Brira lil fli Polder. Brieysn lil Maasstad. Zondag 8 November i 1)03 47ste Jaargang No. 3887. DEUDE BLAD. EEN BANNELING. en Over bakers, brochures spreuken. Teunis Ploeger. COD AlWlÊltlfi- k LJllllWÉl DOOK LEO TOLSTOI. In do stad Wladimir woonde de jonge koop man Aksjonow, bezitter van twee winkels en een huis. Hij had als vrijgezel een tamelijk los leven geleid en stevig gedronken. Maar sedert hij gehuwd was, zwoer hij den drank af en leefde hij onberispelijk. Eens in een zomer reed Aksjonow naar de jaarmarkt te Nischny-Nowgorod. Toen hij van zijne familie afscheid nam, zeide zijne vrouw tot hem „Iwan Dimitrijewitsch, ga heden niet op reis. Want ik heb je in een boozon droom gezien." „Ben je altoos nog bang dat ik op de jaar markt weer aan het drinken zal gaan „Ik weet zelf niet wat ik vrees," antwoordde de vrouw. „Maar ik heb boos gedroomd. Ik heb gedroomd, dat je uit de stad kwaamt en toen je je muts afnaamt, zag ik dat je hoofd geheel grijs geworden was." Aksjonow lachte. „Och wat, dat beteekent profijt. Je zult zien, dat ik goede zaken doe en mooie ge schenken meebreng." Hierop nam hij afscheid en reed weg. Halverweegs ontmoette hij een bekenden koopman, met wien hij hetzelfde nachtkwar tier betrok. Zij dronken samen thee en leg den zich in twee belendende kamers te slapen. Daar Aksjonow in de koelte reizen wilde, stond hij heel vroeg in den morgen op, wekte den voerman en gebood hem, in te spannen. Hij rekende af met den waard en reed weg. Nadat hij een veertig werst gereden had, maakte hij halt in eene herberg, liet zich thee brengen, hnalde zijn gitaar, en begon te spelen. Daar kwam een driespan aangereden een beambte, vergezeld van twee soldaten, naderde Aksjonow en vroeg hem wie hij was en vanwaar hij kwam. Aksjonow gaf nauwkeurig bescheid en noodigde den be ambte uit om thee met hem te drinken. Maar de beambte hield met vragen niet op. Waar hjj den vorigen nacht had doorgebracht Alleen, of met een koopman Of hij dien koopman in den morgen nog had gezien En waarom hij zoo vóór dag en dauw ver trokken was Aksjonow verwonderde zich en riep „Wat vraagt gij mij zoo uit? Ik ben toch geen dief, geen roover 1 Ik rcit^ voor zaken, en ik heb u gezegd wie ik ben." Daarop riep de beambte de soldaten en Zel„Ik ben de landrechter, en ik ondervraag u, omdat de koopman, met wien gij den vorigen nacht samen waart, vermoord is geworden. Geef uw reisgoed hier, opdat wij het doorzoeken." Het reisgoed werd doorzocht, en eensklaps haalde de rechter uit het valies een mes, en „Van wien is dit mes En hoe komt er bloed aan te kleven Bij het zien van het bebloede mes ontstelde Aksjonow zóózeer, dat hij nauwelijks antwoord kon gev6n. „Ik ik weet niet", stotterde hij. „Lk dit mes heb ik dit mes is niet van mij Daarop sprak de rechter „Vanmorgen vond men den koopman ver- moordis zijn bed.Behalve u,was er in de herberg niemand die de misdaad had kunnen begaan. Ook was de kamerdeur van binnen gesloten. Dit bebloede mes bevond zich in uw valies. Ook uw gezicht verraadt u. Beken, hoe gij hem hebt omgebracht en hoeveel geld gij geroofd hebt." Aksjonow zwoer, dat hij niet de moorde naar was dat hij den koopman, nadat hij met hem thee gedronken had, niet meer had gezien dat hij slechts zijn eigen achtduizend roebel bezat, en dat het mes hem niet toebe