Donderdag 24 September 1003 17ste Jaargang No. 3873. FEUILLETON. HET NUT VAN HET Landbouwonderwijs. INGEZONDEN. SCHA A 1 ODRAAIT Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. I$tare&u SCMA&tltëM, ff^aass, D 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. \V 1\ RE L. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderliike nummers 5 Cent. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5c Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel, (iemeente Kclingeu. BEKENDMAKINGEN. o—o POLITIE. Ter Secretarie dezer gemeente ziju inlich tingen te bekomen omtrent 4 op de week markt 1L achtergebleven schapen. —o—o—o— De Bnrgemeester a. i. der gemeente Schagen Gezien de artikelen 8, 9, 10 en 12 der politieverordening van die gemeente; verleent vergunning aan de tappers om op Dinsdag den 29 September a. s. muziek te laten maken, danspartijen te doen plaats hebben, en na bezetten tijd te tappen. Schagen, den 22 September 1903. De Burgemeester a.i. voornoemd, P. BUIS Jz. —oo—oo— Burgemeester en Wethouders van Schagen, Gelet op art. 46 van de politie-verordening voor die gemeente, Brengen ter algemeene kennis, dat het op Dinsdag 29 September a. s. in het belang der openbare veiligheid is ver boden, in de kom der gemeente, vanaf de pnnten waar de daartoe betrekkelijke waar schuwingen zijn geplaatst, anders dan stap voets te rijden. Overtreding wordt gestraft met eene boete van ten hoogste f 25, of hechtenis van ten hoogste 6 dagen. Schagen, 22 September 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd, P. BUIS Jz., L.-B. De Secretaris, ROGGEVEEN, L.-S. 00OO00 De „Bond voor Staatspensionneering", opgericht te Arnhem den 9 Sept. 1900, koninklijk goedgekeurd 14 Sept. 1902, doet een beroep op het rechtvaardig heidsgevoel van alle vrouwen en mannen van Neder land. Het doel van den „Bond voor Staatspensionneering" is een wet in het ieven te doen roepen, waarbij elle vrouwen en mannen van Nederland gevrijwaard worden tegen broodsgebrek op den ouden dag. De „Bond voor Staatspensionneering" wil die ouderdomsverzekering geregeld zien bij wijze van onderlinge assurantie, door en onder het beheer van den 8taat, zonder premiebetaling. Evenals de Gemeenschap zorgt voor onderwijs in allerlei takken, voor leger en vloot, voor de veilig heid van alle burgers door politie en justitieeven als zij de ontwikkeling van handel en nijverheid bevordert, kortom alles in 't leven roept of in stand houdt, wat dienstig kan zijn aan de welvaart harer burgers, terwijl voor dit alles ook door allen, ieder naar draagkracht wordt bijgedragen in de belastingen, zoo ook wil de „Bond voor Staats pensionneering" dat alle Nederlanders zoo vrouwen als mannen door den Nederlandscben Staat worden gewaarborgd tegen Broodsgebrek op den ouden dag. Broodsgebrek op den ouden dag achten wjj een der ernstigste kwalen onzer samenleving Wie Uwer mocht twijfelen aan de groote en heil zame gevolgen, die een wet, als door den „Bond voor Staatspensionneering" bedoeld, zal hebben op onze samenleving, hij zie slechts om zich heen, om te aanscbouweD het vele en naamlooze wee, dat door duizenden ouden van dagen wordt geleden, en waar onder ook zoovele jongere menschen gebukt gaan, als op hen alleen de zorg voor oude vaders en moeders wordt gelegd. En wie mocht twijfelen aan het goed recht van alle menschen op ouderdomspensioen, hij wjjze ons de personen aan uit het tegenwoordig geslacht, die niet hun aandeel hebben in het schragen der Gemeenschap en daardoor geen rechten op ouderdomsverzekering |i I u i s 1 tr s. Roman van IDA BOY-ED. 00000 17. „Behoor ik aan haar Behoor ik aan mij Wigus zat op het zolderkamertje, opge wonden en ten prooi aan de bitterste ge dachten. Krachtig voelde hij de behoefte, zijn hart verder voor Carolyne uit te storten. In gedachten richtte hy ook de woorden, die zijn pen in groote snelheid neerschreef, tot Olga Soniakow. Dat één seconde lang de blik harer don kere oogen hem verward had, dat had hij