l u i s 11 r s. Zondag 8 November 1903 47ste Jaargang No. 3887. TWEEDE BLAD. Arrondissements- Recht bank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 3 Nov. 1903. FEUILLETON. Binnenlandsch Nieuws. UITSPBAKEN: Alb. v. d. Wal, Den Helder, diefstal, (even als zijn stadgenooten van de vorige week, (uitgezonderd W. Bruin,) ontslagen van rechts verv.] D. Teel, De Rijp, mish., f 10 boete, subs. B dsg. hecht. C. Slikker, Zijpe, mish. van een dienstd. ambt., en G. en C. Kaper [ook Zijpe,] eenv. bel. van een dienstd. ambt. De le 10 dag. gevang., de 2e en 3e elk 3 dag. gevang. J. F. Hoekmeier en A. Kager, beiden te Alkmaar, vernielelk 3 dag. gevang. C. Ruis, Noordscharwoude, diefst., 1 week gevang. A. Smit, Den Helder, mish., 4 dag. gevang. De beide eerste nummers van ons program ma van heden zijn eigenlijk van weinig beteekenis en voor de „Schager" [als te ver weg zijnde,] van zeer weinig waarde boven dien. Volledigheidshalve dienen we echter even te vermelden, dat R. Bangma en M. Joosten, (beiden van Hoorn,) de belasting voor hnnne honden niet hebben betaald, voor welke leiten ze echter op 13 Oct. j l. ontsla gen werden van rechtsvervolging. Thans dienden de zaakjes nog eens, want nu waren ze gedagvaard wegens het niet aangeven der dieren, tengevolge waarvan de O. v. J. [waarschijnlijk n A met méér succes,] tegen Bangma f 5 boete subs. 3 dag. hecht, eischte en tegen Joosten 2 geldboeten, elk van f 5, ieder der boeten bij niet-betaling te vervangen door 1 dag hecht. Vervolgens werd eene zaak afgeroepen van meer beteekenis, eene zaak, die door het als gewoonlijk vry talrijk opgekomen pnbliek met belangstelling werd gevolgd en die niet naliet, ook op ons een diepen indruk te maken, 't Was wèl de hoofdschotel van het geen vandaag op de strafzitting werd aange boden. De beklaagde, [voor alle zekerheid gedetineerd in 't Huis van Conservatie te Alkmaar,) was een keurig nette mijnheer, (althans van buiten], onberispelijk in 't zwart gekleed, met witten boord en manchetten, mooien knevel, donker, kort geknipt haar, enz., kortom voor 't oog een werkelijk „nette vent." „Men ziet er echter wel o p, maar niet i n," wordt weieens beweerd en dit werd ook hier bewaarheidmijnheer toch had zich dan maar alles behalve nette practijken veroorloofd, zooals op de zitting van 'heden bleek. We zullen zoo vrijmoedig zijn, hem even aan onze geachte lezeressen en lezers voor te stellen, alzoonaam Ger- brand Snoek, ond nog slechts 28 jaar, geboren zijnde en gewoond hebbende te Barsingerhorn, later te Den Helder, in welke laatstgenoemde gemeente hij agent was van de Levensver zekering Maatschappij„Noord-Brabant", Directeuren de heeren P. Timmermans en J. B. Timmermans en Administrateur de heer F. W. B. Timmermans, te Waalwijk in N. Brabant, alwaar de hoofdzetel der Mppij. is gevestigd. Deze Mppij. [eene Naam- looze Vennootschap! had eerst te Barsinger horn als haren agent aangesteld, (naar gis sing van den Administrateur ongeveer in 1884) den vader van bekl., den onden heer Snoek aldus. Deze geraakte langzamer hand echter in niet te beste omstandig heden. De gevolgen hiervan waren blijkbaar noch voor Snoek Sr., noch voor de Mppij. „N. Brabant" pleizierig. De laatste vond haren agent ten slotte onsolide en 't einde was, dat de heer Snoek Sr. weldra geen agent meer was. Nn mag het minst genomen wel zonderling worden genoemd, dat diezelfde Mppij. omstreeks 1894 tot haren