SUS-, Aimtsilifi- LmiïOTlla! Zondag 4 October 1903 47ste Jaargang No. 3876 Bureau Faian, D 4. UitgeverP. TRAPMAN. MedewerkerJ. \X 1 R E L. EERSTE BLAD. Het nuwe Raadslid. Buitenlandsch Nieuws. Politiek overzicht der week. Plaatselijk Nieuws. GHAGE OURANT. Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTKNTIEN in het eerstuitkomeud nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60. Afzonderliike nummers 6 Cent. ADVERTÏCNTIEN van 1 tot 6 regels f 0.25 iedere regel meer 5c. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uit drie bladen. Gemeente Bs'cliagen. BEKENDMAKINGEN. OO POLITIE. Ter Secretarie dezer gemeente worden inlichtingen verzocht omtrent een verloren portemonnaie, inhoudende ongeveer zes gulden. —o—o— Koepokinenting. Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter algemeene kennis, dat gelegen heid tot kostelooze inenting en herinenting zal worden gegeven op Vrijdag den 9 Ootober a. s., des namiddags te 3'/2 uur, in de ge meenteschool, door den heer A. C. Melchior, gemeente-geneesheer alhier. Schagen, 29 September 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd, II. J POT. De Secretaris, ROGGEVEEN 1. S. Eene dorpsgeschiedenis uit de 18e eeuw. Alles klaar, Griet?" vraagt Jaap, de oude veldwachter, en overziet met kenners blik de raadkamer. „Ja, ik loof wel, dA 'k niks vergeten hew," antwoordt zijn vrouw,,'t is net as aars, en 'k hew 't al zoo veul jare dein. Je magge gerust kaike." Nu, 't is ook alles in orde. Op de van ouderdom waggelende tatel staat een looden inktstel met twee potjes, één voor inkt, en één, gesloten door een deksel met gaatjes, voor zand, Dwars daarover liggen een paar voeren pennen. „Best benne ze wel niet meister mocht ze wel ders vermake, maar och, ze skraive der hier niet veul mee 't ken ok nag wel toe," zegt Jaap. Midden op de tafel liggen een half dozgn lange Goudsche pijpen, elk met een naam er op, en daarnaast staat ter eener zijde een groote tabakspot en aan den anderen kant een komfoortje met een kooltje vuur er in. Om de tafel zijn de zeer oude stoelen met ver sleten matten zittingen gerangschiktde vloer is netjes met zand bestrooid, dat sierlijk in golfjes is gebezemd. „Ja, alles is in orde. Ze magge komme." Er zal raadsvergadering gehouden worden en lang duurt 't na Jaap's inspectie ook niet, of !t gebonk en geklots van klompen kondigt de komst aan van een of meer der vroede vaderen. 't Is de burgemeester, gevolgd door een paar raadsleden, boeren als hij. Met hulp van den veldwachter ontdoen zij zich van hunne dikke duffelsche jassen, nemen plaats en stoppen een pijp. Na eenige oogenblikken verschijnen er nog een paar, en nog een, en na de gebruikelijke begroeting ontspint zich weldra een gesprek over 't weer, de koeien, de keis en al de andere zaken, die een boer ter harte gaan. Twee dreunende slagen van de dorpsklok weerklinken, en bij dit sein overziet de burgemeester de ss Omgekomenen on zegt hij „Nou, wat denke jullie dervan? Zoue we de vergaring maar niet beginne En op een goedkeurend geknik en gemompel gaat hij voort, terwijl Jaap onderwjl de zes aanwezigen had voorzien van een kop der door zijne vrouw gezette koffie, met overmatig veel suiker „Jullie begraipe wel, weerom ik deuze vergaring hewwe wou. Gert Jansen, die zoolang lid van de raad weest is, hep 't ofleid. Dat wete jullie. We hewwe 'm de eer andein, dè we 'm mee begraven hewwe, maar nou moete we 'n aar voor m hewwe in de raad. Deerom magge We der nou wel deres over prate, wie we kieze zelle. Ik hew al deres neidocht en ik weet er wel ien, die ik er wel in hewwe wou, maar ik wil eerst eres hoore wat jullie zegge." Overtuigd van het groote gewicht van het oogenblik, zitten de overige leden stil voor zich te kijkener heerscht een stilte, die slechts atgebroken wordt door het opslurpen der