geheel vergeten. Hij dacht zich die beide vrouwen bijna als één. Als de rechtbank, waarvoor hij zijn tw\jlel bracht. Als vertegenwoordigsters eener wereld van vrijheid en ontwikkeling, waar men hem begrijpen kon, begrijpen zou. In zijn groote opgewondenheid sprak hij zijn ziel meer uit, veel meer, dan anders zijn gewoonte was. Somwijlen hield de hoogmoed hem terug. En dan, als hij de wanhoop van zijn leven geschilderd had en ook de kloof tusschen hem en zijn naaste bloedverwanten, ontstaan buiten zijn wil, door de natuur, door de macht der omstandigheden toen sprak hij van Siddy. Voor het donkere beeld verscheen hem hare lichte, lachende gestalte tienmaal ver leidelijker. zouden kunnen doen gelden. Wij welen, dat men ons op de zoogenaamde „niets- nutteis" zal willen wijzen. Maar toch, ook voor die menschen willen wij ouderdomsverzekering De „Bond voor Staatspensionneering" wil voor allen een verzekering op den ouden dag, omdat, ook al worden menschen aangewezen, die van dit recht zonden boitengesloten moeten worden, die menschen toch ook moeten kunnen leven ah ze oud ziju, en hnn levensonderhond dan ten laste zal komen van hen, die ook in den diepstgevallene een „mensch" zien 1 De „Bond voor Staatspensionneering" wil een ouderdomsverzekering voor allen, als 't zekerste en eenvoudigste middel om te weten, dat niemand meer gebrek zal lijden als hij oud is en de Bond wil voor die ouderdomsverzekering de tusschenkomst in roepen van den Staat, ze geregeld zien zooals alles, waarvoor particuliere krachten te kort schieten. Ter bereiking van dit doel roepen wij opalle vrouwen en mannen van Nederland I Allen kunnen er iets voor doen, want: de „Bond voor Staatspensionneering" is vrermd aan alle partij politiek I en daarom toegankelijk voor menschen van allerlei godsdienstige en politieke richtingen. De „Bond voor Staatpensiooneering" bestaat thans drie jaar en breidde zich sinds den dag van oprich ting uit tot 93 aideelingen met 7800 leden. In aan merking nemende de geringe middelen, die ons voor propaganda ten dienste stonden, zien wij in deze sterke toename het bewijs, dat de idéé„onderlinge assurantie tegen broodsgebrek op den ouden dag door en onder het beheer van den Staat," levensvat baarheid heeft. Maar dit is niet genoeg Wanneer te eeniger tijd door de Volksvertegen woordiging een wet op ouderdomsverzekering in be handeling mocht worden genomen, dan zal het noodig zijn, wil het streven van onzen Bond eenigen invloed uitoefenen op de alsdan te nemen besluiten, dat de leuze Recht op ouderdomsverzekering voor allen I niemand buitengesloten de leuze zij van de groote meerderheid van het Nederland se he volk. Eu daarom dringen wij er bij alle vrouwen en mannen van Nederland met allen ernst op aan, dat zij zich als lid znllen aansluiten bij den „Bond voor Staatspensionneering" De minimum-contributie bedraagt 50 cents per jaar, waarvoor men gratis ontvangt het maandorgaan „De Nederland8che Pensioenpartij". Ter bevordering onzer propaganda zij U echter een hooger contributie aanbevolen. Maar hoe dan ookMen worde lid en helpe zóó bevorderen, dat geen ouden van dagen in Nederland langer broodsgebrek behoeven te lijden. Uwe opgave voor het lidmaatschap wordt inge wacht bij den Algemeenen Secretaris A. Voorbrood, Hovenierstraat 37, Arnhem, of op plaatsen waar af- deelingen gevestigd zijn, bij de afd.-secretarissen. Het Hoofdbestuur van den „Bond voor Staatspensionneering" G. Wieringa, Apotheker te Arnhem, Voorzitter. H. Portheine Jr., Lid v /d. Gemeenteraad te Arn hem, 2e Voorzitter. A. Voorbrood, Lid v./d. Gemeenteraad te Arnhem, Alg. Secretaris. Mevr. M. Niemeyer—Henny, te Arnhem, 2e Secr.- Bibliothecaresse. Ds. P. A. Vis, te Beemster. Elise Jochim, te Arnhem, Pcnningmeesteresse. F. Hesselink, te Oosterbeek. J. H. Hietink, te Zutphen. Mevr. G. Ufkes—Mulder te O.