Brira lil fli Polder.
Brieysn lil Maasstad.
Zondag 8 November i 1)03
47ste Jaargang No. 3887.
DEUDE BLAD.
EEN BANNELING.
en
Over bakers, brochures
spreuken.
Teunis Ploeger.
COD
AlWlÊltlfi- k LJllllWÉl
DOOK
LEO TOLSTOI.
In do stad Wladimir woonde de jonge koop
man Aksjonow, bezitter van twee winkels en
een huis. Hij had als vrijgezel een tamelijk los
leven geleid en stevig gedronken. Maar sedert
hij gehuwd was, zwoer hij den drank af en
leefde hij onberispelijk.
Eens in een zomer reed Aksjonow naar
de jaarmarkt te Nischny-Nowgorod. Toen hij
van zijne familie afscheid nam, zeide zijne
vrouw tot hem
„Iwan Dimitrijewitsch, ga heden niet op
reis. Want ik heb je in een boozon droom
gezien."
„Ben je altoos nog bang dat ik op de jaar
markt weer aan het drinken zal gaan
„Ik weet zelf niet wat ik vrees," antwoordde
de vrouw. „Maar ik heb boos gedroomd. Ik
heb gedroomd, dat je uit de stad kwaamt
en toen je je muts afnaamt, zag ik dat je
hoofd geheel grijs geworden was."
Aksjonow lachte.
„Och wat, dat beteekent profijt. Je zult
zien, dat ik goede zaken doe en mooie ge
schenken meebreng."
Hierop nam hij afscheid en reed weg.
Halverweegs ontmoette hij een bekenden
koopman, met wien hij hetzelfde nachtkwar
tier betrok. Zij dronken samen thee en leg
den zich in twee belendende kamers te
slapen. Daar Aksjonow in de koelte reizen
wilde, stond hij heel vroeg in den morgen
op, wekte den voerman en gebood hem, in
te spannen. Hij rekende af met den waard
en reed weg.
Nadat hij een veertig werst gereden had,
maakte hij halt in eene herberg, liet zich
thee brengen, hnalde zijn gitaar, en begon te
spelen. Daar kwam een driespan aangereden
een beambte, vergezeld van twee soldaten,
naderde Aksjonow en vroeg hem wie hij
was en vanwaar hij kwam. Aksjonow gaf
nauwkeurig bescheid en noodigde den be
ambte uit om thee met hem te drinken. Maar
de beambte hield met vragen niet op. Waar
hjj den vorigen nacht had doorgebracht
Alleen, of met een koopman Of hij dien
koopman in den morgen nog had gezien
En waarom hij zoo vóór dag en dauw ver
trokken was
Aksjonow verwonderde zich en riep
„Wat vraagt gij mij zoo uit? Ik ben toch
geen dief, geen roover 1 Ik rcit^ voor zaken,
en ik heb u gezegd wie ik ben."
Daarop riep de beambte de soldaten en
Zel„Ik ben de landrechter, en ik ondervraag
u, omdat de koopman, met wien gij den
vorigen nacht samen waart, vermoord is
geworden. Geef uw reisgoed hier, opdat wij
het doorzoeken."
Het reisgoed werd doorzocht, en eensklaps
haalde de rechter uit het valies een mes, en
„Van wien is dit mes En hoe komt er
bloed aan te kleven
Bij het zien van het bebloede mes ontstelde
Aksjonow zóózeer, dat hij nauwelijks antwoord
kon gev6n.
„Ik ik weet niet", stotterde hij. „Lk
dit mes heb ik dit mes is niet van
mij
Daarop sprak de rechter
„Vanmorgen vond men den koopman ver-
moordis zijn bed.Behalve u,was er in de herberg
niemand die de misdaad had kunnen begaan.
Ook was de kamerdeur van binnen gesloten. Dit
bebloede mes bevond zich in uw valies. Ook
uw gezicht verraadt u. Beken, hoe gij hem
hebt omgebracht en hoeveel geld gij geroofd
hebt."
