llfi-1 Lllllllll
Srieiei nit fle Maasstad.
kluisters.
Zondag 4 October 1903
47ste Jaargang No. 3876.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Arrondissements - Recht
bank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 29 Sept. 1903.
COURANT
Rotterdam, 1 October 1903.
Onze geachte voorvaderen hielden er meer
publieke dichters op na, dan wij. Er kon
niets gebeuren buiten deze nuttige heeren.
Een brand, een watersnood, een vijandelijke
inval, een doode, gaven onvermijdelijk aan
leiding tot een versje.
Veelal werd dat versje nog zóó gesteld
dat eenig nadenken er bij vereischte was,
dat men 't niet zoo dadelijk snapte. Nog
liever een vers dat niemand begreep, dan
een vers dat iedereen dadelijk begreep.
Ik had als jongen, en eigenlijk heb ik
't nu nog, werk aan het versje dat den
grijzen muur aan het Oostvestplein versiert:
„De giave van Boasu, met syn Spanjierdcn Bloet-
[gierig"
dat gaat vrij wel, maar de tweede regel is
een rekenkundig probleem
„In 'tjiar seventig en twee, A prils neger,den dag"
waarvan blijkbaar da oplossing is: 9 April
1572.
„Langs bier als Vrient in quameD, hebben gants
[achoffierig
Vermoorde veel Borgers met jimmerlyk beklag."
Dat hier van een moord sprake schijnt
blijkt subiet uit de drie eerste woordon van
den laatsten regel, maar de rest is zeer
ingewikkeld, een soort rebus voor da win
teravonden.
De dooden kregen in de goede ouwe
tijden, als zij maar een beetje geweest
waren, een dichter die hen berijmde, lot
meê gaf in het graf lot die, voor alle
eeuwen op marmer gebeiteld, nu nog
uiterst moeilijke examenopgaven voor de
hoofdonderwijzersacto in het vak „Neder-
landsche taal en letterkunde" vormt.
Op Erasmus' beeld, 't beeld van den Lof
der Zotheid-dichter, staat een vers, waar
van we in Rotterdam allen den eersten
regel kennen, maar dat overigens alleen
door groote geleerden in dikke boeken be
grijpelijk kan worden gemaakt.
Hier is het niet om een aanstaand exa
minator, die zijn candidaten 'ris „pesten"
wil, te doen watertanden
"Hier rees die groote zon en ging te Bazel ouder
De rijk atad eer eu vier dien heilig in zijn graf
Die 't tweede leven geeft, die 'teerste leven gaf;
Het spijt me wel zéér, maar ik zie geen
kans deze woorden aan mijn kinderkens, hoe
gaarne ik ze ook eerbied voor groote doode
mannen inprent, behoorlijk te verklaren.
„Maar 't licht der talen, 't zout der zeden, 't heerlijk
[wonder*
Dat schijnt Erasmus te wezen, een licht,
een zout en een wonder
Waarmede liefde en vrede en godgeleerdheid
[praalt
Wordt met geen graf geëerd, noch met ecu beeld
[betaald.
Op dit abacadabra volgen nog twee regels
die men cierlijk pleegt te noemen, maar
waarin althans een bedoeling naspeurlijk is
Dies moet hier 't luchtgewelf Erasinus overdekken,
Naardien geen mind're plaats ten tempel kan ver
strekken.
Zoo'n vers heeft meer van een bespotting,
dan van een hulde.
Op liefdadige stichtingen lieten de brave
regenten óók gedichten maken. Er staat
er nog één, een schijnheilig, vroom hulde-
Roman van
IDA BOY-ED.
00000
20.
Zij, Olga, was er van overtuigd, dat die
Siddy zijner niet waardig was. Deels
door dien algemeenen vrouwenaard, die
geneigd is de keuzo van eiken man on
gunstig te beoordeelenook dan zelfs,
wanneer zij daarover geen juist oordeel
kunnen hebbendeels voortspruitende uit
een vaag gevoel van ijverzucht, dat zij
zich echter nog niet bewust wes.
„De geheimraad en ik", zeide Carolyne,
„hebben zoo gedacht, dat een zoogenaamde
toelage u aangenaam en welkom zou zijn.