agent aanstelde. den zoon van den ex-agent Snoek, onzen beklaagden Qerbrand n.1., die als agent solliciteerde by den Administrateur Timmermans. Enfin 't voorzichtige of minder voorzichtige van deze handelwijze der Mppij. willen wij nu voor 't oogenblik in 't midden laten en 't ging trouwens eerst werkelyk goedde jonge Snoek, eenigen tijd als agent werkzaam geweest zijnde, heel in België ook nog een poos,) scheen werkelijk zeer solide en genoot 't volle vertrouwen, zoo vertelde de Administrateur. Zóó zeer waren zijne snperienren zelfs met hem ingenomen, dat hij naderhand eventjes als iuspectenr der Mppij. werd aangesteld voor onze prov. Noord-Holland, terwijl hij als zoodanig te Barsingerhorn woonachtig bleef. Deze betrekking werd door G. Snoek ver vuld tot Augustus 1902. Toen n.1. nam hij het agentschap, met al zijn ap- en dependen ties over van den agent voor Den Helder, den heer H. v. d. Lee, en werd hij Snoek agent daar ter plaatse en ging omstreeks dien tijd van Barsingerhorn verhuizen naar Den Helder, enwas geen inspecteur meer. Van Ang. '02 tot Sept. '03 heeft bekl. 't agentschap te Den Helder waarge nomen. In laatstgenoemde maand toch is hij ontslagen geworden en.... waarlijk niet zon der redenen. Bekl. is n.1. in 't jaar '97 al zoo oneerlijk geweest (hij verdiende destijds onge veer f 8 per week, ook niet al te veel) om met knoeierijen of valschheden te beginnen. Het genoemde, niet zeer hooge weekloon verdie nende, is siDjeur in 't huwelijksbootje ge stapt en heeft na zijn huwelijk nog (mot be trekkelijk korte tussohenpoozen) de meeste valschheden gepleegd, zoodat het aantal hier van op 't oogenblik reeds ruim 30 is, terwijl hij der Maatschappij met zijne gevaarlijke prac tijken ruim f 2000 schade heeft berokkend. Voor een 5-tal zijner knoeierijen, ('t plaatsen van valsche handteekeningen en 't gebruik maken als echt daarvan) stond bekl. heden terecht. Er kwamen bij zijne zaak een heel leger getuigen op de proppen, asjeblieft ten getale van niet minder dan elf stuks. Door die vjjf handteekeningen in qnaestie nu, had de „ondernemende" ex agent-inspec- tenr-agent vijf personen, die bij de Mppij. waren verzekerd, heel gemoedelijk dood ver klaard, terwijl ze toch allen nog leven en, zoo we hopen, zoo gezond als een vischje in 't water. Een goed deel der ge tuigen waren lnidjos, die verzekerd waren bij de meergemelde Mppij. ter uitkeering van grootore of kleinere sommen gelds bij over lijden. Zoo o.a. de vrouw van den Kol- horner kanarievogelhandelaar P. Broks Elizabeth Pauwelse genaamd, verder D. Prins, schilder te Barsingerhorn en diens ega Grietje Berkhout, (dit echtpaar had ook 2 kinderen, Martinus en Elsje genaamd, laten verzekeren)dan nogP. Bosman, korpo raal-stoker bij de Ned. Marine te Den Helder, en zijn wederhelft Hermina Marriën. Vrouw Broks was zich eenige jaren geleden gaan verzekeren (uitkeeringssom bij overlijden f 50), doch had oen paar jaren geleden de verzekering opgezegdna deze opzegging heeft Snoek haar als overleden bij de Mppij. opgegeven. (Dit is dus doode no. 1]. De ver zekering van den zoon en de dochter, [uit keeringssom voor elk f 50] van den schilder Prins was voor een paar jaren geleden ook opgezegd en Martinus en Elsje werden beiden door Snoek als dood opgegeven aan de Mppjj. [dooden No. 2 en 3], Onder de 3 stukken, die hij telkens bij de opgave van overlijden moest overleggen, heeft hij brutaalweg driemaal valschelijk de handteekening geplaatst van den Gem.