-Pekela. Pastoor N. Prins, te Aalsmeer. Door ds Oud-Leerlingen der Rijkslandbouwwinter- school te Schagen. ooooo— Gevolg gevende aan het door U gedaan verzoek om het oordeel der oud-leerlingen te leeren kennen omtrent het nut van het landbouwonderwijs, is het mij aangenaam in Geen woord was hem te warm, te groot, te innig, om zijn hartstocht voor dat lieve schepseltje te schilderen. Hare onschuld, in moeilijke omgeving zoo streng bewaard, roerde hem opnieuw, nu hy Carolyne daarover schreef. Haar wensch om vooruit te komen, scheen hem toe te zijn het rechtvaardige streven van een fijn begaafd wezen. Voorspraak, die hij voor haar te vinden hoopte, hare ontwikkeling, die hij voor later verwachtte, van dit alles sprak hij nog in zijn brief. „Zoo was zij voor mij, wat voor den in den duisteren kerker smaehtende, de zonne straal is, die op hem neerschiet. Een mensch, als ik, bestemd voor het schoonste levens genot, een man, die van groote dingen droomt, een, die hartstochtelijk er naar streeft omhoog te komen, om, zooal geen groot, dan toch een nuttig mensch te wor de^ ik derf nog alles. Ik heb geen levensgenot. Ik leid een ellendig bestaan. Ik sta nog zoo laag, dat ik niet weet, of i ik wel ooit naar mijn wensch kan voortgaan, j Niets heb ik. Niets ben ik. En in deze j mijn ellende is mij deze liefde een troost. Alles voor mij is J nog een chnos achter 1 duisteren nevelsluier. Slechts deze liefde bestaat, is zeker, is het licht. „Uw verstand, geëerde mevrouw, keurt mijn keus af. Ik zelf schrok dien dag, toen ik mij had laten medeslepen, een arm meisjeslot aan hot mjjne te biuden. Maar uw hart zal het begrijpen, en misschien ge troffen zijn, en den Btrijder de troostvolle vreugde gunnen, die hij ondervindt wan neer hy zich zijn toekomst denkt aan do zijde van de geliefde jonge vrouw." Wigus Hennegall was zijn zelfbeheer- sching kwijt. Alle nadenken was heen. Zich de volgende regelen mijn opinie daaromtrent te beschrijven. Om tot een goed geheel te komen, zal ik i in 't kort de verschillende onderdeelen, en dat zijn er vele, van het gegeven ouderwjjs, met de daaraan verbonden voordeelen beschrijven, om tenslotte een overzicht in het algemeen te geven. De oppervlakkige, oningewijde beschouwer zal zich bij deze voorbereiding misschien afvragen, of dan wel zooveel nattige zaken ter leering worden aangeboden, wijl z. i z. onder landbouwkunde slechts weinige zaken zijn te vermelden. Het prachtig geheel van landbouw- en algemeene kennis, vorkregen door de uitge breidheid van het onderwijs, is het juist, dat mij zoo blij te moede stemt, om anderen op te wekken te trachten die kennis machtig te worden. Allereerst begin ik dan, zonder dit als hoofdvak te beschouwen, met het vak Bedrijfsleer, de leer die in het bedrijf een zoo gewichtige rol speelt. Niemand zal het kurmen tegenspreken van hoe groot nut het is te weten, onder welke vormen het bedrijf fgroot of klein bedrijf] kan worden uitge oefend, en welke de voor- en nadeelen dier vormen zijn. Welke vormen van vereeniging mede den landbouw ten dienste staan, bijv. inkoop v&n landbouwbenoodigd heden, verwerking en ver koop van producten, verzekering, crediet, fokkerij door middel van coöperatieve of gewone vereenigingen, landbouwmaatschap- pijen en welke, niet al meer. Niet minder dienstig is het ook eens na te gaan de rol van het geld in de samenleving, verschillende ruilmiddelen, krediet, middelen en instellingen daarvoor. Voor-en nadeelen der verschillende vormen van pacht en eigendom en Dog vele andere dingen waarvan evenals bovengenoemde, de uitvoering in onzen hedeudaiigschen landbouw nog te veel veronachtzaamd, of aan derden overgelaten wordt. Kortom, een-onderdeel van het bedrijf, welker kennis er veel toe kan en zal bijdragen om betere toestanden te verkrijgen. Nauw hiermee samengaand, alhoewel ten onrechte nog zoo slecht gewaardeerd, is het leervak boekhouden, de wetenschap, welke ons op de meest duidelijke wijze in staat stelt, schijnbare winst van werkelijks winst te onderscheiden. De verkregen uitkomsten zullen een richtsnoer zijn voor ons volgend loven, om ons bedrijf en zaken