koffie, ot het gesnerk van een pijp, die ietwat verstopt is, wat eindelijk een der boeren den raad doet geven„Je mag 'm wel ders deursteke Kees, hai laikt wel niet recht helder." Met donkeren blik kijkt de burgemeester den laatsten spreker aan, en zegt verder: «Ja, as jullie nou niks zegge, den wil ik jullie wel meedeele, wie ik docht hew, dat we neme moste." En terwijl er nieuws gierigheid zichtbaar wordt op de gerimpelde, verweerde boerengezichten, gaat hij voort «Ik hew zoo bai m'n aigen docht, we moste Kees Bouwer neme. Wat zoue jullie deervan denke?" „Die werkman bai main weest is?" vraagt een van allen. «Nou ja, dat was ie voor dat ie orven hep, maar nou zit ie der warmpies in." «Ja, zegt een derde, „hai hep 'n aardig spuitje zeuventien koeie, loof 'k wel. En den z'e bouwerai, joons, da 's ok puur." „Nei, Jaap, ik most maar gien koffie meer hewwe Train hep ze thuis ok op vuur staan geef main maar wat aars," zegt er een tegen den bode, die binnenkomt en vraagt „of ie nag eres intappe zei." De anderen betuigen hunne instemming met het idéé van hun collega, en Jaap, die wel weet wat met „wat aars" bedoeld wordt, komt spoedig daarna binnen met een blaadje, waarop een half dozijn glaasjes brandewijn met suiker staan. „Jonge, Jaap, je moste der main wat neut deur geven, da's goed voor de kou en ik ben wel 'n beetje droezig," oppert de burger vader, en terwijl geweldige rookwolken omhoog geblazen worden, zitten de edel- achtbaren zich weldra te verlustigen in den scherpen smaak van den lang niet onbesneden brandewijn. Mot dat al vordert de zaak niet hard. Dat begrijpt de voorzitter ook en daarom brengt hij de gedachten der vergaderden weder op de door hem op 't tapijt ge brachte zaak „Kaik", zegt hij, „ik loof niet, dat er wat op 'm te zeggen is, en nou die zoo wat ien van ons soort mensche worren is, docht ik zoo, da we hum maar neme moste." Dit gezegde, vol politieke slimheid stelde hij er niet ieder hunner met zich- zelven door gelijk maakt blijkbaar indruk op de anderen. Ten minste, al beel spoedig antwoordt er een „Ja, as d' are der niks op teugen hewwe, vind ik 't goed." De „aren" geven door zwijgend te knikken, hun goedkeuring te kennen al leen één is er, die 't niet hierbij laat, maar er tevens bg voegt „Ik hew hoort, dè, ze plan hewwe 'm ok in de kerkeraad te kieze. Der benne der dus meer, die wat in 'm zieneik ben der den ok niks teugen 't is niks gien kwaje kerel." Deze mededeeling, gevoegd bij de be tuiging, dat „ie niks gien kwaje kerel" is, waarmede bedoeld ;wordt, dat er van hem geen oppositie in den raad te wachten zal zgn, geeft den doorslag, en de voorzitter herneemt „Ik ben der blait om, dè we 't zoo gouw rooie kenne. We zelle 'm den maar neme. Jaap 11" Op dezen luiden uitroep verschijnt de ons bekende drager van dien naam, die eerbiedig in de deur blijft staan. De voorzitter zegt: „Jaap, je gane mur- genochend nei Kees Bouwer, en zegge teugen 'mDe groetenis van de burge meister en dat ie kozen is as lid van de raad en dat ie deerom vandaag over vier weke op de vergaring komme moet. Begrepe „Jawel, burgemeister, der zei niks an mekeere 1" Jaap verdwijnt en de voorzitter vervolgt „Aars loof ik niet, dat er wat te doen is voor vandaag. Of hep ien van jullie nag wat Niet Den zulle we maar denke, dat 't ofloopen is en deerom sluit ik de ver garing." En na nog een afzakkertje, dat Jaap hun bezorgt, verdwijnen de vroede mannen. „Goster, je zoue zoo zegge, deer laikt Jaap de veldwachter wel an te komme. Wat zou die moete Zoo zegt den volgenden morgen de vrouw van Kees Bouwer, terwijl de familie, man, vrouw, meiden en knechts, te „konkelen" zit. Bedaard keert Kees, die met zjjn rug naar 't raam zit, zich om, kijkt over 't ondergordijntje en zegt„Ja, 't is 'm. Hai hep zeker d'ien of are booskip, 'k Weet aars ok niet. We zelle 