hoorde. Snikken verstikte zijne stem. Hij was bleek en sidderde als een schuldige. De rechter beval den soldaten, hem te binden. Toen men hem met geknevelde voeten in het rijtuig wierp, bekruiste hij zich en weende. Goed en gold had men hem afgenomennu bracht men hem naar de naaste stad in den kerker. Om te verne- men wat voor mensch h$ was, deed men to Wladimir navrage. Er werd verklaard dat Aksjonow thans een degelijk man was, maar als jong mensch een los leven had geleid. Hierop oordeelde het gerecht, dat hij den koopman uit Bjasan vermoord en van twin tigduizend roebel beroofd had. Aksjonow's vrouw jammerde en wist niet, wat te denken. Zij nam hare twee kleine kindoren en reed met hen naar de stad, waar haar man in de gevangenis zat. In het eerst wilde men haar niet tot hem toelaten maar eindelijk bracht men haar bij hem. Toen zij hem in de gevangeniskleeding zag, geketend en onder boeven, viel zij op den grond en kon in lang niet tot zichzelf komen. Einde lijk sprak zij hem toe en liet zich alles door hom vertellen. Daarop zeide zij „Wat nu te doen 1( „Een smeekschrift zenden aan den Tsaar, meende Aksjonow. „Ik kan toch niet onschul dig hier verderven Zijne vrouw berichtte hem, dat er reeds een smeekschrift aan den Tsaar was opge zonden, maar dat het onbeantwoord gebleven was. Zij liet er op volgen „Heb ik je niet gewaarschuwd Heb ik je niet gezegd, dat ik je in den droom had ge zien, grijs geworden En nu bèn je grijs van kommerAch, was je toch maar thuis gebleven Zij streelde zijn haar en vleide „Wanja, mijn bartevriend zeg aan je vrouw de waarheid 1 Heb je 't niet gedaan „Wat?" riep Aksjonow. „Ook jij?" En hij bedekte zijn gelaat met zijne handen en weende. Daarop kwam de cipier en beval aaD vrouw en kinderen, heen te gaan. Aks jonow nam van zijn gezin het laatste af scheid. Toen de vrouw was heengegaan, overpeinsde Aksjonow, wat zij gesproken had en bij de herinnering, hoe ook zij hem verdacht en hem had kunnen vragen, of hij des koopmans moordenaar was, zeide hij bij zichzelf„Buiten God kan niemand de waarheid weten. Slechts tot Hem moot ik mij wenden, van Hom slechts recht verwachten." Van nu af diende hij geen smeekschriften meer in. De hoop op menschen had hij op gegeven. Hij bad slechts tot God. Tot den knoet en tot lovenslangen dwang arbeid was Aksjonow veroordeeld. Men knoette hem dus en nadat zijne wonden geheeld waren, zond men hem met nog andere ver oordeelden naar Siberië. Zes-en-twintig jaren sleet hij daar. Wit als sneeuw werd zijn hoofdhaar, lang en grijs zijn baard. Weg was zijne vroolijkheid. Hij liep gebukt, sprak weinig, lachte nooit, bad veel. In de gevangenis leerde hij het schoenma- kershandwerk. In zijne vrije uren las hjj het Evangelie, en op feestdagen zong hij in het koor, want nog altijd had hij eene fraaie stem. Bjj de overheid stond hij zeer goed aan geschreven, en zijne lotgenooten achtten hem, noemden hem „Grootvadertje" en „Gods- mensch". Was er een verzoek aan de over heid te richten, dan werd hij daarmede be last. Brak er een twist onder de gevangenen uit, dan moest hij dien bijleggen. Van zijne familie schreef niemand hem, zoodat hij niet wist, of zijne vrouw en kinderen nog in het leven waren. Eens bracht men in de gevangenis nieuwe gedeporteerden. Des avonds verzamelden zich al de ouden