daarmede overeenkomstig, op de meest doeltreffende wijze te regelen. Wenden wij thans onze oogen naar een leervak, 't welk door de practici wel het allerminst noodzakelijk zal worden geacht, n.1. het huüs inziens alleen bij Heeren Doktoren, Apothekers en dergelijiten thuis behoorende vak Scheikunde. De Scheikunde bezorgt den beoefenaars de kennis, welke noodig is om de voor velen oogenschijnlijk van weinig belang zijnde, doch in werkelijkheid machtige factoren, welke de wisselingen in de natuur doen plaats hebben, naar waarde te leeren schat ten. Het behoeft dan ook geen nader betoog, dat ze het verbond vormt tusschen vele der onderwezen vakken, en om een nauwkeurig en passend geheel te verkrijgen onontbeer lijk is. Dit blijkt ons o. a. bij het leervak kennis van den grond, waar het van zooveel belang is te weten, welke de scheikundige bestand- deelen van den grond zijn, (met het oog op 't aanbrengen van meststoffen"), als mede de scheikundige omzettingen welke in den grond plaats hebben, (wisselwerking van de plan- uitspreken, zouder dat het oog van hem, wien men zijn vertrouwen schenkt, op je rust, doet zoo goed, en voert zoo ver té ver. Nimmer zou hij bij kalm nadenken doze hartstochtelijke bekentenis hebben geuit. Reeds zijne bescheidenheid tegenover Caro lyne zou het hem verboden hebben. Daarna schreef hij nog aan Siddy. Wei nige, teedere regels. Hij deelde haar mede, dat zijn vader dood was, dat zijn oudste zuster, die aan een zeer geacht man getrouwd was, weldra naar Berlijn zou gaan, Waar haar man een goede betrekking gekregen had. Van de verhuisplannen vaD zijn moeder en zuster Lena schreef hij nog niets, daar hij hier over nog geen zekerheid had. Hij vertelde haar, dat het zijn plan was geweest, zoo spoedig mogelijk na de begrafenis terug te keeren. Maar hij wilde en kon zijn moeder nog niet verlaten en zou daarom nog acht dagen bljjven, hoe vurig zijn verlangen ook was om bjj zijne Siddy terug te zyn. Hij voelde het als eene behoefte en als plicht, te blijven. Niet zóó, na die hatelijke scène, wilde hij van zyne moeder schei den. Hij wilde haar, z(j zou hém eerst weder- vinden. Hy zou voor haar knielen en het hoofd weder in haar schoot leggen Maar zij was niet z ij n moeder alleen. Hare dochters, zijne zusters waren er nog, die niet gelooven en niet begrijpen konden, dat men innig liefhebben, trouw liefhebben kan en toch geen offer wil brengen. Maar zij bekenden zich niet, dat het een ongezond cffer ware geweest. Dan was er nog die vreemde man met zijn tenvoedlngstoffen, om ze daardoor opneem baar te maken voor de planten), terwijl tevens het scheikundig onderzoek veel nut kan aanbrengen. Ook bij de leervakken Bemestingsleer, Vee voeding, Zuivelbereiding en Plantkunde vervult de scheikunde een zeer gewichtige rol, en komt zo my, om de dingen helder in te zien, als onmisbaar voor. Dat kennis van den grond en grondver betering, behalve de desbetreffende zaken in verband met de scheikunde genoemd, zeer nuttig is, meen ik niet nader te behoeven te verdedigen, wijl ieder zich zeer goed zal kun nen voorstellen hoe dienstig het is te weten de wijze van het ontstaan, de samenstelling en het gebruik van de grondsoorten in Neder- land en van Noord-Holland in 't bijzonder. Te kennen de algemeene eischen ten behoeve van een weligen plantengroei, de eigenschap pen van den grond ten opzichte van water, lucht en temperatuur. De structuur van den grond, verbetering en verslechting der struc tuur door kunstmatige en natuurlijke invloe den. Doel van de verschillende wijzen van bewerking, werktuigen daarvoor in gebruik en tal van andere zaken, mede een schat van kennis, welke ons ten allen tijde ten dienste staat. Geheel in aansluiting met laatstgenoemd leervak is Bemestingsleerde leer die ons vertrouwd maakt met de waarde en samen stelling van natuurlyke en kunstmatige mest stoffen (en daar is nog al variatie in). De wyze van bewaring dier meststoffen en toepassing op de juiste plaats, en