Elli LIfIS,
|t l u i 551 tr 8.
Indische pentassen.
Zondag 11 October 1903.
47ste Jaargang No. 3878.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
Arrondissements - Recht
bank te Alkmaar.
ODRAAIT.
0-
Er bestaat in ons land oen bewegiDg,
„Rein Leven" geheeten, en wat die
beweging bedoelt, hoeft eigenlijk niet eens
gezegd t8 wordenHaar naam is haar
uithangbord.
Toch zullen er wellicht lozers zijn, die
er iets meer van willen weten. Het. is
daarom, dat ik er hier wat van ga ver
tellen
Er waren eenige jonge mensehen, die in
zich omdroegen een levendig besef, hoe
ontzaglijk-veel ellende over de menschheid
wordt gebracht door de macht van onreine
daden ja, door de macht van woorden en
gedachten zelfs op sexuëel gebied.
En in den zomer van 1901 hebben die
jonge menschen zich vereenigd, om daar
tegen den oorlog te beginnen, zoo krachtig
als in hun vermogen was.
Straks ging hun strijdkreet op door het
land, en de kreet dier enkelen vond weer
klank in de harten van velenTal van
joDge mannen en vrouwen, maar ook
ouderen, traden als medestrijders en mede
strijdsters toe, en het maandeljjkgch corres
pondentieblad heeft op 't oogenblik reeds
meer dan 700 abonné's.
Kenmerkend voor de ganscbe beweging
is de groote vrijheid van handelen bij een
heid van streven en eenheid van beginsel.
„Rein Leven" kent geen statuten en
weet van geen reglementen, uitgaande van
het idéé, dat soms één artikel van een
reglement iemand weerhouden kan, te
strijden voor een zaak, die hij met harten
ziel is toegedaan.
„Rein Leven" vraagt naar geen Gods
dienst ot politiek, want haar Godsdienst
is slechts „Het Reine," en haar politiek
beoogt alleen, om alle atgedwaalden een
leven van reinheid deelachtig te doen
worden.
Ieder, Christen, Israëliet of Ongeloovige,
ieder is welkom, die rein leven wil, of
rein leven wil bevorderen.
Maar al vraagt zij niet naar Geloof, of
staatkundige belijdenis, en al kent zij hoe
genaamd geen schriftelijke wetten, men
leidde daaruit nog geenszins af, dat deze
beweging heelemaal zonder organisatie is.
De leiding berust bij een centrale com
missie van vijf personen, en die personen
worden aangewezen op do haltjaarlijksche
bijeenkomsten van correspondenten en be
langstellenden uit heel den lande. Met deze
centrale commissie staan de correspon
denten en de plaatselijke groepen in ver
binding, maar iedere groep vormt zich naar
eigen goedvinden en arbeidt naar eigen
zienswijze.
En waarin bestaat die arbeid nu
De werkzaamheid der groepsleden, en
meer speciaal der correspondenten van elke
groep bestaat in hoofdzaak daarin, dat zij
zoeken te helpen en bij te staan, die steun
behoeven en begeeren.
Er zijn zoovele jongelui, die slaaf zijn
van hun zonden, doch snakken om vrij te
komen, maar niet weten hoe.
Mogen de ouders in de dagen der prille
jeugd ook der kinderen toevlucht zijn, in
het tijdperk der jongelingschap zijn ze dat
maar al te dikwert niet meer.
Bij het rijpen der jaren raakt los
de band tusschen ouder en kind, gaat weg het
vertrouwen van vroeger En nóch vader
nóch moeder openbaart de jongeling het
geheim zijner eerste liefde, nóch vader,
nóch moeder maakt hij deelgenoot van zijn
eerste afdwaling. Maar wat geen vader
verneemt in de dagen der vreugde, wat
aan geen moeder beleden wordt in de ure
van rouw, hij zal het mededeelen aan den
Roman van
IDA BOY-ED.
00000
22.
