llfi-1 Lllllllll Srieiei nit fle Maasstad. kluisters. Zondag 4 October 1903 47ste Jaargang No. 3876. TWEEDE BLAD. FEUILLETON. Arrondissements - Recht bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 29 Sept. 1903. COURANT Rotterdam, 1 October 1903. Onze geachte voorvaderen hielden er meer publieke dichters op na, dan wij. Er kon niets gebeuren buiten deze nuttige heeren. Een brand, een watersnood, een vijandelijke inval, een doode, gaven onvermijdelijk aan leiding tot een versje. Veelal werd dat versje nog zóó gesteld dat eenig nadenken er bij vereischte was, dat men 't niet zoo dadelijk snapte. Nog liever een vers dat niemand begreep, dan een vers dat iedereen dadelijk begreep. Ik had als jongen, en eigenlijk heb ik 't nu nog, werk aan het versje dat den grijzen muur aan het Oostvestplein versiert: „De giave van Boasu, met syn Spanjierdcn Bloet- [gierig" dat gaat vrij wel, maar de tweede regel is een rekenkundig probleem „In 'tjiar seventig en twee, A prils neger,den dag" waarvan blijkbaar da oplossing is: 9 April 1572. „Langs bier als Vrient in quameD, hebben gants [achoffierig Vermoorde veel Borgers met jimmerlyk beklag." Dat hier van een moord sprake schijnt blijkt subiet uit de drie eerste woordon van den laatsten regel, maar de rest is zeer ingewikkeld, een soort rebus voor da win teravonden. De dooden kregen in de goede ouwe tijden, als zij maar een beetje geweest waren, een dichter die hen berijmde, lot meê gaf in het graf lot die, voor alle eeuwen op marmer gebeiteld, nu nog uiterst moeilijke examenopgaven voor de hoofdonderwijzersacto in het vak „Neder- landsche taal en letterkunde" vormt. Op Erasmus' beeld, 't beeld van den Lof der Zotheid-dichter, staat een vers, waar van we in Rotterdam allen den eersten regel kennen, maar dat overigens alleen door groote geleerden in dikke boeken be grijpelijk kan worden gemaakt. Hier is het niet om een aanstaand exa minator, die zijn candidaten 'ris „pesten" wil, te doen watertanden "Hier rees die groote zon en ging te Bazel ouder De rijk atad eer eu vier dien heilig in zijn graf Die 't tweede leven geeft, die 'teerste leven gaf; Het spijt me wel zéér, maar ik zie geen kans deze woorden aan mijn kinderkens, hoe gaarne ik ze ook eerbied voor groote doode mannen inprent, behoorlijk te verklaren. „Maar 't licht der talen, 't zout der zeden, 't heerlijk [wonder* Dat schijnt Erasmus te wezen, een licht, een zout en een wonder Waarmede liefde en vrede en godgeleerdheid [praalt Wordt met geen graf geëerd, noch met ecu beeld [betaald. Op dit abacadabra volgen nog twee regels die men cierlijk pleegt te noemen, maar waarin althans een bedoeling naspeurlijk is Dies moet hier 't luchtgewelf Erasinus overdekken, Naardien geen mind're plaats ten tempel kan ver strekken. Zoo'n vers heeft meer van een bespotting, dan van een hulde. Op liefdadige stichtingen lieten de brave regenten óók gedichten maken. Er staat er nog één, een schijnheilig, vroom hulde- Roman van IDA BOY-ED. 00000 20. Zij, Olga, was er van overtuigd, dat die Siddy zijner niet waardig was. Deels door dien algemeenen vrouwenaard, die geneigd is de keuzo van eiken man on gunstig te beoordeelenook dan zelfs, wanneer zij daarover geen juist oordeel kunnen hebbendeels voortspruitende uit een vaag gevoel van ijverzucht, dat zij zich echter nog niet bewust wes. „De geheimraad en ik", zeide Carolyne, „hebben zoo gedacht, dat een zoogenaamde toelage u aangenaam en welkom