om de nieuwen en begonnen hen te ondervragen, naar de plaats van herkomst en de reden hunner veroordeeling. Aksjonow zat op zijne brits en luisterde stil toe. Een der aangekomenen was een groote, sterke kerel van omstreeks zestig jaar. Ook hij ver telde, waarom hij gevonnist was. „Voor niets riep hij. „Ik had een paard van de slede genomen, met het plan om het later terug te brengenwant de voerman was een vriend van mij. Toen beweerden ze dat ik het gestolen had, en ze stuurden mij hierheen. Die ezels! Zij weten niet, wat ik werkelijk voor dingen heb uitgehaald dingen, waarvoor ik al lang verdiend had hierheen te komen. Daar hebben ze geen flauw ver moeden van „Waar ben je vandaan vroeg een der gevangenen. „Ik ben uit Wladimir. Ik heet Makar, en men betitelt mij Semjonowitsch." Aksjonow keek op en vroeg „Zeg eens, Semjonowitsch, heb je te Wladi mir wel eens van de familie Aksjonow ge hoord Leven die nog „Dat zou ik gelooven En in goeden doen hoewel de man in Siberië is. Die schijnt niet veel goeds te hebben uitgehaald En jij zelf, vadertje, waarvoor ben jij hier Aksjonow sprak niet gaarne over zijn on geluk. Hij zuchtte en antwoordde „Voor mijne zonden verricht ik hier nu al zes-en-twintig jaar dwangarbeid." „Voor wat voor zonden „Ik zal het wel verdiend hebben", zeide Aksjonow ontwjjkend. Verder wilde hij niets zeggen. Maar de anderen vertelden aan den nieuwen kame- j raad, hoe Aksjonow naar Siberië was geko- l mende geschiedenis van den vermoorden koopman en het in de reistasch gevonden bebloede mes. Toen Makar Semjonow dit hoorde, sloeg hij op zijne knieën en riep I „Wat een wonder! Wat een wonder! En wat ben je oud geworden, vadertje j Men vroeg hem, waarover hij zich verwon derde, en of hij Aksjonow vroeger had ge kend. Maar hij riep slechts „Wat een wonderWat kan het toch raar loopen in de wereld Daarop zeide Aksjonow, die dit vreemd vond „Heb je misschien wel van die zaak ge hoord, Semjonowitsch Of heb je mij vroe ger al gezien „Ik Natuurlijk heb ik daarvan gehoord. De wereld was er vol van. Maar het is al zoo lang geleden, dat ik vergeten ben wat er eigenlijk van was." „Misschien heb je wel gehoord, wie den koopman vermoordde Makar Semjonowitsch lachte en antwoordde: „De man bij wien het mes gevonden werd, die zal ook wel de moordenaar zijn geweest. Hoe toch zou anders het mes in je valies gekomen zijn Dat stond immers aan het hoofdeinde van je bed. Je zoudt het dus wel gemerkt moeten hebben." Toen Aksjonow deze woorden hoorde, wist hij dat deze man de moordenaar was. Hjj stond op en ging heen. Lang lieten zijne i droevige gedachten hem niet inslapen. Hij zag weder zijne vrouw, toen hij van haar afscheid nam, bij zijne laatste reis naar de jaarmarkt. Hij zag zijne kinderen, zoo klein, I maar die nu reeds lang volwassen moesten zijn. Hij zag zichzelf, toen zoo jong en vroo- lijk, maar nu zoo oud en traurig. Hjj herin nerde zich alles; en eene diepe zwaarmoedig heid beklemde zijn hart. Alles dacht hij, door dien booswichtEn de wraakzucht brai dde in zijne borst. Den gan- schen nacht prevelde hij gebedenmaar hij kon geen rust vinden. Den dag daarop ver muur on dagelijks de aarde in de schachten zijner laarzen naar buiten droeg. „Mond dicht, oude!" zeide hij. „Ik zal jou er ook uit helpen. Maar als je mij verklapt, en ze