l u i s 11 r s.
Zondag 8 November 1903
47ste Jaargang No. 3887.
TWEEDE BLAD.
Arrondissements- Recht
bank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 3 Nov. 1903.
FEUILLETON.
Binnenlandsch Nieuws.
UITSPBAKEN:
Alb. v. d. Wal, Den Helder, diefstal, (even
als zijn stadgenooten van de vorige week,
(uitgezonderd W. Bruin,) ontslagen van
rechts verv.]
D. Teel, De Rijp, mish., f 10 boete, subs.
B dsg. hecht.
C. Slikker, Zijpe, mish. van een dienstd.
ambt., en G. en C. Kaper [ook Zijpe,] eenv.
bel. van een dienstd. ambt. De le 10 dag.
gevang., de 2e en 3e elk 3 dag. gevang.
J. F. Hoekmeier en A. Kager, beiden te
Alkmaar, vernielelk 3 dag. gevang.
C. Ruis, Noordscharwoude, diefst., 1 week
gevang.
A. Smit, Den Helder, mish., 4 dag. gevang.
De beide eerste nummers van ons program
ma van heden zijn eigenlijk van weinig
beteekenis en voor de „Schager" [als te ver
weg zijnde,] van zeer weinig waarde boven
dien. Volledigheidshalve dienen we echter
even te vermelden, dat R. Bangma en M.
Joosten, (beiden van Hoorn,) de belasting
voor hnnne honden niet hebben betaald, voor
welke leiten ze echter op 13 Oct. j l. ontsla
gen werden van rechtsvervolging.
Thans dienden de zaakjes nog eens, want
nu waren ze gedagvaard wegens het niet
aangeven der dieren, tengevolge
waarvan de O. v. J. [waarschijnlijk n A met
méér succes,] tegen Bangma f 5 boete subs.
3 dag. hecht, eischte en tegen Joosten 2
geldboeten, elk van f 5, ieder der boeten
bij niet-betaling te vervangen door 1 dag
hecht.
Vervolgens werd eene zaak afgeroepen
van meer beteekenis, eene zaak, die door het
als gewoonlijk vry talrijk opgekomen pnbliek
met belangstelling werd gevolgd en die niet
naliet, ook op ons een diepen indruk te
maken, 't Was wèl de hoofdschotel van het
geen vandaag op de strafzitting werd aange
boden. De beklaagde, [voor alle zekerheid
gedetineerd in 't Huis van Conservatie te
Alkmaar,) was een keurig nette mijnheer,
(althans van buiten], onberispelijk in 't zwart
gekleed, met witten boord en manchetten,
mooien knevel, donker, kort geknipt haar,
enz., kortom voor 't oog een werkelijk
„nette vent." „Men ziet er echter wel
o p, maar niet i n," wordt weieens beweerd
en dit werd ook hier bewaarheidmijnheer
toch had zich dan maar alles behalve nette
practijken veroorloofd, zooals op de zitting
van 'heden bleek. We zullen zoo vrijmoedig
zijn, hem even aan onze geachte lezeressen
en lezers voor te stellen, alzoonaam Ger-
brand Snoek, ond nog slechts 28 jaar, geboren
zijnde en gewoond hebbende te Barsingerhorn,
later te Den Helder, in welke laatstgenoemde
gemeente hij agent was van de Levensver
zekering Maatschappij„Noord-Brabant",
Directeuren de heeren P. Timmermans en
J. B. Timmermans en Administrateur de
heer F. W. B. Timmermans, te Waalwijk
in N. Brabant, alwaar de hoofdzetel der
Mppij. is gevestigd. Deze Mppij. [eene Naam-
looze Vennootschap! had eerst te Barsinger
horn als haren agent aangesteld, (naar gis
sing van den Administrateur ongeveer in
1884) den vader van bekl., den onden
heer Snoek aldus. Deze geraakte langzamer
hand echter in niet te beste omstandig
heden. De gevolgen hiervan waren blijkbaar
noch voor Snoek Sr., noch voor de Mppij.