De geschiedkundige atdeeüng van de Hooge-
school wil een jong geleerde naar Flo
rence zenden, om de geschiedenis van die
stad te bestudeeren. Over Rinaldo Albizzi
moet een schets worden geschreven. Wel
is waar heelt professor Reimers ook een
candidaat, voor wien hij verbazend zijn
best doet, maar de zaken staan toch zoo,
dat een laatste woord van mijn man aan
jou het gelukje kan doen ten deel vallen.
Nooit zullen we intusschen over je beschik
ken, alvorens go ons hebt verzekerd, dat
ge gaarne naar Florence zoudt willen gaan."
De luidjubolende vreugde, waarop Olga
met eeu kloppend hart had gewacht,
bleef achterwege.
Zg, die in het licht van het geluk
leefde, zij wist niet, dat iemand, die in
lied, boven de poort van ons groote weeshuis
D'opvoeding, wakk're Vlijt, beknopte Zninigheit,
Lees-, Schrijf- en .Rekenkunst en 't noortig Huis-
[beleid,
Beschaven hier 't vernuft der arme Burgerweezen.
De mededeelzaamheid ve.zchaft hun onderstand.
De Godvrucht wjjst hun 't pad naar 't hemelsch
[Vaderland,
Daar nimmer drukkend kraia of armoed' is te vreezen,
Der Weezen Vader koom' dit heilzaam werk te baat 1
Dan houd het Weeshuis stand zoo lang de wereld
ataat
Dit is me nu altgd een vers voorgekomen
om er den dichter die het maakte, de heer
JAcob Kortebrant en de regenten die 't waar
schijnlijk met dierbare gezichten mooi von
den, voor de eeuwigheid naast te spijkeren.
En vooral omdat zoo'n deugdzaam vers
gebeiteld staat in een alleronvriendelijkst,
onhuiselijk en somber kloosterachtig ge
vangenisgebouw, waaruit de heeren regenten
met godvruchtige zorg alles hielden wat
naar kleur of vroolijkheid zweemde.
Trouwens, ook in het stedelijk armhuis,
zelfs dóór, waar niet anders dan de twee
bekende regels uit Dante's Hel behoorden,
zelfs deze jammerlijke inrichting heeft een
vers, een tijdvers, waarin de dichter het
jaartal 1681 heeft geprutst:
„Godvruchtigheid en zddetucht
Haat zorgeloosheid zonder zucht.
"En wil met hier de zorg 't aanvaten
Verlaate onnooslen en niet verlaten.
Eu onderste uit den ouden stok
Welke d'ouden dag den steun onttrok."
De man die dit maakte, was volslagen
idiootvoor een leesbaar vers was denkelijk
geen verstandig wezen te vinden.
De huichelarij der filantropen van vroeger
blijkt uit alle verzen die op z.g. liefdadige
instellingen bewaard bleven. Zij fuifden
zichzelven of mekander op in rijm, opdat
de mindere man weten zou hoe braaf zij
waren. Een broer en een zuster Kuyl, die
met hun geld geen raad wisten en er een
hofje van lieten bouwen, waren tevreden,
of anders waren hun mede-filantropen het,
met het volgend uiterst bescheiden liedeke
Is menschenliefde christenleer
En wil en wet van d'Albehoeder,
Dan blijft de naam van Kuyl in eer,
De naam van zusfer en van broeder,
Niet enkel hier in dit geschrilt,
Maar ook lij God in goud gegrift.
Dat kan zoo nog al schikken, vind ik.
„Dit vers is uit de pen van een onzer
eerste dichters gevloeid," deelt Van Reijn
mede, dit en een ander vers in Kuyl's
stichting, 't welk ook lang niet voor de
poes is
Hier stort, van uit haar m'lden «choot,
Weldadigheid een schat van zegen,
Brengt bijstand aan den barensnood,
En stroomt de ellende laafnis tegen.
Wie twijfelt, die dit oord genaakt,
Of hier Gods engel woont en waakt
Ia rnjju jongen tjjd was een geweldig
grimmige oude feeks portierster van deze
stichting en ik herinner me nog levendig
onze pret,als dit vrouwtje met haar nijdigsten
snoet onder dit vers op wacht stond.