Vanwaar kwam dat kleed Dat kon
onmogelijk geleend zijn. Wigus had niet
veel verstand van vrouwenkleediDg, maar
Siddy en haar moeder hadden wel duizend
maal beweerd, dat een japon dén alleen
onberispelijk kon zitten, als zjjj expres
voor de persoon was gemaakt.
En hoe heerlijk kleedde dit blauwe zij
den kleed de lieflijke gestalte van Siddy 1
En hoe ver bleven haar schouders onbe
dekt
"Wigus had zijn verloofde natuurlijk nog
nooit zoo gezien.
Hij, de man, bloosde.
Maar zjjn oogen brandden, en hij verloor
haar geen minuut uit het oog.
Het was, als werd zijn blik steeds scher
per; hy keek en keek, in het verterend
verlangen te weten, te begrijpen
Geen lachje ontging hem, geen enkele
harer bewegingen.""
Te spreken had Siddy slechts een half
dozijn woorden. Zij formeerde met eenige
dames en heeren een groep, die op den
voorgrond was geplaatst.
Hoe mooi en fijn waren de ljjnen van
haar nek, de ronde schouders, en hoe lief
lijk zat haar hoofdje op dien hals.
En het onschuldige gezichtje met de
groote blauwe oogen, die tegelijk vroegen
vriend, die ook hém vertrouwde van leed
en van blijdschap maakt.
Wee nu echter, wanneer die vriend do
ware vriend niet is en lacht om 's jongelings
angsten spot met zijn gemoedsbezwaren. Dan
trekt de afgedoolde zich schuw terug als
een slak in haar huisje, geïsoleerd van
deelneming en van troost.
En zie, nu komt „Rein Leven" tot
dezulken en zegt„Sluit u niet langer
op in u-zelf, maar komt tot ons, gii die
gedwaald hebt en terug wilt gaan Komt
tot óns en geeft ons uw vertrouwen. Wij
zullen u helpen en u tot een steunsel zijn
En velen gaven aan die roepstem reeds
gehoor. Voor velen is „Rein Leven"
een uitkomst geweest. Zij vonden daar
jonge mannen en vrouWen vol warme be
langstelling, jongelieden die hen niet be
jegenden met lach en spot, maar hun raad
en bijstand verleenden zoo vaak zij dit
vermochten.
Zóó werd „Rein Leven" voor
menigeen reeds een behoud, die anders
wis ten onder zou gegaan zjjn.
Op grond van het bovenstaande zal het
den lezer al gebleken zijn, dat de groepen
bestaan uit twee rubrieken Men vindt er
jonge mannen en vrouwen, die hulp ver-
léénen, en zwakken, die hulp ontvangen.
En zoo in elke stad nog niet zoo'n groep
zich heeft gevormd, ik wijt het aan te
weinige bekendheid met het wezen en wer
ken dezer beweging.
En dat is jammer. Want de misdaden
der vaderen worden bezocht tot in het
derde en vierde geslacht en, schoon on
schuldig, zal ook mede de vrouw de straf
dragen voor de afdwalingen van den echt
genoot.
De beweging „Rein Leven" werkt
dus niet alleen tot behoud van het individu,
maar ook tot heil van de samenleving.
Zij wil een zon zijn, die warmte
brengt aan hen, wier ziel verkilde onder
den kouden adem van spot, maar een zon
die ook licht geeft tevens, het weldadige
licht dat ziektekiemen doodt, de zwakheid
tot kracht doet groeier: en de onreinheid
doet vluchten.
V.
Zitting van Dinsdag 6 Oct. 1903.
UITSPRAKEN:
C. van Baaron, (ged. te Haarlem), diefstal,
driemaal gepl., 1 j. gev.
H. Schnrink, Rotterdam, (ged. te Haarlem),
verduistering, lO mnd. gev.
J. L. Kamp, Den Helder, openb. schennis
der eerbaarheid, 1 mnd. gev.
H. Peereboom, Alkmaar, mishandeling, 6
weken gev.
G. Stam, Medemblik, het door schuld ver
oorzaken van gevaar voor verkeer met stoom-
vermogen, niet wett. bewezen, vrijgespr.
