SUS-,
Aimtsilifi- LmiïOTlla!
Zondag 4 October 1903
47ste Jaargang No. 3876
Bureau Faian, D 4.
UitgeverP. TRAPMAN.
MedewerkerJ. \X 1 R E L.
EERSTE BLAD.
Het nuwe Raadslid.
Buitenlandsch Nieuws.
Politiek overzicht der week.
Plaatselijk Nieuws.
GHAGE
OURANT.
Dit blad verschijnt tweemaal per week Woensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
ADVERTKNTIEN in het eerstuitkomeud nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 8.60.
Afzonderliike nummers 6 Cent.
ADVERTÏCNTIEN van 1 tot 6 regels f 0.25 iedere regel meer 5c.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit drie bladen.
Gemeente Bs'cliagen.
BEKENDMAKINGEN.
OO
POLITIE.
Ter Secretarie dezer gemeente worden
inlichtingen verzocht omtrent een verloren
portemonnaie, inhoudende ongeveer zes gulden.
—o—o—
Koepokinenting.
Burgemeester en Wethouders van Schagen,
brengen ter algemeene kennis, dat gelegen
heid tot kostelooze inenting en herinenting
zal worden gegeven op Vrijdag den 9 Ootober
a. s., des namiddags te 3'/2 uur, in de ge
meenteschool, door den heer A. C. Melchior,
gemeente-geneesheer alhier.
Schagen, 29 September 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
II. J POT.
De Secretaris,
ROGGEVEEN 1. S.
Eene dorpsgeschiedenis uit de 18e eeuw.
Alles klaar, Griet?" vraagt Jaap, de
oude veldwachter, en overziet met kenners
blik de raadkamer.
„Ja, ik loof wel, dA 'k niks vergeten
hew," antwoordt zijn vrouw,,'t is net as
aars, en 'k hew 't al zoo veul jare dein.
Je magge gerust kaike."
Nu, 't is ook alles in orde. Op de van
ouderdom waggelende tatel staat een looden
inktstel met twee potjes, één voor inkt, en
één, gesloten door een deksel met gaatjes,
voor zand, Dwars daarover liggen een paar
voeren pennen. „Best benne ze wel niet
meister mocht ze wel ders vermake, maar
och, ze skraive der hier niet veul mee
't ken ok nag wel toe," zegt Jaap. Midden
op de tafel liggen een half dozgn lange
Goudsche pijpen, elk met een naam er op,
en daarnaast staat ter eener zijde een groote
tabakspot en aan den anderen kant een
komfoortje met een kooltje vuur er in. Om
de tafel zijn de zeer oude stoelen met ver
sleten matten zittingen gerangschiktde
vloer is netjes met zand bestrooid, dat
sierlijk in golfjes is gebezemd. „Ja, alles
is in orde. Ze magge komme."
Er zal raadsvergadering gehouden worden
en lang duurt 't na Jaap's inspectie ook
niet, of !t gebonk en geklots van klompen
kondigt de komst aan van een of meer der
vroede vaderen.
't Is de burgemeester, gevolgd door een
paar raadsleden, boeren als hij. Met hulp
van den veldwachter ontdoen zij zich van
hunne dikke duffelsche jassen, nemen plaats
en stoppen een pijp. Na eenige oogenblikken
verschijnen er nog een paar, en nog een,
en na de gebruikelijke begroeting ontspint
zich weldra een gesprek over 't weer, de
koeien, de keis en al de andere zaken, die
een boer ter harte gaan.
Twee dreunende slagen van de dorpsklok
weerklinken, en bij dit sein overziet de
burgemeester de ss Omgekomenen on zegt hij
„Nou, wat denke jullie dervan? Zoue
we de vergaring maar niet beginne
En op een goedkeurend geknik en
gemompel gaat hij voort, terwijl Jaap
onderwjl de zes aanwezigen had voorzien
van een kop der door zijne vrouw gezette
koffie, met overmatig veel suiker
„Jullie begraipe wel, weerom ik deuze
vergaring hewwe wou. Gert Jansen, die
zoolang lid van de raad weest is, hep
't ofleid. Dat wete jullie. We hewwe 'm
de eer andein, dè we 'm mee begraven
hewwe, maar nou moete we 'n aar voor m
hewwe in de raad. Deerom magge We der
nou wel deres over prate, wie we kieze
zelle. Ik hew al deres neidocht en ik weet
er wel ien, die ik er wel in hewwe wou,
maar ik wil eerst eres hoore wat jullie
zegge."