geeselen mij, dan dood ik je." Toen Aksjonow den booswicht zoo hoorde spreken, sidderde hij van woede, rukte zijne hand los en antwoordde „Ik wil niet weg van hier. Maar jij, jij kunt mij niet maer dooden, want je hebt mij al lang gedood. Of ik je echter zal aangeven, of zwijgen zal, dat zal wezen zooals God het mij ingeeft." Den volgenden dag ontdekten de soldaten de holte onder den muur. Er werd een onderzoek ingesteld maar niemand wilde van de zaak iets weten. Diegenen, die er van onderricht waren, gaven Makar Semjono witsch niet aan, omdat zij wisten dat hij dan half dood gegeeseld zou worden en zich wreken zou. Daarom wendde zich de kom- mandant tot Aksjonow en zeide: „Oude, je bent een rechtschapen man. Zeg mij, voor God, wie het gedaan hoeft. Makar Semjonow stond er bij alsof hem de zaak niets aanging, en zander Aksjonow aan te zien. Wat Aksjonow zelf betrof, zijne handen en lippen beefden, en hij kon goen woord uitbrengen. Hij dacht„Waarom zou ik de waarheid verzwijgen tegenover hem, die mijn leven verdorven hoeft En daar op dacht hij weder„Geef ik hom aan, dan zal men hem half dood geeselen. Maar wat win ik daarbij „Nu, oude, spreek de waarheid vermaan de de kommandant. „Wie heeft den muur ondergraven Aksjonow zag Makar Semjonow aan en antwoordde „Ik kan het niet zeggen, heer commandant. God beveelt mij, niet te spreken. Ik zeg het niet. Doe met mij wat gij wilt. Dat staat in uwe macht." Verder was er niets uit hem te krijgen. Men kon er dus niet achter komen, wie de holte gegraven had. Ia den volgenden nacht, toen Aksjonow zich op zijne brits had gelegd en half inge sluimerd was, bemerkte hij dat er iemand naderde en zich bij hem aan het voeteneinde zette. Ondanks de duisternis, herkende hij Makar. „Wat wil je nog van mij zeide hij. „Wat drijft je nog hierheen Makar Semjonow zweeg. Aksjonow rees op en herhaalde „Wat wilt ge Ga weg of ik roep de wacht." Toen boog Makar Semjonow zich naar Aksjonow over en fluisterde „Iwan Dimitrijewitsch, vergeef mij „Wat heb ik je te vergeven?" vroeg Aksjonow. „Ik ben de moordenaar van den koopman. Ook jou had ik willen dooden en berooven. Maar een gerucht op de straat stoorde mij. Toen stak ik snel het mes in je reistasch en vluchtte uit het venster." Aksjonow antwoordde niets. Hij wist niet wat te zeggen. Daarop knielde Makar Sem jonow voor hem neder en zeide 1 „Iwan Dimitrijewitsch, vergeef mij Vergeef mij, om GodswilIk zal mijzelf aangeven, dat ik de moordenaar van den koopman ben. Jou zal men dan ontslaan, en je kunt naar huis terugkeeren." Aksjonow echter zeide „Praten is licht maar dulden is zwaar. Waarheen zou ik nu nog trekken Mijne vrouw en kinderen hebben mij vergeten, en nergens heb ik meer een thuis." Makar Semjonowitsch stond niet op. Hij sloeg zijn voorhoofd tegen den grond en sprak „Iwan Dimitrijewitsch, vergeef mij j Liever, dan je "hu aan te zien, verdroeg ik den knoet.... Je hebt mij niet aangeklaagd! Je hebt je over mij erbarmd!Vergeef mij nu ook nog, om Christus' willeVergeef mij wat ik aan je heb misdaan, ik, vervloekte j booswicht En hij snikte, j Toen nu Aksjonow dit snikken hoorde, be- I gon hij zelf te weenen en zeide „God zal het je vergeven. Misschien ben ik tienmaal zoo slecht als jij!" En eensklaps werd het hem zoo licht om zijne zielen hij verlangde niet