zou zijn. De geschiedkundige atdeeüng van de Hooge- school wil een jong geleerde naar Flo rence zenden, om de geschiedenis van die stad te bestudeeren. Over Rinaldo Albizzi moet een schets worden geschreven. Wel is waar heelt professor Reimers ook een candidaat, voor wien hij verbazend zijn best doet, maar de zaken staan toch zoo, dat een laatste woord van mijn man aan jou het gelukje kan doen ten deel vallen. Nooit zullen we intusschen over je beschik ken, alvorens go ons hebt verzekerd, dat ge gaarne naar Florence zoudt willen gaan." De luidjubolende vreugde, waarop Olga met eeu kloppend hart had gewacht, bleef achterwege. Zg, die in het licht van het geluk leefde, zij wist niet, dat iemand, die in lied, boven de poort van ons groote weeshuis D'opvoeding, wakk're Vlijt, beknopte Zninigheit, Lees-, Schrijf- en .Rekenkunst en 't noortig Huis- [beleid, Beschaven hier 't vernuft der arme Burgerweezen. De mededeelzaamheid ve.zchaft hun onderstand. De Godvrucht wjjst hun 't pad naar 't hemelsch [Vaderland, Daar nimmer drukkend kraia of armoed' is te vreezen, Der Weezen Vader koom' dit heilzaam werk te baat 1 Dan houd het Weeshuis stand zoo lang de wereld ataat Dit is me nu altgd een vers voorgekomen om er den dichter die het maakte, de heer JAcob Kortebrant en de regenten die 't waar schijnlijk met dierbare gezichten mooi von den, voor de eeuwigheid naast te spijkeren. En vooral omdat zoo'n deugdzaam vers gebeiteld staat in een alleronvriendelijkst, onhuiselijk en somber kloosterachtig ge vangenisgebouw, waaruit de heeren regenten met godvruchtige zorg alles hielden wat naar kleur of vroolijkheid zweemde. Trouwens, ook in het stedelijk armhuis, zelfs dóór, waar niet anders dan de twee bekende regels uit Dante's Hel behoorden, zelfs deze jammerlijke inrichting heeft een vers, een tijdvers, waarin de dichter het jaartal 1681 heeft geprutst: „Godvruchtigheid en zddetucht Haat zorgeloosheid zonder zucht. "En wil met hier de zorg 't aanvaten Verlaate onnooslen en niet verlaten. Eu onderste uit den ouden stok Welke d'ouden dag den steun onttrok." De man die dit maakte, was volslagen idiootvoor een leesbaar vers was denkelijk geen verstandig wezen te vinden. De huichelarij der filantropen van vroeger blijkt uit alle verzen die op z.g. liefdadige instellingen bewaard bleven. Zij fuifden zichzelven of mekander op in rijm, opdat de mindere man weten zou hoe braaf zij waren. Een broer en een zuster Kuyl, die met hun geld geen raad wisten en er een hofje van lieten bouwen, waren tevreden, of anders waren hun mede-filantropen het, met het volgend uiterst bescheiden liedeke Is menschenliefde christenleer En wil en wet van d'Albehoeder, Dan blijft de naam van Kuyl in eer, De naam van zusfer en van broeder, Niet enkel hier in dit geschrilt, Maar ook lij God in goud gegrift. Dat kan zoo nog al schikken, vind ik. „Dit vers is uit de pen van een onzer eerste dichters gevloeid," deelt Van Reijn mede, dit en een ander vers in Kuyl's stichting, 't welk ook lang niet voor de poes is Hier stort, van uit haar m'lden «choot, Weldadigheid een schat van zegen, Brengt bijstand aan den barensnood, En stroomt de ellende laafnis tegen. Wie twijfelt, die dit oord genaakt, Of hier Gods engel woont en waakt Ia rnjju jongen tjjd was een geweldig grimmige oude feeks portierster van deze stichting en ik herinner me nog levendig onze pret,als dit vrouwtje met haar nijdigsten snoet onder dit vers op wacht stond. Beter meestal zijn da verzen op de graftomben in onze groote kerk. 