A1SAPAOLOWBA.
LANDWEER.
Zondag 6 September 1905
47ste Jaargang No. 3868.
EERSTE BLAD.
Gemeente Schagen.
BEKENDMAKINGEN.
PUBLICATIE
Het 12de Raadslid.
Buiteiilandsch Nieuws.
Politiek overzicht der week.
ROT,
Aiurtntttr k Liilliiillal
Dit nummer bestaat uit twee b)'aden.
O O
betreffende de
00000
De Burgemeester der Gemeente Schagen brengt ter
kennis van een ieder wien het aangaat
1. dat volgens artikel 3 der Wet van 24 Jnni
1901 (Staatsblad no. 159), in verband met art. 6 der
Militiewet 1901 (Staatsblad no. 212 van 1901) en
met het Koninklijk Besluit van 16 November 1901
(Staatsblad no. 222), voor hen, die vóór 1 Januari
1902 bjj de Militie te land zijn ingelijfd, de in art.
6a der Militiewet 1901 vermelde achtjarige diensttijd
is verlengd met zeven jaren, bij de Landweer te vol
brengen overeenkomstig de regelen, voor den dienst
bij de Landweer gesteld bij de ingevolge het Konink
lijk Besluit van 14 Januari 1903 (Staatsblad no. 34)
op 1 April 1903 in werking getreden Landweerwet
(Staatsblad no. 160 van 1901);
2. dat hierop uitzondering gemaakt is behalve
voor hen, die nog tot vrij willigen krijgsdienst ver
plicht zijn ten aanzien van hen, die op 1 Augustus
van het loopende jaar een achtjarigen dienst bij de
militie te land hebben vervuld en hetzij bij het
eindigen van dien militiediensttijd in het genot waren
van ontheffing van den werkelijken dienst, hetzjj
behoorden tot het korps Torpedisten of tot de bereden
korpsen, hetzij als plaatsvervanger of als nummer-
verwisaelaar bjj de militie te land waren ingelijfd
3. dat op hen, die niet vallen onder de hierboven
sub 2 vermelde uitzonderingen, te rekenen van
1 Augustus van het loopende jaar alle voorschriften
betreffende de dienstplichtigen bij de Landweer
gedurende den te hunnen aanzien verlengden militie
diensttijd van toepassing zijn;
4. dat de sub 3 vermelde personen mitsdien
ingevolge art. 24, eerste lid, der Landweerwet zich
vóór 31 Augustus van het loopende jaar moeten
aanmelden bij den Burgemeester hunner woonplaats,
ten einde deze den hun laatstelijk bij de militie uit-
gereikten, aan dien Burgemeester ter hand te stellen
verlofpas voor „gezien" of opnieuw voor „gezien"
teekene en verder kunne handelen overeenkomstig
art. 26 van genoemde wet;
5. dat echter zij, die buiten het Bijk wonen of
verblijf houden, volgens art. 24, tweede lid, der
Landweerwet, ter vervulling van de hiervoor onder 4
vermelde verplichting, vóór 31 Augustus van het
loopende jaar tot het daarin omschreven einde hun
verlofpas bij aaugeteekenden brief (met duidelijke en
volledige aanduiding van hun adres buiten het Kijk)
kunnen toezenden aan den Burgemeester hunner laatste
woonplaats binnen het Bijk; waarna hun de verlofpas
door dien Burgemeester evenzeer bij aaugeteekenden
brief wordt teruggezonden
6. dat volgens punt 5 der Beschikking van den
Minister van Staat, Minister van Oorlog, van 27 Juni
1903, Ilde Afdeeling, no. 183, bij de hierboven onder
4. en 5. bedoelde aanmelding of inzending de dienst
plichtigen bij de Landweer tevens het zakboekje, dat
hun bij hun korps was uitgereikt, moeten inleveren
bij of toezenden aan den Burgemeester hunner woon
plaats of van hunne laatste woonplaats binnen het
Bijk, teneinde te dien aanzien kunne worden gehandeld
overeenkomstig de daaromtrent door genoemden Minister
gemaakte bepalingen
7. dat volgens art. 25 der Landweerwet de dienst
plichtigen bij de Landweer, zoo zij zich in eene andere
gemeente des Rjjks gaan vestigen, hiervan kennis
moeten geven aan den Burgemeester hunner woonplaats,
en wijders binnen dertig dagen na den dag, waarop zij
komen in de Nederlandsche Gemeente, waarin zij zich
vestigen, moeten aanmelden bij den Burgemeester dier
Gemeente, ten einde deze hun verlofpas voor „gezien"
teekene en verder kunne handelen overeenkomstig
art. 26 van genoemde wet;
8. dat, naar luid van art. 27 dezer wet, de ver
lofgangers van de Landweer zich zonder toestemming
van den Minister van Oorlog niet langer dan gedurende
één jaar buitenslands mogen begeven
9. dat volgens art. 28 der Landweerwei de ver
lofgangers van de Landweer, die artt. 24, 25 of 27
dezer wet niet hebben nageleefd, in werkelijken dienst
worden opgeroepen en daarin gedurende ten hoogste
één maand gehoudende duur van dien dienst wordt
door den Minister van Oorlog bepaald.