Beter meestal zijn da verzen
op de graftomben in onze groote
kerk. 't Zijn wel eens duchtige fanfaronaden,
zooals dat op Brakels graf
„Door ketens, donder, loot en staal en bliksemstralen
Te vliegen, en een roof op 's vijands grond te
[haaien,
Was Brakels werk, die zijn triomf rukte uit den
[brand,
Zijn naam en krijgsdeugd cierd zijn graf en Vader
hand.
maar zij zjjn bijna alle goed leesbaar en er
is wel overdrijving, maar geen huichelarij in.
Vermakelijk, door hunne matelooze over
drijving, zijn de grafschriften, door Van
Rejjn meegedeeld, op den dichter Antonides
van der Goes, die ook in onze groote kerk
iigt
Hier rust Antonides, 't ontijdig weggerukt.
De liefste van Apolloo's zoonen
Die al de lauw'ren van Parnas heeft afgeplukt,
Opdat men naderhand zijn graf daarmeê zon kronen.
En
„Besproeit dit graf met tranen, droef van zinnen.
Antonides, onze Orfeus rust hierbinnen
En nevens htm de negen zanggodinnen.
Bij zooveel fantasie maken onze moderne
monumentdichters o. a. met hun rijmen op
de nieuwe Beurs ts Amsterdam„Beidt
uw tijd" en „Duur uw uur" een allerpo-
verst figuur. Niettemin zijn ze ons heel wat
liever.
do schaduw staat, zoo dadelijk niet zien
kan bij zulk een bliksemenden lichtstraal,
maar eerst er door verblind wordt.
En zij dacht er in de verste verte niet
aan, dat er op dat oogenblik in dat man-
nenhoold een gedachte kon ontstaan, die
zgn beminde goid.
Onbeweeglijk zat Hennegall. En langzaam
week elke kleur uit zgn gelaat.
„Siddy verlaten 1"
Die gedachte doorschokte hem.
En hij voelde bet zoo duidelijk, dat het
onwaardig was, op dat oogenblik aan een
vrouw te denken.
Wat men hem aanbood, was een eer, een
ongehoord voordeel. Wat een heerlijkheid
Italië te zienNieuwe indrukken opdoen,
zich verder ontwikkolenIn Florence
wonenmisschien één of twee maan
den lang. Een werk te schrijven dat de
aandacht op hem zou vestigen en gelegen
heid om artikelen te schrijven voor couran
ten Alles wat hij slechts kon wenschen
kennis, geld en eer bood hem deze reis
Eu hij, hij dacht aan Siddy 1
„Ben ik dan een zwakkeling, een slaat
van mijn gevoelens?"
Terwijl mevrouw Wallraven nog over
oenige bijzonderheden uitwijdde, had Wigus
Hennegall een inval, die hem het harte
bijna deed stilstaan.
„Wanneer ik eens dadelijk met Sidrly
trouwde 1"
Dan was zij de zijneEn hij had haar
niet te verlaten met een benauwd hart.
Dan was zij geheel aan hem verbonden.
Dan was zij beter geborgen voor de gevaren
van haar beroep.
En misschienmisschien kon hij haar
meenemen Maar neenwant hg
UITSPRAKEN:
C. Huijgens, P. Blom, J. W. Steen en Joh.
Teunisz, allen te Enkhuizen, honden niet
aangegeven, elk f 6 boete subs. 1 dag hecht.
A.Bakker,Broek op Langendijk,wederspann.,
8 d. gevang.
Jn. de Vries, Andijk, mish. f 8 of 8 d.
hecht.
Gerbr. Roemer, Joh. de Vries en Gerbr. de
Vries, allen te Andijk, mishand., niet bewezen,
vrijgesproken.
T. Klaver, echtg. van J. Zeis te Ursem,
mish., f 10 boete of 5 d. hecht.
C. de Wijn, Den Helder, diefst., f 5 boete
of 5 d. hecht.
Mar. Balk, echtg. van P. Visser te Hoorn,
bedolarij, 1 dag. hecht.
An. Bijl, tijdel. in Amst., het woderr. in
eene woning, bij een ander in gebruik, bin
nentreden, 14 d. gevang.
J. Orei, Egmond a. d. Hoef, (gem. Emond-
Binnen,) eeuv. bel. van dienstd. ambtenaren,
f 10 boete of 10 d. heebt.