'm ofwaehte." Lang duurt dat wachten niet, want spoe dig klinkt het „Gemorge same 1 Goed met jullie „Ja, met jou ok, Jaap?" is 't antwoord op zijne begroeting, waarbij de boer tevens naar een stoel wijst. Jaap begrijpt natuurlijk dien wenk, de meiden en knechts schikken wat op zij en weldra zit ook hij in den kring. Wetende, hoe gewichtig de tijding is, die bij komt brengen, wacht hij niet lang met te zeggen „Bouwer, je moste de groetenis hewwe van de burgemeister, en die leit je wete, dè je kozen benDe voor lid van de raad, en dè je op de volgende vergaring ver wacht worre." Bouwer, die juist een geweldigen hap „keis en brood" in zjjn mond verwerkt, staakt verbaasd dezen arbeid, maar kauwt spoedig met eene guitige flikkering in 't oog weer door. En zoodra hij weer in staat is, j een woord te spreken, nadat hij de kruimels met een slok koifie heeft weggespoeld, antwoordt hjj „Zoo, hewwe ze main raaslid maakt Wel zoo 1 Nou, 't is goed, man, zeg maar teugen de burgemeister, dat ik der weze zei. es ze weer vergaring houwe." Zijne vrouw neemt de tijding minder kalm op. Met trotsche voldoening kijkt ze den kring rond en zegt„Nou Kees, ik füesisteer je, hoor! Da's puur!" en in haar blijdschap vraagt ze Jaap, wien ze reeds een kom koffie heeft ingeschonken „Doen je 'n konkelstik mee, Jaap Zonder antwoord af te wachten, ze weet toch wel, dat 't niet neen zal zijn snjjdt ze een stuk „keis en brood," waarbij de boter niet wordt gespaard. Jaap, die wel had uitgerekend, dat hij net op „kon- keltaid" bij Bouwer kon zijn, en reeds bij het binnenkomen een begeerigen blik had geworpen op de dik besmeerde stukken brood, laat zich ook niet lang noodigen, maar tast ferm toe. Wanneer hij verzadigd is, staat hy op, zeggende „Ik ken burgemeister dus zegge, dè je 't goed vinde, en dè je komme zelle?" „Jawel Jaap, zeg 'm dat maar." „Dank je voor je koppie, Meraitje 1 Dag samen! 't Beste met mekaar!" „Van 's gelaike 1 Dag Jaap 1" De dag voor de volger de vergadering is aangebroken. In den tyd, hieraan vooraf gegaan, is de benoeming van Kees Bouwer tot raadslid druk besproken in het dorp, maar Kees zelt heeft zich „leuk" gehouden. Hij heeft er niets van gezegd, en ternauwer nood bedankt voor de gelukwenschen zijner j kennissen alleen was het hem wel eens moeilyk, daarbij een glimlach te bedwingen. Alle toebereidselen voor de vergadering zijn weer door Jaap en z'n vrouw gemaakt, maar met de eene hand stevig blyft vast houden. Nieuwsgierig vraagt er eindelijk een „Hei je onderweeg 'n booskip dein voor de vrouw, Kees Eer nog 't antwoord komt tikt de voor zitter op de tafel en vraagt daardoor de algemeene aandacht. Hy opent de verga dering en wendt zich tot het nieuwe raadslid met de woorden „Kees Bouwer, je wete, dat wai je lesten kozen hewwe in de plaats van Gert, die dood is. We benne der blait om, dè je 't an- nomen hewwe en we hope, dè je trouw op de vergarings komme zelle en ok mee je best doen voor 't durp." De voorzitter ziet na deze woorden de aanwezigen rond en leest van hunne zwij gende gezichten instemming met zijne woorden. De beurt is thans aan Kees. Ieder begrypt dat en in gespannen verwachting zijn aller blikken op hem gevestigd. Zonder echter één woord te spreken, neemt deze het zakje van den rug en werpt dat op de tafel. In stomme verbazing zitten de overigen den boer aan te staren, te begrijpelijker, omdat de klank, die bij den worp op de tafel hun oor trelt, de hun zoo wélbekende klank van geld ishet is een zak met rijers, dien Kees op do tafel heeft geworpen 1 Een oogenblik is het doodstil in de raad kamer zelfs vergeten de boeren aan hun pijp te trekken met open mond zien ze el kaar en den nieuweling aan, en meer dan een onder hen begint er aan te twijfelen, af 't bij Kees Bouwer wel riebtig in de boven- en tegen het uur, waarop de raad