-Secretaris en Ontv. van Barsinger horn, den heer P. Bronder. Bekl. had des Secretaris' handteekening wel eens gezien en zeker zeer nauwkeurig bekeken, tenminste hij had haar tamelijk nauwkeurig nagemaakt. Hermina Marriën had zichzelf en haar man, die destijds in de Oost was, [uitkeerings som bij overlijden voor elk f 100] enkele jaren geleden verzekerd bij den agent der Mppij. P. Gorter te IJ mniden, (tevens schoen maker van beroep), toevallig in tegenwoor digheid van Snoek, die toon nog inspecteur was en die in plaats van Gorter, zelf op gave van deze verzekering aan de Mppij. heeft gedaan. Hermina heeft aan den toe- maligen Helderschen agent der Mppij. [H. v. d. Lee] geregeld haar fondsgeld betaald, tot dat ze, eenigen tijd geleden, de verzekering voor zich en haren echtvriend beiden heeft opgezegd. Nn, Snoek zond aan de Mppij. maar bericht van den „dood" van Hermina [om streeks April] en vervolgens van den „dood" van haar gemaal, [in Sept. j.L] Alzoo, dooden no. 4 en 6. Bij deze gelegenheid was beklaagde zoo brutaal, om onder elk der twee stukken val schelijk de handteekening te plaatsen van Dr. Smits, arts en gemeente-geneesheer te Den Helder. Deze handteekening had hij Roman van IDA BOY-ED. 00000 30. Z[j liepen dus een paar straten verder en zaten weldra achter een marmer tafeltje van allerlei vruchten te genieten. Carolyne was stil, afgemat, b(jna gerust gesteld. Allee, wat Wigus had gezegd, had dat bewerkt. Wanneer haar man er zoo goed uitzag, was er misschieu maar sprake geweest van één enkelen slapeloozen nacht, wat hem, den gezonden man, reeds als iets vreeselyks was voorgekomen. En warneer haar man er jong en vergenoegd uitzag, dan was haar waanzinnige vrees zeker, beslist zeker, slechts een dwaasheid, waar mede zij zich doelloos folterde. Een man, die rondloopt met de gedachte, zyn vrouw te verstooten, ziet er niet opgewekt en vergenoegd uit hy is toch ook een mensch hy heeft toch ook een hart een geweten vrees voor het ljjden, dat hij een ander gaat aandoen. In de beide jonge menschen steeg, toen zy Carolyne rustiger zagen, de levens vreugde hoog op. Bet kwam Wigus voor, als was zijn geluk nog grooter geworden, nu hij niet meer alleen was. Hij genoot dit oogenblik met volle verrukking. Hy verwonderde zich ook over Olga. Vroeger had njj gedacht, dat slechts oppervlakkige of weinig-begaafde menschen vroolyk konden zyn. De jovialiteit van den geheimraad had hij nooit vroolykheid genoemd, dat was iets onverklaarbaars, waaraan hij geen naam wist te geven. Nog minder bevielen hem de vroolijke buien van Sophie en zwager Frits. De bewegingen, die Machin dan maake, dat giebelende lachen, waren bepaald stuitend. En Siddy? Neen, Siddy was ook niet oprecht vroolyk geweest, daarvoor was ze steeds te zeer vervuld met wenschen naar onbe reikbare dingen. En haar overmoed had iets van een roes. Olga'e vroolijkheid was iets nieuws voor hem. Zy stond boven de dingen. Het had er allen schijn van, of velerlei kleine levens- misère haar geheel onbekend was, of geen invloed op haar had. Een mensch, die geen orgaan heeft voor het donkere, harde van het leven 1 Was zij er zoo een Hij voelde het heel beslistzóó was Olga aangelegd. Zij zou, als arm meisje geboren, lachend haar kleercn genaaid en zingend haar broodsoep op het vuur gekookt hebben, Maar hij wilde zichzelf dat niet toegeven. Met een soort