Wij begonnen vandaag met een paar luidjes,
die hun hondjes niet hadden aangegeven, en
daarna kregen we Jan Ruitenberg van Hoorn,
thans gedetineerd in da strafsalon aldaar.
Als deze 26-jarige Jan Ruitenberg wat steelt,
kan 't hem blijkbaar niet veel schelen, wat
hij wegneemt. Zoo was dit kereltje in den
nacht van den 4en op den 5en Sept. van't jaar
onzes Heeren 1903 verzeild geraakt in den
tuin van den heer Wilhelm Pranciscus An-
tonius Kaag, koopman te Hoorn. Jan had al
een heel aardig plannetje gevormd. Hij wilde
namelijk, belust op fruit zijnde, wat appelen
en peren door afplukking voor 't gevaar van
afvallen behoeden. Hij wist niet, dat de
tuin van den heer Kaag was, zei hij. Och,
neen Dit belette echter niet, dat hij er zeer
vrijmoedig een bezoek in aflegde. Nu heeft
Jantje zijn plan echter een beetje naar om
standigheden gewijzigd, want, hetzij dat er
te weinig vruchtboomen stonden, wier last
't meenemen waardig waren, of wel, dat „de
druiven te zuur waren, omdat de vos er niet
bjj kon," (ze hingen misschien te hoog voor
Jan's klimkunst), zooveel is zeker, dat't plan
om een appeltje to plukken, door Ruitenberg
is opgegeven. (De appelen- en perenoogst is
ook zoo schaarech dit jaar, dat hij, die nog
wat heeft, 't noodig wel mag behouden.)
Jan geraakte in een peinzende stemming
bij den in den tuin staauden koepel en bewon
derde de glazenmakerskunst, die de glasruiten
zoo kunstig met stopverf in de ramen deed
blijven. Hij overlegde bij zichzelf, hoe men
zoo'n glasruit er wel 't best uit zou kunnen
krijgen en nam do proef eens, (zeer toevallig
mot een der ruiten, die juist eenige weken
te voren er was ingezet on waarvan dus de
nog ietwat zachte stopverf nog al gemakkelijk
was te verwijderen. Tenminste, toen Jan met
veel ijver aan 't werk ging, had hij spoedig
't ruit los, zette het voorzichtig tegen een
boom en verschafte zich door de ontstane
opening wier afmeting ongeveer 60 bij 40
c.M. zal zijn geweest toegang tot het in
wendige van den koepel.Hier trof hij 't, of
hij in Luilekkerland was, en dat de gebraden
duiven hem bijna in den mond vlogen. Hij
vond o. a.een fleseh frambozen, A-
madera, 1 heelo fLsch wijn, fleseh
wijn, »/i fleseh port, 3 kleine kinder
spiegeltjes, 1 handdoek, B glaasjes,
een eierdoekje, een kluw sajet, 1 pakje
stearine-kaarsen, 1 kurk (met zilver),
1 kinderspeld en 2 sleutels, (van den koepel.)
Een half fieschje advocaat heeft mijnheer
Ruitenberg zoo onder de band nog zoowat
leeg gelurkt, zoodat li ij wel een beetje „aan
geschoten" raakte. Deze heele bonte verza
meling heeft Jan netjes meegepikt, waarna
hij hot tooneel zjjner wandaden verliet.
In den morgen van B Sept. kwam Geertje
Broers, (Kaag's dienstbode,) in den koepel en
vond daar den boel wat door elkaar gehaspeld,
Dit wanordelijke tooneel was voor haar eene
aanleiding om direct „Mijnheer" te gaan
waarschuwen. De hetjr Kaag kwam ter plaatse
cn achtte het geraden, maatregelen te nemen.