Schagen, den 3 September 1903.
De Burgemeester voornoemd,
H. J. POT.
Zoo'n eerste raadszitting in de maand
September heeft uit den aard der zaak iets
plechtigs.
De nieuwe leden worden geïnstalleerd en
gefeliciteerd, en velen mijner collega's doen de
mooiste beloften van al hun krachten te zul
len inspannen voor den bloei der gemeente,
enz., enz.
Welnu, burgemeester Jelles heeft aan die
goede gewoonte, (want in mijn oog is 't een
goede gewoonte,) meegedaan.
Ook hij heeft een woord van dank gericht
tot de kiezers, voor de vernieuwing van zijn
mandaat, en ook hij gaf zijn woord, alles te
zullen aanwenden om den bloei van Anna
Paulowna te bevorderen.
Klinkt zoo'n belofte uit den mond van een
gewoon raadslid reeds plechtig, zooveel te
meer indruk maakt het, als een burgemeester
raadslid zich plechtig verheft en een dergelijk
woord spreekt.
Want, misschien is het wel een eigenaar
digheid van mij, maar ik kan het raadslid
nu eenmaal niet van den burgemeester
scheiden, en ik geloof, dat dat ook niet wel
mogelijk is.Immers hoe kan een raadslid, tevens
burgemeester zijnde, zijn betrekking als
raadslid goed behartigen, als hij het
ambt van burgemeester verwaarloost!
Daarom deed het mij dan ook zoo
goed, den heer Jelles zulk een plechtige ver
zekering te hooron geven. Alles doen om de
belangen van zijn gemeente Anna Paulowna
te bevorderen; dat beteekent: steeds bereid vóór
te gaan, waar dat belang hem roeptal
zijn capaciteiten stellen in dienst van zijn
gemeenteals eerste burger van onze plaats
coor levenswandel en levensopvatting, door
nauwgezette plichtsbetrachting en hulpvaar
digheid, een voorbeeld voor ons allen, een
licht voor ziju gansche omgeving
Wat deed het mij recht veel genoegen te
hooren, dat mijn burgemeester daar zoo diep
van was doordrongen dat was voor mij een
hoogst aangename verrassing.
Zoo midden uit die verheven sfeer van
hoogen geestdrift vielen we neer in de koude
besognes van de gemeenterekening. De
heeren Van Mullem en De Graaf hadden
die rekening, ondanks den korten beschikbaren
tijd, nagezien en in orde bevonden, daarbij alle
hulde brengend aan den gemeente-ontvanger,
't Deed me genoegen, dat de heeren hun rap
port toch gereed hadden; zij denken bepaald:
men behoort de voorkomende zaken op t ij d
in orde te hebben. Mijn collega Van Mullem
had evenwel iets aan te merken over de
hooge posten van onderwijs en het aansteken
der lantaarns, juist twee posten over do
„verlichting," wat een mensch haast tot de
conclusie zou brengen, dat mijn collega een
vriend van „duisternis" ia. Waarin echter
het hooge dier beide posten school en wat er
dus op bezuinigd zou kunnen worden, gaf de
heer Van Mullem niet aan en verloren dus
zijn aanmerkingen alle waarde. Aanmerken is
goed, maar met het aangeven van de noodige
redenen alsjeblieft
Die rekening heeft evenwel mijne verwon
dering ietwat gaande gemaaktdat hooge
batig saldo van f 1576.715 klonk mij zóó
vreemd in de ooren, dat ik, als het geper
mitteerd was geweest mijn mond open te
doen, beslist het een en ander had gevraagd.