Een recidivist van zéér gevestigde reputa
tie werd heden als beklaagde No. 1 aan ons
voorgesteld, een sinjeur, voorzien van uiter
mate lange vingers, die op hunne beurt
weder met dito nageltje» prijkten. Hij heet
Cornolis van Baaren, is thans gedetineerd in
de strafgevangenis te Haarlem en werd als
zoodanig op zijne reis naar Alkmaar verge
zeld door een Haarlemsch brigadier. Bekl.,
pas 31 jaren oud, hoeft al eenige malen
veroordeeling, haast eiken keer wegens dief
stal, ondergaan.
Zoo kreeg sinjeur in Nov. '97 eene veroor
deeling tot f 10 boete, vervolgens een paar
malen 6 weken gevangenisstraf, naderhand
6 maanden gevang., verder nog eens 9 mnd.
gevang., terwijl hij ten slotte voor een dief
stal, in Edain gepleegd, bij veroordeeling
eventjes l'/i jaar gevangenisstraf heeft opge-
loopon, zoodat 't, nu hij reeds zoo'n relaas op
z'n kerfstok heeft, bedroevend mag heeten,
dat we hem thans weer moesten zien.
Wat hij dan nu weer had misdreven Wel,
de oude kwaalvoor de zóóveelste maai
diefstal. Nadat bekl. op 27 Mrt. j. 1. (toen
had hij zijne 9 maanden uitgezeten,) uit de
gevangenis was ontslagen, is hij grondwer
ker in zijne geboorteplaats Anna Paulowna
geweest.
Vervolgens heeft hij een poosje gevaren,maar
met al dat gevaar heeft hij zijn levenshuikje
toch niet in 't rochte spoor weten te sturen.
Althans, niet lang daarna geraakte hy zonder
werk en was hij rondzwervendeop die
tochten verscheen hij o. a. ook te Wijdenes,
tot onuitsprekelijke (en bfjgovolgook
onuitgesproken) vreugde van de Wijde-
nesser burgerij, die nu in 't vervolg wel
liever zijne hielen, dan zijn teenon zal zien.
wiat wel, dat dergelijke toelagen meestal
zuinig zijn. Slechts jonge geleerden, die ar
moede kenden, konden met dat weinige
geld toe.
Carolyao had uitgesproken. De klank
harer woorden trilde nog in zijn oor. Hij
bogreep, dat hij iets moest zeggen. Hem
scheen het toe, als had hij reeds onbehoorlijk
lang gezwegen.
„Hoe zal ik u danken voor alles, Alles
wat u voor mij doet!" sprak hij en greep
Carolyne's hand om die te kussen.
Ook Carolyne gevoelde zich een weinig
teleurgesteld. Ook zij had juichende vreugde
verwacht.
Vlug en scherp als zij gewoon was te denkan,
dacht ze na over zijn eigenaardige houding.
En zij vond iets; de ware reden kon zij
onmogelijk bevroeden.
Waarschijnlijk bestond zijn gansche garde
robe uit dit grijze pak en hg meende
zeker dat zijn uitrusting niet zóó was, dat
hij daarmede een reis naar Florence zou
kunnen maken. Zijn zwarte pak, waarin hg
een enkele maal verscheen, had Carolyne
ook reeds kaaltjes gevonden.
„Bosto Hennegall," zeide zij op luchtigen
toon, „je neemt het dus aan nu, dat was
vanzelfsprekend. Ik kan je nog een paar
mededeelingen doen, die je bepaald niet
onaangenaam zullon zijn, hoop ik. Ook ik
zal in Florence komen. Ik vergezel Olga
en haar moeder naar Viareggio en volg u
dan spoedig. Ia begin September ben ik
in Florence, waar mijn man mg zal afhalen.
Niet waar dat is aardig.
