuwe Courant" geschreven artikel over
spel en weddenschap, waarin deze scherp
worden gestriemd, geeft alle hoop, dat zelfs
van de zijde der meer conservatief-liberale
financiers dit ontwerp met bijval zal worden
begroet. Men moge wellicht in de verschil
lende becijferingen eenige wijziging wenschen
te brengenmits maar de hoofdgedachte
wordt aanvaard, is daaromtrent best tot over
eenstemming te geraken.
Ons publiek besef van moraliteit en recht zal
er door worden opgebouwd, en de Regeering
staat dan des te krachtiger, als ze straks de
speelzucht als volkshartstocht den boei aanlegt.
Schagen, 4 Juli 1903.
Aan het postkantoorSchagen
en de daaronder ressorteerende hulpkantoren
werd gedurende de maand Juni ingelegd
f 13430 65 terugbetaald f 14455.35.
Het laatste, door dat kantoor uitgegeven
boekje draagt het nummer 5996.
De Algemeene Vergadering
van de Coöper. Vereen, tot aankoop van Vee
voeder, enz., opgericht 1887, wordt gehouden
op Donderdag 9 Juli 1903, in het lokaai „Cérès."
De punten van behandeling zijn
MededeelingenRapport financiëele Com
missie Jaarverslag; Verkiezing van een
Commissaris, in de plaats van den heer G.
Brands, die bedankt heeftBenoeming Com
missie voor de rekening van 't volgend jaar.
Met gunstig gevolg is door
den heer Joh. Meurs Pz. alhier eind-examen
afgelegd aan de Handelsschool met 3-jarigen
cursus te Amsterdam.
Bij Kon. besluit ontslag ver
leend aan de heeren J. J. Denijs, le-luitenant,
en J. D. Roggeveen, 2e-luitenant van het
ontbonden korps gevormd uit'de scherpschut-
tersvereeniging „West-Friesland" alhier.
vond dat en gaf het mij den volgenden
dag op straat terug. Hij had het boek
'8 nachts gelezen en hij legde zooveel
belangstelling voor het vervoig aan den
dag, dat ik mij voor den dienst, dien hij
mij had bewezen, verplicht rekende hem
ook het tweede deel aan te bieden. Ik
liet hem het boek door mijn broeder geven
en had door de schrikkelijke gebeurtenissen,
die spoedig daarna plaats grepen, deze
onbeduidend? aangelegenheid volkomen
vergeten, toen op een middag het
mag drie of vier dagen na mijn terugkeer
geweest zijn het dienstmeisje van mijn
schoonzuster mij meldde, dat de boek
houder Bartel er was en mij weuschte te
spreken. Ik was juist in do keuken en het
meisje had de onhandigheid begaan, den
man in mijn kamer te JateD. Toen ik de
kamerdeur opende, meende ik duidelyk to
zien, dat hij aan mijn schrijftafel was
geweest. Maar ik was mijn zaak toch niet
zóó zeker, dat ik hem tot verantwoording
kon roepen en ik dacht ook slechts aan
een ongepaste nieuwsgierigheid. Hij
verklaarde, dat hij gekomen was om het
geleende boek terug te brengeD. Maar
ofschoon ik al myn best deed, het indrin
gerige mensch weer kwyt te raken, kon
ik toch niet verhinderen, dat hy my zijn
deelneming betuigde en zijn hulp aanbood
om mijn vermogen terug te krijgen. Eerst
na een eenigszins brutale afwyzing, ging
hij eindelyk heen. Hij moet dat geheim
zinnige bankbriefje daar hebben neergelegd,
want ik herinner mij nu zeer duidelijk,
dat de schuiflade met brieven gedurende
mijn korte afwezigheid niet gesloten was.
Maar dan" dit eindpunt harer
redeneering kwam haar eerst nu in den