meer naar J huis en landen hij wilde niet meer weg uit de gevangenisen hij dacht slechts aan zijne laatste ure. Makar Semjonowitsch gaf zichzelf nog als don schuldige aan. Maar toon de beslissing van het gerechtshof Aksjonow vrijsprak, was Aksjonow reeds dood. N. R. Ct. 50. De tijden veranderen, en wij veranderen met hen zoo is het maarWie zou een jaar of wat geleden, toen we nog leefden onder den indruk van Van Alphen's versje over onze goeie, oude baker, die sprookjes kon vertellen, wie zou bet toen gewaagd hebben te spreken over „bakers en andere matrones" op een zoo declineerende wijze jüls dat voor ruim een maand in den Arn- hemschen gemeenteraad is gedaan I „Hoe komen de bakers nu toch in den j Raad te pas," vroeg Grietje. „Och vrouw," S zei ik, „vraag liever wie daar niet te meed hij Makar Semjonow en keek hem niet j pa8 komen, sinds gebleken is, dat ouders Zoo verliepen er twee weken. Aksjonow kon niet meer 6lapen, niet meer eten. Eene groote verbittering verteerde hem. Eens op een nacht ontdekte hii, dat onder eene brits de aarde zich bewoog. Hij keek toe en zag Makar Semjonow te voorschijn kruipen, die hem bij de hand greep en hem vertelde dat hij een doorgang gegraven had onder den er zich herhaaldelijk tot de spreekbuis hunner kinderen maaktenDe bakers kregen een veeg uit de pan omdat ze, naar het heette, in den regel weinig weten van „de verzorging van het kind in het eerste levensjaar." En nu kwamen Burgemeester en Wethouders met het voorstel, 1000 exemplaren aan te schaffen van de brochure „De verzorging van den Zuigeling." De raad scheen innig van de noodzakelijkheid doordrongen te wezen, want het voorstel kwam er grif door „En moeten de Arnhemsche bakers dat boekje nu op haar ouden dag van buiten leeren vroeg Grietje met een benauwd gezicht. „Neen, dat niet, want de Raad schijnt gemeend te hebben, dat bakers in den regel veel te eigenwijs zijn, om raadgevin gen uit populair-wetenschappelijke boekjes ter harte te nemen. Maar sedert wordt aan iederen gelukkigen vader, die voor 't eerst een spruit komt aangeven, kosteloos van gemeentewege een exemplaar van bedoeld werkje ter hand gesteld. Op die wijze wil de Vroedschap een poging doen, om de kindersterfte wat te beperken. Dit lumineuze denkbeeld van Arnhem's vroede mannen heeft reeds weerklank ge vonden te Delft, te Haarlem en nog enkele andere plaatsen, waar de Vroedschap het zelfde besluit genomen heeft, en ik twijfel niet, of ook ónze Raad zou reeds laDg tot den aankoop van dat boekwerkje zijn over gegaan, als onze gemeentekas er maar wat beter had voorgestaan. Wie weet echter, wat nog gebeuren zal, nu de finan ciën ten slotte nog zoo meegevallen zijn. „Ja," zei Koosje, „en er zijn nog zooveel andere nuttige boekjes met aardige titels, die je bij elke gelegenheid zou kunnen uitreiken ik noem b.v.