„Ook zal een vriend van mijn man, pro
fessor Durban, je aanbevelen bij prins
Volko, voor wien jo dan misschien dagelgks
oen kleine voordracht zult moeten houden,
Voorzien van een geruit zakje, waarin de te
behalen buit blijkbaar in verzekerde bewa
ring werd gebracht, stapte bekl. in den
vroegen morgen van 20 Mei j.1. op 't hek
dor boerderij van Jan Silver af en na met
dezen, (dio bij 't hek stond,) eeu praatje te
hebben aangeknoopt, ging hij, toen Silver
inmiddels was opgestapt, de losstaande achter
deur binnen en kaapte, over de dorsch in
een klein kamertje gekomen, een gouden
hoerenhorloge met dito ketting weg. Dit
behoorde aan den 22-jarigen Hauwerter
landbouwer Piet 8chermer die, met de uit
verkorene zijns harten bij Silver te logeeren
of te „wasskip" was, zooals men 't wil noe
men. Piet's ontwaken was wel prettig
toen hij zijn klokje miste! Ook lijkt bekl. nog
handig een jockey-pet gegapt te hebben. Ver
volgans ging Van Baaren zijn geluk in de
naast die van Silver staande boerderij beproe
ven en pikte daar van Antje Balk, (de vrouw
van Ootje Krul,) vijf heerlijke „skeipe-keiskes"
in.Kees verkocht do 5 kaasjes aan de dikke, ver
bazend doove Aagje Appelman,echtgen. van KL
Olie te Westwoud, voor de kapitale som van.
45 ïïollandsche centen. Inmiddels had Kees
van Baaren dorst gekregen en, [onderwijl naar
Westwoud gesjeesd zijnde], wilde hij dien
lesschen bij Jaap Neuvel'a ega, Geertje Vee
ken. Deze vrouw kwam in dank hiervoor
tot de aangename ontdekking, dat, na des
dorstlijders vertrek, ook een nikkelen horloge
met ketting van haren man was verdwenen,
ia een hoornen kast [van 'n kwartje] zich be
vindende. Krelis was zeker een beetje moe
geworden van zijne „onderzoekingstochten",
want toen de melkrijder Jan van Twisk hem
bij Bobeldijk [gem. Berkhout] voorbijreed en
hem vroeg of hij ook meê wilde rijden, stapta
Keesje gaarne op, en voort ging het. Zoo
onder dit ritje vroog Van Twisk aan den
naast hem op den bok van de melkkoets
zittenden Van Baaren, hoe laat 't wel was.
Nu, dat kon keesja met alle mogelijke soor
ten van genoegen vertellen hij had immers
wel twee horlogesKees verzuimde dan ook
niet, bij deze gelegenheid zijn dubbelen uur
werk-schat aan Van Twisk te laten zien,
wiens wagen hij na oen poosje onder harte
lijke dankzeggiug verliet. Loopende naar
Amsterdam gegaan zijnde, heeft onze 31-jarige
boosdoener 't gouden horloge met ketting
voor f 14 verpatst en 't zilveren, nu ja
daar zou nog wel ereis Iemand tegen oploo-
pen. maar Kees „liep er zelf tegenop".
De O. v. J. had ten slotte nog een aardig
ceeltje betreffende den beklaagde; (zoo'n
trouwe klant, daar wijdt men allicht een
hartig woordje aan]. Nadat het zondenregis-
ter van Koes nauwkeurig was afgelezon,
merkte Z.E G. op, dat 't wegpakken van de
jockey-pet niet wettig en overtuigend was
bewezen, maar de rest wel, en er blijft nog
genoeg over hoor, om een eisch tegen Kees
in te stellen. [Wel ja: „aan een boom, zoo
vol geladen, mist men vijf, zes pruimen niet
Die jockey-pet, nudaar spreken we niet
verder over. 't Stelen van de beide horloges
echter brak Keesje leelijk op, want de heer
Off. eischt» naar aanleiding van da artt. 310
ea 321 van 't Wetb. van Strafr. eventjes een
rond jaar gevangenisstraf tegen hem.
Harmanus Schurink, een 22-jarig varens
gezel uit Rotterdam, geboren te Hoorn, is
een uniek exemplaar. Ook deze sinjeur is to
Haarlem gedetineerd, wegens dronkenschap
eu diefstal van een horloge. [Dat artikel
vindt nogal aftrek bij H.H. langvingerigen].
Op den Oen Mei j.1. kwam Schurink zich ver
voegen bij de 67-jarigo moj. Liefje van Ree,
wed. van K. de Vries en wonende te Hoorn,
alwaar ze een kruideniers winkel heeft en
ook commensalen houdt.