Ik weet niet beter, of de financiëele toestand
hier is niet rooskleurig, zoozeer zelfs, dat
onze Hoofdelijke Omslag geducht is
verhoogd, en nu vind ik een batig saldo van
ongeveer f 1600 bij een zoo krap sluitende
begrooting als we hier steeds hebben, wel
ietwat al te mooiDe vraag moet er daarom
uithoe is dat mogelijk Zijn er posten ge
raamd, die niet zijn uitgegeven en die dus
we! terugkomen Of hehben B. en W. de
begrooting van 1902 zoo knap geraamd, dat
er zulk een mooi batig saldo overbleef?
't Spijt mij, dat de commissieleden dit niet
hebhen gevraagd) en zoodoende het noodige
licht hadden ontstoken. Eenige inlichtingen
waren m. i. wel goed geweest. De burgerij
zal n. 1. met zooveel graagte nota nemen van
het mooie cijfer van bij de f 1600.— batig
saldo dat wordt steeds en met recht als een
gunstig teeken beschouwd, en ik zou gaarne
weten of men dat hier ook als zoodanig
beschouwen mag.
Meer adrem vond ik collega Van Mullem,
toen hij het over dien put had te Breezand
en den burgervader er op wees, dat deze geen
onderzoek had laten instellen, maar nazei
hetgeen hem door anderen was voorgezegd,
afging op praatjes, zooals Van Mullem zich
uitdrukte. Juist zoo, mijnheer Van Mullem,
in de eerste plaats verlangd onderzoek, de
gelijk onderzoek. Niet zich er afmaken met
een Jantje van Leiden, maar zich op de hoogte
gesteld van de zaken, en dan besluiten ge
nomen. Ik ben dus mèt u nieuwsgierig naar
den uitslag van het onderzoek, dat zal wor
den ingesteld, eveneens naar dat van het water
aan de school te Breezand. Is hetgeen door
u werd opgemerkt dienaangaande, juist, en
niet overdreven, dan is verandering en ver
betering hoogst noodzakelijk. Ook hier beloofde
voorzitter onderzoek en zal dat dus moeten
worden afgewacht.
Toen kwam het „gróóte oogenblik"we
voelden het aan de drukking van de lucht,
dat er iets gewichtigs in aantocht was.
„Hebben de heeren niets, dan heb ik w a t!"
zoo klonk het uit des heeren Jelles' mond,
en daar kwam het. Zoogenaamd aan het adres
van de heeren De Graaf en De Mazure, maar
in werkelijkheid tot mijhet 12de raadslid.
De heer Jelles begon met te zeggen, dat
het zeer gemakkelijk was een vraag te stellen,
maar moeilijker om er op te antwoorden.
Da's een waarheid als een koe. Maar ik zou
dan zeggen, als ik burgemeester van den
Polder was en mij werd iets gevraagd waarop
ik niet kon antwoorden heeren, laten we die
zaak aanhouden, ik ben er niet van op de
hoogte en daar ik een vijand ben van halve
waarheden, en ik er een hekel aan heb mij
van de zaakjes af te maken, wil ik de zaak
eerst gaarne onderzoeken. Ziet n, mijnheer de
voorzitter, da's een gezonde manier van
doen.
Maar enfin, de heer Jélles had nu de zaak
onderzocht en zou inlichtingen gevenDe
kinderen hadden een maand gedwongen
vacantie gehad door die verandering in het
onderwijzend personeel te Breezand. Maar de
kinderen daar hebben een voordeeltje bij die
van de scholen I en III, dat daarin bestaat,
dat ze 's Woensdagsmiddags school hebben,
en dus hadden ze over hun maand gedwongen
vacantie niets aan te merken, daar ze genoeg
schooltijden hadden gehad in vergelijking met
de andere kinderen. Bovendien had juffrouw
Poen indertijd extra handwerkles gegeven (en
niets ervoor van de gemeente ontvangen), dus
kon men aan Breezand meer dan tevreden
zijn. En dan was het bedrag, dat men als
vergoeding zou kunnen eischen, maar 16'/i
cent. Ten overvloede bohoorde deze zaak vol
gens de verordening bij B. en W. thuis.
