Donderdag 24 September 1003
17ste Jaargang No. 3873.
FEUILLETON.
HET NUT VAN HET
Landbouwonderwijs.
INGEZONDEN.
SCHA
A
1
ODRAAIT
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
I$tare&u SCMA&tltëM, ff^aass, D 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. \V 1\ RE L.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderliike nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer 5c
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bij dit nummer behoort een bijvoegsel,
(iemeente Kclingeu.
BEKENDMAKINGEN.
o—o
POLITIE.
Ter Secretarie dezer gemeente ziju inlich
tingen te bekomen omtrent 4 op de week
markt 1L achtergebleven schapen.
—o—o—o—
De Bnrgemeester a. i. der gemeente
Schagen Gezien de artikelen 8, 9, 10 en 12
der politieverordening van die gemeente;
verleent vergunning aan de tappers om op
Dinsdag den 29 September a. s.
muziek te laten maken, danspartijen te doen
plaats hebben, en na bezetten tijd te tappen.
Schagen, den 22 September 1903.
De Burgemeester a.i. voornoemd,
P. BUIS Jz.
—oo—oo—
Burgemeester en Wethouders van Schagen,
Gelet op art. 46 van de politie-verordening
voor die gemeente,
Brengen ter algemeene kennis, dat het op
Dinsdag 29 September a. s.
in het belang der openbare veiligheid is ver
boden, in de kom der gemeente, vanaf de
pnnten waar de daartoe betrekkelijke waar
schuwingen zijn geplaatst, anders dan stap
voets te rijden.
Overtreding wordt gestraft met eene boete
van ten hoogste f 25, of hechtenis van ten
hoogste 6 dagen.
Schagen, 22 September 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
P. BUIS Jz., L.-B.
De Secretaris, ROGGEVEEN, L.-S.
00OO00
De „Bond voor Staatspensionneering", opgericht te
Arnhem den 9 Sept. 1900, koninklijk goedgekeurd
14 Sept. 1902, doet een beroep op het rechtvaardig
heidsgevoel van alle vrouwen en mannen van Neder
land.
Het doel van den „Bond voor Staatspensionneering"
is een wet in het ieven te doen roepen, waarbij elle
vrouwen en mannen van Nederland gevrijwaard worden
tegen broodsgebrek op den ouden dag.
De „Bond voor Staatspensionneering" wil die
ouderdomsverzekering geregeld zien bij wijze van
onderlinge assurantie, door en onder het beheer van
den 8taat, zonder premiebetaling.
Evenals de Gemeenschap zorgt voor onderwijs in
allerlei takken, voor leger en vloot, voor de veilig
heid van alle burgers door politie en justitieeven
als zij de ontwikkeling van handel en nijverheid
bevordert, kortom alles in 't leven roept of in stand
houdt, wat dienstig kan zijn aan de welvaart
harer burgers, terwijl voor dit alles ook door allen,
ieder naar draagkracht wordt bijgedragen in de
belastingen, zoo ook wil de „Bond voor Staats
pensionneering" dat alle Nederlanders zoo
vrouwen als mannen door den Nederlandscben
Staat worden gewaarborgd tegen Broodsgebrek
op den ouden dag.
Broodsgebrek op den ouden dag achten wjj een der
ernstigste kwalen onzer samenleving
Wie Uwer mocht twijfelen aan de groote en heil
zame gevolgen, die een wet, als door den „Bond
voor Staatspensionneering" bedoeld, zal hebben op
onze samenleving, hij zie slechts om zich heen, om te
aanscbouweD het vele en naamlooze wee, dat door
duizenden ouden van dagen wordt geleden, en waar
onder ook zoovele jongere menschen gebukt gaan, als
op hen alleen de zorg voor oude vaders en moeders
wordt gelegd.
En wie mocht twijfelen aan het goed recht van
alle menschen op ouderdomspensioen, hij wjjze ons de
personen aan uit het tegenwoordig geslacht, die niet
hun aandeel hebben in het schragen der Gemeenschap
en daardoor geen rechten op ouderdomsverzekering
|i I u i s 1 tr s.