't Zijn wel eens duchtige fanfaronaden, zooals dat op Brakels graf „Door ketens, donder, loot en staal en bliksemstralen Te vliegen, en een roof op 's vijands grond te [haaien, Was Brakels werk, die zijn triomf rukte uit den [brand, Zijn naam en krijgsdeugd cierd zijn graf en Vader hand. maar zij zjjn bijna alle goed leesbaar en er is wel overdrijving, maar geen huichelarij in. Vermakelijk, door hunne matelooze over drijving, zijn de grafschriften, door Van Rejjn meegedeeld, op den dichter Antonides van der Goes, die ook in onze groote kerk iigt Hier rust Antonides, 't ontijdig weggerukt. De liefste van Apolloo's zoonen Die al de lauw'ren van Parnas heeft afgeplukt, Opdat men naderhand zijn graf daarmeê zon kronen. En „Besproeit dit graf met tranen, droef van zinnen. Antonides, onze Orfeus rust hierbinnen En nevens htm de negen zanggodinnen. Bij zooveel fantasie maken onze moderne monumentdichters o. a. met hun rijmen op de nieuwe Beurs ts Amsterdam„Beidt uw tijd" en „Duur uw uur" een allerpo- verst figuur. Niettemin zijn ze ons heel wat liever. do schaduw staat, zoo dadelijk niet zien kan bij zulk een bliksemenden lichtstraal, maar eerst er door verblind wordt. En zij dacht er in de verste verte niet aan, dat er op dat oogenblik in dat man- nenhoold een gedachte kon ontstaan, die zgn beminde goid. Onbeweeglijk zat Hennegall. En langzaam week elke kleur uit zgn gelaat. „Siddy verlaten 1" Die gedachte doorschokte hem. En hij voelde bet zoo duidelijk, dat het onwaardig was, op dat oogenblik aan een vrouw te denken. Wat men hem aanbood, was een eer, een ongehoord voordeel. Wat een heerlijkheid Italië te zienNieuwe indrukken opdoen, zich verder ontwikkolenIn Florence wonenmisschien één of twee maan den lang. Een werk te schrijven dat de aandacht op hem zou vestigen en gelegen heid om artikelen te schrijven voor couran ten Alles wat hij slechts kon wenschen kennis, geld en eer bood hem deze reis Eu hij, hij dacht aan Siddy 1 „Ben ik dan een zwakkeling, een slaat van mijn gevoelens?" Terwijl mevrouw Wallraven nog over oenige bijzonderheden uitwijdde, had Wigus Hennegall een inval, die hem het harte bijna deed stilstaan. „Wanneer ik eens dadelijk met Sidrly trouwde 1" Dan was zij de zijneEn hij had haar niet te verlaten met een benauwd hart. Dan was zij geheel aan hem verbonden. Dan was zij beter geborgen voor de gevaren van haar beroep. En misschienmisschien kon hij haar meenemen Maar neenwant hg UITSPRAKEN: C. Huijgens, P. Blom, J. W. Steen en Joh. Teunisz, allen te Enkhuizen, honden niet aangegeven, elk f 6 boete subs. 1 dag hecht. A.Bakker,Broek op Langendijk,wederspann., 8 d. gevang. Jn. de Vries, Andijk, mish. f 8 of 8 d. hecht. Gerbr. Roemer, Joh. de Vries en Gerbr. de Vries, allen te Andijk, mishand., niet bewezen, vrijgesproken. T. Klaver, echtg. van J. Zeis te Ursem, mish., f 10 boete of 5 d. hecht. C. de Wijn, Den Helder, diefst., f 5 boete of 5 d. hecht. Mar. Balk, echtg. van P. Visser te Hoorn, bedolarij, 1 dag. hecht. An. Bijl, tijdel. in Amst., het woderr. in eene woning, bij een ander in gebruik, bin nentreden, 14 d. gevang. J. Orei, Egmond a. d. Hoef, (gem. Emond- Binnen,) eeuv. bel. van dienstd. ambtenaren, f 10 boete of 10 d. heebt. Een recidivist van zéér gevestigde reputa tie werd heden als beklaagde No. 1 aan ons voorgesteld, een sinjeur, voorzien van uiter mate lange vingers, die op