Nu, die I6V2 cent vind ook ik luttel, maar,
zooals reeds de vorige maal gezegdhet be
drag doet hier niet af. De grief isverwaar-
loozing van het onderwijs, en daarom die eisch
van restitutie, en die grief wordt niet ontze
nuwd, mijnheer Jelles, door schampertjes het
bedrag van 16'/j cent te noemen. En dan uw
verklaring, dat volgens de verordening deze
kwestie bij B. en W. behoort. We moeten u op
deze pertinente verklaring gelooven, ofschoon
u mij een genoegen zondt hebben gedaan, het
bewuste artikel aan te halen. Want u zult
het, als iemand die geacht kan worden met de
gemeente-administratie op do hoogte te zijn,
met mij eens zijn, dat ontheffing van belas
ting iets is, wat door den Raad wordt ver
leend. Vraagt iemand ontheffing van een deel
van zijn Hoofdelijken Omslag, de Raad stemt
toe of weigert; vraagt iemand ontheffing van
zijn hondenbelasting van misschien f 1.of
nog minder, de Raad beslist, en zoo ook,
dacht mij, met de ontheffing van schoolgeld.
Maar u zegtde verordening luidt zoo, en
daarmee uit.
Maar over uw verdere beweringen is mijn
eerste vraag, die mij zeker wel gepermitteerd
is, déze hebben de kinderen in Breezand er
voordeel van, dat ze 'sWoensdagsmiddags naar
school roosten Ik voor mij geloof, dat een
vrije Woensdagmiddag hun meer nut zal
aanbrengen, dan dat ze naar school gaan,
dus is het naar myu idéé, mijnheer de
Voorzitter, zeer twijfelachtig, of u dat als een
voordeel voor hun onderwijs en vergoeding
voor hun gedwongen vacantie moogt reke
nen.
En waarom of het geven van handwerk-
onderwijs door juffrouw Poen hier van eenigen
invloed is, als schadeloosstelling, is mij
heelemaal een raadselEerstens, de juffrouw
heeft het uit eigen, vrije beweging, uit
belangstelling gedaan, zonder eenige ver
goeding van gemeentewege, maar hoo kan
het gemeentebestuur zich hieruit dan eenige
verdienste aanrekenen U zult antwoorden, de
kinderen hebben het toch genoten, maar dan
vraag ik u nog bestaat de klas, die nu gedwon
gen vacantie heeft gehad, dan geheel uit kin
deren, door juffrouw Poen extra les gegeven?
bestaat die klas allemaal uit meisjes, of leeren
de jongens in den Polder, mijnheer Jelles,
soms ook kousen stoppen en breien? En dan
nog ietsis het geven van extra les in de
handwerken een schadevergoeding voor
verzuim van onderwijs in 't algemeen, mijnheer
Jelles
Niet waar, mijnheer de Voorzitter, u zult
met ondergeteekende eens zijn, dat uw ver
dediging al heel zwakjes was en dat het u
volstrekt niet is gelukt, de zaak in een beter
licht te plaatsen.
De Oostenrijksche officieuze pers schrijft
de meest vleiende artikels over koning
Edward's bezoek aan Weenen. Over de broe
derschap van beide legers worden bijzondere
hoofdstukken geschreven. Herinnerd wordt
aan de dagen van Lodewijk den XIV, die het
er op toelegde, het evenwicht van Europa te
verbreken, doch door Engeland en Oosten
rijk daarin verhinderd werd. Zij schilderen
in kleuren, hoe de hertog van Marlborough
en prins Eugenius bij Malplaquet schouder
aan schouder tegen de Franschen streden en
hoe in later jaren Wellington en Schwart-
zenberg de vrijheid van Europa tegen Napo
leon verdedigden, 't Is voor koning Edward
wel wat hard, dat juist den nieuwen vriend
Frankrijk daarbij duchtig de haren worden
uitgekamd. In tegenstelling met de geïnspi
reerde groote pers, is de kleine volkspers lang
niet malscb in hare beschouwingen over
Engeland. Zij haalt verschillende gevallen
aan uit den Boerenoorlog, die voor het hoog-
verheerlykte Engelsche leger lang niet aange
naam zijn. Men vraagt zich af, waarom men
te Weenen in regeeringskringen zou uiter
mate vriendelijk tegen Engeland is.