„N. Brabant" pleizierig. De laatste vond haren
agent ten slotte onsolide en 't einde was,
dat de heer Snoek Sr. weldra geen agent
meer was. Nn mag het minst genomen wel
zonderling worden genoemd, dat diezelfde
Mppij. omstreeks 1894 tot haren agent
aanstelde. den zoon van den ex-agent
Snoek, onzen beklaagden Qerbrand n.1., die als
agent solliciteerde by den Administrateur
Timmermans. Enfin 't voorzichtige of minder
voorzichtige van deze handelwijze der Mppij.
willen wij nu voor 't oogenblik in 't midden
laten en 't ging trouwens eerst werkelyk
goedde jonge Snoek, eenigen tijd als agent
werkzaam geweest zijnde, heel in België ook
nog een poos,) scheen werkelijk zeer solide
en genoot 't volle vertrouwen, zoo vertelde
de Administrateur. Zóó zeer waren zijne
snperienren zelfs met hem ingenomen, dat
hij naderhand eventjes als iuspectenr der
Mppij. werd aangesteld voor onze prov.
Noord-Holland, terwijl hij als zoodanig te
Barsingerhorn woonachtig bleef.
Deze betrekking werd door G. Snoek ver
vuld tot Augustus 1902. Toen n.1. nam hij
het agentschap, met al zijn ap- en dependen
ties over van den agent voor Den Helder,
den heer H. v. d. Lee, en werd hij Snoek
agent daar ter plaatse en ging omstreeks
dien tijd van Barsingerhorn verhuizen naar
Den Helder, enwas geen inspecteur
meer. Van Ang. '02 tot Sept. '03 heeft
bekl. 't agentschap te Den Helder waarge
nomen. In laatstgenoemde maand toch is hij
ontslagen geworden en.... waarlijk niet zon
der redenen. Bekl. is n.1. in 't jaar '97 al zoo
oneerlijk geweest (hij verdiende destijds onge
veer f 8 per week, ook niet al te veel) om met
knoeierijen of valschheden te beginnen. Het
genoemde, niet zeer hooge weekloon verdie
nende, is siDjeur in 't huwelijksbootje ge
stapt en heeft na zijn huwelijk nog (mot be
trekkelijk korte tussohenpoozen) de meeste
valschheden gepleegd, zoodat het aantal hier
van op 't oogenblik reeds ruim 30 is, terwijl
hij der Maatschappij met zijne gevaarlijke prac
tijken ruim f 2000 schade heeft berokkend.
Voor een 5-tal zijner knoeierijen, ('t plaatsen
van valsche handteekeningen en 't gebruik
maken als echt daarvan) stond bekl. heden
terecht. Er kwamen bij zijne zaak een heel
leger getuigen op de proppen, asjeblieft ten
getale van niet minder dan elf stuks.
Door die vjjf handteekeningen in qnaestie
nu, had de „ondernemende" ex agent-inspec-
tenr-agent vijf personen, die bij de Mppij.
waren verzekerd, heel gemoedelijk dood ver
klaard, terwijl ze toch allen nog leven
en, zoo we hopen, zoo gezond als een
vischje in 't water. Een goed deel der ge
tuigen waren lnidjos, die verzekerd waren
bij de meergemelde Mppij. ter uitkeering van
grootore of kleinere sommen gelds bij over
lijden. Zoo o.a. de vrouw van den Kol-
horner kanarievogelhandelaar P. Broks
Elizabeth Pauwelse genaamd, verder D.
Prins, schilder te Barsingerhorn en diens ega
Grietje Berkhout, (dit echtpaar had ook 2
kinderen, Martinus en Elsje genaamd, laten
verzekeren)dan nogP. Bosman, korpo
raal-stoker bij de Ned. Marine te Den Helder,
en zijn wederhelft Hermina Marriën.
Vrouw Broks was zich eenige jaren geleden
gaan verzekeren (uitkeeringssom bij overlijden
f 50), doch had oen paar jaren geleden de
verzekering opgezegdna deze opzegging
heeft Snoek haar als overleden bij de Mppij.
opgegeven. (Dit is dus doode no. 1]. De ver
zekering van den zoon en de dochter, [uit
keeringssom voor elk f 50] van den schilder
Prins was voor een paar jaren geleden ook
opgezegd en Martinus en Elsje werden beiden
door Snoek als dood opgegeven aan de Mppjj.