Zoo is hij dau met een agent van do Inbraak
verzekering op den zelfden morgen den koepel
gaan opnemen, waar, zooals gezegd, alles
overhoop lag. Ook is de comm. van pol. te
Hoorn, de heer Eranciscus Johannes Terlaak,
er nog bijgehaald, dio op denzelfden dag in
den tuin des heeren Kaag is geweest en den
agent van pol. Van Weelieer op uitgestuurd
heeft om den ontvreemden boel op te sporen
en in beslag te nemen. Deze gaf aan do op
dracht gehoor en heeft alle ontvreemde voor
werpen bij Jan Ruitenberg aan hnis gevonden
en in bosJag genomen, waarna de heele ver
zameling naar 't bureau van politie is ge
transporteerd. Kaag scheen vandaag wel
eenig modelijden met den beklaagde te ge
voelen, want boewei deze hem toch allo reeds
opgenoemde artikelen had ontstolen, zei hij
[Kaag,] dat Ruitenberg elke week f 4.— ver
diende en ann zijne ouders overgaf[reden
dus, om den beklaagde zoo licht mogelijk te
straffen.] Verder dat bekl. juist een kort
geleden ingezette ruit trof, dat gemakkelijk
was los te krjjgen had hij een ruit getroffen,
dat reeds lang geleden ingezet was, dan
ware de stopverf hard geweest en zon 't mo
gelijk bij de poging tot inbraak zijn ge
bleven. Ook waren Ruitenberg's ouders weldra
30 jaren met elkaar in den echt vereenigd
misschien wilde Jantje het een en ander, wat
hij van Kaag had weggepakt, wel gebruiken
om het 30-jarig huwelijksfeest van zijn ouders
luisterrijk te vieren, 't Was wél edelmoedig
van den heer Kaag om zoo in 't voordeel
van den dief te spreken. Toen de O. v. J.
aan de beurt kwam, verklaarde deze, dat
Jan Ruitenberg vroeger al eens met 't Rijks
opvoedingsgesticht heeft kennis gemaakt,
[waaruit hij in 1894 ontslagen is.]
De kantonreojhter in Hoorn heeft zich zijner
aangetrokken en hem op een melkfabriek als
blikslager geplaatst. Het speet den kanton
rechter geducht, dat Jan dezen streek heeft
uitgehaald, want nu is de kans om een fat
soenlijke betrekking te krijgen,voor hem uiterst
klein geworden. De heer Off. van J. hoopte,
dat de heeren rechters Jantje behoorlijk tijd
zullen geven om over zijne daad na te
denken en tot inkeer te komen en eischte te
dien einde wegeDS diefstal met inbraak, naar
aanleiding van de artt. 311 en 316 v. 't W.
v. S., 6 mnd. gev. tegen bekl. Jan had
nog een rechtsgol. verdediger ook, n.1. Mr.
J. Verdam. Deze vroeg voor zijn cliënt eene
lichte straf.
Thans volgden een tweetal beklaagden uit
een „peerdespul", d.1. le mijnheer Albert
Johann Röber, (zoon van Friedrich Eerdinand
I Röber en Christina Hoffmunn,) geboren te
j Gotha, op 26 Dec. 1866, wonende te Susteren
i (prov. Limburg) en van beroep circus-direc
teur, bijgenaamd „Roberti". 2e. Joseph
Cohen, 28 jaar, geboren te Oudenhoven en
een „artist" van No. 1.Deze heeren stonden
terecht terzake van mishandeling. Mijnheer
Roberti stond op 29Junij.l. met zijn paarden
spel op Texel, in Den Bnrg. Op genoemden
merkwaardigen dag arriveerden drie personen
met de diligence te Den Burg en kwamen
eenigszins vroolijk op de tont van Roberti
aanmarcheeren. Dit waren de heeren Albert
Renner, H. J. Kamp en Hillebrandus Goslin-
gade beide eersten muzikanten, de laatste,
een 23-jarig kellner uit Amsterdam, kon ook
nog zoowat als muzikant optreden. Zij had
den misschien de bedoeling, eenige stukjes
opwekkende mnziek in of v o o r de tent
van Roberti ten beste te geven, (de een had
een viool, zijne twee kameraden hadden
andere muziekinstrumenten bij zich), en be
gaven zich naar 't loket, waar zij op nogal
levendigen toon naar den circus-directeur
vroegen. Mevr. Roberti beduidde hen, dat ze
even moesten wachten. Toen „Herr Direc-
tor" kwam opdagen, kreeg deze blijkbaar den
indruk, dat de „heeren" juist niet met de
beste bedoelingen zijn tent bezochten, maar
mogelijk een „relletje" wilden makenzij
waren hem althanB niet welkom en nogal
kort aangebonden zijnde, raakte Roberti in een
gesprek met Renner spoedig in drift. Hier
kreeg Joseph Cohen de lucht van en met
loffeiijken ijver schoot deze vaardige joDge-
ling toe, [in acrobaten-costnum] en gaf Ren
ner een opstopper, «oodat hij op den grond
viel. Hierna gaf Roberti met de karwats
['t teeken zijner waardigheid] den heer Ren
ner een veeg over z'n gelaat, zoodat hij aar
dig bloedde. De circns-directenr en zijn artist
moesten dan heden terechtstaat) vcor hunne
driftigheid en eerstgenoemde had, als hij niet
aan 't woord was, doodleuk de handen in de
zakken, alsof ze er in waren vastgelijmd.