Overtuigd van het groote gewicht van
het oogenblik, zitten de overige leden stil
voor zich te kijkener heerscht een stilte,
die slechts atgebroken wordt door het
opslurpen der koffie, ot het gesnerk van
een pijp, die ietwat verstopt is, wat eindelijk
een der boeren den raad doet geven„Je
mag 'm wel ders deursteke Kees, hai laikt
wel niet recht helder." Met donkeren blik
kijkt de burgemeester den laatsten spreker
aan, en zegt verder:
«Ja, as jullie nou niks zegge, den wil
ik jullie wel meedeele, wie ik docht hew,
dat we neme moste." En terwijl er nieuws
gierigheid zichtbaar wordt op de gerimpelde,
verweerde boerengezichten, gaat hij voort
«Ik hew zoo bai m'n aigen docht, we
moste Kees Bouwer neme. Wat zoue jullie
deervan denke?"
„Die werkman bai main weest is?"
vraagt een van allen.
«Nou ja, dat was ie voor dat ie orven
hep, maar nou zit ie der warmpies in."
«Ja, zegt een derde, „hai hep 'n aardig
spuitje zeuventien koeie, loof 'k wel. En
den z'e bouwerai, joons, da 's ok puur."
„Nei, Jaap, ik most maar gien koffie
meer hewwe Train hep ze thuis ok op vuur
staan geef main maar wat aars," zegt er
een tegen den bode, die binnenkomt en
vraagt „of ie nag eres intappe zei." De
anderen betuigen hunne instemming met
het idéé van hun collega, en Jaap, die wel
weet wat met „wat aars" bedoeld wordt,
komt spoedig daarna binnen met een
blaadje, waarop een half dozijn glaasjes
brandewijn met suiker staan. „Jonge,
Jaap, je moste der main wat neut deur
geven, da's goed voor de kou en ik ben
wel 'n beetje droezig," oppert de burger
vader, en terwijl geweldige rookwolken
omhoog geblazen worden, zitten de edel-
achtbaren zich weldra te verlustigen in
den scherpen smaak van den lang niet
onbesneden brandewijn.
Mot dat al vordert de zaak niet hard.
Dat begrijpt de voorzitter ook en daarom
brengt hij de gedachten der vergaderden
weder op de door hem op 't tapijt ge
brachte zaak
„Kaik", zegt hij, „ik loof niet, dat er
wat op 'm te zeggen is, en nou die zoo
wat ien van ons soort mensche worren is,
docht ik zoo, da we hum maar neme moste."
Dit gezegde, vol politieke slimheid
stelde hij er niet ieder hunner met zich-
zelven door gelijk maakt blijkbaar
indruk op de anderen. Ten minste, al beel
spoedig antwoordt er een
„Ja, as d' are der niks op teugen hewwe,
vind ik 't goed."
De „aren" geven door zwijgend te
knikken, hun goedkeuring te kennen al
leen één is er, die 't niet hierbij laat, maar
er tevens bg voegt
„Ik hew hoort, dè, ze plan hewwe 'm ok
in de kerkeraad te kieze. Der benne der
dus meer, die wat in 'm zieneik ben
der den ok niks teugen 't is niks gien
kwaje kerel."
Deze mededeeling, gevoegd bij de be
tuiging, dat „ie niks gien kwaje kerel" is,
waarmede bedoeld ;wordt, dat er van hem
geen oppositie in den raad te wachten zal
zgn, geeft den doorslag, en de voorzitter
herneemt
„Ik ben der blait om, dè we 't zoo gouw
rooie kenne. We zelle 'm den maar neme.