Aksjonow zwoer, dat hij niet de moorde
naar was dat hij den koopman, nadat hij
met hem thee gedronken had, niet meer had
gezien dat hij slechts zijn eigen achtduizend
roebel bezat, en dat het mes hem niet toebe
hoorde. Snikken verstikte zijne stem. Hij was
bleek en sidderde als een schuldige.
De rechter beval den soldaten, hem te
binden. Toen men hem met geknevelde
voeten in het rijtuig wierp, bekruiste hij
zich en weende. Goed en gold had men
hem afgenomennu bracht men hem naar
de naaste stad in den kerker. Om te verne-
men wat voor mensch h$ was, deed men to
Wladimir navrage. Er werd verklaard dat
Aksjonow thans een degelijk man was, maar
als jong mensch een los leven had geleid.
Hierop oordeelde het gerecht, dat hij den
koopman uit Bjasan vermoord en van twin
tigduizend roebel beroofd had.
Aksjonow's vrouw jammerde en wist niet,
wat te denken. Zij nam hare twee kleine
kindoren en reed met hen naar de stad, waar
haar man in de gevangenis zat. In het eerst
wilde men haar niet tot hem toelaten maar
eindelijk bracht men haar bij hem. Toen zij
hem in de gevangeniskleeding zag, geketend
en onder boeven, viel zij op den grond en
kon in lang niet tot zichzelf komen. Einde
lijk sprak zij hem toe en liet zich alles door
hom vertellen. Daarop zeide zij
„Wat nu te doen 1(
„Een smeekschrift zenden aan den Tsaar,
meende Aksjonow. „Ik kan toch niet onschul
dig hier verderven
Zijne vrouw berichtte hem, dat er reeds
een smeekschrift aan den Tsaar was opge
zonden, maar dat het onbeantwoord gebleven
was. Zij liet er op volgen
„Heb ik je niet gewaarschuwd Heb ik je
niet gezegd, dat ik je in den droom had ge
zien, grijs geworden En nu bèn je grijs
van kommerAch, was je toch maar thuis
gebleven Zij streelde zijn haar en vleide
„Wanja, mijn bartevriend zeg aan je vrouw
de waarheid 1 Heb je 't niet gedaan
„Wat?" riep Aksjonow. „Ook jij?"
En hij bedekte zijn gelaat met zijne handen
en weende. Daarop kwam de cipier en beval
aaD vrouw en kinderen, heen te gaan. Aks
jonow nam van zijn gezin het laatste af
scheid.
Toen de vrouw was heengegaan, overpeinsde
Aksjonow, wat zij gesproken had en bij de
herinnering, hoe ook zij hem verdacht en hem
had kunnen vragen, of hij des koopmans
moordenaar was, zeide hij bij zichzelf„Buiten
God kan niemand de waarheid weten. Slechts
tot Hem moot ik mij wenden, van Hom slechts
recht verwachten."
Van nu af diende hij geen smeekschriften
meer in. De hoop op menschen had hij op
gegeven. Hij bad slechts tot God.
Tot den knoet en tot lovenslangen dwang
arbeid was Aksjonow veroordeeld. Men knoette
hem dus en nadat zijne wonden geheeld
waren, zond men hem met nog andere ver
oordeelden naar Siberië.
Zes-en-twintig jaren sleet hij daar. Wit als
sneeuw werd zijn hoofdhaar, lang en grijs
zijn baard. Weg was zijne vroolijkheid. Hij
liep gebukt, sprak weinig, lachte nooit, bad
veel.
In de gevangenis leerde hij het schoenma-
kershandwerk. In zijne vrije uren las hjj het
Evangelie, en op feestdagen zong hij in het
koor, want nog altijd had hij eene fraaie
stem. Bjj de overheid stond hij zeer goed aan
geschreven, en zijne lotgenooten achtten hem,
noemden hem „Grootvadertje" en „Gods-
mensch". Was er een verzoek aan de over
heid te richten, dan werd hij daarmede be
last. Brak er een twist onder de gevangenen
uit, dan moest hij dien bijleggen.
Van zijne familie schreef niemand hem,
zoodat hij niet wist, of zijne vrouw en kinderen
nog in het leven waren.