hunne beurt weder met dito nageltje» prijkten. Hij heet Cornolis van Baaren, is thans gedetineerd in de strafgevangenis te Haarlem en werd als zoodanig op zijne reis naar Alkmaar verge zeld door een Haarlemsch brigadier. Bekl., pas 31 jaren oud, hoeft al eenige malen veroordeeling, haast eiken keer wegens dief stal, ondergaan. Zoo kreeg sinjeur in Nov. '97 eene veroor deeling tot f 10 boete, vervolgens een paar malen 6 weken gevangenisstraf, naderhand 6 maanden gevang., verder nog eens 9 mnd. gevang., terwijl hij ten slotte voor een dief stal, in Edain gepleegd, bij veroordeeling eventjes l'/i jaar gevangenisstraf heeft opge- loopon, zoodat 't, nu hij reeds zoo'n relaas op z'n kerfstok heeft, bedroevend mag heeten, dat we hem thans weer moesten zien. Wat hij dan nu weer had misdreven Wel, de oude kwaalvoor de zóóveelste maai diefstal. Nadat bekl. op 27 Mrt. j. 1. (toen had hij zijne 9 maanden uitgezeten,) uit de gevangenis was ontslagen, is hij grondwer ker in zijne geboorteplaats Anna Paulowna geweest. Vervolgens heeft hij een poosje gevaren,maar met al dat gevaar heeft hij zijn levenshuikje toch niet in 't rochte spoor weten te sturen. Althans, niet lang daarna geraakte hy zonder werk en was hij rondzwervendeop die tochten verscheen hij o. a. ook te Wijdenes, tot onuitsprekelijke (en bfjgovolgook onuitgesproken) vreugde van de Wijde- nesser burgerij, die nu in 't vervolg wel liever zijne hielen, dan zijn teenon zal zien. wiat wel, dat dergelijke toelagen meestal zuinig zijn. Slechts jonge geleerden, die ar moede kenden, konden met dat weinige geld toe. Carolyao had uitgesproken. De klank harer woorden trilde nog in zijn oor. Hij bogreep, dat hij iets moest zeggen. Hem scheen het toe, als had hij reeds onbehoorlijk lang gezwegen. „Hoe zal ik u danken voor alles, Alles wat u voor mij doet!" sprak hij en greep Carolyne's hand om die te kussen. Ook Carolyne gevoelde zich een weinig teleurgesteld. Ook zij had juichende vreugde verwacht. Vlug en scherp als zij gewoon was te denkan, dacht ze na over zijn eigenaardige houding. En zij vond iets; de ware reden kon zij onmogelijk bevroeden. Waarschijnlijk bestond zijn gansche garde robe uit dit grijze pak en hg meende zeker dat zijn uitrusting niet zóó was, dat hij daarmede een reis naar Florence zou kunnen maken. Zijn zwarte pak, waarin hg een enkele maal verscheen, had Carolyne ook reeds kaaltjes gevonden. „Bosto Hennegall," zeide zij op luchtigen toon, „je neemt het dus aan nu, dat was vanzelfsprekend. Ik kan je nog een paar mededeelingen doen, die je bepaald niet onaangenaam zullon zijn, hoop ik. Ook ik zal in Florence komen. Ik vergezel Olga en haar moeder naar Viareggio en volg u dan spoedig. Ia begin September ben ik in Florence, waar mijn man mg zal afhalen. Niet waar dat is aardig. „Ook zal een vriend van mijn man, pro fessor Durban, je aanbevelen bij prins Volko, voor wien jo dan misschien dagelgks oen kleine voordracht zult moeten houden, Voorzien van een geruit zakje, waarin de te behalen buit blijkbaar in verzekerde bewa ring werd gebracht, stapte bekl. in den vroegen morgen van 20 Mei j.1. op 't hek dor boerderij van Jan Silver af en na met dezen, (dio bij 't hek stond,) eeu praatje te hebben aangeknoopt, ging hij, toen Silver inmiddels was opgestapt, de losstaande achter deur binnen en kaapte, over de dorsch in een klein kamertje gekomen, een gouden hoerenhorloge met dito ketting weg. Dit behoorde aan den 22-jarigen