Jaap 11"
Op dezen luiden uitroep verschijnt de
ons bekende drager van dien naam, die
eerbiedig in de deur blijft staan.
De voorzitter zegt: „Jaap, je gane mur-
genochend nei Kees Bouwer, en zegge
teugen 'mDe groetenis van de burge
meister en dat ie kozen is as lid van de
raad en dat ie deerom vandaag over vier
weke op de vergaring komme moet.
Begrepe
„Jawel, burgemeister, der zei niks an
mekeere 1"
Jaap verdwijnt en de voorzitter vervolgt
„Aars loof ik niet, dat er wat te doen
is voor vandaag. Of hep ien van jullie nag
wat Niet Den zulle we maar denke, dat
't ofloopen is en deerom sluit ik de ver
garing."
En na nog een afzakkertje, dat Jaap
hun bezorgt, verdwijnen de vroede mannen.
„Goster, je zoue zoo zegge, deer laikt
Jaap de veldwachter wel an te komme.
Wat zou die moete
Zoo zegt den volgenden morgen de vrouw
van Kees Bouwer, terwijl de familie, man,
vrouw, meiden en knechts, te „konkelen" zit.
Bedaard keert Kees, die met zjjn rug
naar 't raam zit, zich om, kijkt over 't
ondergordijntje en zegt„Ja, 't is 'm. Hai
hep zeker d'ien of are booskip, 'k Weet
aars ok niet. We zelle 'm ofwaehte."
Lang duurt dat wachten niet, want spoe
dig klinkt het
„Gemorge same 1 Goed met jullie
„Ja, met jou ok, Jaap?" is 't antwoord
op zijne begroeting, waarbij de boer tevens
naar een stoel wijst. Jaap begrijpt natuurlijk
dien wenk, de meiden en knechts schikken
wat op zij en weldra zit ook hij in den
kring. Wetende, hoe gewichtig de tijding
is, die bij komt brengen, wacht hij niet
lang met te zeggen
„Bouwer, je moste de groetenis hewwe
van de burgemeister, en die leit je wete,
dè je kozen benDe voor lid van de raad,
en dè je op de volgende vergaring ver
wacht worre."
Bouwer, die juist een geweldigen hap
„keis en brood" in zjjn mond verwerkt,
staakt verbaasd dezen arbeid, maar kauwt
spoedig met eene guitige flikkering in 't oog
weer door. En zoodra hij weer in staat is, j
een woord te spreken, nadat hij de kruimels
met een slok koifie heeft weggespoeld,
antwoordt hjj
„Zoo, hewwe ze main raaslid maakt
Wel zoo 1 Nou, 't is goed, man, zeg maar
teugen de burgemeister, dat ik der weze
zei. es ze weer vergaring houwe."
Zijne vrouw neemt de tijding minder
kalm op. Met trotsche voldoening kijkt ze
den kring rond en zegt„Nou Kees, ik
füesisteer je, hoor! Da's puur!" en in haar
blijdschap vraagt ze Jaap, wien ze reeds
een kom koffie heeft ingeschonken
„Doen je 'n konkelstik mee, Jaap
Zonder antwoord af te wachten, ze
weet toch wel, dat 't niet neen zal zijn
snjjdt ze een stuk „keis en brood," waarbij
de boter niet wordt gespaard. Jaap, die
wel had uitgerekend, dat hij net op „kon-
keltaid" bij Bouwer kon zijn, en reeds bij
het binnenkomen een begeerigen blik had
geworpen op de dik besmeerde stukken
brood, laat zich ook niet lang noodigen,
maar tast ferm toe.
Wanneer hij verzadigd is, staat hy op,
zeggende
„Ik ken burgemeister dus zegge, dè je
't goed vinde, en dè je komme zelle?"
„Jawel Jaap, zeg 'm dat maar."
„Dank je voor je koppie, Meraitje 1 Dag
samen! 't Beste met mekaar!"