Roman van
IDA BOY-ED.
00000
17.
„Behoor ik aan haar Behoor ik aan mij
Wigus zat op het zolderkamertje, opge
wonden en ten prooi aan de bitterste ge
dachten.
Krachtig voelde hij de behoefte, zijn
hart verder voor Carolyne uit te storten.
In gedachten richtte hy ook de woorden,
die zijn pen in groote snelheid neerschreef,
tot Olga Soniakow.
Dat één seconde lang de blik harer don
kere oogen hem verward had, dat had hij
geheel vergeten.
Hij dacht zich die beide vrouwen bijna
als één. Als de rechtbank, waarvoor hij zijn
tw\jlel bracht. Als vertegenwoordigsters
eener wereld van vrijheid en ontwikkeling,
waar men hem begrijpen kon, begrijpen zou.
In zijn groote opgewondenheid sprak hij
zijn ziel meer uit, veel meer, dan anders
zijn gewoonte was. Somwijlen hield de
hoogmoed hem terug.
En dan, als hij de wanhoop van zijn
leven geschilderd had en ook de kloof
tusschen hem en zijn naaste bloedverwanten,
ontstaan buiten zijn wil, door de natuur,
door de macht der omstandigheden
toen sprak hij van Siddy.
Voor het donkere beeld verscheen hem
hare lichte, lachende gestalte tienmaal ver
leidelijker.
zouden kunnen doen gelden.
Wij welen, dat men ons op de zoogenaamde „niets-
nutteis" zal willen wijzen.
Maar toch, ook voor die menschen willen wij
ouderdomsverzekering
De „Bond voor Staatspensionneering" wil voor allen
een verzekering op den ouden dag, omdat, ook al
worden menschen aangewezen, die van dit recht
zonden boitengesloten moeten worden, die menschen
toch ook moeten kunnen leven ah ze oud ziju, en
hnn levensonderhond dan ten laste zal komen van
hen, die ook in den diepstgevallene een „mensch" zien 1
De „Bond voor Staatspensionneering" wil een
ouderdomsverzekering voor allen, als 't zekerste en
eenvoudigste middel om te weten, dat niemand meer
gebrek zal lijden als hij oud is en de Bond wil
voor die ouderdomsverzekering de tusschenkomst in
roepen van den Staat, ze geregeld zien zooals alles,
waarvoor particuliere krachten te kort schieten.
Ter bereiking van dit doel roepen wij opalle
vrouwen en mannen van Nederland I
Allen kunnen er iets voor doen, want: de „Bond
voor Staatspensionneering" is vrermd aan alle partij
politiek I en daarom toegankelijk voor menschen
van allerlei godsdienstige en politieke richtingen.
De „Bond voor Staatpensiooneering" bestaat thans
drie jaar en breidde zich sinds den dag van oprich
ting uit tot 93 aideelingen met 7800 leden. In aan
merking nemende de geringe middelen, die ons voor
propaganda ten dienste stonden, zien wij in deze
sterke toename het bewijs, dat de idéé„onderlinge
assurantie tegen broodsgebrek op den ouden dag door
en onder het beheer van den Staat," levensvat
baarheid heeft.
Maar dit is niet genoeg
Wanneer te eeniger tijd door de Volksvertegen
woordiging een wet op ouderdomsverzekering in be
handeling mocht worden genomen, dan zal het noodig
zijn, wil het streven van onzen Bond eenigen invloed
uitoefenen op de alsdan te nemen besluiten, dat
de leuze
Recht op ouderdomsverzekering
voor allen I niemand buitengesloten de leuze
zij van de groote meerderheid van het Nederland
se he volk.
Eu daarom dringen wij er bij alle vrouwen en
mannen van Nederland met allen ernst op aan, dat zij
zich als lid znllen aansluiten bij den „Bond voor
Staatspensionneering"
De minimum-contributie bedraagt 50 cents per
jaar, waarvoor men gratis ontvangt het maandorgaan
„De Nederland8che Pensioenpartij". Ter bevordering
onzer propaganda zij U echter een hooger contributie
aanbevolen.