Hauwerter landbouwer Piet 8chermer die, met de uit verkorene zijns harten bij Silver te logeeren of te „wasskip" was, zooals men 't wil noe men. Piet's ontwaken was wel prettig toen hij zijn klokje miste! Ook lijkt bekl. nog handig een jockey-pet gegapt te hebben. Ver volgans ging Van Baaren zijn geluk in de naast die van Silver staande boerderij beproe ven en pikte daar van Antje Balk, (de vrouw van Ootje Krul,) vijf heerlijke „skeipe-keiskes" in.Kees verkocht do 5 kaasjes aan de dikke, ver bazend doove Aagje Appelman,echtgen. van KL Olie te Westwoud, voor de kapitale som van. 45 ïïollandsche centen. Inmiddels had Kees van Baaren dorst gekregen en, [onderwijl naar Westwoud gesjeesd zijnde], wilde hij dien lesschen bij Jaap Neuvel'a ega, Geertje Vee ken. Deze vrouw kwam in dank hiervoor tot de aangename ontdekking, dat, na des dorstlijders vertrek, ook een nikkelen horloge met ketting van haren man was verdwenen, ia een hoornen kast [van 'n kwartje] zich be vindende. Krelis was zeker een beetje moe geworden van zijne „onderzoekingstochten", want toen de melkrijder Jan van Twisk hem bij Bobeldijk [gem. Berkhout] voorbijreed en hem vroeg of hij ook meê wilde rijden, stapta Keesje gaarne op, en voort ging het. Zoo onder dit ritje vroog Van Twisk aan den naast hem op den bok van de melkkoets zittenden Van Baaren, hoe laat 't wel was. Nu, dat kon keesja met alle mogelijke soor ten van genoegen vertellen hij had immers wel twee horlogesKees verzuimde dan ook niet, bij deze gelegenheid zijn dubbelen uur werk-schat aan Van Twisk te laten zien, wiens wagen hij na oen poosje onder harte lijke dankzeggiug verliet. Loopende naar Amsterdam gegaan zijnde, heeft onze 31-jarige boosdoener 't gouden horloge met ketting voor f 14 verpatst en 't zilveren, nu ja daar zou nog wel ereis Iemand tegen oploo- pen. maar Kees „liep er zelf tegenop". De O. v. J. had ten slotte nog een aardig ceeltje betreffende den beklaagde; (zoo'n trouwe klant, daar wijdt men allicht een hartig woordje aan]. Nadat het zondenregis- ter van Koes nauwkeurig was afgelezon, merkte Z.E G. op, dat 't wegpakken van de jockey-pet niet wettig en overtuigend was bewezen, maar de rest wel, en er blijft nog genoeg over hoor, om een eisch tegen Kees in te stellen. [Wel ja: „aan een boom, zoo vol geladen, mist men vijf, zes pruimen niet Die jockey-pet, nudaar spreken we niet verder over. 't Stelen van de beide horloges echter brak Keesje leelijk op, want de heer Off. eischt» naar aanleiding van da artt. 310 ea 321 van 't Wetb. van Strafr. eventjes een rond jaar gevangenisstraf tegen hem. Harmanus Schurink, een 22-jarig varens gezel uit Rotterdam, geboren te Hoorn, is een uniek exemplaar. Ook deze sinjeur is to Haarlem gedetineerd, wegens dronkenschap eu diefstal van een horloge. [Dat artikel vindt nogal aftrek bij H.H. langvingerigen]. Op den Oen Mei j.1. kwam Schurink zich ver voegen bij de 67-jarigo moj. Liefje van Ree, wed. van K. de Vries en wonende te Hoorn, alwaar ze een kruideniers winkel heeft en ook commensalen houdt. Evenals onder de meuschen, heeft men ook onder de alen verschillende soorten, dit is bekend. Behalve bijv. commens-alen heeft men ook liber-alen, soci-alen, cleric alen, kan- nib-alen, enz., maar dat er onder de eerst genoemde „raarkes" zijn, heeft Hermauusje duidelijk aangetoond. Hij kwam op genoemden datum vertellen, dat hij de complimenten over geschiedenis, waarvoormen je natuurlijk goed zal