Brieven aii do laassiafl. Jndisflic fjtnhrassen. Zondag 5 Juli 1905. 47ate Jaargang. No. 3850. TWEEDE BLAD. Arrondissements - Recht bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 30 Juni 1903. FEUILLETON. DE VROUW VAN DEN BOEKHOUDER. xvn. Uit en voor de Pers. Staatsloterij. Plaatselijk Nieuws. Map Crnal van UITSPRAKEN: C. Kok, Purmerend, mishandeling, f 15 boete, subs. 8 dagen hecht. Cors Zwart en Cornelis Zwart, beiden te Egmond aan Zee, wederspannigheid, de 1ste 14 dagen gevangenisstraf, de 2e vrijgespr. H. A. Kikkert, Texel, eenv. beleed, van een ambtenaar, f8 boete, subs. 8 dagen hecht. J. Wortel, Hoorn, wederspannigheid, 8 dagen gevangenisstraf. P. Burger, Andijk, wederspannigh., 3 weken gevangenisstraf. K. Blom, Zuid-Schar wonde, mishandeling, 8 dagen gevang. P. Schuurman, Andijk, wedersp., 1 maand gevangenisstraf. E. de Groot JzEgmond aan Zee, mish. van een kind, vrijgesproken. L. Baars, Den Helder, verduist., vrijgespr. Geachte lezeressen en lezers, dames en heeren, of, om in de bloementaal te spreken: rozen en doornen Overwegende 't feit, dat er voor ons van daag niets viel te verzuimen, „Hadden we ons voorgenomen, Om eens naar Den Haag och, neen,^ Webedoelen: naar Alkmaar te stoomen.' Doch, aangezien 't in Justitia „stilstroom" was, en er na afloop der uitspraken niets meer viel te verhapscheeren, zijn we, als 't ware onverrichterzake, weer huiswaarts ge reisd en is 't bijgevolg deze week: Schraal hans keukenmeester! Nou, 't is niet aars! Deze week moet „algeheel gebrek aan stof" maar eens als gegronde verontschuldiging voor 't weinigje dat we aanbieden, dienst doen. We zullen, daar ons niets anders te doen overblijft, maar wachten tot de volgende weeknaar we vernemen, is 't toch op Dins dag 7 Julia.s. weder zitting; zoodat we ons dan weer kunnen vergasten aan „hilkendal nuuwe sakies Rotterdam, 2 Juli 1903. We zijn nu met de gemeenteraadsverkiezin gen op het kiezen na klaar. Het voornaamste ia geschied het candidatenzoeken. Dat lijkt me, met alle respect speciaal voor de anti- ovolutionnaire heeren, een heidensch werk. Als bestuurslid van een kiesvereeniging sta je zoo voor het feit, dat er een paar plaatsen te vervullen zijn en dat je de kiezers moet zeggen, op wie ze te stemmen hebben. Was je in de keuze vrij, misschien ware 't geval niet zoo ingewikkeld je boodt jezelf en een paar goeie vrienden aan en 't was in orde. Maar je behoort te rade te gaan met andere kiesvereenigingen. Twee kiesvereenigingen, Rotterdam en Vooruitgang, moeten, zooals 't officieel heet, met elkander overleg plegen, anders krijgen ze geen van beiden iets. Zij moeten denzelfden candidaat hebben, anders wordt de candidaat van een ander gekozen. Ik stel me dus voor, dat de gezamenlijke be sturen genoegelijk en gewichtig, bij een glaasje pons, zich de vraag voorleggen met welke knappe menschen zullen we den ge meenteraad en de gemeente nu eens gelukkig maken. En dat ze, eerlijk deelend, elk de helft der zetels aan de aan hunne beginselen verknochten toewijzen. „Vooruitgang" Jan en „Rotterdam" Piet, en samen Jan en Piet en klaar is Kees. Maar dan is er vooraf al veel gebeurd. Want éér ze voor Jan en voor Piet een zetel vragen, hebben ze zich al overtuigd, dat deze bekende en bekwame heeren hun tijd en hunne capaciteiten in dienst van de ge meente hunner inwoning, die hun lief is en die mannen van invloed en bekwaamheid noodig heeft, stellen willen. Zij zijn dan al op zoek geweest. Me dunkt, om bestuurslid van een kiesver eeniging te zijn, goed, ijverig en bekwaam bestuurslid, moet je over commis-voyageurs- talenten beschikken. Je moet welbespraakt zijn, overtuigend van de deugdelijkheid van je artikel kunnen babbelen, je niet te gauw laten afschrikken, je moet geduld, courage en wilskracht bezit ten, je moet kunnen toegeven en toch op je stuk staan, je moet handelsreiziger wezen. Roman van A. O. KLAUSZMANN. 