Als hij echter zïjn tong mocht roeren, waren
ook de handen terdege in beweging hij „be
wees" al wat hij zei. Dit was maar goed
ook, want sinjeur sprak zoo 'n raar gebroken
Duitsch, dat de Satan in eigen persoon er
wel niet wijs uit had kunnen worden. Eerst
leek het ons toe, alsof hij zoowat alles wilde
ontkennen, maar naderhand begon 't toch
een beetje te winnen. Herr Roberti begon te
spreken van „ein kleine Spatz" eD „ein Herr,
der mit s'n Kopf auf die Steinen fiel, und so
weiter." Ook was het vele malen „Nein,
Nein Ganz nicht, g&r nicht!" of: „Ja wohl,
ja wohlal naar de omstandigheden dit
meebrachten. Onze brave Joseph Cohen be
kende ook niet zeer vlot, doch de verschil
lende getuigen legden duidelijke verklarin
gen af. De O. v. J. eischte tegen mijnheer
Roberti wegens mishandeling, naar aanleiding
van art. 300 van 't Wetboek, v. Strafrecht,
f 30 boete, subs. 14 dagen hecht, en tegen
Cohen f 8 boete, subs. 7 dagen hecht.
Als eene bekende figunr in de rechtszaal
mag worden beschoawd de slechts 17-jarige
Jacoba van Willigenburg, een lang niet op
passende jonge dame, [die op 't oogenblik
nog gevangenisstraf ondergaat], uit Den
Helder. Zij staat bepaald slecht bekend en
heeft in den nacht van 17 op 18 Ang. j.l.een
vrouwenborstrok weggenomen van haar
buurman Gerrit de Vos. Deze, het kleeding-
stuk, dat van zijn vrouw was, missende, zag
bij Van Willigenburg iets dergelijks hangen
en ging met een agent, van politie derwaarts,
waarna de borstrok, [welke De Vos als die
zijner vrouw herkende] in beslag werd ge
nomen. De beklaagde bekende heden, dezen
diefstal te hebben begaan, om maar weer in
de gevangenis te komen. Hoe tieurig! Zij be
weerde, dat haar vader een zeer streng man
is, dat hij de buren allemaal op z'n hand
heeft, enz., enz., en ze huilde zoo vreeselljk,
dat we waarlijk bang waren, dat ze de ge-
heele andiëntie-zaal onder water zou zetten,
j [en we krijgen tegenwoordig evenwel al water
i „zat"], zoodat we een gevoel van verlichting
kregen toen ze de zaal verliet, 't Vorige jaar
is ze al eens wegens diefstal verooideeld en
heeft toen 3 maanden gezeten. Dit jaar, den
4en Ang., heeft ze weer 6 maanden gevange-
en vroolijk rondom keken.