Eens bracht men in de gevangenis nieuwe
gedeporteerden. Des avonds verzamelden zich
al de ouden om de nieuwen en begonnen hen
te ondervragen, naar de plaats van herkomst
en de reden hunner veroordeeling. Aksjonow
zat op zijne brits en luisterde stil toe. Een
der aangekomenen was een groote, sterke
kerel van omstreeks zestig jaar. Ook hij ver
telde, waarom hij gevonnist was.
„Voor niets riep hij. „Ik had een paard
van de slede genomen, met het plan om het
later terug te brengenwant de voerman
was een vriend van mij. Toen beweerden ze
dat ik het gestolen had, en ze stuurden mij
hierheen. Die ezels! Zij weten niet, wat ik
werkelijk voor dingen heb uitgehaald dingen,
waarvoor ik al lang verdiend had hierheen
te komen. Daar hebben ze geen flauw ver
moeden van
„Waar ben je vandaan vroeg een der
gevangenen.
„Ik ben uit Wladimir. Ik heet Makar, en
men betitelt mij Semjonowitsch."
Aksjonow keek op en vroeg
„Zeg eens, Semjonowitsch, heb je te Wladi
mir wel eens van de familie Aksjonow ge
hoord Leven die nog
„Dat zou ik gelooven En in goeden doen
hoewel de man in Siberië is. Die schijnt
niet veel goeds te hebben uitgehaald En
jij zelf, vadertje, waarvoor ben jij hier
Aksjonow sprak niet gaarne over zijn on
geluk. Hij zuchtte en antwoordde
„Voor mijne zonden verricht ik hier nu al
zes-en-twintig jaar dwangarbeid."
„Voor wat voor zonden
„Ik zal het wel verdiend hebben", zeide
Aksjonow ontwjjkend.
Verder wilde hij niets zeggen. Maar de
anderen vertelden aan den nieuwen kame-
j raad, hoe Aksjonow naar Siberië was geko-
l mende geschiedenis van den vermoorden
koopman en het in de reistasch gevonden
bebloede mes.
Toen Makar Semjonow dit hoorde, sloeg
hij op zijne knieën en riep
I „Wat een wonder! Wat een wonder!
En wat ben je oud geworden, vadertje
j Men vroeg hem, waarover hij zich verwon
derde, en of hij Aksjonow vroeger had ge
kend. Maar hij riep slechts
„Wat een wonderWat kan het toch raar
loopen in de wereld
Daarop zeide Aksjonow, die dit vreemd
vond
„Heb je misschien wel van die zaak ge
hoord, Semjonowitsch Of heb je mij vroe
ger al gezien
„Ik Natuurlijk heb ik daarvan gehoord.
De wereld was er vol van. Maar het is al
zoo lang geleden, dat ik vergeten ben wat
er eigenlijk van was."
„Misschien heb je wel gehoord, wie den
koopman vermoordde
Makar Semjonowitsch lachte en antwoordde:
„De man bij wien het mes gevonden werd,
die zal ook wel de moordenaar zijn geweest.
Hoe toch zou anders het mes in je valies
gekomen zijn Dat stond immers aan het
hoofdeinde van je bed. Je zoudt het dus wel
gemerkt moeten hebben."
Toen Aksjonow deze woorden hoorde, wist
hij dat deze man de moordenaar was. Hjj
stond op en ging heen. Lang lieten zijne i
droevige gedachten hem niet inslapen. Hij
zag weder zijne vrouw, toen hij van haar
afscheid nam, bij zijne laatste reis naar de
jaarmarkt. Hij zag zijne kinderen, zoo klein, I
maar die nu reeds lang volwassen moesten
zijn. Hij zag zichzelf, toen zoo jong en vroo-
lijk, maar nu zoo oud en traurig. Hjj herin
nerde zich alles; en eene diepe zwaarmoedig
heid beklemde zijn hart.
Alles dacht hij, door dien booswichtEn de
wraakzucht brai dde in zijne borst. Den gan-
schen nacht prevelde hij gebedenmaar hij
kon geen rust vinden. Den dag daarop ver
muur on dagelijks de aarde in de schachten
zijner laarzen naar buiten droeg.