0-0-0 32. „Dat mogen nu zeer scherpzinnige opmerkingen zijn, mijnheer Schiöder, en misschien heeft u volkomen gelijk, maar als Gerard Winter de schrijver niet is, wie is het dan?" „Daarop weet ik jammer genoeg, geen ander antwoord dan diteen, die bij den loop der zaak groot belang heeft en die van alle bijzonderheden zeer goed op de hoogte moet zijn." „En het handschrift, dat door u en alle andere heeren van het kantoor met groote beslistheid voor het zyne wordt verklaard „Dat moet een excellente vervalscbing zijn. Ik geloof eigenlijk dat het een handig vorvalscher nist moeilijk zal vallen, dit schrift na te maken. Mag ik vragen, of ook deze tweede brief aan juffrouw Winter voorgelezen is geworden - Ja. Dadelijk nadat hy mjj door den gevangenis-directeur was gebracht, liet ik haar hier brengen en gat haar den brief te lezen. Hij was namelijk aan haar gewone adres gericht en door*de post naar de gevangenis gezonden, waar er natuurlijk beslag op gelegd werd." «Juist zooals de afzender van den brief dat had bedoeld. En hoe heeft juffrouw Winter over dezen brief geoordeeld?" Alle menschen, die aan den atedelijken weg timmeren, bekende namen hebben of in com missies zitten, hebben kans 't bezoek van zoo'n kiesvereenigingsbestuurslid te ontvangen. Natuurlijk spreek ik hier alleen van de nobele, erkende kiesvereenigingen. Die van de S. D. A. P. zal zooveel omhaal niet bedrijven, die wiist eenvoudig voor elk district een paar menschen als candidaten aan, menschen die leden der partij zijn en wel willen of des noods niet willen, maar zich laten aanwijzen omdat het móet. Ik veronderstel, dat de heer Spiekman, die een voortreffelijk raadslid is, één dien we niet missen mogen, niet veel last van kiesvereenigingsbestuursleden heeft gehad. Maar bij anderen komen die heeren zonder mankeeren. Men maakt een lijstje op van gesckikten en trekt op bezoek. Hoe 't dan toegaat is gemakkelijk te raden. Na een inleiding Zoudt u misschien, geachte heer, uwe bekwaamheden en uw tijd willen stellen in dienst van de stad uwer inwoning Ja meneer, kijk 'ris hier O, geloof ons, u bent de aangewezen man. De gemeente heeft behoefte aan man nen van invloed en beginsel, aan mannen die do autoriteit hunner persoonlijkheid kun nen laten gelden. En aan mannen van onze politieke richting, want, niewaar, u is van onze politieke richting Ik geloof wel. Mag ik eens even uw politiek program zien Hier is het. Kijk u 't gerust eens in, we hebben wel een minuut of tien den tijd. Bestudeer het op uw gemak. O, dat is niet noodig. Laat ik eens even zien gemeentelasten, draagkracht, vrij handel, woningtoestanden, accoord meneer, ik kan me daarmee volkomen vereenigen. Dus u is bereid Ik ben bereid, ja, omdat het moét. De gemeenschap zal uwe opoffering op prijs stellen. Als de candidaat antwoordt, op d' eerste vraag Nee' meneer. Zeer vereerd, maar ik wil geen raadslid worden. volgt Maar meneer, waarom niet Ik heb geen tijd en geen lust. Drukke zaken. Maar meneer, de gemeenschap vraagt het. Aan mannen als u. Soms is dan de meneer verteederd, maar soms houdt hij aan Nee', dank u. Ik zal me niet laten can- dideeren. Ko:r, dcnk u er nog eens over na. U hoeft niet dadelijk te decideeren. Nee' meneer. Stellig niet. Ik hoef niet na te denken. Misschien verandert u wel van gedach ten als u weet. Neen, neen, neen 1 Zóó beslist klinkt de stem van den begeer de, alsof hij een wijnreiziger de deur uit wenscht. Kregel en kortaf. En als een afgewezen wijnreiziger verlaat het bestuur