ter rechter tijd. Groene bemesting met vlinderbloemige en niet-vlinderbloemige gewassenbeoordee ling van de mestbebomte van den grond en het te telen gewas. Zie hier in 't kort een onontbeerlijke wetenschap voor den heden- daagschen landbouw. Niet minder belangrijk is de kennis van het leervak Veevoeding, temeer in onzen tijd, waarin tal van voedermiddelen dan landbou wers, onder verschillenden naam en vorm, in overvloed worden aangeboden. Willen wij die voedermiddelen naar waarde beoordeelen, dan dienen wij ons allereerst eens af te vragen, hoe de samenstelling en verrichting van het dierlijk lichaam is, om daarna eens te zien, of het voedermiddel wel datgene be vat, wat noodig is voor de instandhouding van het dierlijk lichaam. De spijsvertering, de absorptie [het over gaan van de voedingsstof uit den darm, door deu darmwand, in het bloed], do stofwisse ling [het proces dat wordt afgespeeld bij de ontleding der voedingsstoffen en de ontle- dingsproducien van de voedingsstoffen, als mede de vorming van nieuwe producten: vleesch, vet, been, melk, voortbrengen eener vracht en arbeid] waaromtrent zeker nog veel wanbegrip heerscht, mag den landbouwer geen geheim meer zijn. Het oordeelkundig samenstellen en toebe reiden van voeder voor de landbouwdieren, is ongetwijfeld voor de gezondheid der dieren van groot belang. Nauw samengaand met Veevoeding, is de kennis der Zuivelbereidingde invloedon door goede voedering verkregen, zullen zeker bijdragen tot het verkrijgen van normale melk, een eisch wolken men, wil men eenige kans hebben om goede producten te fabricee- reu, voorop mag stellen. Wij dienen wel te weten waaruit de grond stof' dor zuivelfabricatio bestaat, en welke omzettingen er, door verschillende invloeden, I in kunnen plaats hebben. [Het laatste met het oog op eene zorgvuldige behandeling j der melk]. De samenstelling der melk te leeren ken nen, zal dus zeer noodig zijn om haar te leeren kennen zullen wij de middelen om de melk nauwkeurig te onderzoeken, tot in bij zonderheden moeten kennen. De door dit onderzoek verkregen uitkomsten brengen het gewenschte materiaal om ieder leveran cier [aan fabrieken] zijn rechtmatig deel te betalen[deze uitbetaling zal het oprichten en voortbestaan van fokvereenfgingen bevor deren] terwijl, door het gedane onderzoek, vervalsching op de meest doeltreffende wijze wordt bestreden. Daar, waar zooveel nauwlettend werk aan de bereiding van het product dient vooraf te gaan, zal zeker de bereiding zelve alle zorg verdienen. Zoo zal het zeer zeker van groot belang zijn, de tot heden gevonden middelen om eene goede bereiding te helpen bevorderen, tot in bijzonderheden te kennen. De bestrijding der zich voordoende gebreken draagt veelal de kiem der genezing in zich. [Slot volgt]. (Niet geplaatste ingezonden stukken worden nimmer teruggegeven.) Geachte Heer Redacteur! Naar aanleiding van het geschrevene door den WelEd. heer Nobel en de heeren Best en Morra, inzake kalkbemesting, enz., ver zoek ik U, ook mij eenige plaatsruimte in uw blad te willen afstaan. Bij voorbaat be tuig ik U mijnen beleefden dank. Ik moet erkennen, dat de manier, waarop onze Rijkslandbonwleoraar over „Handel sprak, mij als importeur en handelaar in hulpmeststoffen onaangenaam aandeed en vraag mij of, of de heer Nobel straks niet zal erkennen, achteloos te zijn geweest tegen over den ernstigen, eerlijken hulpmest-han- delaf.r. Maar, waar wij handelaren ons ge voelig toonon bij dergelijke gevallen, daar mogen wij evenmin oen ander zijne kwaliteit vergeten en ik meon verplicht te zyn, open lijk mijaen geachten collega, den heer Morra, hot recht te ontzeggen om onzen eminenten Landbouwieeraar van „insinuëeren" te be schuldigen. Eerstens weten wij immers maar al te goed, hoe zwaar de taak is om altijd door te strij den tegen begrippen, die van Vader op Zoon zijn vastgeroest, en in de tweede plaats ligt het zeker op den weg van den heer Nobel, noen, is het zijn plicht, om voor een onzin