„Van 's gelaike 1 Dag Jaap 1"
De dag voor de volger de vergadering is
aangebroken. In den tyd, hieraan vooraf
gegaan, is de benoeming van Kees Bouwer
tot raadslid druk besproken in het dorp,
maar Kees zelt heeft zich „leuk" gehouden.
Hij heeft er niets van gezegd, en ternauwer
nood bedankt voor de gelukwenschen zijner j
kennissen alleen was het hem wel eens
moeilyk, daarbij een glimlach te bedwingen.
Alle toebereidselen voor de vergadering
zijn weer door Jaap en z'n vrouw gemaakt,
maar met de eene hand stevig blyft vast
houden. Nieuwsgierig vraagt er eindelijk
een
„Hei je onderweeg 'n booskip dein voor
de vrouw, Kees
Eer nog 't antwoord komt tikt de voor
zitter op de tafel en vraagt daardoor de
algemeene aandacht. Hy opent de verga
dering en wendt zich tot het nieuwe raadslid
met de woorden
„Kees Bouwer, je wete, dat wai je lesten
kozen hewwe in de plaats van Gert, die
dood is. We benne der blait om, dè je 't an-
nomen hewwe en we hope, dè je trouw op
de vergarings komme zelle en ok mee je
best doen voor 't durp."
De voorzitter ziet na deze woorden de
aanwezigen rond en leest van hunne zwij
gende gezichten instemming met zijne
woorden.
De beurt is thans aan Kees. Ieder begrypt
dat en in gespannen verwachting zijn aller
blikken op hem gevestigd. Zonder echter
één woord te spreken, neemt deze het
zakje van den rug en werpt dat op de tafel.
In stomme verbazing zitten de overigen
den boer aan te staren, te begrijpelijker,
omdat de klank, die bij den worp op de
tafel hun oor trelt, de hun zoo wélbekende
klank van geld ishet is een zak met
rijers, dien Kees op do tafel heeft geworpen 1
Een oogenblik is het doodstil in de raad
kamer zelfs vergeten de boeren aan hun
pijp te trekken met open mond zien ze el
kaar en den nieuweling aan, en meer dan
een onder hen begint er aan te twijfelen, af
't bij Kees Bouwer wel riebtig in de boven-
en tegen het uur, waarop de raad gewoon V6rdieping is. Bouwer blyft met een volmaakt
is te vergaderen, verschijnen dan ook de
zes bceren, die de vorige maal den nieuwen
collega hebben benoemd. Hun onderling
gesprek loopt weer over even belangrijke
onderwerpen als vier weken geleden en
dat ze binnen een minimum van tyd allen
zitten te dampen als kalkovens, spreekt
van zelf. Eén stoel, er staan er nu zeven
om de tafel, blyft nog onbezet, hetgeen
eindelijk den voorzitter de opmerking
ontlokt
„Hai zei der toch zeker wel om denke
Ieder begrypt, wie met „hai" wordt
bedoeld, en ieder meent, prat op de eer
tot de raadsleden te behooren, dat 't van
zelf spreekt, dat hjj er wel om denken zal.
De burgemeester is hierdoor echter toch
nog niet heelemaal gerustgesteld en roept
met verheffing van stem
„Jaap
Jaap komt uit zjjn bodekamertje en staat
in afwachtend# houditsg bjj de deur.
„Jaap, hei j'm nag ereis waarskuwt
Ook Jaap begrijpt onmiddellijk datBouwer
wordt bedoeld en antwoord»
„Ja burgemeister, guster in de voor-
ei ven d ben 'k nag bai 'm. weest,
en toe hew 'k 't 'm nag zait, en toe
hep ie belooft, dat ie komme zou. Nou
kaik, deer komt ie al over de breg,"
vervolgt bi.i, door de ramen naar de brug
wijzende, die van den dorpsweg naar het
raadhuis leidt, „as je van de duvel prate,
den trap j« tp z'n steert."
Een donkere blik van den burgemeester
doet Jaap het hoogst ongepaste van die
laatste opmerking beseffen, en wyselijk we non hewwe
kijkt hij dan ook zoo spoedig mogelijk een
anderen kant uitweggaan naar zijn
kamertje kan hij nog niet, omdat hij mis
schien Bouwer's jas nog moest aannemen
en ophangen.