„Waar blijven onze dubbeltjes bepaald zéér nuttig, nu in de kranten voortdurend van reusachtige faillissementen wordt gewaagd." „Aan een burger, die zijn belasting komt betalen", zei buurman Kleikamp, die toe vallig aanwezig was, „zou je Van Eeden's brochure kunnen geven„Waarvoor werkt gij „Ik zou zoo zeggen", bracht ik in het midden „het hoeven niet altijd juist bóékjes te wezen. Wat zou je met één nuttige spreuk, die bovendien gemakkelijk te onthouden is, al veel kunnen doen. Bij voorbeeld, voor een paar, dat zich voor den echtelijken staat komt laton inschrijven Bezint, eer gij begint! Ja, zei Koosje, of aan een bruidspaar, dat de trouwzaal binnentreedt, het woord van D a n t e Gij, die hier binnentreedt, Laat varen aile hoop „En aan een kiezer", zei ik, „die niet weet, wien hjj stemmen zal, een afdruk van De Génestet's versje Sprekers, hoorders, denkers, daders Vindt ge in soorten, rijp en groen. Zeldzaam vindt ge, wèl vereenigd, Spreken, hooren, denken, doen. „Zeker", viel Kleikamp in, „en aan de Pers kon, voor den aanvang van een Raadszitting even het viertal regels uit De Génestet's Kritiek in de hand worden gedrukt Wee, wee n, waar ge uw plicht, nv rang vergeten, (Een Furie van ons marktplein |J scheldt, En met een heir van woede en lasterkreten, maar zonder oordeel] vonnis velt Of aan elk der Raadsleden De Génestet's: G.ef nimmer zonder zin of slot Geluid I En snoer beleefd maar vrij, den zot Z n snait j Zeg wat gij meent, waar plicht gebiedt, Recht nit. De dwaas alleen verschiet om niet Zijn krnit. Of anders dit Een warkop, wat hij broedt of doet, Ontsticht Een helder hoofd, en ruim gemoed Brengt licht. Ik vond die laafste aanhaling van Klei kamp nu bepaald niet zoo heel toepasselijk, want warkoppen héb je niet bij ons in den Raad. Maar omdat de man zélf zoo'n warkop is, maakte ik er wijselijk maar geen aanmerking op, mij vergenoegend met te zeggen: „Ja, De Génestet voorkl zou in aanmerking kunnen komen. Zoo zou ieder, die wegens baldadigheid of vechtlust eenigen tijd in het kot opgesloten werd, een heerlijke gelegenheid hebben om deze regels te memoriseeren Een Man in de boosheid, Een Kind in 't verstand. De schelm is een Ezel, En valt ia de scband. Koosje meende, dat zóó iemand wel tijd had of dat hem tijd moest gegeven worden, om het heele gedicht van Jan Rap van buiten te leeren, terwijl Grietje het nog eens voor Vadet Cats opnam en hem ter overpeinzing wilde geven Hij die de tanden breeckt, Wgl hij een note craeckt, Diens vrenght is niet te groot, Sehdon hij de keren smaeckt. ,,'t Is duidelyk," merkte Kleikamp op, „dat de rubriek voor uitbreiding vat baar is. Maar al gekheid genoeg „Gekheid?!" riep ik uit, „Noem je dat allemaal gekheid, man Zou je dan niet denken, dat het gemeentebestuur op die manier niet alleszins nuttig werk zaam zou kunnen zijn Zou je dan niet meenen, dat de Arnhemsche Raad over eenigen tijd niet mot dankbaarheid op I zijn besluit zal terugzien, als de kostelooze uitkeering van„De verzorging van den Zuigeling" zal blijken het gevolg gehad te hebben, dat sèdert de kindersterfte aan zienlijk is afgenomen „Och kom", zei Kleikamp spottend, „het e e n i g e gevolg zal zijn, dat de prjjs van het closetpapier licht wat zal dalen Rotterdam, 1 November 1903. De organisatie bjj de verkiezingen is voor alle partijen een wel belangwekkende quaestie, omdat tenslotte toch hij, die de beste organisatie heeft, over de sterkste winstkansen beschikt. Welke van de partijen de beste organi satie heeft, is niet zoo eenvoudig-weg te bepalen, omdat de anti liberale partijen daarvan weinig laten zien en de vergelij king dus vrijwel onmogelijk wordt. De vrijzinnigen plegen al hun vergade ringen in openbaarheid te houden, terwijl de tegenpartijen zich zorgvuldiglijk opslui ten en zoo min mogelijk van hun doen aan de groote klok hangen. Waarom zij zoo geheimzinnig zijn, weet ik niet en ik waag daarover liefst geen veronderstellin gen. Speciaal onze katholieke medeburgers laten over hun plannen en bedoelingen zoo weinig mogelijk uit en u kunt u dus voor stellen hoe verrast en belangstellend ik was, toen ik zooeven mijn portefeuille opensloeg en daarin ontdekte een „Porte feuille-memorandum voor den Rotterdam- schen kiezer", uitgegeven door de R.