Vry algemeen wordt de gevolgtrekking
gemaakt, dat Oostenrijk Engeland's steun
zoekt, om den staatkundigen toestand op den
Balkan te bestendigen. Nu is het mede in
het belang van Engeland, dat de toestand
blijft, zooals hij is. Engeland heeft plotseling
zijne oude liefde voor Konstantinopel weer
voelen ontwaken, zoodat het zeer ongaarne
zou zien, dat Rusland zich daar nestelde, wat
bij eene ontbinding van het Turksche rijk in
Europa het geval zou kunnen worden. Hoe
wel het bezoek van Koning Edward, geen
staatkundig karakter draagt, is het vrij zeker,
dat over het behoud van bet status quo wel
zekere besprekingen zullen worden gehouden.
Voor keizer Frans Jozef is de begroeting van
zijn Engelschen collega eene aangename af
wisseling van de beslommeringen, die hij te
Budapest heeft ondervonden. Want daar gaat
het den monarch lang niet naar don zin.
Geen van de bekende Hongaarsche staats
lieden heeft lust, zich met de vorming van
een ministerie te heiasten.
Wei zou de Keizer er mee klaar kunnen
komen, zoo hij aan de eischen van de Hon
gaarsche nationale partij toegaf, doch daar
heeft Frans Jozef geen ooren maar. Beslist
toch heeft hij verklaard, dat hij de éénheid
van het leger beschouwt als den grondslag
van de monarchie. Do positie van Oostenrijk
als groote mogendheid zou onherroepelijk
verloren gaan, zoo het leger in twee geheel
zelfstandige deelen werd gesplitst. Toch is
de vorst wel genegen, de Hongaren tegemoet
te komen. Zoo zal hij er geen bezwaar tegen
maken, dat de Hongaarsche legercorpsen
hunne eigen Hongaarsche vaandels krijgen,
dat de Hongaarsche kadetten eene Hongaar
sche opvoeding krijgen en dat voor de krijgs
raden de Hongaarsche taal wordt inge
voerd. Daarmee is echter de uiterste grens
van toegevendheid bereikt en nimmer zal de
Keizer er in berusten, dat voor de Hongaar
sche regimenten het Duitsche commando
wordt opgeheven. Nu de oppositie den wil
des Keizers kent, verwacht men, dat zij zich
voorloopig met de gegeven concessies tevre
den zal stellen.
Terwijl Oostenrijk aan Engeland allerlei
beleefdheden bewijst, is zijno verhouding tot
Frankrijk sedert de pauskeuze van minder
vriendschappelijken aard geworden. Oostenrijk
en Frankrijk moeten overeen gekomen zijn,
om op de pauskeuze volstrekt geen invloed
uit te oefenen. Ware dit geschied, dan was
stellig kardinaal Rampolla verkozen en had
Frankrijk in het hoofd der kerk een goed
vriend en voorstander van zijne belangen ge
vonden. Dat Oostenrijk op het laatste oogen
blik zijne belofte brak, heoft de Republiek zeer
ontstemd. En toch kon Oostenrijk moeilijk
anders. Frans Jozef koestert nog altijd de
stille hoop, het bezoek van Koning Humbert
met een tegenbezoek aan zijn zoon Koning
Victor Emmanuel te beantwoorden. De politiek
van Rampolla heeft dit tot heden weer
houden. Zijn leus was de katholieke vorst,
die het Quirinaal bezoekt, kan op het Vaticaan
niet toegelaten worden. Als Paus zou Ram
polla natuurlijk dezelfde leer gehuldigd heb
ben, waardoor de plannen van den keizer van
Oostenrijk voor altijd in duigen zouden ge
vallen zijn. Met Pius X hoopt men te Wee
nen alsnog te bereiken, wat tot heden hals
starrig werd geweigerd,
Voorloopig zal deze zaak wel blijven rusten,
vooral ook, omdat de keizer, als opperste
leider van de buitenlandsche politiek, al zijne
aandacht aan de Balkan-kwestie moet schen
ken. Gelijk wij reeds opmerkten, weuscht
ook Oostenrijk het behoud van den tegen-
woordigen toestand. Voor een flink programma
van hervormingen is men op den Hofburg
echter wel te vinden. Waarschijnlijk zal het
ontwerp van de Macedonische comité's den
grondslag kunneD uitmaken van de eischen,
die men straks den Sultan zal stellen. Dit
ontwerp omvat het volgende hoofdbeginsel
Op den Balkan zullen vier provincies gevormd
worden, te wetenAlbanië, Macedonië, Oud-
Servië en Thracië. Deze provincies staan
onder het politiek en militair gezag van den
Sultan, doch overigens ontvangen zij een
administratie! zelfbestuur. De handhaving
der binnenlandsche orde zal worden toe
vertrouwd aan eene internationale politie,
daarin bijgestaan door eene inlandsche politie
en plaatselijke militie. Aan het hoofd der
politie zal een opper-commissaris van Euro-
peesche afkomst staan, die door de mogend
heden voor drie jaar benoemd zal worden.