trots zocht hij zichzelt wijs te maken, dat het de rijkdom, de voornaamheid, de schoonheid waren, uit wier gouden diepten de bron dezer vroolykheid opbor relde. Ja, hy ging nog verder en vroeg zich zelf af, of het niet een soort lichtzinnigheid zeker byna nooit gezien, althans ze was slech ter nagebootst dan die van den heer Bronder. Nu is het de verplichting der Mppij. [en dit was Snoek natuurlijk zeer goed bekend], de ver zekeringssom voor overledenen zoo spoedig mogelijk aan de erfgenamen, nabestaanden of rechthebbenden over te maken, waarschijnlijk opdat dezen er, zoo noodig, de begrafenis kosten, etc., meê zullen knnnen bestrijden, en daarnaar had de beklaagde zijne berekening blijkbaar gemaakt. Vanwege de Levensverz.-Mppij. waren aan Snoek een aantal gedrukte formulieren ter hand gesteld, teneinde deze, bij voorkomende gevallen van overlijden van verzekerden, te laten onderteekenen door den Gem.-Secretaris of den geneesheer ter woonplaatse van de[n] overledene. Behoorlijk ingevuld, [en een ver tegenwoordiger wordt vanzelf met de ver- eischte behandeling bekend gemaakt] en van de benoodigde „offlciëele" handteekening voor zien, geeft zoo'n stuk de Mppij. natuurlijk aanleiding, haar vertegenwoordigers tot be taling der verzekeiingssom te machtigen. In zulke [spoedeischende] gevallen nn, wan neer Snoek aan den Administrateur om uitkeering verzocht, voldeed deze aan Snoek's verzoek, en betaalde de verlangde geldsommen, terwijl hij [Timmermans] zich later met de quitantiën van Snoek weer bij de Mppij. verantwoordde. De vijf verklaringen van overlijden der verzekerden waren Ingevuld en elk van eene „officiëele" handteekening voorzien, [al was deze dan ook valsch], en do valschheid der onderteekenicg werd door de Mppij. [in c&su den Administrateur Timmermans) niet opge merkt, dus Snoek's toeleg gelukte, zoodat hij met deze 6 valsche handteekeningen zich f 350 wist te verschaffen. Zooals we reeds meldden, verschafte hij zich door meer dan 30 valschheden op deze manier ruim f 2000 ten nadeele zijner superieuren. Zoo ganw als later echter de Administra teur de handteekening van den heer Bron der [de echte handteekening n. 1.] te zien kreeg, zag hij wel dat 't mis was en de gevolgen kennen we nn al voor een goed deel. De meergemelde, in dit geval door Snoek valschelijk onderteekende en ook niet naar waarheid ingevulde stukken dienden, (dit was eene overeenkomst tusschen de Maatschappij, haren Administrateur en Snoek), ter vervan ging van een officiëel o varlij dens-extract der overledenen, daar die extracten, naar 't oor deel van den heer Timmermans, wat kostbaar zijn. Het valt niet te ontkennen, dat, hoe leelijk (om maar geen erger woord te gebrui ken) bekl. zich ook heeft gedragen, de Maatschappij „N.-Brab.'.' toch ook wel wat losjes er over ging, met 't schenken van veel vertrouwen aan Iemand, dien ze zoo weinig kenden als Snoek Jrterwijl Snoek Sr. toch bij haar zoo verbazend hoog juist niet stond aangeschreven Ook de controle, die de Mpij. over Snoek hield (en die ze misschien onge veer evenzoo bij hare andere agenten en inspecteurs handhaafde,] was wel wat non chalant, bijna slordig.Tnsschen de afrekeningen verliepen groote [bijna t e groote] tijdstippen, hetwelk een en ander, 'fc valt niet te ontkennen, bekl. bij zijn kwade praktijken wel eenigszins te stade kwam en oneerlijkheid in de hand werkte. Op oneerlijke wijze verkregen goed