betalen. Ea de laatste mededeeling," zij keek Olga lachend aan, „is een echte prozaïsche, maar toch niet minder gewich tig. Buiten de toelage, krijgt ge vooruit oen kleine som, opdat ge u behoorlijk kunt uitrusten. Jongelui, die pas hun graad als doctor hebben behaald, zijn in den regel platzak. Dat is altijd zoo, tenminste mijn man had toenmaals geeu fatsoenlijke jas om mede naar zijn moeder te gaan." Deze vrome leugen gelukte haar zelfs met een ondeugend glimlachje. „Dat moet' hij golooven," dacht Olga verrukt. Tot groote verwondering der vrouwen vroeg Wigus Hennegall vlug en ernstig „Hoeveel „Vijfhonderd mark zeide C.iro'yae. Wigus stond op. „Dan verzoek ik u vriendelijk daar direct de geleende vierhonderd mark af te houden. Ik beo gelukkig,zoo snel mijn schuld aan u te kunnen afbetalen. En dat nog wel met het geen ik zelf heb verdiend. Want ik mag toch wel aannemen, dat men een on waardige zoo iets niet zou hebben toe vertrouwd." Zijn bleek gelaat was nu toch met e8n donkeren blo3 bedekt. En welk een reine vreugde sprak daaruitCarolyne had diep berouw over haar vromen leugen. „Maar datdat zoudt ge mij beter ia gedeelten kunnen afbetalen go hebt toch beslist wel bet eon en ander noodig." „Tk ben een arm man en een beginneling," sprak hg trotscb, „ik wil ook niet anders sc'ugnen. Die honderd mark zgn moer dan genoeg voor het allernoodigste, Van die vierhonderd mark, die u mij gaf, liet ik aan Liefje moest overbrengen van een familie lid van wijlen haar man. Genoemd familie-lid moest zijn de majoor van de cellulaire ge vangenis te Alkmaar, Dorus de Vries ge naamd. Verder gaf bekl. voor, in Hoorn in betrekking te zullen komen, want, na aan verschillende adressen om eene betrekking, of om inlichtingen voor 't verkrijgen hiervan te hebben gevraagd, heette 't dan dat mijn heer Schurink in betrekking zon komen op 't kantoor van den heer De Jong te Hoorn. EnfinLiefje van Roe nam hem te logeeren. Ze moest Dinsdags aan haar zoon Roelof de Vries, een koopman te Twisk, voor f 8 winkelwaar toezenden en pakte deze commissie zorgvuldig in. Bij deze gelegen heid wilde Schurink een kistje sigaren, [dat hij van Rotterdam had meegenomen, zooals hij zei, aan Roelof sturen, want dit was nog een oude schoolkameraad en vriend van hem. Alzoo „Kleine geschenken onderhouden de vriend schap". 't Werd er bij ingepakt, alsmede een briefje van Schnrink's hand, behelzende de mededeeling aan Roelof, dat hij, Schurink, hem zou komen bezoeken. Toen dan deze geheele bezending (in een kinderwagen nog wel] verzonden was en behouden aan het adres overkwam, merkte Roelof bij 't uitpak ken de verrassing, die daarna nog verhoogd werd door de komst van Schurink in hoogst eigen persoon. Zoo kwam hij op Dinsdag 12 Moi bij R. de Vries te Twisk als „oude schoolkameraad". Hij had voor de reis wat spoorgeld (22 stuivers) van zijn tijdelijke kost- vrouw te Hoorn gekregen en was daar ook nog meester geworden van 10 centen nit een spaarpotNadat bekl. den dag en daarop- volgeuden nacht uit „oude vriendschap" bij Roelof had doorgobracht, wilde hij Woens dagsmorgens [13 Moi] weer vertrekken. De Vries stolde vertrouwen in hem, want hij gaf den bekl. de voor de winkelwaar ver schuldigde f 8 meê, teneinde deze aan zijne [Roelof's] moeder ter hand te stellen, 't geen bekl. doen zou, maar niet deed. Vóór zijn vertrek wilde beklaagde gaarne een net pak kleeren ter leen hebben bij moest bij mijn heer De Jong stukken inleveren, enz eu wilde zich dan netjes voordoen, [in andermans kleerenOp zijn dringend verzoek kreeg bekl. 