Verder zal iedere provincie een gouverneur-
generaal van Europeesche afkomst verkrijgen,
die tevens door de mogendheden benoemd
zal worden.
Verder zal eene Europeesche commissie, bijge
staan, door afgevaardigden van de verschillende
nationaliteiten en in overleg met de Porte, bin
nen zes maanden het plan van het administra
tief zelfbestuur uitwerken. Tot aan de invoering
der nieuwe organisatie zullen de vier provin
ciën door deze Europeesche commissie bestuurd
worden. Een internationaal bezettingsleger
van 45000 man, onder Europeesche leiding,
zal de troepen van den Sultan vervangen.
Tractaten, door den Sultan gesloten of nog te
sluiten, zijn van kracht voor de provincies.
De commissie voornoemd bepaalt, welk deel
der Turksche schuld voor rekening der pro
vincies zal komen, en tevens, welke bijdrage zij
znllen leveren tot onderhoud van het leger
en de vloot van den Sultan en van zijne
civiele lijst.
Wij voor ons vinden deze eischen
volstrekt niet overdreven, doch vreezen, dat
Abd-ul-Hamid zich niet op datzelfde standpunt
zal plaatsen. Toch zal de Porte iets moeten
doen, te meer, omdat zij het zoo langzamer
hand met alle mogendheden te kwaad krijgt.
Tot tweemaal toe heeft Rusland zich over
moord op zijne consuls te beklagen. Nu weer
is er een salvo gelost op de consulaten van
Rusland en Oostenrijk te Uskjub- De Ameri-
kaansche consul te Beiroet is ternauwernood
aan een aanslag ontkomen, welk incident de
Unie aanleiding heeft gegeven, een eskader
naar de Turksche wateren te zenden. Uncle
Sam schijnt ook al in troebel water te willen
visschen. Als de omstandigheden zulks mede-
brengeu, heeft de Unie er zelfs slag van, om
het water troebel te maken. Daar kan Co-
lumbia thans van medepraten. Columbia heeft
de Panama-overeenkomst met de Vereenigde
Staten verworpen. Zij eischt voor den aanleg
van het kanaal meer waarborgen voor hare suze-
reiniteit en een hooger bijdrage voor de conces
sie. Opbeide voorstellen wil de Unie nietingaan.
En wat gebeurt nu Plotseling breekt in den
Staat Panama, een der staten van Columbia,
een opstand uit. De leiders willen zich van
Columbia losmaken en een nieuw republiekje
vestigen. Van dit miniatuur-rijkje kan de
Unie dan gemakkelijk verkrjjgen, wat Colum
bia afsloeg. Wie zon nu wel de hand in
dezen opstand hebben Wie zou de insurgenten
van wapenen en ammunitie voorzien? Wie
het weet, zegge het.
Rotterdam, 2 September 1903.