Evenals onder de meuschen, heeft men ook
onder de alen verschillende soorten, dit is
bekend. Behalve bijv. commens-alen heeft
men ook liber-alen, soci-alen, cleric alen, kan-
nib-alen, enz., maar dat er onder de eerst
genoemde „raarkes" zijn, heeft Hermauusje
duidelijk aangetoond. Hij kwam op genoemden
datum vertellen, dat hij de complimenten
over geschiedenis, waarvoormen je natuurlijk
goed zal betalen. Ea de laatste mededeeling,"
zij keek Olga lachend aan, „is een echte
prozaïsche, maar toch niet minder gewich
tig. Buiten de toelage, krijgt ge vooruit
oen kleine som, opdat ge u behoorlijk kunt
uitrusten. Jongelui, die pas hun graad als
doctor hebben behaald, zijn in den regel
platzak. Dat is altijd zoo, tenminste mijn
man had toenmaals geeu fatsoenlijke jas
om mede naar zijn moeder te gaan."
Deze vrome leugen gelukte haar zelfs met
een ondeugend glimlachje.
„Dat moet' hij golooven," dacht Olga
verrukt.
Tot groote verwondering der vrouwen
vroeg Wigus Hennegall vlug en ernstig
„Hoeveel
„Vijfhonderd mark zeide C.iro'yae.
Wigus stond op.
„Dan verzoek ik u vriendelijk daar direct
de geleende vierhonderd mark af te houden.
Ik beo gelukkig,zoo snel mijn schuld aan u te
kunnen afbetalen. En dat nog wel met het
geen ik zelf heb verdiend. Want ik mag
toch wel aannemen, dat men een on
waardige zoo iets niet zou hebben toe
vertrouwd."
Zijn bleek gelaat was nu toch met e8n
donkeren blo3 bedekt. En welk een reine
vreugde sprak daaruitCarolyne had diep
berouw over haar vromen leugen.
„Maar datdat zoudt ge mij beter
ia gedeelten kunnen afbetalen go hebt
toch beslist wel bet eon en ander noodig."
„Tk ben een arm man en een beginneling,"
sprak hg trotscb, „ik wil ook niet anders
sc'ugnen. Die honderd mark zgn moer dan
genoeg voor het allernoodigste, Van die
vierhonderd mark, die u mij gaf, liet ik
aan Liefje moest overbrengen van een familie
lid van wijlen haar man. Genoemd familie-lid
moest zijn de majoor van de cellulaire ge
vangenis te Alkmaar, Dorus de Vries ge
naamd. Verder gaf bekl. voor, in Hoorn in
betrekking te zullen komen, want, na aan
verschillende adressen om eene betrekking,
of om inlichtingen voor 't verkrijgen hiervan
te hebben gevraagd, heette 't dan dat mijn
heer Schurink in betrekking zon komen
op 't kantoor van den heer De Jong te
Hoorn. EnfinLiefje van Roe nam hem te
logeeren. Ze moest Dinsdags aan haar zoon
Roelof de Vries, een koopman te Twisk, voor
f 8 winkelwaar toezenden en pakte deze
commissie zorgvuldig in. Bij deze gelegen
heid wilde Schurink een kistje sigaren, [dat
hij van Rotterdam had meegenomen, zooals
hij zei, aan Roelof sturen, want dit was nog een
oude schoolkameraad en vriend van hem. Alzoo
„Kleine geschenken onderhouden de vriend
schap". 't Werd er bij ingepakt, alsmede een
briefje van Schnrink's hand, behelzende de
mededeeling aan Roelof, dat hij, Schurink,
hem zou komen bezoeken. Toen dan deze
geheele bezending (in een kinderwagen nog
wel] verzonden was en behouden aan het
adres overkwam, merkte Roelof bij 't uitpak
ken de verrassing, die daarna nog verhoogd
werd door de komst van Schurink in hoogst
eigen persoon. Zoo kwam hij op Dinsdag
12 Moi bij R. de Vries te Twisk als „oude
schoolkameraad". Hij had voor de reis wat
spoorgeld (22 stuivers) van zijn tijdelijke kost-
vrouw te Hoorn gekregen en was daar ook nog
meester geworden van 10 centen nit een
spaarpotNadat bekl. den dag en daarop-
volgeuden nacht uit „oude vriendschap" bij
Roelof had doorgobracht, wilde hij Woens
dagsmorgens [13 Moi] weer vertrekken. De
Vries stolde vertrouwen in hem, want hij
gaf den bekl. de voor de winkelwaar ver
schuldigde f 8 meê, teneinde deze aan zijne
[Roelof's] moeder ter hand te stellen, 't geen
bekl. doen zou, maar niet deed. Vóór zijn
vertrek wilde beklaagde gaarne een net pak
kleeren ter leen hebben bij moest bij mijn
heer De Jong stukken inleveren, enz eu wilde
zich dan netjes voordoen, [in andermans
kleerenOp zijn dringend verzoek kreeg
bekl. 't beste pak van Roelof met inbegrip
van dions overjas ter leen meê, met de bood
schap echter, 't vooral voor Zaterdag weerom
to sturen, daar Roelof's buurman op sterven
lag en bij [Roelof] dan zelf 't pak noodig
zou hebben. BestMaar Roelof lieeft 't pak
niet teruggezien, voor vandaag in de rechts
zaal en nu bemerkte hij, dat Schurink do
jas eon bootje meer naar de nieuwste mode
had laten veranderen, tenminste er was een
nieuwe kraag op gezet en bovendien waren
de knoopen ook door andere vervangen
Zooals we straks zeiden, de f 8 voor Roelof's
moeder bestemd, heeft 't mensch nooit gezien
[ook haar zoon kreeg die geldsom van bekl.