„Mond dicht, oude!" zeide hij. „Ik zal jou
er ook uit helpen. Maar als je mij verklapt,
en ze geeselen mij, dan dood ik je."
Toen Aksjonow den booswicht zoo hoorde
spreken, sidderde hij van woede, rukte zijne
hand los en antwoordde
„Ik wil niet weg van hier. Maar jij, jij
kunt mij niet maer dooden, want je hebt mij
al lang gedood. Of ik je echter zal aangeven,
of zwijgen zal, dat zal wezen zooals God het
mij ingeeft."
Den volgenden dag ontdekten de soldaten
de holte onder den muur. Er werd een
onderzoek ingesteld maar niemand wilde
van de zaak iets weten. Diegenen, die er van
onderricht waren, gaven Makar Semjono
witsch niet aan, omdat zij wisten dat hij
dan half dood gegeeseld zou worden en zich
wreken zou. Daarom wendde zich de kom-
mandant tot Aksjonow en zeide:
„Oude, je bent een rechtschapen man. Zeg
mij, voor God, wie het gedaan hoeft.
Makar Semjonow stond er bij alsof hem
de zaak niets aanging, en zander Aksjonow
aan te zien. Wat Aksjonow zelf betrof, zijne
handen en lippen beefden, en hij kon goen
woord uitbrengen. Hij dacht„Waarom zou
ik de waarheid verzwijgen tegenover hem,
die mijn leven verdorven hoeft En daar
op dacht hij weder„Geef ik hom aan, dan
zal men hem half dood geeselen. Maar wat
win ik daarbij
„Nu, oude, spreek de waarheid vermaan
de de kommandant. „Wie heeft den muur
ondergraven
Aksjonow zag Makar Semjonow aan en
antwoordde
„Ik kan het niet zeggen, heer commandant.
God beveelt mij, niet te spreken. Ik zeg het
niet. Doe met mij wat gij wilt. Dat staat
in uwe macht."
Verder was er niets uit hem te krijgen.
Men kon er dus niet achter komen, wie de
holte gegraven had.
Ia den volgenden nacht, toen Aksjonow
zich op zijne brits had gelegd en half inge
sluimerd was, bemerkte hij dat er iemand
naderde en zich bij hem aan het voeteneinde
zette. Ondanks de duisternis, herkende hij
Makar.
„Wat wil je nog van mij zeide hij. „Wat
drijft je nog hierheen
Makar Semjonow zweeg. Aksjonow rees op
en herhaalde
„Wat wilt ge Ga weg of ik roep
de wacht."
Toen boog Makar Semjonow zich naar
Aksjonow over en fluisterde
„Iwan Dimitrijewitsch, vergeef mij
„Wat heb ik je te vergeven?" vroeg
Aksjonow.
„Ik ben de moordenaar van den koopman.
Ook jou had ik willen dooden en berooven.
Maar een gerucht op de straat stoorde mij.
Toen stak ik snel het mes in je reistasch
en vluchtte uit het venster."
Aksjonow antwoordde niets. Hij wist niet
wat te zeggen. Daarop knielde Makar Sem
jonow voor hem neder en zeide
1 „Iwan Dimitrijewitsch, vergeef mij Vergeef
mij, om GodswilIk zal mijzelf aangeven,
dat ik de moordenaar van den koopman ben.
Jou zal men dan ontslaan, en je kunt naar
huis terugkeeren."
Aksjonow echter zeide
„Praten is licht maar dulden is zwaar.
Waarheen zou ik nu nog trekken Mijne
vrouw en kinderen hebben mij vergeten, en
nergens heb ik meer een thuis."
Makar Semjonowitsch stond niet op. Hij
sloeg zijn voorhoofd tegen den grond en
sprak
„Iwan Dimitrijewitsch, vergeef mij
j Liever, dan je "hu aan te zien, verdroeg ik
den knoet.... Je hebt mij niet aangeklaagd!
Je hebt je over mij erbarmd!Vergeef mij
nu ook nog, om Christus' willeVergeef mij
wat ik aan je heb misdaan, ik, vervloekte
j booswicht
En hij snikte,
j Toen nu Aksjonow dit snikken hoorde, be-
I gon hij zelf te weenen en zeide
„God zal het je vergeven. Misschien ben ik
tienmaal zoo slecht als jij!"