Maar hoe dan ookMen worde lid en helpe zóó
bevorderen, dat geen ouden van dagen in Nederland
langer broodsgebrek behoeven te lijden.
Uwe opgave voor het lidmaatschap wordt inge
wacht bij den Algemeenen Secretaris A. Voorbrood,
Hovenierstraat 37, Arnhem, of op plaatsen waar af-
deelingen gevestigd zijn, bij de afd.-secretarissen.
Het Hoofdbestuur van den „Bond
voor Staatspensionneering"
G. Wieringa, Apotheker te Arnhem, Voorzitter.
H. Portheine Jr., Lid v /d. Gemeenteraad te Arn
hem, 2e Voorzitter.
A. Voorbrood, Lid v./d. Gemeenteraad te Arnhem,
Alg. Secretaris.
Mevr. M. Niemeyer—Henny, te Arnhem, 2e Secr.-
Bibliothecaresse.
Ds. P. A. Vis, te Beemster.
Elise Jochim, te Arnhem, Pcnningmeesteresse.
F. Hesselink, te Oosterbeek.
J. H. Hietink, te Zutphen.
Mevr. G. Ufkes—Mulder te O.-Pekela.
Pastoor N. Prins, te Aalsmeer.
Door ds
Oud-Leerlingen der Rijkslandbouwwinter-
school te Schagen.
ooooo—
Gevolg gevende aan het door U gedaan
verzoek om het oordeel der oud-leerlingen
te leeren kennen omtrent het nut van het
landbouwonderwijs, is het mij aangenaam in
Geen woord was hem te warm, te groot,
te innig, om zijn hartstocht voor dat lieve
schepseltje te schilderen.
Hare onschuld, in moeilijke omgeving zoo
streng bewaard, roerde hem opnieuw, nu
hy Carolyne daarover schreef.
Haar wensch om vooruit te komen, scheen
hem toe te zijn het rechtvaardige streven
van een fijn begaafd wezen. Voorspraak,
die hij voor haar te vinden hoopte, hare
ontwikkeling, die hij voor later verwachtte,
van dit alles sprak hij nog in zijn brief.
„Zoo was zij voor mij, wat voor den in
den duisteren kerker smaehtende, de zonne
straal is, die op hem neerschiet. Een mensch,
als ik, bestemd voor het schoonste levens
genot, een man, die van groote dingen
droomt, een, die hartstochtelijk er naar
streeft omhoog te komen, om, zooal geen
groot, dan toch een nuttig mensch te wor
de^ ik derf nog alles. Ik heb geen
levensgenot. Ik leid een ellendig bestaan.
Ik sta nog zoo laag, dat ik niet weet, of
i ik wel ooit naar mijn wensch kan voortgaan,
j Niets heb ik. Niets ben ik. En in deze
j mijn ellende is mij deze liefde een troost.
Alles voor mij is J nog een chnos achter
1 duisteren nevelsluier. Slechts deze liefde
bestaat, is zeker, is het licht.
„Uw verstand, geëerde mevrouw, keurt
mijn keus af. Ik zelf schrok dien dag, toen
ik mij had laten medeslepen, een arm
meisjeslot aan hot mjjne te biuden. Maar
uw hart zal het begrijpen, en misschien ge
troffen zijn, en den Btrijder de troostvolle
vreugde gunnen, die hij ondervindt wan
neer hy zich zijn toekomst denkt aan do
zijde van de geliefde jonge vrouw."
Wigus Hennegall was zijn zelfbeheer-
sching kwijt. Alle nadenken was heen. Zich
de volgende regelen mijn opinie daaromtrent
te beschrijven.
Om tot een goed geheel te komen, zal ik i
in 't kort de verschillende onderdeelen, en
dat zijn er vele, van het gegeven ouderwjjs, met
de daaraan verbonden voordeelen beschrijven,
om tenslotte een overzicht in het algemeen
te geven.
De oppervlakkige, oningewijde beschouwer
zal zich bij deze voorbereiding misschien
afvragen, of dan wel zooveel nattige zaken
ter leering worden aangeboden, wijl z. i z.
onder landbouwkunde slechts weinige zaken
zijn te vermelden.