gewoon V6rdieping is. Bouwer blyft met een volmaakt is te vergaderen, verschijnen dan ook de zes bceren, die de vorige maal den nieuwen collega hebben benoemd. Hun onderling gesprek loopt weer over even belangrijke onderwerpen als vier weken geleden en dat ze binnen een minimum van tyd allen zitten te dampen als kalkovens, spreekt van zelf. Eén stoel, er staan er nu zeven om de tafel, blyft nog onbezet, hetgeen eindelijk den voorzitter de opmerking ontlokt „Hai zei der toch zeker wel om denke Ieder begrypt, wie met „hai" wordt bedoeld, en ieder meent, prat op de eer tot de raadsleden te behooren, dat 't van zelf spreekt, dat hjj er wel om denken zal. De burgemeester is hierdoor echter toch nog niet heelemaal gerustgesteld en roept met verheffing van stem „Jaap Jaap komt uit zjjn bodekamertje en staat in afwachtend# houditsg bjj de deur. „Jaap, hei j'm nag ereis waarskuwt Ook Jaap begrijpt onmiddellijk datBouwer wordt bedoeld en antwoord» „Ja burgemeister, guster in de voor- ei ven d ben 'k nag bai 'm. weest, en toe hew 'k 't 'm nag zait, en toe hep ie belooft, dat ie komme zou. Nou kaik, deer komt ie al over de breg," vervolgt bi.i, door de ramen naar de brug wijzende, die van den dorpsweg naar het raadhuis leidt, „as je van de duvel prate, den trap j« tp z'n steert." Een donkere blik van den burgemeester doet Jaap het hoogst ongepaste van die laatste opmerking beseffen, en wyselijk we non hewwe kijkt hij dan ook zoo spoedig mogelijk een anderen kant uitweggaan naar zijn kamertje kan hij nog niet, omdat hij mis schien Bouwer's jas nog moest aannemen en ophangen. Daar treedt het nieuwe raadslid binnen. Bjj de deur wil hjj zich ontdoen van zijoe glimmend-zwart-geverfde Zondagsche klom pen niet waar, dat hoort toeh zoo, as je bai 'n aar in huis komme en den vooral in 't raadhuis maar Jaap, die hem van wege de herinnering aan de lekkere „stikken," (gustereivend trof hai 't net, dat ie der op koppiestaid was), alle vriendelijk heid wil bewjjzen, zegt met de hem eigen familiariteit: „Hou jjj je hulfte maar an, Kees, dat hoeft hier niet, We benne hier niet bai moeder de vrouw thuis." Bouwer volgt dien raad en begroet de aanwezigen met het gebruikeljjko „Dag samen dè je 'n stoel 't vergeten gaan deer „Dag Kees. Goed?" „Ja, met jullie ok „We dochte temet, wazze. Deer staat nag maar op zitte," zegt de burgemeester Kees klotst en bonkt met zjj'n „hulfte" over de nette zandgolfjes op den houten vloer naar de aangewezen plaafs en gaat zitten. „Trek je jas maar uit. Kees nag al warmpies," zegt Jaap. „Nei Jaap, 'k most 'm maar anhouwe hew 'k zoo docht." Nu Jaap ziet, dat zijne hulp niet wordt begeerd, trekt hjj zich in zjjn bodekamertje terug. Het gesprek tusschen de aanwezige raads leden heeft door het binnentreden van Bouwer een einde genomen. Met eenige verwondering kijken zij allen hem aan, want hjj draagt een zakje over den schouder op den rug, dat hjj niet aflegt, kalm, doodleuk gezicht zwijgen. Eindelijk werpt de burgemeester zich op als tolk van aller verbazing, door hem to vragen „Wa'a dat nou Wat hei je deermee voor Kees Nu eindelijk verbreekt deze zjjn stilzwijgen en zegt „Wa 'k deermee voor hew' dè zei 'k jullie zegge. Toe 'k nag arm was en boere werk man, toe keke jullie niet nei me om, en toe zoue jullie der niet over docht hewwe, om main te kieze. Dat hewwe jullie nou dein, omda 'k nou geld hew. Dat hew 'k dalijk wel snapt. Dat geld hep 't mo dus dein. Den moet dat geld ok maar voor me spreke." En de oogen daarna op den zak richtende, gaat hij voort „Spreek den nou Zeg non eres wat Eenige oogenblikken gaan voorbij, waarin het diepste stilzwijgen bewaard blijft, terwijl de verbazing der boeren zoo mogelijk nog grooter wordt. Daarop vervolgt Kees „Ja, zie je, dat geld zait niks. En as dat nou maar altaid niks zait, hewwe jullie der ok