[dooden No. 2 en 3], Onder de 3 stukken, die
hij telkens bij de opgave van overlijden moest
overleggen, heeft hij brutaalweg driemaal
valschelijk de handteekening geplaatst van
den Gem.-Secretaris en Ontv. van Barsinger
horn, den heer P. Bronder. Bekl. had des
Secretaris' handteekening wel eens gezien en
zeker zeer nauwkeurig bekeken, tenminste
hij had haar tamelijk nauwkeurig nagemaakt.
Hermina Marriën had zichzelf en haar
man, die destijds in de Oost was, [uitkeerings
som bij overlijden voor elk f 100] enkele
jaren geleden verzekerd bij den agent der
Mppij. P. Gorter te IJ mniden, (tevens schoen
maker van beroep), toevallig in tegenwoor
digheid van Snoek, die toon nog inspecteur
was en die in plaats van Gorter, zelf op
gave van deze verzekering aan de Mppij.
heeft gedaan. Hermina heeft aan den toe-
maligen Helderschen agent der Mppij. [H. v.
d. Lee] geregeld haar fondsgeld betaald, tot
dat ze, eenigen tijd geleden, de verzekering
voor zich en haren echtvriend beiden heeft
opgezegd. Nn, Snoek zond aan de Mppij.
maar bericht van den „dood" van Hermina [om
streeks April] en vervolgens van den „dood"
van haar gemaal, [in Sept. j.L] Alzoo,
dooden no. 4 en 6.
Bij deze gelegenheid was beklaagde zoo
brutaal, om onder elk der twee stukken val
schelijk de handteekening te plaatsen van
Dr. Smits, arts en gemeente-geneesheer te
Den Helder. Deze handteekening had hij
Roman van
IDA BOY-ED.
00000
30.
Z[j liepen dus een paar straten verder
en zaten weldra achter een marmer tafeltje
van allerlei vruchten te genieten.
Carolyne was stil, afgemat, b(jna gerust
gesteld.
Allee, wat Wigus had gezegd, had dat
bewerkt. Wanneer haar man er zoo goed
uitzag, was er misschieu maar sprake
geweest van één enkelen slapeloozen nacht,
wat hem, den gezonden man, reeds als iets
vreeselyks was voorgekomen. En warneer
haar man er jong en vergenoegd uitzag,
dan was haar waanzinnige vrees zeker,
beslist zeker, slechts een dwaasheid, waar
mede zij zich doelloos folterde. Een man,
die rondloopt met de gedachte, zyn vrouw
te verstooten, ziet er niet opgewekt en
vergenoegd uit hy is toch ook een
mensch hy heeft toch ook een hart
een geweten vrees voor het ljjden, dat
hij een ander gaat aandoen.
In de beide jonge menschen steeg, toen
zy Carolyne rustiger zagen, de levens
vreugde hoog op.
Bet kwam Wigus voor, als was zijn geluk
nog grooter geworden, nu hij niet meer
alleen was. Hij genoot dit oogenblik met
volle verrukking.
Hy verwonderde zich ook over Olga.
Vroeger had njj gedacht, dat slechts
oppervlakkige of weinig-begaafde menschen
vroolyk konden zyn. De jovialiteit van den
geheimraad had hij nooit vroolykheid
genoemd, dat was iets onverklaarbaars,
waaraan hij geen naam wist te geven. Nog
minder bevielen hem de vroolijke buien van
Sophie en zwager Frits. De bewegingen,
die Machin dan maake, dat giebelende
lachen, waren bepaald stuitend. En Siddy?
Neen, Siddy was ook niet oprecht vroolyk
geweest, daarvoor was ze steeds te zeer
vervuld met wenschen naar onbe
reikbare dingen. En haar overmoed had
iets van een roes.
Olga'e vroolijkheid was iets nieuws voor
hem. Zy stond boven de dingen. Het had
er allen schijn van, of velerlei kleine levens-
misère haar geheel onbekend was, of geen
invloed op haar had.