gedijt Diet, zou men hier knnnen zeggen wat heeft toch ons Snoekje weinig moois van 't duitje gehad, dat hij op zoo weinig respec tabele manier machtig werd, door het te doen voorkomen, alsof do gevreesde „Magere Hein" zijn vreeselijken schepter mee- doogenloos zwaaide en op schrikwekkende wijze met zijne zeis slachtoffers maaide naar welgevallen want de f 2000 werden er in den kortsten tijd doorgebracht. De doodver klaarden intasschen zullen nu wel lang blijven leven, als 't spreekwoord tenminste geloof verdient, dat hij of zij, die [nog in leven zijnde] voor dood wordt uitgescholden, doorgaans een hoogen ouderdom bereikt. Nog in de kracht van 't leven, [in andere omstandigheden zon men zeggen„nog met 't leven in al zijne aantrekkelijkheid voor zich"], stond bekl. heden schandelijk als beschuldigde terecht. Te ongeveer 2 ure in den namiddag van heden kreeg de O. v. J. het woord. Z E.G. achtte datgene, wat den beklaagde was ten laste gelegd, n.1. het valschelijk opmaken en als echt gebruiken van de vermeldo stukken, bewezen. Trouwens, beklaagde had, zeer ge dwee, alles volmondig bekend. De heer OfT. vertelde verder, dat niet alleen de Mppij. was. Hij wilde niet meer aan natuur, aan diepte, aan waarde gelooven. Dat bedroog. Hy had dat ervaren. Achter de kinderonschuld van Siddy stond slechts berekening. Wat kon er al niet steken achter deze onbezorgde vrijheid, die trotsche vroolijk heid van Olga Hij geloofde, dat hy bezat een scherpen blik, gepunt door de hardste ervaring. Hy wilde Olga eens goed gadeslaan, zich veel met haar bezighouden. Hij genoot reeds te voren van den triomf, dien hij voelen zou, als hy Olga's ware natuur eindelijk zou ontdekken. Aan het eind van de straat werden fakkels zichtbaareen begrafenisstoet trok voorbyWigus was onwillekeurig opgestaan. „Carolyne," zeide Olga, „wij gaan vijf minuten weg en zijn zoo terug." Zij en Wigus liepen den stoet na en stonden een poosje stil aan den hoek van de straat, om hem verder te zien gaan. Het was een stoet van geheimzinnige gestalten, twee aan tweo naast elkaar, met kappen over het hoofd, waarin alleen gaten gesneden voor de oogen. De wandelende spookgestalten hielden roodbrandende fak kels in de hand. In het midden van de rij werd een kist op de schouders gedragen. „'tls een soort broederschap," zeide Olga, „het stamt nog af uit den tyd, dat hier de pest heerschte. De dracht in elk gevalmen bedekte dan neus, mond en ooren." „Deze begrafenis was geen aangename eerste indruk voor mevrouw Wallraven", zeide Wigus, toen ze terugliepen. „Waarom niet „Ik denk, dat zenuwachtige vrouwen er niet van houden, aan den docd herinnerd te worden." „O neen, Carolyne is geen zenuwachtige vrouw in den gewonen, zin van het woord. Dat weet u ook wel 1 Waarom „N.Br.", maar alle dergelijko Maatschappijen haar agenten zulke gedrukte formulieren in voorraad geven, als waarvan deze Maatsch. nu de schadelijke gevolgen door Snoek's onbe trouwbaarheid ondervond, en gaf verder de Mppij. een zijdeliDgschen steek over hare nonchalanche't scheen wel, of de Mppij. haar „personeel" niet erg nauwkeurig naging 't Was nn echter een flink leergeld voor haar, dacht Z.E.G., om niet al te lichtvaardig vertrouwen aan onbekenden te schenken. Voor Snoek was 't betrekkelijk gemakkelijk, op den eenmaal ingeslagen [verkeerden] weg voort te gaanhij werd toch weinig gecon troleerd. Niet dat de heer Officier 't feit wilde ver