Daar treedt het nieuwe raadslid binnen.
Bjj de deur wil hjj zich ontdoen van zijoe
glimmend-zwart-geverfde Zondagsche klom
pen niet waar, dat hoort toeh zoo, as
je bai 'n aar in huis komme en den vooral
in 't raadhuis maar Jaap, die hem
van wege de herinnering aan de lekkere
„stikken," (gustereivend trof hai 't net, dat
ie der op koppiestaid was), alle vriendelijk
heid wil bewjjzen, zegt met de hem eigen
familiariteit: „Hou jjj je hulfte maar an,
Kees, dat hoeft hier niet, We benne hier
niet bai moeder de vrouw thuis."
Bouwer volgt dien raad en begroet de
aanwezigen met het gebruikeljjko
„Dag samen
dè je
'n stoel
't vergeten
gaan deer
„Dag Kees. Goed?"
„Ja, met jullie ok
„We dochte temet,
wazze. Deer staat nag
maar op zitte," zegt de burgemeester
Kees klotst en bonkt met zjj'n „hulfte"
over de nette zandgolfjes op den houten vloer
naar de aangewezen plaafs en gaat zitten.
„Trek je jas maar uit. Kees
nag al warmpies," zegt Jaap.
„Nei Jaap, 'k most 'm maar anhouwe
hew 'k zoo docht."
Nu Jaap ziet, dat zijne hulp niet wordt
begeerd, trekt hjj zich in zjjn bodekamertje
terug.
Het gesprek tusschen de aanwezige raads
leden heeft door het binnentreden van
Bouwer een einde genomen.
Met eenige verwondering kijken zij allen
hem aan, want hjj draagt een zakje over
den schouder op den rug, dat hjj niet aflegt,
kalm, doodleuk gezicht zwijgen. Eindelijk
werpt de burgemeester zich op als tolk van
aller verbazing, door hem to vragen
„Wa'a dat nou Wat hei je deermee voor
Kees
Nu eindelijk verbreekt deze zjjn stilzwijgen
en zegt
„Wa 'k deermee voor hew' dè zei 'k jullie
zegge. Toe 'k nag arm was en boere werk
man, toe keke jullie niet nei me om, en toe
zoue jullie der niet over docht hewwe, om
main te kieze. Dat hewwe jullie nou dein,
omda 'k nou geld hew. Dat hew 'k dalijk
wel snapt. Dat geld hep 't mo dus dein. Den
moet dat geld ok maar voor me spreke."
En de oogen daarna op den zak richtende,
gaat hij voort
„Spreek den nou Zeg non eres wat
Eenige oogenblikken gaan voorbij, waarin
het diepste stilzwijgen bewaard blijft, terwijl
de verbazing der boeren zoo mogelijk nog
grooter wordt.
Daarop vervolgt Kees
„Ja, zie je, dat geld zait niks. En as dat
nou maar altaid niks zait, hewwe jullie der
ok niks an, dat ik hier ben. Ik zei den ok
maar weer vortgaan en nletmeer veromkomme."
En, den zak opnemende, dien hij weer over
den schouder slaat, staat Kees op, begeeft
zich klotsende naar de deur, keert zich daar
nog eens om, ten einde den gewonen groet
„G'en dag samen", te laten hooren, en ver
dwijnt voorgoed uit de raadkamer.
De burgemeester is de eerste, die het alge
meens stilzwijgen de andere boeren hiel
den zich onledig met het onderzoek van
hunne inmiddels uitgogane pijpen verbreekt
door te zeggen:
„Deer benne we den leelik invlogen, marine 1
Nou benne we nag even veer. Wie moete
(„N. R. Crt.")
In een vorige beschouwing zetten wij uit
een, dat Engeland en Frankrjjk blijkbaar
bezig waren, om Bulgarije in een oorlog met
Turkije to wikkelen. Aan deze dubbelzinnige
politiek heeft het Oostenrijksche kabinet een
einde gemaakt. Nadat hot op de nota van
Bulgarije zeer beslist zijne meening had ge
zegd, hebben thans ook Engeland en Frankrijk
hun standpunt in de kwestie uiteengezet.