Het prachtig geheel van landbouw- en
algemeene kennis, vorkregen door de uitge
breidheid van het onderwijs, is het juist, dat
mij zoo blij te moede stemt, om anderen op
te wekken te trachten die kennis machtig
te worden.
Allereerst begin ik dan, zonder dit als
hoofdvak te beschouwen, met het vak
Bedrijfsleer, de leer die in het bedrijf een
zoo gewichtige rol speelt. Niemand zal het
kurmen tegenspreken van hoe groot nut het
is te weten, onder welke vormen het bedrijf
fgroot of klein bedrijf] kan worden uitge
oefend, en welke de voor- en nadeelen dier
vormen zijn.
Welke vormen van vereeniging mede den
landbouw ten dienste staan, bijv. inkoop v&n
landbouwbenoodigd heden, verwerking en ver
koop van producten, verzekering, crediet,
fokkerij door middel van coöperatieve of
gewone vereenigingen, landbouwmaatschap-
pijen en welke, niet al meer.
Niet minder dienstig is het ook eens na te
gaan de rol van het geld in de samenleving,
verschillende ruilmiddelen, krediet, middelen
en instellingen daarvoor.
Voor-en nadeelen der verschillende vormen
van pacht en eigendom en Dog vele andere
dingen waarvan evenals bovengenoemde, de
uitvoering in onzen hedeudaiigschen landbouw
nog te veel veronachtzaamd, of aan derden
overgelaten wordt.
Kortom, een-onderdeel van het bedrijf, welker
kennis er veel toe kan en zal bijdragen om
betere toestanden te verkrijgen.
Nauw hiermee samengaand, alhoewel ten
onrechte nog zoo slecht gewaardeerd, is het
leervak boekhouden, de wetenschap, welke
ons op de meest duidelijke wijze in staat
stelt, schijnbare winst van werkelijks winst
te onderscheiden. De verkregen uitkomsten
zullen een richtsnoer zijn voor ons volgend
loven, om ons bedrijf en zaken daarmede
overeenkomstig, op de meest doeltreffende
wijze te regelen.
Wenden wij thans onze oogen naar een
leervak, 't welk door de practici wel het
allerminst noodzakelijk zal worden geacht,
n.1. het huüs inziens alleen bij Heeren
Doktoren, Apothekers en dergelijiten thuis
behoorende vak Scheikunde.
De Scheikunde bezorgt den beoefenaars de
kennis, welke noodig is om de voor velen
oogenschijnlijk van weinig belang zijnde,
doch in werkelijkheid machtige factoren,
welke de wisselingen in de natuur doen
plaats hebben, naar waarde te leeren schat
ten. Het behoeft dan ook geen nader betoog,
dat ze het verbond vormt tusschen vele der
onderwezen vakken, en om een nauwkeurig
en passend geheel te verkrijgen onontbeer
lijk is.
Dit blijkt ons o. a. bij het leervak kennis
van den grond, waar het van zooveel belang
is te weten, welke de scheikundige bestand-
deelen van den grond zijn, (met het oog op
't aanbrengen van meststoffen"), als mede de
scheikundige omzettingen welke in den grond
plaats hebben, (wisselwerking van de plan-
uitspreken, zouder dat het oog van hem,
wien men zijn vertrouwen schenkt, op je
rust, doet zoo goed, en voert zoo ver
té ver.
Nimmer zou hij bij kalm nadenken doze
hartstochtelijke bekentenis hebben geuit.
Reeds zijne bescheidenheid tegenover Caro
lyne zou het hem verboden hebben.
Daarna schreef hij nog aan Siddy. Wei
nige, teedere regels.