zachten, in geenen deele, dit bleek trouwens ook wel uit den eisch want hij noemde 't (zeer terecht) schandelijk, dat Snoek 't ver trouwen, in hem ge6teld, zoo deerlijk be schaamde. Bekl. heeft zich zelf aangegeven; voor zichzelf wel de meest practische en voor de familie nog de meest aangename weg (als men hier van „aangenaam" kan spreken.) Wegens het 3 maal opmaken van valsche stukken en het 3 maal als echt gebruik ma ken daarvan en het 2 maal valschelijk opmaken van eene geneeskundige verklaring en het 2 maal als echt gebruikmaken daar van, eischte de Off., naar aanleiding van de artt. 325 en 229 W. v. Str., tegen G. Snoek, l'/i jaargevang.J(met aftrek van prev. hecht.) Als verdediger van bekl. trad op Mr. A. Prins, die zijn cliënt als te vroolijk en te lustig van nature schetste, terwijl hij, bekl., maar al te gemakkelijk den weg vond om op oneerlijke wijze zich gelden toe te eigenen. Daar Snoek volledig had bekend, restte den advocaat nog slechte, er zich in te verdiepen, welke straf men den bekl. zou moeten opleggen. En zijne meening te dien opzichte verschilde (als gewoonlijk) nog al wat met die van het geacht Openb. Min. I De bewo- ring van den heer Timmermans, als zonden officiëele overlijdens-extracten zoo kostbaar zijn, bestreed pleiter, door te verklaren, dat zoo'n dingetje hoogstens f 1, misschien slechts f 0.75 kostte. De bekl. verdiende slechts f8 per week, en wanneer er geld noodig was bij zoo'n tractement geen wonder 1 wel, dan ver klaarde Snoek maar een der verzekerden „dood"was er weer geld noodig dan nóg maar een, al was 't er 30 in een jaar, er werd toch geene aanmerking op gemaakt, want er was weinig conti Óle. 't Gemis hier van wilde spreker wel niet bepaald als ver ontschuldiging aanvoeren, maar 't moest zijns Inziens toch in aanmerking worden genomen. Nu hechtte de heer Officier in zijn requi sitoir juist wel niet veel waarde aan 't feit, dat bekl. zichzelf aangaf bij de Just., want 't zon toch wel zijn uitgekomen, naar Z.E.G.'s meening, doch pleiter vond dit nog zoo zeker niet en 't was in elk geval een zware taak voor Snoek geweest, gepaard gaande met veel angst en twijfel. Beklaagde heeft een zeer oppassende vrouw en een kindje van slechts 7 maanden oud. Moet hij nu een lange gevangenisstraf ondergaan Mr. Prinii dacht neenBekl.'s schoonmoeder was, toen de zaak „fout" liep, te onbemiddeld om hulp te bieden, zoodat de vrouw en 't kindje van Snoek bij diens ouders (die 't ook al niet te breed hebben) ondersteuning moesten erlan gen, toen Snoek in preventieve hechtenis werd gezet. Welk een treurig vooruitzicht vond pleiter 't voor bekl.'s oppassende vrouw en jeugdig kindje, om, bij lange gevangenis straf van Snoek, zulk een tijd genadebrood, zij 't dan ook familiebrood, te moeten eten. Pleiter drong ten slotte op eene zeer lichte straf aan, (eveneens met vermindering van prev. hecht.) En wien kregen we nn wel tot slot, denkt ge? Raadt eens!Niemand minder dan onzen welbekenden, hooggewaardeerden, woor denrijken amice Stegeman. Hij was thans gedagvaard ter zake, dat hij eenigen tijd geleden den Andijker politie agent A. Griffioen weer allerlei moois had toegesnauwd. [Niet vooi de eerste maalEr waren drie heeren opgekomen als getuigen, n.1. twee doctoren [tevens als deskundigen] enAndijk's burgervader,de heerP. Kooijman, tot groot genoegen van Petrus, die allemachtig veel van „grootelui" houdt. Er was een onderzoek naar het