Onze Gemeenteraad heeft gisteren zijn
luidjes ontvangen en is weer voltallig. Voor
loopig hebben we dus in vergaderingen en
dagbladen geen opkammerij van candidaat-
geworden en overigens veelal zeer gewone
menschen te wachten. Bij leven en welzijn
van alle gekozenen in de drie college's, die ons
besturen, zijn we voor ruim een jaar uit alle
politiek gedoe en de tinnegieters mogen zich
voorloopig met andere en wellicht betere aan
gelegenheid bemoeien, dan de vulling van
landelijke, provinciale en stedelijke bestuurs-
zalen, bijvoorbeeld mot hun gezin, hun zaken,
kunst, sport of wetenschap.
In deze periode van volkomen rust op poli
tiek gebied is 't wèl een zeer bijzonder ver
kiezingsenthousiast, die zich nü nog druk
maakt over kansen en vooruitzichten en 't
rustigen lieden lastig maakt mot zijne in elk
geval hoog3t onpleizierige voorspellingen
voor de naaste toekomst van de partijen, die
hun het naast staan.
Ik ken er zoo één, en al is het niet een
éénig type, het is opmerkelijk en humoris
tisch genoeg voor een karakteristiekjo.
Hij is een uiterst fatsoenlijk, braaf en ge
moedélijk manneke. Er is geen kwaad haar
aan 'm en 't sentiment haat bleef hem vol
komen onbekend Voor zoover ik weet, heeft
hij maar één vijand, een melkboer, die hem
eens heel onhebbelijk heeft behandeld en dien
hij dan ook bij de politie heeft aangeklaagd.
Maar er is geen rechtszaak van gekomen,
wat hem nn, achteraf, pleizior doet.
Zijn vak is laat ik zeggen administra
tie-voeren en hij is een bekwaam administra
teur. Zijn boeken zijn altjjd in orde en
tot den dag bijgewerkt. Hij weet zoo onge
veer wat er in de wetsbepalingen over het
administratief recht staat, wetenschap waar
mee hij gaarne eens een beetje geurt.
Hij leeft een rustig, door en door fatsoenlijk
leventje, gaat zelden naar de komedie, maar
veel wandelen's zomers maakt hij een klein
reisje en 's winters heeft hij af en toe een
boek uit de leesbibliotheek. Hij leest de
Nieuwe Rotterdammer, 't Nieuwsblad, de
Maasbode en het Rotterd. Weekblad. Sedert
kort ook de anti-revolutionnaire Rotterdammer.
Van stadszaken is hij zeer wel op de hoogte
en hij is laat ik zeggen anti-liberaal.
Hij dwéépt met Kuyper, dien hjj den man
der kleine luyden noemt, met Harte, die zon
der Tekelenburg familie is van den Rotter-
damschen glaswarenwinkelier, en met Ber-
gansius, den moedigen Katholieken generaal.
Hij verwacht groote dingen van dit ministe
rie en achtte Nederland na de verkiezingen
in 1901 gered van den anders wissen ondergang.
En hij is, nog eens, een tam-braaf, zéér
goedig manneke. Als hij bewusten melkboer
niet ontmoet had in zjjn leven, was zijn leven
blank en glad als een Hollandsch spuikanaaltje.
Een man om „amice" te noemen, op de
schouders te kloppen en een paar keer „wel,
wel" tegen te zeggen. Zonder zijn politieke
voorkeur heusch een man zooals er dertien in
't fatsoensdozijn gaan. Als hij grootvader
is wat ik niet weet is hij het ideaal
van een opastellig een snoes van een oom
met zakken vol suikertjes, en een deelnemend
vriend, die altijd goeden raad in voorraad heeft.
Maar de politiek brengt zijn type uit de
lijn van gemoedelijke geleidelijkheid. Als
politiek man, hij zit als secretaris in het
districtsbestuur van een anti-liberale kiesver-
eeniging en hij doet veel aan propaganda,
heeft hij geen gemoedelijkheid, is hij vinnig
nijdig en betweterig, als politicus ziet hij
breede rijen vijanden opdoemen achter den
nabijen gezichteinder van zijn rustige levens-
en wereldbeschouwing. Voor de liberalen
koestert hij een innigen afkeer de melk
boer is trouwens óók liberaal en geen
grooter genoegen kan men hem doen, dan
kwaad te spreken van de vrijzinnigen.