niks an, dat ik hier ben. Ik zei den ok maar weer vortgaan en nletmeer veromkomme." En, den zak opnemende, dien hij weer over den schouder slaat, staat Kees op, begeeft zich klotsende naar de deur, keert zich daar nog eens om, ten einde den gewonen groet „G'en dag samen", te laten hooren, en ver dwijnt voorgoed uit de raadkamer. De burgemeester is de eerste, die het alge meens stilzwijgen de andere boeren hiel den zich onledig met het onderzoek van hunne inmiddels uitgogane pijpen verbreekt door te zeggen: „Deer benne we den leelik invlogen, marine 1 Nou benne we nag even veer. Wie moete („N. R. Crt.") In een vorige beschouwing zetten wij uit een, dat Engeland en Frankrjjk blijkbaar bezig waren, om Bulgarije in een oorlog met Turkije to wikkelen. Aan deze dubbelzinnige politiek heeft het Oostenrijksche kabinet een einde gemaakt. Nadat hot op de nota van Bulgarije zeer beslist zijne meening had ge zegd, hebben thans ook Engeland en Frankrijk hun standpunt in de kwestie uiteengezet. Beiden hebben verklaard, dat Bulgarije zich zoowel als Turkije bij het hervormingsplan van Oostenrijk en Rusland hebben neer te leggen. Balfonr, de minister-president, heeft zijne meoning omtrent deze aangelegenheid in een brief aan den aartsbisschop van Canterbnry nog nader verklaard. Hij zegt daarin, dat de opstandelingen lang de deernis niet ver dienen, die hen van verschillende zijdon ten deel valt. Wel erkent hij daarin, dat de Turken meermalen de grenzen der humaniteit hebben overschreden, doch daarop laat hij volgen, dat de insurgenten nog veel erger hebben gedaan. Zij hebben de gewelddaden uitgelokt. Die opvatting van den minister wordt door velen niet gedeeld. In een monster-bijeenkomst t is hier I te honden is op heftige wijze tegen de Turksche gruwelen geprotesteerd. Vele hooge geestelijken,benevens oen vijftigtal parlements leden, hebben hunne adhesie aan dit protest geschonken. Toen indertijd de Engelsche kerk door enkele Boeren vrienden werd opgeroepen, om zich tegen de baudeloozo wijze van oorlogvoeren in Zuid-Afrika te verzetten, was er onder de Anglicaansche bisschoppen niet één, die daarover een afkeurend woord sprak. Deze voorgangers in liefde en gerechtig heid trekken het kleed van humaniteit aan, wanneer dit de belangen van John Buil niet kan schaden. Uit de antwoorden van Duitschland, Engeland en Frankrijk is af te leiden, dat de beslissingin de Balkan-aangelegenheden geheel in handen van Rusland en Oostenrijk is gelegd. Onbetwist wordt hun beider recht van invloed erkend. Het schijnt, dat thans ook Turkije en Bulgarije het veelbesproken plan der voogden willen aanvaarden. Merkwaardig Is het zeker, dat, terwijl thans ieder den inhoud van het hervormingsplan onderschrijft, niemand het voor practisch uitvoerbaar houdt. De insurgenten denken er beslist zóó over. Zij hebben duidelijk en onomwonden te kennen gegeven, van de lapmiddelen hunner zoo genaamde beschermers niet gediend te zjjn. Zij blijven de autonomie van Macedonië eischen, in denzelfden geest als Kreta die bezit. Macedonië, onder een christen-gouverneur, moet bestuurd worden door christen-ambte naren. De inkomsten van den Staat moeten uitsluitend in 't belang van het land besteed worden. Alle stammen, Bulgaren, Serven, Grieken, Wallachen en Turken behooren dezelfde rechten te verkrijgen. Doch voor deze eischen hebben de opstandelingen de medewerking van Europa noodig. De mogend heden hebben evenwel verklaard, dat zij tegen een zelfstandig Macedonië zijn. Van Turkije hebben de opstandelingen evenmin iets te verwachten. Een autonoom Macedonië is de ondergang van het Turksche rijk in Europa. Griekenland, Roemenië, Bul garije, Servië, Bosnië en Montenegro omzoom don de kern van het Turksche rijk. Hun gemis trof het Sultanaat niet doodelijk. Het ondermijnde zijn kracht, zonder