ameuble ment van Petrus' bovenkamertje ingesteld door den weled. heer Jan Kat, 2e genees- zou men niet aan den dood herinnerd mogen worden Die heeft toch niets ver schrikkelijks. Slechts iets groots. Al het groote trekt aan. Menigmaal denk ik daarvan zijn niet vele menschen zich be wust, en toch komt de onafwijsbare belang stelling, waarmede zij het sterven en den dood bespreken, wanneer zij van bijzondere gevallen hooren of lezen. De doodsberichten in de couranten zyn bijna allen gewichtiger, dan de geboorteberichten." „Het gaan is immer bitterder, dan het ko men," zeide hij. „En het afscheid nemen zwaarder, dan het elkaar vinden vroeg Olga, in vroolijke nieuwsgierigheid. Hy dacht aan Siddy. Het deed hem voor de eerste maal niet meer snydend pijn. De geneeskracht van deze wonderbare stad met haar schoonheden werkte reeds. „Ik weet het niet," zeide hy, „het kan misschien wel waar zijn, dat het elkaar vinden nog moeilijker isvooral in het huwelyk." En daarop zeide Olga, schijnbaar door haar sterk medelijden meêgesieept„Arme Carolyne." Ook hij had bij zijn woorden aan Caro lyne Wallraven gedacht. Droegen don al zyne geheime gedachten zich aan Olga over Hij werd verlegen. Carolyne zeide, dat ze niet vijf minuten, maar wel een half uur weg geweest waren, wat Olga als onmogelijk bestreed. En dan zou een programma voor den volgenden dag worden opgemaakt. Carolyne greep Wigus' hand. „Jij moet aan ons al je tyd wjjden. Je moet steeds bjj mij blijven." heer aan 's Rijks krankzinnigengesticht te Medemblik, en door Dr. Valkenburg, die bei den als deskundigen hnnne rapporten moes- l ten uitbrengen. Dr. Kat vond voor Stege man plaatsing in een gesticht op 't oogenblik juist niet wenschelijk, evenmin als 't gebrui ken van alcoholische dranken door Petros, terwijl dr. Valkenburg zijne [Petrus'] plaat sing in een gesticht nu juist wèl wen- schelyk achtte, daar Stegeman, In vrijheid zijnde, waarschijnlijk hoe langer hoe meer met de Justitie in aanraking zou komen. In ieder geval achtte laatstgenoemde 't van veel waarde, dat Stegeman in eene kalme om geving verblijf houdt. Petrns is nu te Oosthnizen. Dat 't daar dan kalm zij, AmenDe Off. achtte het den bekl. ten laste gelegde bewezen, doch daar deze ontoerekenbaar moet geacht worden te zijn, stelde Z.E.G. 't E.A. College voor, hem van rechtsvervolging te ontslaan. Petrns was vandaag present en had naar gewoonte weer hoel veel snaps, doch het lust ons deze maal niet, zijn lang uitgesponnen, dooreenge- haspelde „gemeDgde berichten" weer te geven. Zoo gauw als onze Petrus nu echter weer „drukte" gaat maken, staan de gestichts deuren, als een gapende leeuwenmuil zoo wijd, voor hem open voorzichtig dus, waarde vriend Uitspraken a.s. week, uitgezonderd de zaak van Snoek, waarin over 14 dagen uitspraak zal worden gedaan. Verslag van de 69s te a 1 g e- lneer.e vergadering van de Vereeniging tot ontwikkeling van den Landbouw in Hollands Noorderkwartier, op Woensdag 4 November 1903, des morgens te lO'/j uur, in café Neuf te ZAANDAM. De Voorzitter, de heer K. Breebaart Jz., opende de vergadering met te zeggen Mijne heeren, gereedstaande tot het openen van deze vergadering, heet ik u allen hartelijk welkom, 't Zij mij vergund, in de allereerste plaats een woord van welkom te richten tot den heer Löhnis, Inspecteur van Landbouw, hier tegen woordig. Mijnheer Löhnis, het doet my ge noegen, dat u deze vergadering met uwe