der kiesvereeniging het vertrek. Met het stelletje namen der goedgekeurde en bereid bevonden heeren op een lijstje, ver gaderen de besturen en eerlijk deelen zij den buit. Rotterdam .evenveel ais Vooruitgang, anders komen ze met hun eigen partijgenoo- ten en dan gaat, als laatstelijk in district III, de partijgenoot van de tegenstanders er met den zetel vandoor. Nu volgt nog een algemeene vergadering der leden. Bij de laatste voorbereidingen kwa men op die algemeene vergaderingen alléén de bestuursleden mot een enkel lid, die den zelfden middag dringend verzocht was te komen, omdat toch moeilijk van de bestuurs tafel de candidaten konden worden aanbevo len. De aanbeveling is niet zoo moeilijk. Er is een vast lesje dat maar opgezegd behoeft te worden. Men vindt dat in de dagbladenverslagen der kiesvereenigingsvergaderingen. Als u 't eventueel noodig hebt, knip het uithet kan tepas komen. Zoo is dan de verkiezing op de verkiezing na gereed en met wat reclame en propaganda moet men afwachten. Al 't bovengeschetste geldt alleen voor de linksche candididaten. Hoe de rechtsche can didaten er komen weet ik niet. Over hen wordt diep in het geheim beschikt en hun specialiteit vernemen we niet. De liberale kiesvereenigingen doen alles in 't openbaar, de tegenpartij vergadert zonder oningewijden. Bij deze verkiezingen hebben de beide liberale clubs een nog al zonderling figuur gemaakt. De commis-voyageurs hebben een artikel aangeprezen en zelfs bijna verkocht, dat aan qualiteit te kort schoot. De klucht, die kies- voorbereiding heet, is wat al te plat gespeeld. In district III n.1. hebben Rotterdam en Vooruitgang Mr. Teilegen gesteld, een onge twijfeld bekwaam man. Ik hsb de verslagen der vergaderingen, waarin Mr. Tellegen werd aanbevolen, nog eens bestudeerd en nimmer ben ik zóó diep overtuigd geweest van de noodzakelijkheid eener verkiezing als in dit geval. Met warmte, met hitte bijna is deze heer aanbevolen. Maar nu schijnen Botterdam en Vooruit gang vergeten to hebben, aan hun candidaat „Zij verklaarde hem voor valsch, even beslist en op dezelfde gronden als u." Schröder knikte bevredigend. „Het kan ook niet anders. Wilt u mij toestaan, mij nu te verwijderen Ik heb den dringenden wensch, mij dadelyk met mijn cliënte in betrekking te stellen." „Heeft u daar werkelijk zoo'n haast mede? Ik zou zoo gaarne nog eenige vragen tot u richten. Wij ontmoeten elkaar in ons gemeen schappelijk streven naar opheldering in deze zaak en het is voor mij van veel waarde daaromtrent utve inzichten te hooren, of die met de mijne overeenstemmen." De advocaat boog beleefd, maar hij bleef bij zijn eerste besluit. „Ik ben later geheel tot uw dienst. Voor het oogenblik gaat mijn plicht tegenover mijn cliënte boven alles. Ik heb ernstige redenen juist in dit oogenblik e.lke ver traging voor uiterst gevaarlijk te houden." Daartegen was niets meer in te brengen en de rechter moest met de belofte tevre den zijn, dat Schröder onmiddellijk na zyc onderhoud met Martha Winter terug zou komen. HOOFDSTUK XVIII. Nadat advocaat Schröder verlol had ge kregen, op elk uur zijn cliënte te mogen spreken, werd hij door den cipier ook niet meer getyeerd of lastig gevallen, maar was deze dadelijk bereid, hem in haar cel te laten, om gedurende eenige oogenbükken met haar daar te worden alleen gelaten. Maar advocaat Schröder vond dat voor het jonge meisje hoogst onaangenaam en gaf er daarom de voorkeur aan, haar in de spieek- kamer te ontmoeten. Hij had nauwelijks twee minuten gewacht te vragen, tot welk politiek geloof hij behoorde. Althans, nadat hij aanbevolen en gekozen was, bleek, dat Mr. Tellegen een der zonda ren van de vrijzinnig-democratische partij