Wigus zag het heel goedal de jonge,
elegante heeren richtten hunne opmerkzaam-
heid op deze lieflijke verschijning in het
licht-blauw. Eén zocht er op het programma I
naar haar naam. Een ander scheen iets te
verklaren misschien zeide hij wel, dat het
de kleine Lindsladt was, die tot heden
niet was opgemerkt geworden, omdat ze
steeds voor dienstmeisje had gespeeld.
Steeds had hij in Siddy de mooiste
vrouw gezien. Geen enkele vrouw kon het
naar zijn idéé bjj haar balen.
Maar nu eerst, in dit blauwe kleed, ver
ried zij baar gansche lokkende schoonheid.
En wat haar de hoogste betoovering gaf,
was haar onschuld. De jeugd en de on
schuld straalden haar van het voorhoofd.
Zoo zonderling, zoo tegenstrijdig was
datjuist in dit oogenblik, waarin de
twijfel aan haar hem verteerdehet
was geen twijtel meer, waut gelogen had
ze toch in elk geval!.... juist op dit
oogenblik begreep hij zoo duideljjk, dat
zjj toch geen verlorene was.
Voor welke raadselen stond hij Hoe
zou zieh dit alles ophelderen
Zou hij dingen te weten komen, die hij
zou mogen vergeveD, die hij zou kunnen
dulden
Hij sidderde ervoor, dat dit blauwe kleed
met de rozen op de eene of andere manier
in verband zou staan. Ja, hij gevoelde het
heel nauwkeurig er móést verband tusschen
bestaan.
Siddy ccquetteerde niet, zooals de meeste
daines op het tooneel, met de jongelui in
de loge.
Maar haar blik ging menigmaal met een
merkbaren oogopslag naar een kleine loge
van den eersten rang,
Deze lege was evenwel leeg.
Had ze daar iemand hopen te vinden,
dien haar blik nu vergeefs zocht
Nu werd er op het tooneel thee rondge
diend. Siddy en eenige dames trokken
daarvoor hare handschoenen uit. Wigus
kwam het niet in de gedachte, dat dit
misschien onncodig geschiedde en alleen
maar, om haar mooie armen te laten zien.
Wigus aeg slechts, dat er aan Siddy's
hand een ring zat met een schitterenden
steen. Dadelijk wist hij, dat dit een èchto
ring was.
Zij had het versmaad haar hals met
onechte steenen te versieren. Zij droeg geen
armband en ook geen andere ringen. Dat
alleen sprak er reeds voor, dat de ring
van goud was en geen bazar-ring met een
steen vau glas.
Wigus Hennegall stond op. Hij verdroeg
het niet langer, Hij bemerkte io het geheel
niet, dat hij de omzitlenden stoorde, toen hij
zich bruusk door de rijen heendrong,
zonder zelfs een verontschuldiging te pre
velen. Hij vluchtte weg.
Buiten regende het, er vielen groote
droppels. Het scheen, alsof het gedonderd
had. Maar de electrische lantaarns verlicht
ten de omgeving helder en duidelijk.
Wigus wist nu eigenlijk niet, wat hij
wilde.
Hier in den regen bij den schouwburg
wachten? Naar hute gaan? Daar lo8ren,
dat bij haar het licht werd opgestoken en
dan daarheen stormen
Hij wachtte hier en liep rusteloos onder
het glazen afdak heen en weer. Dat hij
gedurende het vierde bedrijf was wegge-
loopen en dat Siddy misschien ook nog in
het vijfde bedrijf moest optreden, dat had
hij vergeten. Voor hena was het afgeloopen.
Hij begreep niet, waar Siddy bleef. Het
viel hem ook niet op, dat er nog geen
menschenstroom den schouwburg verliet.
De portier stond in de deur en keek
naar de meDEchen, die onder het glazen
dak wachtten totdat de regen ophield. Er
kwamen steeds meer menschen. Wigus kon
daar niet langer bljjvea't was er
bem to benauwd, hjj stapte den regen in.
Uit het licht en de drukte kwam hjj in
stille straten. De regen viel niet meer zoo
dicht. Eindelijk, toen bjj voor zjjn huis
stond, was het droog.