tegenwoordigheid hebt willen vereoren en ik hoop dat do werkzaamheden van dezen dag en de besluiten die hier zullen worden ge nomen, mogen leiden tot uwe herhaalde komst op deze plaats. Verder, mijneheeren, stel ik uwe tegenwoor digheid op zeer hoogen prijs. U toont daar door uwe belangstelling in de punten die volgens de agenda aan uw oordeel zullen worden onderworpen. Uw bestuur erkent gaarne, dat het geen gemakkelijke taak is, om steeds nieuwe punten te kiezen, wier be handeling, onderzoek en beoordeeling den werkkring van onze Vereeniging waardig zijn. Wij hopen daarom, dat het ons gelukt moge zijn, u een programma van werkzaam heden aan te bieden, dat uwe zeer gewaar deerde goedkeuring zal mogen wegdragen. Met dou oprecht gemeenden wensch, dat de beraadslagingen en de te nemen besluiten hierover, bevorderlijk mogen zijn aan den bloei van den landbouw in het algemeen en van de landbouwbevolking van dit gewest in het bijzonder, verklaar ik de 69ste algemeene vergadering voor geopend. Hierna worden door den Secretaris, den heer W. Teengs, de zeer uitgebreide notulen ge lezen en onder applaus goedgekeurd. Door den Voorz. wordt daarna o. m. mede gedeeld dat de heer Lovink, directeur- generaal, zoo mogelijk de vergadering zou bijwonen, maar wanneer hem dit niet mogelijk zou zijn, zou hij gaarne worden ingelicht omtrent de besluiten over punt 8 fonder zoek van het gebruik van electriciteit voor verlichting en beweegkracht cp het platte land. De heer Löhnis deelt mede, dat de heer Lovink verhinderd was, de vergadering bij te wonen Voorz. deelt verder mede, dat het ledental der Vereeniging bedraagt 166 en 2 zoon- ledendat op het request aan_ het gemeente bestuur van Alkmaar over de verplaatsing der paardenmarkt een afwijzende beschikking is ingekomen dat het bestuur ook niet had stilgezeten in de zaak der hooge wik- en weegloonenheffing te Alkmaar. Toen er inge volge een raadsboslnit van een commissie een rapport aangaande die zaak was ver- Hij was ontsteld. „Hoe kan ik datmijn werk „Ik bid het je. Je tegenwoordigheid ia ons onontbeerlijk. Niet waar, Olga Olga zweeg. Zeker, Carolyne Wr lira ven hield veel van Wigus, zij had hem lief. Maar nu, bij deze bede, was er een andere dryfveer. Carolyne zag in den lievelingsleerling van haar man een stuk van dezen zelf. Met hem kon ze orophoudelyk, onophoudelijk over haar man praten. Wigus voelde misschien de neiging, maar zeker ook den plicht, naar haar te luisteren. Olga en Wigus Hennegall keken elkaar aan. Zy lazen eikaars gedachten uit de oogen. „Mevrouw," zeide Wigus, zoo innig als mogelyk, „u weet 't zelf het best: ik ben hier met een taak. Ik heb plichten te volbrengen. En daarvoor moet ik werken, zeer veel werken. En geld verdienen. U weet dat alles." „Je zoudt bereid zijn, je leven voor ray te offeren, ik weet het. Maar eer een mensch aan een ander zijn beetje plicht opoffertCarolyne zeide het met een weemoedig lachje. „Het punctueel vasthouden aan dat beei je plicht zal mij alleen het groote doel laten bereiken," sprak hij ernstig. Hij moest weder eens hardvochtig en egoïstisch schijnen. Carolyne was zichzelf niet meer. Hoe had ze anders zulk een dwaas verzoek aan hem kunnen doen? Zij, die het best wist, hoe hij de beurs voor deze reis had gekregen,-op voorwaarde, ze door by- zondere studie te verdienen. Eer en plicht geboden hem, hard te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 5