-K. vereeniging „Recht en Orde" en keurig gedrukt ter Handelsdrukkerij „Maasbode" alhier. Ik heb mij ijlings naar de eenzaamheid mijner studeercel begeven en dit belang wekkend boekske aan een zeer zorgvuldige lezing onderworpen. 't Is heusch niet mis. Ik werd allereerst geboeid door een „Politieke Catechismus" van twaalf vra gen, de een al doeltreffender dan de ander. Men oordeele 1. Zal iemand durven beweren, dat de 90.000 Rotterdamsohe Katholie ken voldoende in den Raad ver tegenwoordigd zijn Naar men weten kan, heeft de hoofd redacteur van de „Rotterdammer", de heer Mr. A. de JoDg, zeer kort geleden op die vraag „ja" geknikt, ofschoon van hem het klassieke woord is„Ik zal niet rusten vóór onze katholieke medeburgers voldoende in den Raad vertegenwoordigd zijn De Catechismus antwoordt evenwel kortaf: neen. 2. Is het dan niet de plicht van ieder Katholiek daarin verandering te brengen? En bravelijk antwoordt de catechismus Zeer zeker, ja. 3. Hoe is dat m o g el ij k Door gezamenlijk dezelfde candidaten te stellen en dezen zoo krachtdadig moge lijk te steunen. 4. Welke candidaten Hen, die door de meerderheid der katholieken gewild zijn. Terecht wordt dan 5o. gevraagdMaar hoe kan men dat weten Wel, antwoordt de catechismus Door zich te vereenigen in één kiesvereeniging en dan te stemmen. Men ziet, 't is doodeenvoudig, te een voudig eigenlijk om er een catechismus van te maken. Evenwel, nu kon men zich wenden tot Vooruitgang, Rotterdam of de Vrijzinnig-democratische Kiesvereeniging. Maar dat mag beslist niet. Dus, 6 Welke is de aangewezen vereeniging? Ik zal naar het antwoord niet lang laten raden De R. K. Kiesvereeniging „Recht en Orde," toegankelijk door hare lage con tributie en haar algemeen katholiek begin sel (twee niet te versmaden deugden. D.) voor alle katholieken, van welken stand of welke positie, of welke politieke nuancee ring ook. Dit laatste is mij niet duidelijk, maar ik waag geen vraag om inlichtingen, wijl niet voor mij deze catechismus werd saimgesteld. 7. Is dat voldoende? Men moet liefst ook de vergaderingen bijwonen, opdat zóó werkeljjk dia candi daten gesteld worden, die de meerderheid verlangt. 8. En is dan alles bereikt? Nood, want om candidaten gekozen te krijgen, is geld noodig. 9. Is daarvoor de contributie niet vol doende Neen, want om alle katholieken, die kiezer zijn, te kunnen opnemen, moest de contributie te laag gesteld worden. 10. Wat dan (Men ziet dat de catechismus drommels veel te vragen heeft en dat de antwoorden steeds lastiger worden.) Op dit,,Wat dan is het antwoord De gegoede katholieken zullen allicht een extra gave storten bij de vele, die door andere vereenigingen gevraagd worden, daar het een niet minder gewichtig doel geldt, waarvan het welzijn van Kerk en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1903 | | pagina 9