was. En daarom heeft hij thans geen enkele bekwaamheid meer, plotseling, en daarom mag hij geen candidaat meer zijn, plotseling. Ook is het mogelijk dat Mr. Tellegen zelf niets van zijn politiek geloof heeft gebiecht. Ze vragen je bij zoo'n verkiezing zóóveel, dat je die kleinigheid gemakkelijk vergeet. Er is ook beweerd, dat eerst na de laatste werkstaking Mr. Tellegen vrijzinnig-democraat is geworden. Een reden, om niet te aarzelen. Want stelt men hem nu niet en brengt men hem dus nu niet in de ware politiek, dan wordt, na een volgende werkstaking, Mr. Tellegen wellicht sociaal-democraat. Er is een zieltje te behouden geweest, heeren kiezers. Het fijne van de zaak is nog niet bekend. Publicatie werd beloofd. Tot zoolang zullen we 't zonderlinge geval nog maar niet al te zeer als bewijs rekenen van het weinig serieus gedoe in de voorbereiding der verkiezingen. D. Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden. Aan het station weêr een drukte van be lang Europeanen, Inlanders, Chineezen en Arabieren loopen er in haastig gedoe door elkaar. Men kan bijna geen kaartje krijgen, want iedereen wil het eerst geholpen worden, om toch vooral maar zoo spoedig mogelijk, weg te komen. Aan behoorlijk file maken, denkt men niet. Er wordt verschrikkelijk ge drongen en dat in die hitte Eindelijk zijn we klaar en gelukkig komt er nu spoedig een trein en stappen we in. Eerst nu geraken we weêr wat op dreef en kunnen we ons reporterboekje voor den dag halen, om een en ander aan te teekenen. Wat ziet er hier alles nog primitief uit, vergeleken bij Europa Wat kleine locomotief en wat antieke waggonsZe doen denken aan een locaal- treintje. ergens iu een achterafhoek van Holland Het witte station echter is niet onaardig en vooral dat door elkaar gescharrel van bont gekleede Inlanders en vreemde Ooster lingen maakt een schilderachtig eiïect. Eindelijk vertrekt de trein en een zucht van verlichting ontsnapt onze borst, want dat Priok was me een bezoeking. Een oogen blik raakte ik zelfs in eene Bas Veth-stemming en ik vond het in Indië maar alles behalve leuk We passeeren nu een lage moerassige vlakte, met palmboomen begroeid. Bepaald mooi kunnen we het niet noemen en we be grijpen, dat menige nieuweling zeer teleurge steld is. „Is dat nou Indië hoorde ik er een uitroepen. „Wacht maar tot je eerst eens met het binnenland kennis maakt. Aan de warme zeekust moet je 't niet zoeken", ant woordde terecht een verbrand oud-gast, die het jongemensch had afgehaald. En zoo is het. Menschen, die hier een groot deel van hun leven in de „beschaafde" steden slijten, kennen Indië niet, kunnen het niet waardeeren, kun nen het niet liefhebben. Noen, daar boven in het gebergte te midden van do nog zoo een voudige dorpsbevolking, daar moet men het vinden, in de koele, opwekkende ijlheid der lucht. Na twintig minuten rijdens komen we aan een miserabel klein stationnetje en zijn we bij het Stadhuis, in het midden der oude stad Batavia. We stappen hier uit en klimmen in een vuile dos a dos met een mager ver schrompeld klein biekje bespannen. De koet sier, een echt gemeen Bataviaasch type, kijkt zeer teleurgesteld, als we hem in het Maleisch aanspreken. Hij had natuurlyk liever een nieuweling gehad, die zoo niet met de tarieven en de taal op da hoogte is. Ja, lezers Ge moet het me maar niet kwalijk nemen, als ik vandaag een beetje mopper en de zaken door een donkeren bril bezie. Een mensoh is nu eenmaal geen snijboon en ik ben nog danig uit mijn humeur over die bagagekwestie. Ik had morgen ter gelegen heid van den verjaardag van onzen Prins, mijn uniform willen aantrekken om naar de parade te gaan en nu wordt mij deze uiting van patriotisme