Een mensch, die geen orgaan heeft voor
het donkere, harde van het leven 1 Was zij
er zoo een
Hij voelde het heel beslistzóó was Olga
aangelegd. Zij zou, als arm meisje geboren,
lachend haar kleercn genaaid en zingend haar
broodsoep op het vuur gekookt hebben, Maar
hij wilde zichzelf dat niet toegeven. Met
een soort trots zocht hij zichzelt wijs te
maken, dat het de rijkdom, de voornaamheid,
de schoonheid waren, uit wier gouden
diepten de bron dezer vroolykheid opbor
relde.
Ja, hy ging nog verder en vroeg zich
zelf af, of het niet een soort lichtzinnigheid
zeker byna nooit gezien, althans ze was slech
ter nagebootst dan die van den heer Bronder.
Nu is het de verplichting der Mppij. [en dit
was Snoek natuurlijk zeer goed bekend], de ver
zekeringssom voor overledenen zoo spoedig
mogelijk aan de erfgenamen, nabestaanden of
rechthebbenden over te maken, waarschijnlijk
opdat dezen er, zoo noodig, de begrafenis
kosten, etc., meê zullen knnnen bestrijden, en
daarnaar had de beklaagde zijne berekening
blijkbaar gemaakt.
Vanwege de Levensverz.-Mppij. waren aan
Snoek een aantal gedrukte formulieren ter
hand gesteld, teneinde deze, bij voorkomende
gevallen van overlijden van verzekerden, te
laten onderteekenen door den Gem.-Secretaris
of den geneesheer ter woonplaatse van de[n]
overledene. Behoorlijk ingevuld, [en een ver
tegenwoordiger wordt vanzelf met de ver-
eischte behandeling bekend gemaakt] en van
de benoodigde „offlciëele" handteekening voor
zien, geeft zoo'n stuk de Mppij. natuurlijk
aanleiding, haar vertegenwoordigers tot be
taling der verzekeiingssom te machtigen.
In zulke [spoedeischende] gevallen nn, wan
neer Snoek aan den Administrateur om
uitkeering verzocht, voldeed deze aan
Snoek's verzoek, en betaalde de verlangde
geldsommen, terwijl hij [Timmermans] zich
later met de quitantiën van Snoek weer bij
de Mppij. verantwoordde.
De vijf verklaringen van overlijden der
verzekerden waren Ingevuld en elk van eene
„officiëele" handteekening voorzien, [al was
deze dan ook valsch], en do valschheid der
onderteekenicg werd door de Mppij. [in c&su
den Administrateur Timmermans) niet opge
merkt, dus Snoek's toeleg gelukte, zoodat
hij met deze 6 valsche handteekeningen zich
f 350 wist te verschaffen. Zooals we reeds
meldden, verschafte hij zich door meer dan
30 valschheden op deze manier ruim f 2000
ten nadeele zijner superieuren.
Zoo ganw als later echter de Administra
teur de handteekening van den heer Bron
der [de echte handteekening n. 1.] te zien
kreeg, zag hij wel dat 't mis was en de
gevolgen kennen we nn al voor een goed deel.
De meergemelde, in dit geval door Snoek
valschelijk onderteekende en ook niet naar
waarheid ingevulde stukken dienden, (dit was
eene overeenkomst tusschen de Maatschappij,
haren Administrateur en Snoek), ter vervan
ging van een officiëel o varlij dens-extract der
overledenen, daar die extracten, naar 't oor
deel van den heer Timmermans, wat kostbaar
zijn. Het valt niet te ontkennen, dat, hoe
leelijk (om maar geen erger woord te gebrui
ken) bekl. zich ook heeft gedragen, de
Maatschappij „N.-Brab.'.' toch ook wel wat
losjes er over ging, met 't schenken van veel
vertrouwen aan Iemand, dien ze zoo weinig
kenden als Snoek Jrterwijl Snoek Sr. toch
bij haar zoo verbazend hoog juist niet stond
aangeschreven Ook de controle, die de Mpij.