Hij deelde haar mede, dat zijn vader
dood was, dat zijn oudste zuster, die aan
een zeer geacht man getrouwd was, weldra
naar Berlijn zou gaan, Waar haar man een
goede betrekking gekregen had. Van de
verhuisplannen vaD zijn moeder en zuster
Lena schreef hij nog niets, daar hij hier
over nog geen zekerheid had. Hij vertelde
haar, dat het zijn plan was geweest, zoo
spoedig mogelijk na de begrafenis terug te
keeren. Maar hij wilde en kon zijn moeder
nog niet verlaten en zou daarom nog acht
dagen bljjven, hoe vurig zijn verlangen ook
was om bjj zijne Siddy terug te zyn.
Hij voelde het als eene behoefte en als
plicht, te blijven. Niet zóó, na die hatelijke
scène, wilde hij van zyne moeder schei
den.
Hij wilde haar, z(j zou hém eerst weder-
vinden.
Hy zou voor haar knielen en het hoofd
weder in haar schoot leggen
Maar zij was niet z ij n moeder alleen.
Hare dochters, zijne zusters waren er nog,
die niet gelooven en niet begrijpen
konden, dat men innig liefhebben, trouw
liefhebben kan en toch geen offer wil
brengen. Maar zij bekenden zich niet, dat
het een ongezond cffer ware geweest. Dan
was er nog die vreemde man met zijn
tenvoedlngstoffen, om ze daardoor opneem
baar te maken voor de planten), terwijl tevens
het scheikundig onderzoek veel nut kan
aanbrengen.
Ook bij de leervakken Bemestingsleer, Vee
voeding, Zuivelbereiding en Plantkunde
vervult de scheikunde een zeer gewichtige
rol, en komt zo my, om de dingen
helder in te zien, als onmisbaar voor.
Dat kennis van den grond en grondver
betering, behalve de desbetreffende zaken in
verband met de scheikunde genoemd, zeer
nuttig is, meen ik niet nader te behoeven te
verdedigen, wijl ieder zich zeer goed zal kun
nen voorstellen hoe dienstig het is te weten
de wijze van het ontstaan, de samenstelling
en het gebruik van de grondsoorten in Neder-
land en van Noord-Holland in 't bijzonder. Te
kennen de algemeene eischen ten behoeve
van een weligen plantengroei, de eigenschap
pen van den grond ten opzichte van water,
lucht en temperatuur. De structuur van den
grond, verbetering en verslechting der struc
tuur door kunstmatige en natuurlijke invloe
den. Doel van de verschillende wijzen van
bewerking, werktuigen daarvoor in gebruik
en tal van andere zaken, mede een schat van
kennis, welke ons ten allen tijde ten dienste
staat.
Geheel in aansluiting met laatstgenoemd
leervak is Bemestingsleerde leer die ons
vertrouwd maakt met de waarde en samen
stelling van natuurlyke en kunstmatige mest
stoffen (en daar is nog al variatie in).
De wyze van bewaring dier meststoffen en
toepassing op de juiste plaats, en ter rechter
tijd. Groene bemesting met vlinderbloemige
en niet-vlinderbloemige gewassenbeoordee
ling van de mestbebomte van den grond en
het te telen gewas. Zie hier in 't kort een
onontbeerlijke wetenschap voor den heden-
daagschen landbouw.
Niet minder belangrijk is de kennis van
het leervak Veevoeding, temeer in onzen tijd,
waarin tal van voedermiddelen dan landbou
wers, onder verschillenden naam en vorm, in
overvloed worden aangeboden. Willen wij
die voedermiddelen naar waarde beoordeelen,
dan dienen wij ons allereerst eens af te
vragen, hoe de samenstelling en verrichting
van het dierlijk lichaam is, om daarna eens
te zien, of het voedermiddel wel datgene be
vat, wat noodig is voor de instandhouding
van het dierlijk lichaam.
De spijsvertering, de absorptie [het over
gaan van de voedingsstof uit den darm, door
deu darmwand, in het bloed], do stofwisse
ling [het proces dat wordt afgespeeld bij de
ontleding der voedingsstoffen en de ontle-
dingsproducien van de voedingsstoffen, als
mede de vorming van nieuwe producten:
vleesch, vet, been, melk, voortbrengen eener
vracht en arbeid] waaromtrent zeker nog
veel wanbegrip heerscht, mag den landbouwer
geen geheim meer zijn.