eenvoudigweg onmogelijk ge maakt. Wanneer men van de aankomst in de „Koningin van het Oosten" groote verwach tingen koestert, dan wordt men al zeer teleurgesteld, want de oude stad, waardoor onze weg het eerst voert, biedt al weinig aantrekkelijks. We zullen er echter in deze Penkras nog niets van zeggen en wachten tot ik in eea betere stemming ben. Als we dan, na een lekker verfrisschend bad, 's mor gens in de vroegte, eens een behoorlijk rijtuig laten voorkomen om te toeren, dan geloof ik wel, dat ik een beteren indruk krijgen zal dan nu. We hebben thans slechts één doel, één verlangen, en dat is, om zoo spoedig mogelijk onder dak te zijn en het ons op zijn Indisch lekker te maken. In een sukkeldrafje gaat het al hortend en stootend verder en toen zij reeds verscheen, niet met een smar telijke uitdrukking op het gelaat, die hem bij hun eerste ontmoeting in de gevangenis zoo diep had aangegrepen, maar met hoog- roode wangen en alle teekenen van groote opgewondenheid. „Ik wist dat u vandaag nog zoudt komen", zeide z§, hem zonder eenige bevangenheid de hand reikend, „en ik heb met vurig verlangen op u gewacht. Heeft men u ver teld, dat mijn ongelukkige broeder ander maal geschreven zou hebben En heeft men u dien brief getoond „Ja, juffrouw Winter. En ik wilde, dat ik aan de echtheid van dezen brief had kunnen gelooven, want dan was hij meer dan vol doende geweest om u te ontlasten." „Maar u houdt hom toch ook voor valsch Zóó zou Gerard nooit hebben geschreven of hebben gehandeld! Maar ik ben zeer blij met dezen brief, want als er nog een lichte twijfel by niij kon bestaan dat ook de eerste briet niet van hem was, nu zou ik rotsvast daarvan overtuigd zija." „Uw inzicht is ook het mijne. Maar laten we niet eerst van dit valsche, maar van het andere, anonieme praten, dat my gewichtiger toeschijnt. Men heeft dien brief u ook zeker voorgelegd „Zeker," antwoordde ze verwonderd. „Maar gij gelooft toch niet, dat de inhoud daarvan waarheid i« „Ik ben zeer geneigd bot te gelooven. Kent u den boekhouder Bartel, juffrouw Winter „Die zonderlinge jonge man, dien mijn broeder steeds den zigeuner noemde? Ja zeker ken ik hem, want hij heeft mij de laatste weken met zijn pogingen tot toe nadering lastig gevallen." komen we na een half uur aan het „Hotel- Molenvliet", dat ons in Holland reeds warm werd aanbevolen. Batavia, 18 April 1903. De hotels in Indië hebbon door het boek van Bas Veth al een bijzonder slechten naam gekregen en menig gefortuneerd Hollander zal, na de lezing er van, zich zeker vast en heilig voorgenomen hebben, om nooit een kijkje in dat „beroerde apenland" te komen nemen. En dat is zeer jammer, want men vindt te Batavia en elders wel geen boulevards, geen groote speelbanken en andere Euro- peesche fraaiigheden, doch wel een zeer be langwekkende, geheel nieuwe omgeving. Ik raad het daarom hen, die van Parys, Weenen, Italië enz. blasé zijn, in gemoede aan, om eens een half jaartje in onze Oost te komen rei zen. Op die manier rollen da dubbeltjes ook weer een beetje terug. Om de hotels hoeft men het heuscli niet te laten, die zijn hier heel goed en zeer billyk. Was ik in Padang in het Atjehhotel reeds tevreden, bij „moeder" Meertens in het hotel Molenvliet is het nog wél zoo goed. Wat mij er dadelijk opviel, was de buitengewone, echt Hollandsche zindelijk heid, die hier in Indië wel eens wat te wen schen overlaat, altijd wat de omgeving betreft, want men baadt hier twee driemaal daags. Het hotel Molenvliet werd het vorige jaar geheel verbouwd. Alles ziet er nieuw en kraak zindelijk uit, want de eigenares duldt geen vuil. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat controleert zij haar personeel, dat voortdurend aan een soort groote schoonmaak bezig is. Ik heb in Indië nog nooit zoo iets gezien. Haar man, de heer P. A. Meertens, is reeds 41 jaar in Indië, waarvan de helft bij „das Militair". Hij diende bij de cavalerie, de genie en de militaire administratie en werd later gecom mitteerde van het Roode Kruis. Het was in den tijd, toen hij nog te Tandjoeng Priok pachter was van het stationsbuffet. Als er in die dagen troepen van Atjeh kwamen, was „moeder" Meertens steeds present, om onder de soldaten versnaperingen uit te deelen. Zij, eene Amsterdamsche van geboorte, woont reeds 31 jaar in het zonneland en het waar dige echtpaar is nog altijd met energie en levenslust bezield. Zij bestiert het hotel, zorgt dat de zaken marcheeren en hij voert de administratie. Zij werken hard om hun talrijk kroost een flinke positie in de burger maatschappij te bezorgen. We logeeren hier nu reeds iu het ruime paviljoen, vlak aan den weg en wij kunnen ieder, die uit Europa komt, dit hotel ten zeerste aanbevelen. Het eten, in de ruime zindelijke keuken klaarge maakt, is uitstekend, evengoed als in de dure hotels hier ter stede. En de kamers zijn veel beter, ja bepaald smaakvol gemeubileerd. Wanneer ik u verder nu nog mededeel, dat doortrekkende reizigers slechts f 4 daags be talen, dat bij een verblijf van veertien dagen achtereen slechts f 3.50 in rekening wordt gebracht, dat men zich voor f 90 per maand kan abonneeren, en dat men daarmede van alles af is, dan geloof ik wel, dut zij, die in Europa gereisd hebben, me zullen moeten toegeven, dat het hier nog zoo kwaad niet is. Toen wij eergisteren „moeder" Meertens die vervelende geschiedenis van de bagage hadden uitgelegd, bezorgde het goede mensch ons dadelijk schoon boven- en ondergoed, zoo dat wij, na ons heerlijk gemandied te hebben, er toch nog op uit konden. Mijn booze stem ming verdween toen onmiddellijk.Ik sprak daar van mandiën en moet dus even vertellen, wat men daaronder verstaat. Mandiën is baden, doch niet zooals in Holland in een kuip, maar op zija Indisch. Men doet dat 's morgens om vijf uur, om elf uur nog eens en eindelijk ook 's namiddags tegen vieren. Iedereen be grijpt, dat deze zindelijke gewoonte noodza kelijk en gezond is. Men schept met een daar toe bestemd emmertje „gajoeng" het water uit den gemetselden mantiiebak, giet het over het hoofd uit (sirammen), smeert zich daarna met zeep geducht in en siramt dan nog eens. Door een latwerk, dat over den mandiebak is aangebracht, belet men de nieu welingen op Europeesche wijze een bad te ne men. In dit latwerk is een vierkant gat open gelaten voor het opscheppen van het water. Men staat hier in Indië zeer vroeg op, om van de heerlijke ochtendkoelte te kunnen ge nieten, drinkt een kop koffie, steekt zij pijp op en gaat daarna mandiën. Lekker opge- frischt, doet men tot acht nnr een morgenwan deling, komt weer thuis om te ontbijten en gaat daarna tot elf of twaalf uur aan den arbeid. Het is intusschen zeer warm gewor den en een bad wordt weer noodzakelijk. Om één unr is het rijsttafel, een voor Indië zeer gezond eten, omdat het licht verteerbaar is. Yan twee tot vier gaat men slapen, daarna weer mandiën en tot zes nnr wandelen. Van zes tot acht uur wordt er weer gewerkt, daarna vereenigt men zich aan de Europee sche avondtafel, om dan ten slotte te tien of elf uur in een gemakkelijken luiaardstoel de couranten te lezen. Ziedaar in korte trekken een levenswijze geschetst, waarmeê men het in Indië lang kan volhouden, vooral wanneer men zich „Deed hij dat?" vroeg Hermann Schiöder bijna vroolijk. „Nu, ge moet mij daarover dadelijk het een en ander eens meêdeelen. Vooreerst wil ik u even zeggen, dat deze Bartel