over Snoek hield (en die ze misschien onge
veer evenzoo bij hare andere agenten en
inspecteurs handhaafde,] was wel wat non
chalant, bijna slordig.Tnsschen de afrekeningen
verliepen groote [bijna t e groote] tijdstippen,
hetwelk een en ander, 'fc valt niet te ontkennen,
bekl. bij zijn kwade praktijken wel eenigszins
te stade kwam en oneerlijkheid in de hand
werkte. Op oneerlijke wijze verkregen goed
gedijt Diet, zou men hier knnnen zeggen
wat heeft toch ons Snoekje weinig moois van
't duitje gehad, dat hij op zoo weinig respec
tabele manier machtig werd, door het te
doen voorkomen, alsof do gevreesde
„Magere Hein" zijn vreeselijken schepter mee-
doogenloos zwaaide en op schrikwekkende
wijze met zijne zeis slachtoffers maaide naar
welgevallen want de f 2000 werden er in
den kortsten tijd doorgebracht. De doodver
klaarden intasschen zullen nu wel lang blijven
leven, als 't spreekwoord tenminste geloof
verdient, dat hij of zij, die [nog in leven zijnde]
voor dood wordt uitgescholden, doorgaans
een hoogen ouderdom bereikt. Nog in de
kracht van 't leven, [in andere omstandigheden
zon men zeggen„nog met 't leven in al
zijne aantrekkelijkheid voor zich"], stond bekl.
heden schandelijk als beschuldigde terecht.
Te ongeveer 2 ure in den namiddag van
heden kreeg de O. v. J. het woord. Z E.G.
achtte datgene, wat den beklaagde was ten
laste gelegd, n.1. het valschelijk opmaken en
als echt gebruiken van de vermeldo stukken,
bewezen. Trouwens, beklaagde had, zeer ge
dwee, alles volmondig bekend. De heer OfT.
vertelde verder, dat niet alleen de Mppij.
was.
Hij wilde niet meer aan natuur, aan
diepte, aan waarde gelooven. Dat bedroog.
Hy had dat ervaren.
Achter de kinderonschuld van Siddy
stond slechts berekening.
Wat kon er al niet steken achter deze
onbezorgde vrijheid, die trotsche vroolijk
heid van Olga
Hij geloofde, dat hy bezat een scherpen
blik, gepunt door de hardste ervaring. Hy
wilde Olga eens goed gadeslaan, zich veel
met haar bezighouden. Hij genoot reeds te
voren van den triomf, dien hij voelen zou,
als hy Olga's ware natuur eindelijk zou
ontdekken.
Aan het eind van de straat werden
fakkels zichtbaareen begrafenisstoet trok
voorbyWigus was onwillekeurig opgestaan.
„Carolyne," zeide Olga, „wij gaan vijf
minuten weg en zijn zoo terug."
Zij en Wigus liepen den stoet na en
stonden een poosje stil aan den hoek van
de straat, om hem verder te zien gaan.
Het was een stoet van geheimzinnige
gestalten, twee aan tweo naast elkaar, met
kappen over het hoofd, waarin alleen gaten
gesneden voor de oogen. De wandelende
spookgestalten hielden roodbrandende fak
kels in de hand. In het midden van de rij
werd een kist op de schouders gedragen.
„'tls een soort broederschap," zeide
Olga, „het stamt nog af uit den tyd, dat
hier de pest heerschte. De dracht in elk
gevalmen bedekte dan neus, mond en
ooren."
„Deze begrafenis was geen aangename
eerste indruk voor mevrouw Wallraven",
zeide Wigus, toen ze terugliepen.
„Waarom niet
„Ik denk, dat zenuwachtige vrouwen er
niet van houden, aan den docd herinnerd
te worden."
„O neen, Carolyne is geen zenuwachtige
vrouw in den gewonen, zin van het
woord. Dat weet u ook wel 1 Waarom
„N.Br.", maar alle dergelijko Maatschappijen
haar agenten zulke gedrukte formulieren in
voorraad geven, als waarvan deze Maatsch.
nu de schadelijke gevolgen door Snoek's onbe
trouwbaarheid ondervond, en gaf verder de
Mppij. een zijdeliDgschen steek over hare
nonchalanche't scheen wel, of de Mppij.
haar „personeel" niet erg nauwkeurig naging
't Was nn echter een flink leergeld voor
haar, dacht Z.E.G., om niet al te lichtvaardig
vertrouwen aan onbekenden te schenken.
Voor Snoek was 't betrekkelijk gemakkelijk,
op den eenmaal ingeslagen [verkeerden] weg
voort te gaanhij werd toch weinig gecon
troleerd.