Het oordeelkundig samenstellen en toebe
reiden van voeder voor de landbouwdieren,
is ongetwijfeld voor de gezondheid der dieren
van groot belang.
Nauw samengaand met Veevoeding, is de
kennis der Zuivelbereidingde invloedon
door goede voedering verkregen, zullen zeker
bijdragen tot het verkrijgen van normale
melk, een eisch wolken men, wil men eenige
kans hebben om goede producten te fabricee-
reu, voorop mag stellen.
Wij dienen wel te weten waaruit de grond
stof' dor zuivelfabricatio bestaat, en welke
omzettingen er, door verschillende invloeden,
I in kunnen plaats hebben. [Het laatste met
het oog op eene zorgvuldige behandeling
j der melk].
De samenstelling der melk te leeren ken
nen, zal dus zeer noodig zijn om haar te
leeren kennen zullen wij de middelen om de
melk nauwkeurig te onderzoeken, tot in bij
zonderheden moeten kennen. De door dit
onderzoek verkregen uitkomsten brengen
het gewenschte materiaal om ieder leveran
cier [aan fabrieken] zijn rechtmatig deel te
betalen[deze uitbetaling zal het oprichten
en voortbestaan van fokvereenfgingen bevor
deren] terwijl, door het gedane onderzoek,
vervalsching op de meest doeltreffende wijze
wordt bestreden.
Daar, waar zooveel nauwlettend werk aan
de bereiding van het product dient vooraf
te gaan, zal zeker de bereiding zelve alle
zorg verdienen. Zoo zal het zeer zeker van
groot belang zijn, de tot heden gevonden
middelen om eene goede bereiding te helpen
bevorderen, tot in bijzonderheden te kennen.
De bestrijding der zich voordoende gebreken
draagt veelal de kiem der genezing in zich.
[Slot volgt].
(Niet geplaatste ingezonden stukken worden
nimmer teruggegeven.)
Geachte Heer Redacteur!
Naar aanleiding van het geschrevene door
den WelEd. heer Nobel en de heeren Best
en Morra, inzake kalkbemesting, enz., ver
zoek ik U, ook mij eenige plaatsruimte in
uw blad te willen afstaan. Bij voorbaat be
tuig ik U mijnen beleefden dank.
Ik moet erkennen, dat de manier, waarop
onze Rijkslandbonwleoraar over „Handel
sprak, mij als importeur en handelaar in
hulpmeststoffen onaangenaam aandeed en
vraag mij of, of de heer Nobel straks niet
zal erkennen, achteloos te zijn geweest tegen
over den ernstigen, eerlijken hulpmest-han-
delaf.r. Maar, waar wij handelaren ons ge
voelig toonon bij dergelijke gevallen, daar
mogen wij evenmin oen ander zijne kwaliteit
vergeten en ik meon verplicht te zyn, open
lijk mijaen geachten collega, den heer Morra,
hot recht te ontzeggen om onzen eminenten
Landbouwieeraar van „insinuëeren" te be
schuldigen.
Eerstens weten wij immers maar al te goed,
hoe zwaar de taak is om altijd door te strij
den tegen begrippen, die van Vader op Zoon
zijn vastgeroest, en in de tweede plaats ligt
het zeker op den weg van den heer Nobel,
noen, is het zijn plicht, om voor een onzin
nig gebruik van kalk te waarschuwen, omdat
er agenten in hulpmeststoffen en vele land
bouwers zijn, die bepaald meenen, kalk, veel
kalk te moeten aanbrengen op gronden,die niet
opbiuischen by eene overgieting met zoutzuur.
Erkentelijk ben ik den heer Morra, waar
deze den Handel tracht te beschermen, maar
ik bon het niet met Z.Edl. eens, wat betreft de
wijze, waarop Z.Edl.' meent dit hier te moe
ten doen. Bovendien behoeft de heer Morra
zich niet erg ongerust te maken, want als
Z.Edl. het vertrouwen eenmaal werd geschon
den door b. v. juiste raadgevingen en door
leveringen, die eenige malen, aan het proef
station onderzocht, werkelijk het gehalte
bleken te bezitten waarop was verkocht, dan
heeft onze Noord-Hollandsche boer gelukkig
deze eigenschap nog behouden, zulks op zeer
hoogen prijs te stellen, om te waardeeren en
te hoogachten hèm, die zich zijn vertrouwen
hoeft waardig gemaakt.