niet terug] en de handeling met Roelof's pak
kleeren mag ook minstens eon zeer zonder
linge vorm van dankbetuiging van de zijde
dos heeren Hermanus Schurink worden ge
noemd. Deze jongeheer deed zich als een zaer
ruwe en verbazend leugenachtige klant ken-
non. Hij was tegen den Pres. Mr. Mulder
[die hem vriendelijk ten antwoord stond] ver
schrikkelijk norsch en brutaal in zijne ver
klaringen en hij loog alles door elkaar, en
ontkondo f 8 van Roelof te hebben gekregen
en verklaarde dat deze hem 't pak kleeren
had opgedrongen tor leen. Welzeker
Op 't laatst maakte hij het echter al te bont.
Toen de Pres.eone vraag nog eens herhaalde, zei
Schurink onbeschoft„Dat is nou [hier volgde
een allervreesolijkste vloek] voor de honderd
ste maal, dat jij me dat vraagt, denk je bij
geval dat ik 't niet „loof" word? Jullie ge-
looven me hier toch niet [herhaalde vloek]."
Iu zijn schandaligen uitval werd hij gestoord
door de stentorstem van den Pres want deze,
't kereltje mi moede zijodo, beval dat hij uit
de zaal moest worden verwijderd. Nu kwam de
rijksveldw., die bij bekl. stond,er aan te pas eu
nam Hermanusjo zonder complimenten in den
er mijn moeder honderd ik heb zoodoende
nog honderdvgftig mark over. En binnen
weinige dagen kan ik eeniga artikels druk
klaar maken en zal ik trachten die te
verkoopen."
„Zooa's ge wilt," mompelde Carolyne.
't Liefst had ze haar leugen dadelijk ge
biecht. Maar ze voeldedat moest hem
treffen als een zweepslag en al de hoog
achting voor hem, welke in dien vromen
leugen gelegen was, kon de smart ea
vernedering niet vergoeden, die hg dan zou
moeten gevoelen, 't Was bepaald zeker,
dat hij dan ook de gansche geschiedenis
van de reis naar Fmrence als eea belrng
zou opvatten dat men hem eerst zou moe-
ten bewijzen, dat dit niet zoo was en hij
het aanbod dus rustig kon aannemen.
Zij zag in, dat vrouwengoedheid en
mannentrots niet steeds denzelfden weg
gaan kunnen.
Nooit meer, zoo beloofde zij zich lelf,
wilde zij dezen man met een milddadigen
leugen trachten vooruit te helpen.
Olga gevoelde zich zeer aangegrepen.
Zij zag Diet meer het leelijke grijze pak,
dat zij zoo afschuwelijk had gevonden. Zij
zag slechts den vasten trots op hot voor
hoofd van dien man met de leege porte-
monnaie. Zij leed, omdat zg in hem een
bedrogene zag. Dat vond ze zgner on
waardig. Zij kwam zich in vereenigkg
met Caro'yne als schuldig voor, omdat zg
zich over de.zen list, om hem op deze wijze
geld te versch .ffen, verheugd hadden.
Als die blonde geliefdo van hem nu hior
was, zou ze hem dan eeu dwaas vinden
Of zou die hem toejuichen? Wanneer
zij dat wist, wist ze ook of dio kleine hem
waardig was of niet.