nig gebruik van kalk te waarschuwen, omdat er agenten in hulpmeststoffen en vele land bouwers zijn, die bepaald meenen, kalk, veel kalk te moeten aanbrengen op gronden,die niet opbiuischen by eene overgieting met zoutzuur. Erkentelijk ben ik den heer Morra, waar deze den Handel tracht te beschermen, maar ik bon het niet met Z.Edl. eens, wat betreft de wijze, waarop Z.Edl.' meent dit hier te moe ten doen. Bovendien behoeft de heer Morra zich niet erg ongerust te maken, want als Z.Edl. het vertrouwen eenmaal werd geschon den door b. v. juiste raadgevingen en door leveringen, die eenige malen, aan het proef station onderzocht, werkelijk het gehalte bleken te bezitten waarop was verkocht, dan heeft onze Noord-Hollandsche boer gelukkig deze eigenschap nog behouden, zulks op zeer hoogen prijs te stellen, om te waardeeren en te hoogachten hèm, die zich zijn vertrouwen hoeft waardig gemaakt. Laten wij toch allen naast en waar het niot anders kan, flink tegenover elkander staan, altijd wakker sl rijdend met mannelijke wapens en ons do positie indenken van onze evenmenschen. Laten wij met elkander, de groote achtbaarheid, welke hij voortdurend als wet gaf, die meer den „zoon" der oude vrouw speelde, dan hij zelf. Ach, hij had zijn moeder niet alleen. Zij wederom wa3 met tallooze ketons gebon den aan die wereld, waarin zy tot dus ver geleefd had en over welker grenzen blik noch wensch heen reikte. Kalm en terughoudend ontmoette hij des avonds zijn zwager en de vrouwen weder. Den volgenden morgen gaf de voorberei- ding voor de begrafenis geen tijd en gelegenheid voor nieuwe kwesties. En j daarna reisden Frits en Sophie af. Dat Frits aan moeder beloofde, nog eens aan Wigus te schrjjven, hoorde deze niet. Moe der en Lena waren echter door deze belof ten heeleinaal getroost, want volgens hare vaste overtuiging schreef Frits Machin wondermooie brieven, die bij niemand hun uitwerking misten. Toen zij van het station terugkeerden, was het Wigus, als had hy zijn moeder opnieuw teruggekregen. Ook jegens Lena voelde hy zich meer broederlijk gestemd, ofschoon zij niet anders deed dan moppe ren, dat nu die paar rustdagen voorbij waren en zij nog dezen middag weer naar do zaak moest. Zijn moeder liep moeilijk. De zware dagen van opwinding hadden haar aan gegrepen, Wigus wilde haar steunen, Maar zij wees dat angstig af. Waar dat niet op leek 1 alsof zij een dame was Nu kwamen er een paar stille dagen, Zij vielen Wigus heel laDg. Zyn moeder was zoo vol liefde voor hem. Nu die Frits Machin, die haar zoo verlegen maakte en voor haar zoo'n autoriteit was, niet meer aanwezig was, durfde zij zich weder ver heugen in haar grooten jongen, die doctor en een fijne mijnheer gewerden was. In hnar gedachten evenwel was het tot dusverre geweesteen fijne mijnheer zijn en geld hebben En hot was toch ook bepaald niet goed van Wigus, dat hy zijn plicht als zoon terzijde zette en het zekere brood wegstiet. Doch als men zoo iets beleefd had als zy, zich tweemaal van schaamte en schando, wegens oneerlijkheid van haar echtgenoot, neergebogen had, dan dankte men den lieven God ervoor, als de zoon eerlijk bleef. Daarom wilde zij het hem gaarne ver geven. En zij genoot ook een stille vreugde wegens zyn andere spraak, zijn voorkomen, dat zy voornaam vond. lederen dag bezocht Wigus Schradin. Deze man had, in groote fijngevoeligheid, gestaan aan het graf van hem, die hem tweemaal bedrogen had. Frits Machin fluisterde Sophie in 'toor, toen hij Schradin op het kerkhof zag, dat Schradin ongetwijfeld gevoeld had, dat hij dit aan hem, zoo'n algemeen geacht per soon, verschuldigd was. „Zoolang u bier blijft, bezoekt u my wel verzocht Schradin den jongen man. Het waren goede, vredige uren. Wigus voelde het, dat de eenzame man niet heen- kwam over de smart, van den jongen, energieken deelgenoot in zijn neerslachtig^ stil bestaan afstand te moeten doen, maar dat geen toorn in zijn borst leefde. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 1