En eensklaps werd het hem zoo licht om
zijne zielen hij verlangde niet meer naar
J huis en landen hij wilde niet meer weg uit
de gevangenisen hij dacht slechts aan zijne
laatste ure.
Makar Semjonowitsch gaf zichzelf nog als
don schuldige aan. Maar toon de beslissing
van het gerechtshof Aksjonow vrijsprak, was
Aksjonow reeds dood. N. R. Ct.
50.
De tijden veranderen, en wij veranderen
met hen zoo is het maarWie zou
een jaar of wat geleden, toen we nog leefden
onder den indruk van Van Alphen's versje
over onze goeie, oude baker, die sprookjes
kon vertellen, wie zou bet toen gewaagd
hebben te spreken over „bakers en andere
matrones" op een zoo declineerende wijze
jüls dat voor ruim een maand in den Arn-
hemschen gemeenteraad is gedaan
I „Hoe komen de bakers nu toch in den
j Raad te pas," vroeg Grietje. „Och vrouw,"
S zei ik, „vraag liever wie daar niet te
meed hij Makar Semjonow en keek hem niet j pa8 komen, sinds gebleken is, dat ouders
Zoo verliepen er twee weken. Aksjonow
kon niet meer 6lapen, niet meer eten. Eene
groote verbittering verteerde hem.
Eens op een nacht ontdekte hii, dat onder
eene brits de aarde zich bewoog. Hij keek toe
en zag Makar Semjonow te voorschijn kruipen,
die hem bij de hand greep en hem vertelde
dat hij een doorgang gegraven had onder den
er zich herhaaldelijk tot de spreekbuis
hunner kinderen maaktenDe bakers
kregen een veeg uit de pan omdat ze, naar
het heette, in den regel weinig weten van
„de verzorging van het kind in het eerste
levensjaar." En nu kwamen Burgemeester
en Wethouders met het voorstel, 1000
exemplaren aan te schaffen van de brochure
„De verzorging van den Zuigeling." De
raad scheen innig van de noodzakelijkheid
doordrongen te wezen, want het voorstel
kwam er grif door
„En moeten de Arnhemsche bakers
dat boekje nu op haar ouden dag van
buiten leeren vroeg Grietje met een
benauwd gezicht.
„Neen, dat niet, want de Raad schijnt
gemeend te hebben, dat bakers in den
regel veel te eigenwijs zijn, om raadgevin
gen uit populair-wetenschappelijke boekjes
ter harte te nemen. Maar sedert wordt aan
iederen gelukkigen vader, die voor 't eerst
een spruit komt aangeven, kosteloos van
gemeentewege een exemplaar van bedoeld
werkje ter hand gesteld. Op die wijze wil
de Vroedschap een poging doen, om de
kindersterfte wat te beperken.
Dit lumineuze denkbeeld van Arnhem's
vroede mannen heeft reeds weerklank ge
vonden te Delft, te Haarlem en nog enkele
andere plaatsen, waar de Vroedschap het
zelfde besluit genomen heeft, en ik twijfel
niet, of ook ónze Raad zou reeds laDg tot
den aankoop van dat boekwerkje zijn over
gegaan, als onze gemeentekas er maar wat
beter had voorgestaan. Wie weet echter,
wat nog gebeuren zal, nu de finan ciën ten
slotte nog zoo meegevallen zijn.
„Ja," zei Koosje, „en er zijn nog zooveel
andere nuttige boekjes met aardige titels,
die je bij elke gelegenheid zou kunnen
uitreiken ik noem b.v.„Waar blijven
onze dubbeltjes bepaald zéér nuttig, nu
in de kranten voortdurend van reusachtige
faillissementen wordt gewaagd."
„Aan een burger, die zijn belasting komt
betalen", zei buurman Kleikamp, die toe
vallig aanwezig was, „zou je Van Eeden's
brochure kunnen geven„Waarvoor werkt
gij
„Ik zou zoo zeggen", bracht ik in het
midden „het hoeven niet altijd juist
bóékjes te wezen. Wat zou je met één
nuttige spreuk, die bovendien gemakkelijk
te onthouden is, al veel kunnen doen. Bij
voorbeeld, voor een paar, dat zich voor
den echtelijken staat komt laton inschrijven
Bezint, eer gij begint!