Sedert de kentering van de partijenmeer
derheid in het staatsbestuur is hij een ander
mensch geworden. Als om te symboliseeren
zijn vreugde en zjjn triomf, heeft hij zjjn te
voren haren loos hoofd voorzien van een
pruikje, dat als een stoothoren zijn hersens
verdedigt.
En in zijn gemoedelijke illusie zal er aan
de glorie geen eind komen. De absolute on
dergang van het liberalisme acht hij zeker.
Zo motten er allemaal an, non, we zullen
overwinnen overal, en in de toekomst zal bij
onze gratie alléén, een liberaal kunnen ver
kozen worden, zegt hij. O, hij is zoo in zijn sas.
Vroeger was hij bescheiden, tegenwoordig
eischt hij alles. Voor zijn collega's in de
administratie, die bijna allen liberaal zijn, was
hij vroeger een bescheiden, hulpvaardig
collegasedert Kuyper 't roer des staats in
handen heeft, vóelt hij zich allergeduchtst en
hij slaat tegen zijn collega's een toon aan,
alsof hij hun meerdere geworden is. Hij is
de baas. Wat liberaal is, in welken rang of
stand ook, is heden ten dage naar zijn innige
overtuiging die hij tóónt hèm bescheiden
heid verschuldigd. Want hij is anti-liberaal
en van de heerschende macht.
Hij spreekt van wij willen en wjj zullen.
W ij willen hebben wat ons toekomt en wij
zullen nu nemen wat ons zoolang onthouden
is. Als een liberaal collega spreekt over
politiek van den dag, lacht hij meewarig,
want de politiek van den dag, dat is hij
immers, hij, de getriomfeerd hebbende anti
liberaal.
Leukjes-tevreden vertelt hij van „onze"
plannen.
Zie je, zegt hij, we gaan in Rotterdam
zeker naar de absolute meerderheid. Daar
kunnen jullie niks an doen. Twéé is óm,
dat zul je willen toegeven, wij kunnen in
twee in den Raad brengen wien we willen.
En één is zoo goed als om. Je begrijpt dat
Fock er in 1905 uitgaat en dat we een man
van ons kiezen. O, dat is zoo vast als twee-
maal twee vier. Vier kun je gerust een
anti-liberaal district noemen, onze menschen
zitten daar in de Provinciale Staten. Vijf
gaat nog vóór de volgende verkiezing om,
reken er maar vast op en drie zal 't moeilijkste
gaan, maar het gaat óók.
En houden de liberalen dan in Rotterdam
geen enkel district over vroeg ik, zéér
i onderdanig.
j Nee', zei hij positief. Geen enkel.
Alles voor jullie
Ja, alles voor ons.
En krijgen we dan geen enkelen liberaal
meer gekozen
Voor de Kamer en de Staten neen, be
sliste hij, na eenig nadenken. Want daar
hangt voor ons te veel van af, hè. Van den
Raad weet ik hot nog niet. Ik denk, dat we
den liberalen wel een paar zetels zullen laten,
want wjj zijn billijker dan jullie geweest zijn.
Een man als Muller b.v., die mag wel raads
lid blijven en Hintzen óók wel, en nog zoo'n
paar, maar de andere plaatsen zullen voor ons
zijn.
Gaan dan al de raadsleden, die liberaal
zijn, er uit
Allemaal, vrind, allemaal.
En 't openbaar onderwijs
Dat zullen wij knotten.
Sapperloot
Ja. Eu dan worden de belastingen lager
en de kermis wordt afgeschaft en de prosti
tutie, ik meen het toezicht er' op, en de
schoolgelden worden verhoogd, dat ze duur
der zijn dan de bijzondere scholen
Zóó profeteerde hjj, terwijl wij in de raads
zaal gisteren naar de verkiezingen
stonden te kijken. Zóó dreigde en genóót hij,
ofschoon we voor een heelen tijd geen poli-
tieken strijd te wachten hebben. Hij wees
onbarmhartig de liberale leden aan, die er uit
zullen moeter.die en die en die en die En 't
was,of hij zich verwonderde, dat gedurende zijn
beslissing de aangewezen leden zoo genoege-
lijk erbij zaten en met elkaar praatten, of-