eergisteravond by mij was om mjj een ondersteuning in geld voor u aan te bieden." Martha werd donkerrood. „Wat Hij heeft dat gewaagd Mogelijk behoef ik 1 u niet eerst te verzekeren, dat ik hem nooit het recht heb 'gegeven, dergelijke aanbiedingen te doen." „Nu, juffrouw Winter, een dergelijke ver zekering behoef ik niet. Ik zou u de on beschaamdheid van dezen man, dien ik op dat oogenblik ontoerekenbaar aehtte, hebben verzwegen, wanneer mij niet zjjn optreden vandaag in een heel ander licht is ver schenen. Hy gebruikte in het onderhoud met mij wendingen en uitdrukkingen, die nu woordelijk zóó in den nnoniemen brief voorkomen. Ik houd hem beslist voor den schrijver van dezen briet en ik bid u, eens uw geheugen na te gaan, of niet Een kreet uit Martha's mond verhinderde hem voort te gaan. Zij staarde hem met wijd geopende oogen aan en greep met beide handen Daar de slapen. „Mijn God, hoe is het toch mo gelijk, dat ik mij dit niet vroeger heb her innerd, Ja, bet is, zooals gij vermoedt. Geen ander dan deze onaangename man is de oorzaak van mijn ongeluk." „U hebt dan een bepaald voorval op bet oog, iets dat dienen kan om hem te vangen en in verhoor te nemen „Ja, ja," vertelde zs haastig. „Ik had eenige weken geleden, by het naar binnen gaan, voor het huis een boek verloren, het eerste deel van een roman. Hij hoedt voor alcoholmisbruik en overigens de regels der tropische gezondheidsleer opvolgt. Lt. Clockeseb Bbousson, b.d. Batavia, 22 April 1903. Over het ontwerp tot afschaffing der Staats loterij schrijft de „Standaard" Dat dit (de afschaffing) zoo maar niet opeens kan geschieden, spreekt vanzelf. Het heeft iets aantrekkelijks voor het gevoel, in eens, met één hercules-greep, aan deze onge rechtigheid een einde te maken. Toch is dit onmogelijk. Vooreerst omdat de schatkist niet in eens de bate kan missen van 6'/j ton, die haar thans uit de Staatsloterij toevloeit. Dan, omdat hier met tal van particuliere belangen der betrokken ambtenaren billijker wijs moet rekening gehouden. En dan voor het belang der spelenden zelf, die, werd hun in eens de geboden gelegenheid tot spelen ontnomen, allicht zich zouden richten naar een min soliede, terwijl op de wijze als in het ontwerp de afschaffing is geregeld, alle kans bestaat, dat zij het spelen langzamerhand zeilen nalaten. Drieërlei wijze van geleidelijke afschaffing stond open. Vooreerst kon de prijs der loten en het bedrag der prijzen en premiën gaande weg worden verminderd. Dan echter zou het sinds verscheidene jaren bestaande loterijplan geheel moeten worden gewijzigd, wat tot veel administratieven omslag zou aanleiding geven. In de tweede plaats zou het mogelijk zijn, geleidelijk minder loten nit te geven, en de zoo vrijkomende voor rekening van den Staat te nemen. Zulks zon echter min wenschelijk zijn, daar dan de Staat zelf medespeler zou worden, alzoo zelf bij de loterij direct belang zou krijgen, en dit min gewenscht schijnt, daar de Staat dan tegelijk beheerder van en geïnteresseerde bij de trekking zou zijn. In de derde plaats komt in aanmerking het stelsel door de regeering gekozen. Thans hebben er jaarlijks drie loterijen plaats, elk gedurende 12 weken, terwijl tusschen elke twee opvolgende loterijen 6 weken verloopen en ééne week vacantie wordt gehouden. Die tusschenpoozen van 5 weken laat de regeering nu zachtjes aan opklimmen. Na de eerste drie loterijen zullen nu niet 5 maar 6 weken verloopen, na het tweede drietal 7 weken, dan 8 en zoo voort. Nadat aldus 39 loterijen hebben plaats gehad, zullen er geen meer gehouden worden. Over 18 jaren zal alzoo de Staatsloterij voor goed zijn afgeschaft. De staatsinkomsten uit de loterij nemen dan eveneens geleidelijk