Beiden hebben verklaard, dat Bulgarije
zich zoowel als Turkije bij het hervormingsplan
van Oostenrijk en Rusland hebben neer te
leggen.
Balfonr, de minister-president, heeft zijne
meoning omtrent deze aangelegenheid in een
brief aan den aartsbisschop van Canterbnry
nog nader verklaard. Hij zegt daarin, dat de
opstandelingen lang de deernis niet ver
dienen, die hen van verschillende zijdon ten
deel valt. Wel erkent hij daarin, dat de
Turken meermalen de grenzen der humaniteit
hebben overschreden, doch daarop laat hij
volgen, dat de insurgenten nog veel erger
hebben gedaan. Zij hebben de gewelddaden
uitgelokt.
Die opvatting van den minister wordt door
velen niet gedeeld. In een monster-bijeenkomst
t is hier I te honden is op heftige wijze tegen de
Turksche gruwelen geprotesteerd. Vele hooge
geestelijken,benevens oen vijftigtal parlements
leden, hebben hunne adhesie aan dit protest
geschonken. Toen indertijd de Engelsche kerk
door enkele Boeren vrienden werd opgeroepen,
om zich tegen de baudeloozo wijze van
oorlogvoeren in Zuid-Afrika te verzetten,
was er onder de Anglicaansche bisschoppen
niet één, die daarover een afkeurend woord
sprak. Deze voorgangers in liefde en gerechtig
heid trekken het kleed van humaniteit aan,
wanneer dit de belangen van John Buil niet
kan schaden.
Uit de antwoorden van Duitschland,
Engeland en Frankrijk is af te leiden, dat de
beslissingin de Balkan-aangelegenheden geheel
in handen van Rusland en Oostenrijk is gelegd.
Onbetwist wordt hun beider recht van
invloed erkend.
Het schijnt, dat thans ook Turkije en
Bulgarije het veelbesproken plan der voogden
willen aanvaarden. Merkwaardig Is het
zeker, dat, terwijl thans ieder den inhoud van
het hervormingsplan onderschrijft, niemand
het voor practisch uitvoerbaar houdt. De
insurgenten denken er beslist zóó over. Zij
hebben duidelijk en onomwonden te kennen
gegeven, van de lapmiddelen hunner zoo
genaamde beschermers niet gediend te zjjn.
Zij blijven de autonomie van Macedonië
eischen, in denzelfden geest als Kreta die bezit.
Macedonië, onder een christen-gouverneur,
moet bestuurd worden door christen-ambte
naren. De inkomsten van den Staat moeten
uitsluitend in 't belang van het land besteed
worden. Alle stammen, Bulgaren, Serven,
Grieken, Wallachen en Turken behooren
dezelfde rechten te verkrijgen. Doch voor
deze eischen hebben de opstandelingen de
medewerking van Europa noodig. De mogend
heden hebben evenwel verklaard, dat zij
tegen een zelfstandig Macedonië zijn.
Van Turkije hebben de opstandelingen
evenmin iets te verwachten. Een autonoom
Macedonië is de ondergang van het Turksche
rijk in Europa. Griekenland, Roemenië, Bul
garije, Servië, Bosnië en Montenegro omzoom
don de kern van het Turksche rijk. Hun
gemis trof het Sultanaat niet doodelijk. Het
ondermijnde zijn kracht, zonder die evenwel
to breken. Kreta was slechts een afgelegen
aanhangsel, welks gemis niet gevoeld werd.