Niet dat de heer Officier 't feit wilde ver
zachten, in geenen deele, dit bleek trouwens
ook wel uit den eisch want hij noemde
't (zeer terecht) schandelijk, dat Snoek 't ver
trouwen, in hem ge6teld, zoo deerlijk be
schaamde. Bekl. heeft zich zelf aangegeven;
voor zichzelf wel de meest practische en voor
de familie nog de meest aangename weg
(als men hier van „aangenaam" kan spreken.)
Wegens het 3 maal opmaken van valsche
stukken en het 3 maal als echt gebruik ma
ken daarvan en het 2 maal valschelijk
opmaken van eene geneeskundige verklaring
en het 2 maal als echt gebruikmaken daar
van, eischte de Off., naar aanleiding van de
artt. 325 en 229 W. v. Str., tegen G. Snoek,
l'/i jaargevang.J(met aftrek van prev. hecht.)
Als verdediger van bekl. trad op Mr. A.
Prins, die zijn cliënt als te vroolijk en te
lustig van nature schetste, terwijl hij, bekl.,
maar al te gemakkelijk den weg vond om op
oneerlijke wijze zich gelden toe te eigenen.
Daar Snoek volledig had bekend, restte den
advocaat nog slechte, er zich in te verdiepen,
welke straf men den bekl. zou moeten
opleggen. En zijne meening te dien opzichte
verschilde (als gewoonlijk) nog al wat met
die van het geacht Openb. Min. I De bewo-
ring van den heer Timmermans, als zonden
officiëele overlijdens-extracten zoo kostbaar
zijn, bestreed pleiter, door te verklaren, dat
zoo'n dingetje hoogstens f 1, misschien slechts
f 0.75 kostte.
De bekl. verdiende slechts f8 per week,
en wanneer er geld noodig was bij zoo'n
tractement geen wonder 1 wel, dan ver
klaarde Snoek maar een der verzekerden
„dood"was er weer geld noodig dan
nóg maar een, al was 't er 30 in een jaar,
er werd toch geene aanmerking op gemaakt,
want er was weinig conti Óle. 't Gemis hier
van wilde spreker wel niet bepaald als ver
ontschuldiging aanvoeren, maar 't moest zijns
Inziens toch in aanmerking worden genomen.
Nu hechtte de heer Officier in zijn requi
sitoir juist wel niet veel waarde aan 't feit,
dat bekl. zichzelf aangaf bij de Just., want
't zon toch wel zijn uitgekomen, naar Z.E.G.'s
meening, doch pleiter vond dit nog zoo zeker
niet en 't was in elk geval een zware taak
voor Snoek geweest, gepaard gaande met
veel angst en twijfel. Beklaagde heeft een
zeer oppassende vrouw en een kindje van
slechts 7 maanden oud. Moet hij nu een lange
gevangenisstraf ondergaan Mr. Prinii dacht
neenBekl.'s schoonmoeder was, toen de
zaak „fout" liep, te onbemiddeld om hulp te
bieden, zoodat de vrouw en 't kindje van
Snoek bij diens ouders (die 't ook al niet te
breed hebben) ondersteuning moesten erlan
gen, toen Snoek in preventieve hechtenis
werd gezet. Welk een treurig vooruitzicht
vond pleiter 't voor bekl.'s oppassende vrouw
en jeugdig kindje, om, bij lange gevangenis
straf van Snoek, zulk een tijd genadebrood,
zij 't dan ook familiebrood, te moeten eten.
Pleiter drong ten slotte op eene zeer lichte
straf aan, (eveneens met vermindering van
prev. hecht.)
En wien kregen we nn wel tot slot, denkt
ge? Raadt eens!Niemand minder dan
onzen welbekenden, hooggewaardeerden, woor
denrijken amice Stegeman.
Hij was thans gedagvaard ter zake, dat hij
eenigen tijd geleden den Andijker politie
agent A. Griffioen weer allerlei moois had
toegesnauwd. [Niet vooi de eerste maalEr
waren drie heeren opgekomen als getuigen,
n.1. twee doctoren [tevens als deskundigen]
enAndijk's burgervader,de heerP. Kooijman, tot
groot genoegen van Petrus, die allemachtig
veel van „grootelui" houdt.