Wigus stond en wachtte. Hem scheen
het toe, als waren het uren.
Was zij na den schouwburg nog uifge-
jgaan? Met wien Waarheen? Waar haar
te vinden, om haar te vragen
Een paar medebewoners kwamen hem
I voorbjj meteen vriendelijk „goeden avond",
Want hij woonde sedert vijf jaren hier en
kende natuurlijk velen der luidjes.
Eep rijtuig wss naderbij gesukkeld. Het
kwam aecht op het huis al. Eer nog de
schijn van de lantaarn in het rijtuig viel
en toonde dat daarin twee vrouwen zaten,
wist Wigus
„Zij is het."
Hij ging op den drempel van de voordeur
staan, zich vast tegen de gesloten huisdeur
aandrukkend.
De vrouwen stegen uit. De moeder eerst,
een tasch in do linkerhand en over den
arm kleedingetukken, die in een witten doek
gewikkeld waren. Helder blauw keek
daarondeiuit de zjjde to voorschijn.
Siddy betaalde den koetsier. De moeder
stond erbij en keek toe, dat Siddy zich
nisstraf gekregen, waar ze op 20 Aug. j.1.
voor is gaan zitten, [alzoo 2 dagen na dezen
diefstal]. Zij wist zich als een zeer diep be
rouwhebbende zondaresse aan den Pres. voor
te doen, maar de O. v. J., die haar ai tame
lijk goud kent en wel weet, dat ze, behalve
't plegen van diefstallen, meer slechte eigen
schappen bezit, eischte naar aanleidiDg van
de artt. 310 en 421 van 't Wetb. v. Strafrecht
2 maanden gevang, tegen Jacoba.
De kaasmaker J. Bood te Oude Niedorp,
[als zoodanig werkzaam in de kaasfabriek
„Do goede Verwachting aldaar] heeft een
19-jarigen knecht, Pieter Renooij genaamd, en
deze laatste was het, wiens handen op 18
Aug. jl. „wat los aan 't lijf lagen." De ruime
kolfbaan des heeren T. de JoDg, [waarin op
dien dag kermis werd gevierd] was zeer ge
schikt om de handen eens te roeren en Pieter
Piers, een landbebouwend plaatsgenoot van
Renooij, had 't zeker een beetje bjj dezen
kaasmakersknecht verbruid. Zooveel is ten
minste wel zeker, dat de jongeheer Piers, na
eene kleine voorafgaande woordenwisseling,
een paar minder vereerende meppen op z'n
bol kreeg, tengevolge waarvan hij [Piers] een
buil op z'n hoofd opliep, benevens een bloe
denden neus en een gezwollen lip. De bekl.
was absent, mogelijk wel door 't minder uit
lokkende weer, maar de bewijzen voor de
[betrekkelijk geringe] mishandeling waren
door 't getuigenverhoor geleverd en de O. v.
J. eischte f 8 boete of 7 dagen hecht.
De heeren gebroeders De Jong, [Jaap, de
grootste, en Cornelis bijgevolg de kleinste]
stoffeerden vervolgens met hunne respectieve
achterkwartieren 't zondaarsbankje. Cornelis
was In den avond van 16 Aug. jl. in de her
berg van S. Schager te Wervershoof een
beetje opgewonden. De kastelein verzocht den
brigadier E. Veldrneier [van Medemblik,] eo
den agent van politie Grooteman, om Keesje
er uit te doen. Keesje wou echter niet best,
en groote Jaap kwam er bij en zei: „m'n
broer zei d'r niet uit 1" terwijl hij zich be
schermend vóór dezen plaatste met een ge
zicht, alsof hij wilde bulderen„niet dan
over mijn lijk 1" 't Ging dus wel een
beetje moeilijk om Cornelis te verwijderen
er werd tegengerukt en tegengetrokken, enz.
Tegen Cornelis luidde de eisch 6 dagen ge
vang. en tegen Jaap 8 dagen gevang.