af in dezer voege, dat het eerste jaar f22.000 minder inkomt en dit opklimt tot in 1921 f273.600 minder wprdt gebeurd, en daarmee deze bron van inkomsten voorgoed is ver vallen. Voor de ambtenaren, die broodeloos zouden worden, komt door de vrijgekomen bij- inkomsten geheel of gedeeltelijk geld vrij. Van harte hopen wij, dat ook de pers van de overzijde zich met dit ontwerp zal ver eenigen. Deze afschaffing moet een nationale zaak zijnze verdient dat. Het onlangs door de „Nieuwe Courant" geschreven artikel over spel en weddenschap, waarin deze scherp worden gestriemd, geeft alle hoop, dat zelfs van de zijde der meer conservatief-liberale financiers dit ontwerp met bijval zal worden begroet. Men moge wellicht in de verschil lende becijferingen eenige wijziging wenschen te brengenmits maar de hoofdgedachte wordt aanvaard, is daaromtrent best tot over eenstemming te geraken. Ons publiek besef van moraliteit en recht zal er door worden opgebouwd, en de Regeering staat dan des te krachtiger, als ze straks de speelzucht als volkshartstocht den boei aanlegt. Schagen, 4 Juli 1903. Aan het postkantoorSchagen en de daaronder ressorteerende hulpkantoren werd gedurende de maand Juni ingelegd f 13430 65 terugbetaald f 14455.35. Het laatste, door dat kantoor uitgegeven boekje draagt het nummer 5996. De Algemeene Vergadering van de Coöper. Vereen, tot aankoop van Vee voeder, enz., opgericht 1887, wordt gehouden op Donderdag 9 Juli 1903, in het lokaai „Cérès." De punten van behandeling zijn MededeelingenRapport financiëele Com missie Jaarverslag; Verkiezing van een Commissaris, in de plaats van den heer G. Brands, die bedankt heeftBenoeming Com missie voor de rekening van 't volgend jaar. Met gunstig gevolg is door den heer Joh. Meurs Pz. alhier eind-examen afgelegd aan de Handelsschool met 3-jarigen cursus te Amsterdam. Bij Kon. besluit ontslag ver leend aan de heeren J. J. Denijs, le-luitenant, en J. D. Roggeveen, 2e-luitenant van het ontbonden korps gevormd uit'de scherpschut- tersvereeniging „West-Friesland" alhier. vond dat en gaf het mij den volgenden dag op straat terug. Hij had het boek '8 nachts gelezen en hij legde zooveel belangstelling voor het vervoig aan den dag, dat ik mij voor den dienst, dien hij mij had bewezen, verplicht rekende hem ook het tweede deel aan te bieden. Ik liet hem het boek door mijn broeder geven en had door de schrikkelijke gebeurtenissen, die spoedig daarna plaats grepen, deze onbeduidend? aangelegenheid volkomen vergeten, toen op een middag het mag drie of vier dagen na mijn terugkeer geweest zijn het dienstmeisje van mijn schoonzuster mij meldde, dat de boek houder Bartel er was en mij weuschte te spreken. Ik was juist in do keuken en het meisje had de onhandigheid begaan, den man in mijn kamer te JateD. Toen ik de kamerdeur opende, meende ik duidelyk to zien, dat hij aan mijn schrijftafel was geweest. Maar ik was mijn zaak toch niet zóó zeker, dat ik hem tot verantwoording kon roepen en ik dacht ook slechts aan een ongepaste nieuwsgierigheid. Hij verklaarde, dat hij gekomen was om het geleende boek terug te brengeD. Maar ofschoon ik al myn best deed, het indrin gerige mensch weer kwyt te raken, kon ik toch niet verhinderen, dat hy my zijn deelneming betuigde en zijn hulp aanbood om mijn vermogen terug te krijgen. Eerst na een eenigszins brutale afwyzing, ging hij eindelyk heen. Hij moet dat geheim zinnige bankbriefje daar hebben neergelegd, want ik herinner mij nu zeer duidelijk, dat de schuiflade met brieven gedurende mijn korte afwezigheid niet gesloten was. Maar dan" dit eindpunt harer redeneering kwam haar eerst nu in den

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 5