Er was een onderzoek naar het ameuble
ment van Petrus' bovenkamertje ingesteld
door den weled. heer Jan Kat, 2e genees-
zou men niet aan den dood herinnerd
mogen worden Die heeft toch niets ver
schrikkelijks. Slechts iets groots. Al het
groote trekt aan. Menigmaal denk ik
daarvan zijn niet vele menschen zich be
wust, en toch komt de onafwijsbare belang
stelling, waarmede zij het sterven en den
dood bespreken, wanneer zij van bijzondere
gevallen hooren of lezen. De doodsberichten
in de couranten zyn bijna allen gewichtiger,
dan de geboorteberichten."
„Het gaan is immer bitterder, dan het ko
men," zeide hij.
„En het afscheid nemen zwaarder, dan het
elkaar vinden vroeg Olga, in vroolijke
nieuwsgierigheid.
Hy dacht aan Siddy. Het deed hem voor
de eerste maal niet meer snydend pijn.
De geneeskracht van deze wonderbare
stad met haar schoonheden werkte reeds.
„Ik weet het niet," zeide hy, „het kan
misschien wel waar zijn, dat het elkaar
vinden nog moeilijker isvooral in het
huwelyk."
En daarop zeide Olga, schijnbaar door
haar sterk medelijden meêgesieept„Arme
Carolyne."
Ook hij had bij zijn woorden aan Caro
lyne Wallraven gedacht. Droegen don al
zyne geheime gedachten zich aan Olga
over
Hij werd verlegen.
Carolyne zeide, dat ze niet vijf minuten,
maar wel een half uur weg geweest waren,
wat Olga als onmogelijk bestreed.
En dan zou een programma voor den
volgenden dag worden opgemaakt.
Carolyne greep Wigus' hand.
„Jij moet aan ons al je tyd wjjden. Je
moet steeds bjj mij blijven."
heer aan 's Rijks krankzinnigengesticht te
Medemblik, en door Dr. Valkenburg, die bei
den als deskundigen hnnne rapporten moes-
l ten uitbrengen. Dr. Kat vond voor Stege
man plaatsing in een gesticht op 't oogenblik
juist niet wenschelijk, evenmin als 't gebrui
ken van alcoholische dranken door Petros,
terwijl dr. Valkenburg zijne [Petrus'] plaat
sing in een gesticht nu juist wèl wen-
schelyk achtte, daar Stegeman, In vrijheid
zijnde, waarschijnlijk hoe langer hoe meer met
de Justitie in aanraking zou komen. In ieder
geval achtte laatstgenoemde 't van veel
waarde, dat Stegeman in eene kalme om
geving verblijf houdt.
Petrns is nu te Oosthnizen. Dat 't daar
dan kalm zij, AmenDe Off. achtte het den
bekl. ten laste gelegde bewezen, doch daar
deze ontoerekenbaar moet geacht worden te
zijn, stelde Z.E.G. 't E.A. College voor, hem
van rechtsvervolging te ontslaan. Petrns
was vandaag present en had naar gewoonte
weer hoel veel snaps, doch het lust ons deze
maal niet, zijn lang uitgesponnen, dooreenge-
haspelde „gemeDgde berichten" weer te geven.
Zoo gauw als onze Petrus nu echter weer
„drukte" gaat maken, staan de gestichts
deuren, als een gapende leeuwenmuil zoo
wijd, voor hem open voorzichtig dus, waarde
vriend
Uitspraken a.s. week, uitgezonderd de zaak
van Snoek, waarin over 14 dagen uitspraak
zal worden gedaan.
Verslag van de 69s te a 1 g e-
lneer.e vergadering van de Vereeniging tot
ontwikkeling van den Landbouw in Hollands
Noorderkwartier, op Woensdag 4 November
1903, des morgens te lO'/j uur, in café Neuf
te ZAANDAM.
De Voorzitter, de heer K. Breebaart Jz.,
opende de vergadering met te zeggen Mijne
heeren, gereedstaande tot het openen van deze
vergadering, heet ik u allen hartelijk welkom,
't Zij mij vergund, in de allereerste plaats een
woord van welkom te richten tot den heer
Löhnis, Inspecteur van Landbouw, hier tegen
woordig. Mijnheer Löhnis, het doet my ge
noegen, dat u deze vergadering met uwe
tegenwoordigheid hebt willen vereoren en ik
hoop dat do werkzaamheden van dezen dag
en de besluiten die hier zullen worden ge
nomen, mogen leiden tot uwe herhaalde
komst op deze plaats.