die evenwel to breken. Kreta was slechts een afgelegen aanhangsel, welks gemis niet gevoeld werd. Doch Macedonië, met Adrianopel en Salonika vormt het lichaam van den Staat. Een Tnrksch rijk, alleen bestaande nit Konstantinopel, zonder beteekeuend achterland, met eene kust streek langs de zee van Marmora, is ondenk baar. Het behoud van Macedonië, waarmee tevens dat van Albanië en Oud-Servië samen valt, is een levenskwestie voor het Khalifaat in dit werelddeel. Natuurlijk zjjn thans aller oogen naar Weenen gericht, waar Czaar Alexander op dit oogenblik vertoeft. Opmer kelijk was het, dat bij de ontvangst de houding der bevolking uiterst koel was. Zeker is het, dat er in den Donaustaat velen zijn, die Rus land niet vertrouwen. En daar zijn ook wel redenen voor! Officiëel wordt Bulgarije met Rusland's ongenade bedreigd, zoo het zijne stamgenooten ter hulpe mocht snellen. In strijd daarmee zijn evenwel verschillende handelingen, die zoo nu en dan aan het licht komen. Thans weer wordt bevestigd, dat Rusland Bulgarije in zijne bewapening krachtig steunt. Nog dezer dagen zijn een millioen patronen nit Rusland te Burgos voor Bulgarije gelost. Het tekort aan paarden werd uit Rusland aangevuld, door transporten overgebracht in torpedobooten, die daarvoor verder den Donau opvoeren, dan zij volgens de contracten het recht hadden. Al laat nu eene regeering hare ontstemming bij het vernemen van zulke handelingen niet dadelijk blijken, op het gelaat des volks, dat niet tot een offioiëelen glimlach wordt gedwongen, is de fwijfel in de goede trouw wel merkbaar. Wat moet een gevoelig volk ook wel denken, als het des Czaren woorden vergelijkt bij zijne daden Hervormingen worden voor Macedonië geëischt, de willekeur van den tiran moet aan banden worden gelegd, en in het eigen gebied van dien Czaar wordt eeD geheel volk, dat in beschaving en ontwikkeling vorre boven de Macedoniërs ver heven is, door de willekeur van den autocraat als natie vermoord. Het arme, vertrapte Finland wordt thans van zijn laatste recht beroofd. Bij keizerlijke ukaso is bekend geanaakt, dat de Finsche munt met 1 Januari 1904 wordtingetrokken, eu dat het Russisch geld voortaan alleen gaDgbaar zal zijn in Finland. Is het wonder, dat bij al de wederrechtelijke handelingen, die uit Rusland ons ter oore komen, in Italië stemmen opgaan, om den Czaar bij zijn be zoek aan Rome met protest te ontvangen Voor de Italiaansche regeering wordt dit een teere zaak. De leiders dezer protestpartij worden van velo zijden uitdrukkelijk ver zocht, om in het belang van land en volk van die kwetsende ovatie af te zien. Uit Rus land dreigt men zelfs met wedervergelding op de in Rusland wonende Italianen, zoo de Czaar beleedigend ontvangen wordt. Wat de Czaar in Rome doen moei Zul het een gewoon beleefdheidsbezoek zijn, of staat die overkomst ook met de politiek in verband Mon raadt er naar, doch weet het niet. 'tKau zijn dat er van gedachten gewisseld wordt over de verhoudingen in de Middel- landsche Zee. Zeer onwaarschijnlijk is het niet, dat er belangrijke veranderingen in den staatkundigen toestand van Barbarije znllcn plaats hebben. Schagen, 3 October 1903. De een zei: dat ze stug was, de ander, dat de boel vast zat, doch allen waren het met elkander eens, dat er een pc- drukte stemming Donderdag op de maikt heerschte. Dat het juist Groote Verzoendug was, trof bij den flauwen handel ook niet bijzonder. Wij kunnen bjj deze gegevens, in j ons overzicht dan ook zeer kort zijn. Vette koeien en dito gelde prijshoudend stug, kalf- i koeien iets meer gewild, doch ook trekkend, vette schapen idem, idem door ongunstige berichten uit Londen. De heer Z. te Bnr- 1 singerhorn kreeg de hoogste markt met f27 60. Vette varkenB, die zich eenige weken staande

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 1