Op Donderdag 20 Augustus j. 1. had
K. E. Schermasker, veedrijver en knecht
bij 't veetransport te Amsterdam, aam
Klaas Kiezeling (een veedrijver uit Schagen,)
de opdracht gedaan, om een stier naar de
veeladingplaats aan den trein te Schagen te
brengen. Kiezeling nam de opdracht aan en,
met den stier onderweg zjjnde, ontmoette hij
P. Wit, een koopman uit Schagen, die met
hem meeging. Wit nam, nadat ze met den
stier aan de ladingplaats waren gearriveerd,
den ring van den stier en behield dien voor
zich. Kiezeling ontraadde hem dit nog, maar
't baatte ni6t. Wit gaf aan Kiezeling 12 cent als
z'n portie, (zoo'n stierenring lijkt dus ongeveer
'n kwartje waarde te hebben,) doch Kiezeling
gaf hem 't geld spoedig terug, want hij wilde
„d'r niet mee te doen hebben."
Wit trachtte er zich wat uit te praten, door
te zeggen, dat hij dronken was, niet recht
wist wat hij deed, enz. Ook beweerde hij, dat
hij dien ring eigenlijk niet zoozeer had gegapt
om te verkoopen of zoo, neen, hij leende zoo'n
ring bijv. ook nog al vaak eens uit 1 Alzoo
nit philanthropie heeft hij 't dan zeker gedaan,
evenals de schoenmaker, die 't leer stal en de
schoenen om Godswil gaf 1 De heer Off. eischte
naar aanleiding van art. 310 v. 't W. v. Str.
f6 boete of 4 d. hecht.
Uitspraken heden over 8 dagen.
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
XXXI.
„Ajo lekas koetsier, nkoe maoe lihat 1"
(„vlug koetsier, ik wil kjjken 1")
Neemt het 'n oud-soldaat niet kwalijk, lezers,
wanneer trommelslag en hoorngeschal hem
warm maken. Immers, niet alleen nwe dienst
meisjes en uwe schooljeugd worden door
krijgsmuziek begeesterd, doch ook hij, die
eenmaal zelf in het gelid stond, die ook eens
mede uitrukte, meêmarcheerde voor Koningin
en Vaderland 1
Zeker, In theorie ben ik 't volkomen met
niet vertelde.
Nu draaiden de vrouwen zich om.
Siddy slaakte een kleinen kreet. Een
groote man stapte vanaf den huisdrstenpel
maar ze zag in hetzellde oogenblik, dat
het Wigns was. Reeds wilde ze hem een
standje geven.
Maar met koortsachtige haast had de
man reeds haar hand gegrepen.
„Vanwaar komt ge?" vroeg bjj haar.
„Direct uit den schouwburg. Het is
eerst kwartier voor twaalf," zeide Siddy.
„Maar wat wil je eigenlijk
Zij kwam werkelijk rechtstreeks uit den
schouwburg. Wigus had in zjjn glceierdcn
tcorn cm geen tijd gedacht.
„Neen maar zoo iets 1" riep de moeder
ontsteld.
„Waarom hebt go mij belogen Wie
heeft je dat blauwe kleed geschonken
Wie den ring?" vroeg hij, zonder haar
hand los to laten.
Jui* kwamen er een paar menschen
voorbjj. Daarom hield Siddy zich stil.
„Maak toch geen scène I" fluisterde zij.
„Laat ons toch in huis. Ik zal het je
morgen vertelleD."
„Ik moet het dadeljj'k weten dadeljjk."
Onwillekeurig wond hjj zich nog meer cp.
Scherper on dreigend klonk zjjn gefluister.
„Neen maar, wat moet dat beteekenen?"
zeide de moeder.
„Kom Siddy."
En zjj stak den huissleutel in het slot.
Toen liet W igus de hand van het meisje
los en greep naar den sleutel.
„Eerst wil ik weten
„Nu Ged onrecht is er niet bij.
Cadeau heelt Siddy bet gekregen van
i iemand, die in alle eer haar welzjjn wiL"