Verder, mijneheeren, stel ik uwe tegenwoor
digheid op zeer hoogen prijs. U toont daar
door uwe belangstelling in de punten die
volgens de agenda aan uw oordeel zullen
worden onderworpen. Uw bestuur erkent
gaarne, dat het geen gemakkelijke taak is,
om steeds nieuwe punten te kiezen, wier be
handeling, onderzoek en beoordeeling den
werkkring van onze Vereeniging waardig
zijn. Wij hopen daarom, dat het ons gelukt
moge zijn, u een programma van werkzaam
heden aan te bieden, dat uwe zeer gewaar
deerde goedkeuring zal mogen wegdragen.
Met dou oprecht gemeenden wensch, dat de
beraadslagingen en de te nemen besluiten
hierover, bevorderlijk mogen zijn aan den
bloei van den landbouw in het algemeen en
van de landbouwbevolking van dit gewest in
het bijzonder, verklaar ik de 69ste algemeene
vergadering voor geopend.
Hierna worden door den Secretaris, den heer
W. Teengs, de zeer uitgebreide notulen ge
lezen en onder applaus goedgekeurd.
Door den Voorz. wordt daarna o. m. mede
gedeeld dat de heer Lovink, directeur-
generaal, zoo mogelijk de vergadering zou
bijwonen, maar wanneer hem dit niet mogelijk
zou zijn, zou hij gaarne worden ingelicht
omtrent de besluiten over punt 8 fonder
zoek van het gebruik van electriciteit voor
verlichting en beweegkracht cp het platte
land. De heer Löhnis deelt mede, dat de
heer Lovink verhinderd was, de vergadering
bij te wonen
Voorz. deelt verder mede, dat het ledental
der Vereeniging bedraagt 166 en 2 zoon-
ledendat op het request aan_ het gemeente
bestuur van Alkmaar over de verplaatsing
der paardenmarkt een afwijzende beschikking
is ingekomen dat het bestuur ook niet had
stilgezeten in de zaak der hooge wik- en
weegloonenheffing te Alkmaar. Toen er inge
volge een raadsboslnit van een commissie
een rapport aangaande die zaak was ver-
Hij was ontsteld.
„Hoe kan ik datmijn werk
„Ik bid het je. Je tegenwoordigheid ia
ons onontbeerlijk. Niet waar, Olga
Olga zweeg.
Zeker, Carolyne Wr lira ven hield veel
van Wigus, zij had hem lief. Maar nu, bij
deze bede, was er een andere dryfveer.
Carolyne zag in den lievelingsleerling van
haar man een stuk van dezen zelf. Met hem
kon ze orophoudelyk, onophoudelijk over
haar man praten. Wigus voelde misschien
de neiging, maar zeker ook den plicht, naar
haar te luisteren.
Olga en Wigus Hennegall keken elkaar
aan.
Zy lazen eikaars gedachten uit de oogen.
„Mevrouw," zeide Wigus, zoo innig als
mogelyk, „u weet 't zelf het best: ik ben
hier met een taak. Ik heb plichten te
volbrengen. En daarvoor moet ik werken,
zeer veel werken. En geld verdienen. U
weet dat alles."
„Je zoudt bereid zijn, je leven voor ray
te offeren, ik weet het. Maar eer een
mensch aan een ander zijn beetje plicht
opoffertCarolyne zeide het met een
weemoedig lachje.
„Het punctueel vasthouden aan dat beei je
plicht zal mij alleen het groote doel laten
bereiken," sprak hij ernstig.
Hij moest weder eens hardvochtig en
egoïstisch schijnen.
Carolyne was zichzelf niet meer. Hoe
had ze anders zulk een dwaas verzoek
aan hem kunnen doen? Zij, die het best
wist, hoe hij de beurs voor deze reis had
gekregen,-op voorwaarde, ze door by-
zondere studie te verdienen.
Eer en plicht geboden hem, hard te