Doch Macedonië, met Adrianopel en Salonika
vormt het lichaam van den Staat. Een Tnrksch
rijk, alleen bestaande nit Konstantinopel,
zonder beteekeuend achterland, met eene kust
streek langs de zee van Marmora, is ondenk
baar. Het behoud van Macedonië, waarmee
tevens dat van Albanië en Oud-Servië samen
valt, is een levenskwestie voor het Khalifaat
in dit werelddeel. Natuurlijk zjjn thans aller
oogen naar Weenen gericht, waar Czaar
Alexander op dit oogenblik vertoeft. Opmer
kelijk was het, dat bij de ontvangst de houding
der bevolking uiterst koel was. Zeker is het,
dat er in den Donaustaat velen zijn, die Rus
land niet vertrouwen.
En daar zijn ook wel redenen voor!
Officiëel wordt Bulgarije met Rusland's
ongenade bedreigd, zoo het zijne stamgenooten
ter hulpe mocht snellen. In strijd daarmee
zijn evenwel verschillende handelingen, die
zoo nu en dan aan het licht komen. Thans
weer wordt bevestigd, dat Rusland Bulgarije
in zijne bewapening krachtig steunt. Nog
dezer dagen zijn een millioen patronen nit
Rusland te Burgos voor Bulgarije gelost.
Het tekort aan paarden werd uit Rusland
aangevuld, door transporten overgebracht in
torpedobooten, die daarvoor verder den Donau
opvoeren, dan zij volgens de contracten het
recht hadden.
Al laat nu eene regeering hare ontstemming
bij het vernemen van zulke handelingen
niet dadelijk blijken, op het gelaat des volks,
dat niet tot een offioiëelen glimlach wordt
gedwongen, is de fwijfel in de goede trouw
wel merkbaar. Wat moet een gevoelig volk
ook wel denken, als het des Czaren woorden
vergelijkt bij zijne daden Hervormingen
worden voor Macedonië geëischt, de willekeur
van den tiran moet aan banden worden
gelegd, en in het eigen gebied van dien Czaar
wordt eeD geheel volk, dat in beschaving en
ontwikkeling vorre boven de Macedoniërs ver
heven is, door de willekeur van den autocraat
als natie vermoord.
Het arme, vertrapte Finland wordt thans
van zijn laatste recht beroofd. Bij keizerlijke
ukaso is bekend geanaakt, dat de Finsche
munt met 1 Januari 1904 wordtingetrokken,
eu dat het Russisch geld voortaan alleen
gaDgbaar zal zijn in Finland. Is het wonder,
dat bij al de wederrechtelijke handelingen,
die uit Rusland ons ter oore komen, in Italië
stemmen opgaan, om den Czaar bij zijn be
zoek aan Rome met protest te ontvangen
Voor de Italiaansche regeering wordt dit een
teere zaak. De leiders dezer protestpartij
worden van velo zijden uitdrukkelijk ver
zocht, om in het belang van land en volk
van die kwetsende ovatie af te zien. Uit Rus
land dreigt men zelfs met wedervergelding
op de in Rusland wonende Italianen, zoo de
Czaar beleedigend ontvangen wordt. Wat
de Czaar in Rome doen moei Zul het een
gewoon beleefdheidsbezoek zijn, of staat die
overkomst ook met de politiek in verband
Mon raadt er naar, doch weet het niet.
'tKau zijn dat er van gedachten gewisseld
wordt over de verhoudingen in de Middel-
landsche Zee. Zeer onwaarschijnlijk is het
niet, dat er belangrijke veranderingen in den
staatkundigen toestand van Barbarije znllcn
plaats hebben.
Schagen, 3 October 1903.
De een zei: dat ze stug was,
de ander, dat de boel vast zat, doch allen
waren het met elkander eens, dat er een pc-
drukte stemming Donderdag op de maikt
heerschte. Dat het juist Groote Verzoendug
was, trof bij den flauwen handel ook niet
bijzonder. Wij kunnen bjj deze gegevens, in
j ons overzicht dan ook zeer kort zijn. Vette
koeien en dito gelde prijshoudend stug, kalf-
i koeien iets meer gewild, doch ook trekkend,
vette schapen idem, idem door ongunstige
berichten uit Londen. De heer Z. te Bnr-
1 singerhorn kreeg de hoogste markt met f27 60.
Vette varkenB, die zich eenige weken staande