Ja, zei Koosje, of aan een bruidspaar,
dat de trouwzaal binnentreedt, het woord
van D a n t e
Gij, die hier binnentreedt,
Laat varen aile hoop
„En aan een kiezer", zei ik, „die niet
weet, wien hjj stemmen zal, een afdruk van
De Génestet's versje
Sprekers, hoorders, denkers, daders
Vindt ge in soorten, rijp en groen.
Zeldzaam vindt ge, wèl vereenigd,
Spreken, hooren, denken, doen.
„Zeker", viel Kleikamp in, „en aan de
Pers kon, voor den aanvang van een
Raadszitting even het viertal regels uit De
Génestet's Kritiek in de hand worden
gedrukt
Wee, wee n, waar ge uw plicht, nv rang vergeten,
(Een Furie van ons marktplein |J scheldt,
En met een heir van woede en lasterkreten,
maar zonder oordeel] vonnis velt
Of aan elk der Raadsleden De Génestet's:
G.ef nimmer zonder zin of slot
Geluid I
En snoer beleefd maar vrij, den zot
Z n snait j
Zeg wat gij meent, waar plicht gebiedt,
Recht nit.
De dwaas alleen verschiet om niet
Zijn krnit.
Of anders dit
Een warkop, wat hij broedt of doet,
Ontsticht
Een helder hoofd, en ruim gemoed
Brengt licht.
Ik vond die laafste aanhaling van Klei
kamp nu bepaald niet zoo heel toepasselijk,
want warkoppen héb je niet bij ons in
den Raad. Maar omdat de man zélf zoo'n
warkop is, maakte ik er wijselijk maar
geen aanmerking op, mij vergenoegend met
te zeggen: „Ja, De Génestet voorkl zou in
aanmerking kunnen komen. Zoo zou ieder,
die wegens baldadigheid of vechtlust
eenigen tijd in het kot opgesloten werd,
een heerlijke gelegenheid hebben om deze
regels te memoriseeren
Een Man in de boosheid,
Een Kind in 't verstand.
De schelm is een Ezel,
En valt ia de scband.
Koosje meende, dat zóó iemand wel tijd
had of dat hem tijd moest gegeven worden,
om het heele gedicht van Jan Rap van
buiten te leeren, terwijl Grietje het nog
eens voor Vadet Cats opnam en hem ter
overpeinzing wilde geven
Hij die de tanden breeckt,
Wgl hij een note craeckt,
Diens vrenght is niet te groot,
Sehdon hij de keren smaeckt.
,,'t Is duidelyk," merkte Kleikamp
op, „dat de rubriek voor uitbreiding vat
baar is. Maar al gekheid genoeg
„Gekheid?!" riep ik uit, „Noem je
dat allemaal gekheid, man Zou je dan
niet denken, dat het gemeentebestuur
op die manier niet alleszins nuttig werk
zaam zou kunnen zijn Zou je dan niet
meenen, dat de Arnhemsche Raad over
eenigen tijd niet mot dankbaarheid op I
zijn besluit zal terugzien, als de kostelooze
uitkeering van„De verzorging van den
Zuigeling" zal blijken het gevolg gehad
te hebben, dat sèdert de kindersterfte aan
zienlijk is afgenomen
„Och kom", zei Kleikamp spottend, „het
e e n i g e gevolg zal zijn, dat de prjjs van
het closetpapier licht wat zal dalen
Rotterdam, 1 November 1903.
De organisatie bjj de verkiezingen is
voor alle partijen een wel belangwekkende
quaestie, omdat tenslotte toch hij, die de
beste organisatie heeft, over de sterkste
winstkansen beschikt.
Welke van de partijen de beste organi
satie heeft, is niet zoo eenvoudig-weg te
bepalen, omdat de anti liberale partijen
daarvan weinig laten zien en de vergelij
king dus vrijwel onmogelijk wordt.