't beste pak van Roelof met inbegrip van dions overjas ter leen meê, met de bood schap echter, 't vooral voor Zaterdag weerom to sturen, daar Roelof's buurman op sterven lag en bij [Roelof] dan zelf 't pak noodig zou hebben. BestMaar Roelof lieeft 't pak niet teruggezien, voor vandaag in de rechts zaal en nu bemerkte hij, dat Schurink do jas eon bootje meer naar de nieuwste mode had laten veranderen, tenminste er was een nieuwe kraag op gezet en bovendien waren de knoopen ook door andere vervangen Zooals we straks zeiden, de f 8 voor Roelof's moeder bestemd, heeft 't mensch nooit gezien [ook haar zoon kreeg die geldsom van bekl. niet terug] en de handeling met Roelof's pak kleeren mag ook minstens eon zeer zonder linge vorm van dankbetuiging van de zijde dos heeren Hermanus Schurink worden ge noemd. Deze jongeheer deed zich als een zaer ruwe en verbazend leugenachtige klant ken- non. Hij was tegen den Pres. Mr. Mulder [die hem vriendelijk ten antwoord stond] ver schrikkelijk norsch en brutaal in zijne ver klaringen en hij loog alles door elkaar, en ontkondo f 8 van Roelof te hebben gekregen en verklaarde dat deze hem 't pak kleeren had opgedrongen tor leen. Welzeker Op 't laatst maakte hij het echter al te bont. Toen de Pres.eone vraag nog eens herhaalde, zei Schurink onbeschoft„Dat is nou [hier volgde een allervreesolijkste vloek] voor de honderd ste maal, dat jij me dat vraagt, denk je bij geval dat ik 't niet „loof" word? Jullie ge- looven me hier toch niet [herhaalde vloek]." Iu zijn schandaligen uitval werd hij gestoord door de stentorstem van den Pres want deze, 't kereltje mi moede zijodo, beval dat hij uit de zaal moest worden verwijderd. Nu kwam de rijksveldw., die bij bekl. stond,er aan te pas eu nam Hermanusjo zonder complimenten in den er mijn moeder honderd ik heb zoodoende nog honderdvgftig mark over. En binnen weinige dagen kan ik eeniga artikels druk klaar maken en zal ik trachten die te verkoopen." „Zooa's ge wilt," mompelde Carolyne. 't Liefst had ze haar leugen dadelijk ge biecht. Maar ze voeldedat moest hem treffen als een zweepslag en al de hoog achting voor hem, welke in dien vromen leugen gelegen was, kon de smart ea vernedering niet vergoeden, die hg dan zou moeten gevoelen, 't Was bepaald zeker, dat hij dan ook de gansche geschiedenis van de reis naar Fmrence als eea belrng zou opvatten dat men hem eerst zou moe- ten bewijzen, dat dit niet zoo was en hij het aanbod dus rustig kon aannemen. Zij zag in, dat vrouwengoedheid en mannentrots niet steeds denzelfden weg gaan kunnen. Nooit meer, zoo beloofde zij zich lelf, wilde zij dezen man met een milddadigen leugen trachten vooruit te helpen. Olga gevoelde zich zeer aangegrepen. Zij zag Diet meer het leelijke grijze pak, dat zij zoo afschuwelijk had gevonden. Zij zag slechts den vasten trots op hot voor hoofd van dien man met de leege porte- monnaie. Zij leed, omdat zg in hem een bedrogene zag. Dat vond ze zgner on waardig. Zij kwam zich in vereenigkg met Caro'yne als schuldig voor, omdat zg zich over de.zen list, om hem op deze wijze geld te versch .ffen, verheugd hadden. Als die blonde geliefdo van hem nu hior was, zou ze hem dan eeu dwaas vinden Of zou die hem toejuichen? Wanneer zij dat wist, wist ze ook of dio kleine hem waardig was of niet.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 5