Laten wij toch allen naast en waar het
niot anders kan, flink tegenover elkander
staan, altijd wakker sl rijdend met mannelijke
wapens en ons do positie indenken van onze
evenmenschen. Laten wij met elkander, de
groote achtbaarheid, welke hij voortdurend
als wet gaf, die meer den „zoon" der
oude vrouw speelde, dan hij zelf.
Ach, hij had zijn moeder niet alleen. Zij
wederom wa3 met tallooze ketons gebon
den aan die wereld, waarin zy tot dus
ver geleefd had en over welker grenzen
blik noch wensch heen reikte.
Kalm en terughoudend ontmoette hij des
avonds zijn zwager en de vrouwen weder.
Den volgenden morgen gaf de voorberei-
ding voor de begrafenis geen tijd en
gelegenheid voor nieuwe kwesties. En j
daarna reisden Frits en Sophie af. Dat
Frits aan moeder beloofde, nog eens aan
Wigus te schrjjven, hoorde deze niet. Moe
der en Lena waren echter door deze belof
ten heeleinaal getroost, want volgens hare
vaste overtuiging schreef Frits Machin
wondermooie brieven, die bij niemand hun
uitwerking misten.
Toen zij van het station terugkeerden,
was het Wigus, als had hy zijn moeder
opnieuw teruggekregen. Ook jegens Lena
voelde hy zich meer broederlijk gestemd,
ofschoon zij niet anders deed dan moppe
ren, dat nu die paar rustdagen voorbij
waren en zij nog dezen middag weer naar
do zaak moest.
Zijn moeder liep moeilijk. De zware
dagen van opwinding hadden haar aan
gegrepen,
Wigus wilde haar steunen, Maar zij wees
dat angstig af. Waar dat niet op leek 1
alsof zij een dame was
Nu kwamen er een paar stille dagen,
Zij vielen Wigus heel laDg. Zyn moeder
was zoo vol liefde voor hem. Nu die Frits
Machin, die haar zoo verlegen maakte en
voor haar zoo'n autoriteit was, niet meer
aanwezig was, durfde zij zich weder ver
heugen in haar grooten jongen, die doctor
en een fijne mijnheer gewerden was.
In hnar gedachten evenwel was het tot
dusverre geweesteen fijne mijnheer zijn
en geld hebben
En hot was toch ook bepaald niet goed
van Wigus, dat hy zijn plicht als zoon
terzijde zette en het zekere brood wegstiet.
Doch als men zoo iets beleefd had als zy,
zich tweemaal van schaamte en schando,
wegens oneerlijkheid van haar echtgenoot,
neergebogen had, dan dankte men den
lieven God ervoor, als de zoon eerlijk bleef.
Daarom wilde zij het hem gaarne ver
geven. En zij genoot ook een stille vreugde
wegens zyn andere spraak, zijn voorkomen,
dat zy voornaam vond.
lederen dag bezocht Wigus Schradin.
Deze man had, in groote fijngevoeligheid,
gestaan aan het graf van hem, die hem
tweemaal bedrogen had.
Frits Machin fluisterde Sophie in 'toor,
toen hij Schradin op het kerkhof zag, dat
Schradin ongetwijfeld gevoeld had, dat hij
dit aan hem, zoo'n algemeen geacht per
soon, verschuldigd was.
„Zoolang u bier blijft, bezoekt u my wel
verzocht Schradin den jongen man.
Het waren goede, vredige uren. Wigus
voelde het, dat de eenzame man niet heen-
kwam over de smart, van den jongen,
energieken deelgenoot in zijn neerslachtig^
stil bestaan afstand te moeten doen, maar
dat geen toorn in zijn borst leefde.
WORDT VERVOLGD.