De vrijzinnigen plegen al hun vergade
ringen in openbaarheid te houden, terwijl
de tegenpartijen zich zorgvuldiglijk opslui
ten en zoo min mogelijk van hun doen
aan de groote klok hangen. Waarom zij
zoo geheimzinnig zijn, weet ik niet en
ik waag daarover liefst geen veronderstellin
gen.
Speciaal onze katholieke medeburgers
laten over hun plannen en bedoelingen zoo
weinig mogelijk uit en u kunt u dus voor
stellen hoe verrast en belangstellend ik
was, toen ik zooeven mijn portefeuille
opensloeg en daarin ontdekte een „Porte
feuille-memorandum voor den Rotterdam-
schen kiezer", uitgegeven door de R.-K.
vereeniging „Recht en Orde" en keurig
gedrukt ter Handelsdrukkerij „Maasbode"
alhier.
Ik heb mij ijlings naar de eenzaamheid
mijner studeercel begeven en dit belang
wekkend boekske aan een zeer zorgvuldige
lezing onderworpen.
't Is heusch niet mis.
Ik werd allereerst geboeid door een
„Politieke Catechismus" van twaalf vra
gen, de een al doeltreffender dan de ander.
Men oordeele
1. Zal iemand durven beweren, dat de
90.000 Rotterdamsohe Katholie
ken voldoende in den Raad ver
tegenwoordigd zijn
Naar men weten kan, heeft de hoofd
redacteur van de „Rotterdammer",
de heer Mr. A. de JoDg, zeer kort geleden
op die vraag „ja" geknikt, ofschoon van
hem het klassieke woord is„Ik zal niet
rusten vóór onze katholieke medeburgers
voldoende in den Raad vertegenwoordigd
zijn
De Catechismus antwoordt evenwel kortaf:
neen.
2. Is het dan niet de plicht van ieder
Katholiek daarin verandering te
brengen?
En bravelijk antwoordt de catechismus
Zeer zeker, ja.
3. Hoe is dat m o g el ij k
Door gezamenlijk dezelfde candidaten
te stellen en dezen zoo krachtdadig moge
lijk te steunen.
4. Welke candidaten
Hen, die door de meerderheid der
katholieken gewild zijn.
Terecht wordt dan 5o. gevraagdMaar
hoe kan men dat weten
Wel, antwoordt de catechismus Door
zich te vereenigen in één kiesvereeniging
en dan te stemmen.
Men ziet, 't is doodeenvoudig, te een
voudig eigenlijk om er een catechismus
van te maken. Evenwel, nu kon men zich
wenden tot Vooruitgang, Rotterdam of de
Vrijzinnig-democratische Kiesvereeniging.
Maar dat mag beslist niet. Dus, 6 Welke
is de aangewezen vereeniging?
Ik zal naar het antwoord niet lang laten
raden De R. K. Kiesvereeniging „Recht
en Orde," toegankelijk door hare lage con
tributie en haar algemeen katholiek begin
sel (twee niet te versmaden deugden. D.)
voor alle katholieken, van welken stand of
welke positie, of welke politieke nuancee
ring ook.
Dit laatste is mij niet duidelijk, maar ik
waag geen vraag om inlichtingen, wijl niet
voor mij deze catechismus werd saimgesteld.
7. Is dat voldoende?
Men moet liefst ook de vergaderingen
bijwonen, opdat zóó werkeljjk dia candi
daten gesteld worden, die de meerderheid
verlangt.
8. En is dan alles bereikt?
Nood, want om candidaten gekozen
te krijgen, is geld noodig.
9. Is daarvoor de contributie niet vol
doende
Neen, want om alle katholieken, die
kiezer zijn, te kunnen opnemen, moest de
contributie te laag gesteld worden.
10. Wat dan
(Men ziet dat de catechismus drommels
veel te vragen heeft en dat de antwoorden
steeds lastiger worden.) Op dit,,Wat dan
is het antwoord
De gegoede katholieken zullen allicht
een extra gave storten bij de vele, die door
andere vereenigingen gevraagd worden,
daar het een niet minder gewichtig doel
geldt, waarvan het welzijn van Kerk en